KLASSIEKE TALEN Geert Kentane voor alle leerkrachten 1. Leesstrategie en leerplanverplichtingen: gezamenlijke mededeling van de begeleiders klassieke talen van het Vlaams katholiek onderwijs Met dit schrijven willen wij als begeleiders klassieke talen enkele kantlijnen trekken bij de aanwijzingen in de leerplannen rond leesstrategie. Wij merken immers dat in vele scholen vele collega's druk bezig zijn met het uittekenen van een schooleigen leesstrategie. Dat kan ons enkel verheugen omdat dat rechtstreeks in functie van onze eerste doelstelling staat (authentieke teksten lezen) én omdat een bezinning over een leesstrategie ook het moment is om heel de methodiek van taalverwerving te ontdoen van resten van de themamethode en scherp te stellen op lectuur. Graag willen we n.a.v. vragen die we ontvingen, de verplichtingen en vrijheden binnen onze leerplannen toelichten. Die zijn in wezen bondig samen te vatten: - elke vakwerkgroep maakt concrete afspraken rond één leesstrategie; - die leesstrategie houdt rekening met de specificiteit en toenemende complexiteit van teksten en wordt doorheen het curriculum steeds verder uitgebouwd; - het leerplan legt hierbij niet één bepaalde strategie op. Vooral rond dat laatste krijgen we als begeleiders soms toch vragen. In de leerplannen Grieks en Latijn van de derde graad (p. 43 en 69) komt de verplichting een leesstrategie aan te leren het meest uitgebreid aan bod. Daarom zullen we daarvan vertrekken. Toch trekken ook de leerplannen van de eerste (p. 47) en van de tweede graad (p. 50 en 83) al scherp de grenzen. In het leerplan van de derde graad lezen we, zowel bij Grieks als bij Latijn: LEERPLANDOELSTELLING LEERINHOUD een aangeleerde leesstrategie toepassen – een leesstrategie met aandacht voor: • het aanwezige verwachtingspatroon • de globale tekststructuur • woordgroepen • signaal- en verwijswoorden • de valentie van het werkwoord • de oorspronkelijke woordvolgorde • taalpatronen van een auteur of genre • de juiste betekenis van een woord binnen de context (Het laatste aandachtspunt – "de juiste betekenis van een woord binnen de context" – staat in de ontwerpteksten van de nieuwe leerplannen voor de tweede graad (september 2006) en zal ook in de leerplannen van de derde graad toegevoegd worden). De oorspronkelijke woordvolgorde Vooral het punt "met aandacht voor de oorspronkelijke woordvolgorde" vraagt enige uitleg. Sommige collega's zien hierin de verplichting een dynamische leesstrategie aan te leren, hoewel in de toelichtingen (p. 44) staat dat "het behoud van de oorspronkelijke woordorde (…) inpasbaar is in elke leesstrategie, zowel een (eerder) analytische als een (eerder) dynamische". "Met aandacht voor de oorspronkelijke woordorde" mag men dus niet gelijk stellen met "de oorspronkelijke woordorde op de voet volgend". De leerlingen moeten leren door een methodische benadering inzicht te krijgen in een (authentieke) tekst. Het herschrijven van de tekst in een makkelijkere, Nedergriekse of Nederlatijnse woordvolgorde is uit den boze. Verder blijft de woordvolgorde ook een element waarmee bij de lectuur rekening gehouden moet worden, zoals het leerplan Latijn aanstipt: "Aandacht voor de Latijnse woordvolgorde tijdens het leesproces is noodzakelijk omdat die mee de betekenis van de zin bepaalt" (p. 70). We proberen het wat concreter te maken door enkele voorbeelden waarmee we eenzelfde zinnetje op twee manieren benaderen. We doen dat in de vorm van (vereenvoudigde) vraagjes die de leerling zichzelf kan (moet) leren stellen bij de lectuur van een tekst. We kiezen hierbij bewust twee zinnen uit verschillende handboeken: handboekenmakers kunnen een (voorstel van) leesmethode aanreiken, maar de vakwerkgroep maakt zelf goede afspraken. Voorbeeld 1 Nemini pulchrum donum dabo. (uit Phoenix II) Analytisch: ­ Waar staat de persoonsvorm meestal in een Latijnse zin? (achteraan) Wat is de uitgang? Hoe vertaal je die persoonsvorm dus? (ik zal geven) ­ Wat zal hij geven? Welke naamval moeten we zoeken? (accusatief een mooi geschenk) ­ Aan wie zal hij dat geven? (nemini : aan niemand) ­ Vertaal nu de volledige zin. Dynamisch/lineair: ­ Nemini: Wat is het noemwoord? Let op de naamval! (datief) Hoe vertalen we een datief? (aan) Wat betekent nemini dus? (Aan niemand) ­ pulchrum: Welke woordsoort? (adjectief) Waar hoort het bij? (donum) Wat betekent deze woordgroep? ­ dabo: let op de tijd! Wat betekent deze vorm? ­ Vertaal. Voorbeeld 2 (uit Atrium) Praeterea saepe mercatores viatoresque a Lucii patre hospitio recipiebantur, qui per epulas de casibus suis narrabant. Analytisch: ­ Waar staat het hoofdwerkwoord? (indien de leerlingen narrabant antwoorden, wordt eerst naar het hoofdwerkwoord gezocht: qui als signaalwoord geeft aan dat een betrekkelijke bijzin begint) ­ Is het onderwerp van recipiebantur uitgedrukt? Zoek woorden die nominatief kunnen zijn. ­ recipiebantur is een passieve vorm: door wie werden ze ontvangen? ­ Vertaal de kern van de hoofdzin ­ Interpreteer de overige woorden uit de hoofdzin (bepalingen: praeterea, saepe, hospitio) ­ qui: welk soort voornaamwoord? Wat is het antecedent? ­ Wat is het werkwoord van de betrekkelijke bijzin? Waar staat het werkwoord, ook in een bijzin, meestal? ­ Welke aanvulling vraagt narrabant? (iets vertellen, vertellen over iets) ­ Interpreteer de resterende woordgroep in de betrekkelijke bijzin. ­ Vertaal nu de rest van de betrekkelijke bijzin. Dynamisch/lineair: ­ Praeterea en saepe: woordsoort? Betekenis? ­ Mercatores viatoresque: noemvormen? Rekening houdend met de gewone woordvolgorde is deze woordgroep waarschijnlijk … ­ a: vraagt welke naamval? Bepaal de woordgroep. (a Lucii patre) Welke betekenis heeft a hier waarschijnlijk? Wat wil dat zeggen voor het werkwoord? (passivum) ­ hospitio: Noemvorm en betekenis? Welke naamval is de meest waarschijnlijke? Op welke vraag kan deze vorm een antwoord geven? ­ recipiebantur: bevestigt dit werkwoord je hypothesen? Vertaal nu alles tot en met recipiebantur. ­ qui: woordsoort? Antecedent? ­ per epulas: betekenis voorzetselgroep? ­ de casibus suis: betekenis voorzetselgroep? ­ narrabant: bevestigt dit werkwoord je interpretatie van per epulas en de casibus suis? ­ Vertaal van qui tot narrabant op een vlotte manier. De valentie van het werkwoord Zoals aandacht voor de oorspronkelijke woordvolgorde niet uitsluitend een lineaire leesstrategie insluit, zo houdt aandacht voor de valentie van het werkwoord niet in dat men noodzakelijkerwijs moet vertrekken van het werkwoord om dan op zoek te gaan naar de verplichte aanvullingen (voorwerpen). Of zoals het leerplan het stelt: "Werken met valenties is in de eerste plaats een kwestie van methodiek, een hulpmiddel om de samenhang binnen de zin te begrijpen.” (Latijn, p. 70; vgl. Grieks p. 44). We hopen dat de twee bovenstaande voorbeelden dat ook al voldoende illustreren. Taalpatronen van een auteur of genre Tot slot nog enkele woorden over taalpatronen. Typische structuren die mee de opbouw van een zin bepalen, worden het best geïntegreerd in de leesstrategie en niet opgespaard voor een stilistische bespreking post factum. We denken hier bijvoorbeeld aan de expressieve woordplaatsing binnen het schema van een hexameter, de periodebouw, symmetrie bij Cicero en asymmetrie bij Tacitus, … Die patronen vormen immers een aanvulling (of soms zelf een correctie!) op de 'gewone' zinsbouw. Integratie van taalpatronen zorgt mee voor voldoende soepelheid van de leesstrategie. Tot slot Graag willen wij besluiten met volgende, belangrijke passus uit het leerplan: “De leraar zorgt voor leersituaties waarbij een actieve inbreng van de leerlingen gevraagd wordt. Zij leren ook reflecteren over hun zoekproces en problemen precies verwoorden. Deze attitude van zelfreflectie is essentieel voor een methodische benadering van teksten. Het is nodig deze attitude te trainen door persoonlijk werk, in de klas of thuis.” (Latijn p. 71; vgl. Grieks p. 45 ). Dé opgave is inderdaad leerlingen vertrouwd te maken met een leesstrategie. Die opdracht is natuurlijk niet nieuw, maar ze stelt zich vandaag extra scherp. Het is belangrijk dat heel onze didactiek daarop afgestemd is. Graag zouden wij dan ook de hoop uitspreken dat de vakwerkgroepen zich in de zoektocht naar een schooleigen leesstrategie niet zouden beperken tot het opstellen van een 'stappenplan', maar dat men zich bezint hoe taalstudie in functie van lectuur kan geoptimaliseerd worden en wie wanneer welke bouwstenen aanlevert.