Rekenkamers hinken op twee gedachten Begroting en rekening Sinds 2006 moeten gemeenten een lokale rekenkamer(functie) hebben. Deze rekenkamer is in het leven geroepen om bij te dragen aan de dualisering van het politieke spel tussen de raden en hun colleges. Regelmatig vindt onderzoek plaats naar het nut en het functioneren van zo’n rekenkamer. Een goede rekenkamerfunctie is niet alleen afhankelijk van een juiste vormgeving, maar vooral ook van de juiste aanpak van het onderzoek naar de resultaten. Pim Praat Bestuurskundig onderzoeker, secretaris van Rekenkamercommissie Noordoost-Fryslân en lid van Rekenkamercommissie Zuidhorn. Mark Daamen Senior auditing consultant bij ACS te Driebergen, docent Operational auditing bij Avans+ en lid van de gezamenlijke rekenkamercommissie van Blaricum, Eemnes en Laren. De discussie over de rekenkamerfunctie zelf (in bijeenkomsten, tijdschriften, etc.) ging aanvankelijk vooral over de meest wenselijke vormgeving en positionering in het lokale politieke krachtenveld. Denk aan kwesties als: moet het een rekenkamer of een -commissie worden? Moeten er, als het een commissie wordt, wel of geen raadsleden in de commissie? En wie gaat dan over de onderzoeksagenda van de commissie: de raad of de commissie zelf? Enzovoorts. Aanvankelijk zagen we dus vooral een structuurdiscussie. Over de aanpak is veel minder gepubliceerd. Als we het over ‘aanpak’ hebben, moeten we onderscheid maken tussen de onderzoekstechnische aanpak enerzijds en de ‘tips en trucs’ met betrekking tot de slimme organisatorische aanpak van rekenkameronderzoek anderzijds. De eerste concrete ervaringen met rekenkameronderzoek hebben al wél aanleiding gegeven tot publicaties over de organisatorische aanpak1. De methodiek van lokaal rekenkameronderzoek is echter nog nauwelijks voorwerp van analyse en discussie geweest. In deze bijdrage maken wij hierover een aantal opmerkingen. Merkwaardig Uit diverse onderzoeken en evaluaties blijkt dat rekenkameronderzoek vooral gefocust is op procedures en randvoorwaarden. Zelden worden uitspraken gedaan over de vraag of het onderzochte beleid daadwerkelijk is uitgevoerd en in welke mate er maatschappelijke effecten zijn behaald2. Dit is een belangrijk gegeven. Uit Leren afrekenen (de tussentijdse evaluatie van de ontwikkeling van de lokale rekenkamerfuncties door het Ministerie van BZK) blijkt dat rekenkamers wel meer gericht zouden willen zijn op de vraag of het beleid is uitgevoerd en de beoogde maatschappelijke effecten gerealiseerd zijn3 . Men wil dus wel, maar in de praktijk gebeurt het niet. Wat zit daarachter? Doelmatig en doeltreffend ‘De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur’, zo luidt de opdracht van de wetgever aan de rekenkamers. Dat is veel gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want wat betekent dat nu precies? In 2001 heeft het Ministerie van Financiën in de Regeling Prestatiegegevens en Evalu- Polhuis en Verdellen in B&G, januari 2008, Praat in B&G, oktober 2009. V. Put, Met welke bril kijken auditors naar de werkelijkheid? Normen van rekenhoven bij het beoordelen van de overheid, die keure, Antwerpen, 2006, T. Brandsen c.s., Leren afrekenen. Een voorlopige evaluatie van lokale en provinciale rekenkamer(commissie)s, Den Haag, 2007, Ministerie van BZK, Staat van de dualisering, Den Haag, 2008. 3 Ministerie van BZK: Staat van de dualisering, Den haag 2008. 4 V. Put, Met welke bril kijken auditors naar de werkelijkheid? Normen van rekenhoven bij het beoordelen van de overheid, die keure, Antwerpen, 2006. 1 2 atieonderzoek Rijksoverheid een schema opgenomen over doelmatigheid en doeltreffendheid. Doeltreffendheid heeft in deze (gangbare) opvatting betrekking op de relatie tussen de output van de organisatie en de daarmee bereikte outcomes (maatschappelijke effecten). Met de term doelmatigheid wordt gedoeld op: de verhouding tussen ingezette productiemiddelen en de gerealiseerde output (‘doelmatigheid van de bedrijfsvoering’) óf de verhouding tussen ingezette productiemiddelen en de gerealiseerde maatschappelijke effecten (‘doelmatigheid van beleid’, kosteneffectiviteit) Dit betekent dus dat de wetgever de rekenkamers opdraagt om onderzoek te doen naar de vraag of het beleid en de beoogde maatschappelijke effecten daarvan gerealiseerd zijn. Zoals gezegd geven rekenkamers zelf ook aan hiernaar meer onderzoek te willen doen. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat zij deze wens nauwelijks in praktijk brengen. Volgens verschillende auteurs moet dit worden verklaard doordat onderzoek naar doelbereiking niet of nauwelijks haalbaar is4 . Bijvoorbeeld doordat nooit precies (SMART) is aangegeven, wat de opdrachtgever met het beleid wilde bereiken. En zonder doelen is geen doeltreffendheidsbeoordeling mogelijk. Als wél bekend is wat de precieze doelstellingen van het beleid waren, ontbreken vaak de gegevens aan de hand waarvan kan worden vastge- B&G JULI/AUGUSTUS 2010 27 Begroting en rekening Doelmatigheid van beleid cost-effectiveness (kosteneffectiviteit) Doelmatigheid van bedrijfsvoering efficiency Zuinigheid economy Input Throughput Output Outcomes Middelen personeel, materiaal, geld Productieproces Prestaties producten, diensten, activieten Effecten (te relateren aan doelstellingen van beleid) Doeltreffendheid van beleid Effectivity steld in hoeverre gestelde doelen zijn gehaald. Dat is op zich niet onoverkomelijk, want die gegevens zijn vaak nog wel te verzamelen. Maar zelf meten is duur en voor rekenkamers met beperkte budgetten meestal onhaalbaar.En áls al precies kan worden vastgesteld in hoeverre van doelbereiking sprake is, komt het toeschrijvingsprobleem om de hoek kijken. In hoeverre waren waargenomen veranderingen het gevolg van het handelen van de beleidsvoerder en niet aan andere actoren of factoren te danken?5 Reactief of proactief onderzoeken In de meeste onderzoeksprotocollen van rekenkamers is opgenomen wat zij onder doeltreffendheid en doelmatigheid verstaan. Veelal is dit in overeenstemming de definitie van het Ministerie. In het plan van aanpak voor een onderzoek leidt dit vaak tot onderzoeksdoelstellingen en centrale onderzoeksvragen waarin is opgenomen ‘of de beoogde doelen zijn gehaald en het maatschappelijke effect (outcomes) zijn gerealiseerd’. Tegelijkertijd worden in hetzelfde plan normenkaders opgesteld. Deze normenkaders zijn veelal gericht op de randvoorwaarden en procedures. 5 6 Hier gaat onderzoeksmethodologisch iets mis. Om voldoende objectief te kunnen onderzoeken of beoogde doelen daadwerkelijk zijn bereikt, moet je als rekenkamer achteruit kijken (reactief). Het beleid moet immers uitgevoerd zijn om te kunnen beoordelen of het gerealiseerd is. Normenkaders (gericht op procedures en randvoorwaarden) zijn juist toekomstgericht. Voldoe je aan deze randvoorwaarden en procedures, dan kun je met een bepaalde mate van zekerheid zeggen dat de beoogde doelstellingen en maatschappelijke effecten gerealiseerd zullen worden (proactief). Zo zou je dus proactief uitspraken doen over de vraag of beleid iets heeft opgeleverd (reactief). Dat is onderzoeksmethodologisch niet mogelijk. Doordat rekenkamers in de praktijk vaak toch deze combinatie maken, hinken zij op twee gedachten. Dat heeft tot gevolg dat beide varianten onvoldoende worden uitgewerkt. 1.Zuiver effectiviteitsonderzoek wordt zelden uitgevoerd omdat het niet of nauwelijks mogelijk is. Deze constatering wordt volgens de Belgische onder- De suggestie die uitgaat van allerlei ingewikkelde onderzoeksdesigns als zou daarmee de toeschrijvingsvraag wél bevredigend beantwoord kunnen worden is niet evidence based. Behalve dat ze voor de doorsnee rekenkamer te bewerkelijk zijn, bieden ze dus ook geen uitzicht op succes. V. Put, Met welke bril kijken auditors naar de werkelijkheid? Normen van rekenhoven bij het beoordelen van de overheid, die keure, Antwerpen, 2006. 28 zoeker Vital Put beaamd door de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat het zeer moeilijk is een goed effectiviteitsonderzoek uit te voeren. De Algemene Rekenkamer doet dan ook zelden onderzoek naar de ‘zuivere effectiviteit’, blijkt uit datzelfde onderzoek. Tweederde van de uitgevoerde onderzoeken hebben enkel betrekking op interne procedures en randvoorwaarden6. 2.In normenkaders worden procedures en randvoorwaarden veelal te summier en onvoldoende concreet uitgewerkt. Dit komt doordat bij het opstellen van deze normenkaders onterecht de focus ligt op de doelbereikingsvraag. Een combinatie die niet mogelijk is. Voorstel Betekent dit nu dat de lokale rekenkamers opgezadeld zijn met een onmogelijke opdracht? Allerminst! In vakkringen (de wetenschap, nationale rekenkamers) zijn al deze problemen allang onderkend en van oplossingen voorzien. Eén van de oplossingsrichtingen gaat daarbij uit van het verleggen van de aandacht van de feitelijke effectiviteit naar de organisatie waarin die effectiviteit tot stand moet komen. Dit zijn bijvoorbeeld de bedrijfsprocessen, waarbij veelal onderscheid wordt gemaakt tussen primaire processen, ondersteunende processen en managementprocessen. Het gaat hierbij om de throughputfase in het boven aangehaalde model. Wij stellen hier daarom voor dat rekenkamers hun onderzoeksfocus verschuiven van het streven naar zuiver effectiviteitsonderzoek (reactief) naar onderzoek naar de effectiviteitsvoorwaarden, gericht op procedures en randvoorwaarden (proactief). De gedachte daarbij is als volgt: als nauwelijks onderzocht kan worden of het beoogde beleid en de maatschappelijk effecten daadwerkelijk bereikt zijn, kan in ieder geval wel worden onderzocht of de juiste organisatorische maatregelen zijn getroffen die aanvullende zekerheid moeten geven dat het beleid doeltreffend en doelmatig gerealiseerd gaat worden. Zonder de juiste organisatorische maatregelen kan het beoogde beleid immers per definitie niet worden bereikt. Andersom geredeneerd: als geconstateerd wordt dat wel de juiste organisatorische maatregelen aanwezig zijn, kan met een redelijke mate van zekerheid aangegeven worden dat het beoogde beleid wel bereikt gaat worden (doeltreffendheid). Doelmatigheid hangt dan af van de vraag of er niet te veel organisatorische maatregelen zijn getroffen. Elke organisatorische maatregel die teveel is genomen kost namelijk geld. Daarnaast is de doelmatigheid afhankelijk van wat je wil bereiken met het proces en het resultaat. Niets is namelijk zo inefficiënt als perfect de verkeerde dingen doen! In de sociale wetenschappen wordt in dit verband gesproken van procesevaluatie of invoeringsonderzoek (als alternatief voor productevaluatie), in operational auditing, een relatief nieuw specialisme binnen de bedrijfswetenschappen, wordt hiervoor wel de term systeemonderzoek gehanteerd.7 Lerende organisatie Voor de lokale rekenkamerfunctie heeft deze oplossingsrichting behalve een betere uitvoerbaarheid nog twee belangrijke extra voordelen. Veel rekenkamercommissies geven aan niet zozeer te willen afrekenen, maar vooral gericht te zijn op leren. Onderzoek of de juiste organisatorische maatregelen zijn getroffen, zal gedurende de uitvoering van het onderzochte beleid worden uitgevoerd (ex durante met een dure term). Het geeft daarmee informatie 7 die direct bruikbaar is om eventueel organisatorische maatregelen aan te passen, zodat alsnog met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat het beoogde beleid ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Doordat eventuele aanbevelingen gepresenteerd worden vóórdat het beleid gerealiseerd moet zijn, kan de organisatie daadwerkelijk leren. Dit in tegenstelling tot ‘gewoon’ effectiviteitsonderzoek, dat per definitie pas nadat het beleid gerealiseerd moest zijn terugkijkt. De resultaten worden dan vaak als de bekende mosterd na de maaltijd ervaren. Daarnaast is het uitvoeren van een kwalitatief hoogwaardig en methodologisch verantwoord onderzoek naar de effectiviteitsvoorwaarden een stuk goedkoper dan een methodologisch verantwoord onderzoek naar een doelbereikingsvraag (effectiviteitsonderzoek) en daarmee voor lokale rekenkamers haalbaar. Concrete normen Als de rekenkamer tóch achteruit wil kijken, is het verstandig dat het onderzoek zich alleen richt op de outputfase en niet op de relatie tussen outputfase en outcomefase. De reden is hierboven uitgebreid beschreven. Zodra de rekenkamer het onderzoek richt op de outputfase betekent dit dat het normenkader ook alleen moet bestaan uit een concrete set normen die aangeeft wat de beoogde output is, en dus geen normen die gaan over procedures en randvoorwaarden. Daarbij is aan te bevelen om bij een onderzoek naar de output het onderzoeksobject zo veel mogelijk te beperken tot één of een klein aantal cases. Bijvoorbeeld onderzoek of bij de bouw van project X de aanbestedingsregels zijn gevolgd in plaats van te onderzoeken of de gemeente in het algemeen in de jaren 2008 en 2009 de aanbestedingsregels heeft gevolgd. In dit voorbeeld bestaat het normenkader dus uit een concrete weergave van de aanbestedingsregels van de betreffende gemeente X. Bij een onderzoek naar de outputfase moet de rekenkamer er rekening mee houden dat het resultaat van het onderzoek veelal zal worden opgevat als ‘afrekenen’ in plaats van ‘leren’. Keuze maken Rekenkamers zullen de komende tijd een keuze moeten maken tussen puur effectiviteitsonderzoek en onderzoek naar de effectiviteitsvoorwaarden die zekerheid moeten geven dat het beoogde beleid wordt gerealiseerd . Een combinatie binnen één onderzoek is geen reële optie. Het is aanbevelenswaardig dat rekenkamers kiezen voor onderzoek naar effectiviteitsvoorwaarden. Voor het opstellen van het normenkader bestaan theorieën en modellen die zich in de praktijk hebben bewezen. Onderstaand geven wij drie voorbeelden van theorieën en modellen die bruikbaar zijn voor een aantal populaire onderzoeksobjecten van reken­ kamers. Onderzoek naar effectiviteitsvoorwaarden op basis van bekende theorieën en modellen is al geruime tijd breed geaccepteerd binnen profit- en non-profitorganisaties en geeft rekenkamers een concrete handreiking die als alternatief kan dienen voor de traditionele doelbereikingsvraag. In een volgend artikel zullen wij nader ingaan op de onderzoeksmethodologische aanpak van onderzoek naar effectiviteitsvoorwaarden. Populaire objecten rekenkameronderzoek Beproefde theorieën en modellen Beheersing grote projecten en programmama’s Prince2 en de Balanced Change Card Inkoop en aanbesteding MSU+ model WMO-beleid Simons four levers of control In de jaren negentig wees Bemelmans-Videc er al op dat het doelmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer vooral op de voorwaarden voor effectiviteit was gericht, niet op het vaststellen van de effectiviteit van het beleid zelf. B&G JULI/AUGUSTUS 2010 29