FTO Depressie 15 november 2010 Judith Weiland & Geert Wichers Doel • Inzichtelijk maken van verschillen en overeenkomsten in het huidige medicatiebeleid • Medicamenteuze behandeling van depressie volgens NHG-standaard bespreken • Contra-indicaties voor de medicamenten bij depressie • Bijwerkingen antidepressiva bespreken Epidemiologie • stemmingsstoornissen één van de belangrijkste problemen in de gezondheidszorg • WHO: depressie één van de vier meest invaliderende ziekten – hoge prevalentie – grote kans op recidief – chroniciteit – psychiatrische en somatische comorbiditeit • belasting in jaren met ziekte & invaliditeit (DALYs): Epidemiologie • depressie belangrijke risicofactor voor suicide: – unipolaire depressie 10% – bipolaire depressie 15% • voorkomen van stemmingsstoornissen in NEMESIS-onderzoek – lifetime prevalentie stemmingsstoornissen • ♂13,6% • ♀ 24,5% – lifetime prevalentie depressieve stoornis • ♂ 10,9% • ♀ 20,1% • huisartsenregistratie: 5% populatie consulteert in verband met stemmingsklachten Etiologie • etiologische factoren bij depressie: – erfelijke aanleg – persoonlijkheidsstructuur – somatische factoren – Stress/life time events • erfelijke aanleg bepaalt voor 50% het risico op het ontstaan van een depressieve stoornis Beloop • duur depressieve episode – gemiddeld zes maanden – bij tien procent een chronisch beloop >twee jaar • risico op recidief binnen 10 jaar – zonder onderhoudsbehandeling: 100% – met onderhoudsbehandeling: 50% • prognostische factoren – depressie in eerste lijn: gunstig – unipolaire depressie bij ouderen: ongunstig – comorbide psychiatrische aandoeningen: ongunstig – comorbide somatische aandoeningen: ongunstig Diagnostiek • kenmerkende klachten volgens DSM-IV-R – een algemene sombere en neerslachtige stemming – het onvermogen plezier te beleven – interesse- en energieverlies – besluiteloosheid – concentratieproblemen – slaapstoornissen – gevoelens van zinloosheid – besluiteloosheid – waardeloosheid en anderen tot last zijn – een pessimistische toekomstvisie – agitatie of remming – soms een apathie die allerlei levensfuncties aantast – vermoeidheid – verandering van eetlust of gewicht – labiliteit – huilbuien – doodswensen – suïcidegedachten Diagnostiek • symtomen van een depressieve stoornis volgens DSM IV-R – depressieve stemming – verlies van interesse of plezier in bijna alle activiteiten – verandering van eetlust of gewicht – insomnia of hypersomnia – psychomotore remming of agitatie moeheid of verlies van energie – gevoelens van waardeloosheid of onterechte/buitensporige schuldgevoelens – verminderd vermogen tot concentreren of besluiteloosheid – terugkerende gedachten aan de dood, suïcidaliteit • diagnose: ≥5 symptomen (≥1 kernsymptoom (vet)) binnen 2wk Casuistiek • Casus 2 Depressie bij 61-jarige vrouw met eerder doorgemaakte hartinfarcten. Casus graag in zijn geheel schriftelijk invullen Farmacotherapie • tricyclische antidepressiva (TCA’s) – amitriptyline, clomipramine, imipramine, nortriptyline, maprotiline (tetracyclisch) • SSRI’s – citalopram, fluvoxamine, fluoxetine, paroxetine, sertraline, escitalopram – venlafaxine laaggedoseerd (<150 mg) • overige niet tricyclische – mianserine, mirtazapine, trazodon, moclobemide, venlafaxine (hoog gedoseerd) • nieuwe middelen – agomelatine, bupropionhydrochloride, duloxetine en escitalopram Farmacotherapie • TCA’s – secundaire aminen: nortriptyline, desimipramine – tertiaire aminen: amitriptyline, imipramine, clomipramine • bijwerkingen – anticholinerg: droge mond, transpiratie, optomologische bijwerkingen, verstoorde maag-darmmotoriek (met name obstipatie), urineretentie, tachycardie. • prostaatklachten, glaucoom, cardiotoxiciteit – antiadrenerg: hypotensie, duizeligheid – antihistaminerg: sufheid, sedatie – adrenerge effecten: hartkloppingen, agitatie, tremor, nervositeit, zweten • bij ouderen voorkeur voor secundaire aminen minder cholinerge en histaminerge bijwerkingen Farmacotherapie • SSRI’s – specifiek SRI: citalopram, fluvoxamine, fluoxetine, paroxetine, sertraline, escitalopram – SRI: venlafaxine laaggedoseerd (<150 mg) – SSRI+5-HT antagonist: trazodon • bijwerkingen – initieel: misselijkheid, hoofdpijn, nervositeit slapeloosheid, zweten, tremor en toename van angst en agitatie – lange termijn: seksuele functie stoornissen (ejaculatio tarda; libidoverlies), toename van bloedingsneiging en gewichtstoename – trazodon: priapisme, sedatie • switchen van SSRI nuttig bij – onacceptabele bijwerkingen – bij geen effect behandeling: 50% alsnog effectief bij switchen SSRI Farmacotherapie • venlafaxine (>150 mg) – S(erotonine)N(oradrenaline)RI – bijwerkingen als SSRI, daarnaast tensiestijging • mirtazapine – adrenerge-2-antagonist en een 5-HT2 – en 5-HT3 –antagonist – bijwerkingen: histaminerg (sedatie!), gewichtstoename • agomelatine – agonist op melatoninereceptoren – antagonist op serotonine-2-receptoren – gelijkwaardig aan SSRI`s qua antidepressieve werking – mogelijk gunstiger tolerantieprofie dan SSRI: geen gewichtstoename, geen seksuele disfunctie, geen onttrekkingsverschijnselen – leverfunctie controleren Psychotherapie • effectieve psychotherapie bij depressie: – cognitieve gedragstherapie (CGT) – interpersonale therapie (IPT) • cognitieve gedragstherapie – gebaseerd op cognitieve schemata – depressogene schemata: vroeg in ontwikkeling aangelegd, beïnvloed door ‘life-events’ • interpersonale therapie – precipiterende factoren depressie veelal in interpersoonlijke context (verliezen, conflicten, pensionering, sociale isolatie) Behandelduur • bij starten antidepressivum: – vier tot zes weken: evaluatie effectiviteit en bijwerkingen – voldoende respons: • continueer zes maanden • medicatie uitsluipen in vier weken (niet voor fluoxetine) – onvoldoende respons: • dosisaanpassing/switchen • zes weken opnieuw evaluatie • onderhoudsbehandeling bij chronische of recidiverende depressie • kortdurend additie hypnoticum / anxiolyticum bij agitatie, angst(stoornis) of slapeloosheid Behandelduur • indicaties voor onderhoudsbehandeling (één tot vijf jaar) – drie eerdere episodes van depressie – twee eerdere episodes van een depressie binnen de laatste vijf jaar – twee eerdere periodes van een ernstige depressie – twee eerdere periodes bij ouderen met een depressie. • dosering waarop patiënt herstelt = dosering onderhoudsbehandeling Keuze • keuze afhankelijk van – klinische effectiviteit – snelheid van het intreden van de werking – het bijwerkingenprofiel van het geneesmiddel en eventuele interacties met andere geneesmiddelen zowel op korte als op lange termijn – toxiciteit bij overdosering – kosten van de behandeling – ervaring • relevante informatie van patiënt – heeft patiënt het middel eerder gebruikt? – wat voor effect had dit middel? Keuze • effectiviteit – ambulant: geen significante verschillen in effectiviteit – klinisch: TCA’s effectiever dan SSRI, uitgezonderd fluvoxamine – bij comorbide angststoornissen: SSRI, venlafaxine, mirtazapine – NHG (2003): SSRI en TCA even effectief in huisartsenpopulatie. Het nieuwe antidepressivum agomelatine is bij het tot stand komen van deze richtlijn nog niet beoordeeld • pijnklachten bij depressie – veel voorkomend – verdwijnen vaak bij effectieve behandeling depressie – duaal aangrijpende middelen effectiever, bijv. duloxetine Keuze • snelheid werking – minimaal twee weken, bijwerkingen direct en vaak voorbijgaand – mirtazapine, venlafaxine, escitalopram en agomelatine werken mogelijk sneller • bijwerkingen – meest gevaarlijk: TCA, MAO-remmers Keuze Keuze • toxiciteit – venlafaxine gevaarlijker dan SSRI bij auto-intoxicatie – TCA’s: groot risico op hartritmestoornissen en respiratoire depressie bij overdosering – SSRI: serotonerg syndroom bij overdosering of combinatie met MAOremmers • kosten – TCA’s zijn goedkoopste antidepressiva – verschil met moderne middelen kleiner wanneer generiek gebruik – farmaco-economische studies: totale behandeling met SSRI’s kan goedkoper dan met TCA’s • ervaring – met alle geregistreerde middelen is jarenlange klinische ervaring opgedaan