De biologie van het sexappeal

advertisement
De biologie van het sexappeal
Voordat twee cellen kunnen versmelten, moeten twee mensen elkaar gevonden hebben.
Waarom willen we uitgerekend die ene versieren? Zowel psychologen als biologen zoeken
daar een antwoord op. En die antwoorden kloppen nog met elkaar ook. Het gaat om
uiterlijke eigenschappen, maar ook om verstand en karakter, zo blijkt.
door Willy van Strien
Wie hebben succes op de relatiemarkt? “Vrouwen met een gave huid, een dunne taille en
brede heupen,” zegt prof. dr. Harry van de Wiel, verbonden aan de afdeling medische
psychologie van het Academisch Ziekenhuis Groningen. Hij hield een paar jaar geleden
een enquête over uiterlijk, relaties en seksualiteit. “En mannen met brede schouders en
een hoge sociale status. Voor beide geslachten geldt bovendien dat taalvaardigheid en
sociale intelligentie hoog scoren.”
Muizen hebben dit ook, en uit proeven bleek dat muizen een partner kiezen met een heel
andere MHC-set dan ze zelf hebben, schreven Dustin Penn en Wayne Potts ruim drie jaar
geleden in een overzichtsartikel in The American Naturalist. Het idee is nu onder meer,
dat ze zo nakomelingen krijgen die een grote variatie aan MHC-genen hebben en
daarmee bestand zijn tegen veel ziekteverwekkers.
Biologen dragen theorieën aan om zulke voorkeuren te verklaren. Hun leidraad is sinds
1972 een publicatie van Robert Trivers, waarin hij de voortplantingsstrategieën in het
dierenrijk onder de loep neemt. Ouders investeren in elke nakomeling, zo begint hij,
maar de taakverdeling is meestal scheef. Een vrouwtje brengt altijd veel in. Eicellen zijn
veel groter dan zaadcellen, zodat de moeder al bij de bevruchting verreweg het meest
geïnvesteerd heeft. Vaak komt daar nog veel extra’s bij, bij zoogdieren bijvoorbeeld
gedurende de draagtijd en de zoogtijd. Van mannetjes blijft de bijdrage soms beperkt tot
de paring.
Uitslovers
Vrouwtjes kunnen maar een beperkt aantal nakomelingen krijgen, dus elk jong telt en
moet optimaal zijn toegerust. Een vrouwtje kiest zorgvuldig een partner, want paren met
een inferieure man doet aanmerkelijk afbreuk aan haar nageslacht. Mannetjes doen niet
zo moeilijk. Ze beschikken over een enorme hoeveelheid zaadcellen, en als ze verder niet
hoeven te investeren in hun jongen, proberen ze zoveel mogelijk vrouwtjes te
bevruchten. Dat die niet allemaal van de beste kwaliteit zijn, doet er niet zoveel toe.
Zo zijn bij de meeste diersoorten mannen genoodzaakt zich uit te sloven om te worden
uitverkoren. Mannetjes voeren onderling strijd om vrouwtjes en alleen de sterksten
komen aan de bak. Vrouwtjes vinden altijd wel een partner. Het ligt anders bij soorten
waar mannetjes na de bevruchting wel in hun nageslacht investeren. Dan is ook voor hen
het aantal nakomelingen beperkt en kiezen ook zij hun partner met zorg. Dat geldt
bijvoorbeeld voor monogame vogelsoorten waar beide partners ongeveer evenveel
investeren. Sommige soorten hebben de rollen helemaal omgedraaid. Bij zeepaardjes
bijvoorbeeld zorgen de mannetjes voor de jongen en zijn vrouwtjes de uitslovers.
Biologie | Seksualiteit en voortplanting VWO | Artikel De biologie van de seksappeal
Mensen zijn meestal monogaam, en zowel mannen als vrouwen maken veel werk van de
partnerkeus. Een relatie zit er voor bijna iedereen wel in. Maar vanwege hun overmaat
aan zaad en omdat ze tot lang na de bevruchting nauwelijks iets hoeven te investeren,
zijn mannen met een relatie ook nog te porren voor vluchtige contacten waarbij ze niet
kieskeurig zijn. Volgens de theorie dus.
Steeds extremer
Wat maakt een man of vrouw nu biologisch gezien aantrekkelijk als (vaste) partner? Voor
dieren in het algemeen noemt Trivers als eerste criterium: gezond, vitaal en vruchtbaar.
Dat blijkt deels uit uiterlijke kenmerken. De gave huid en smalle taille die vrouwen
aantrekkelijk maken, vallen zo op hun plaats. Van de Wiel: “Dat zijn kenmerken van
jonge, niet-zwangere vrouwen. En de brede schouders van mannen wijzen op kracht.
Dansen is populair, want daarmee kunnen we laten zien hoe lenig, jeugdig en beweeglijk
we zijn.”
Ten tweede, zegt Trivers, moet de partner geschikte genen inbrengen. De kunst is alleen
om die genetische kwaliteit goed in te schatten. De lichamelijke conditie is ook daar een
aanwijzing voor. Maar misleiding ligt op de loer. Gegadigden zullen zich misschien beter
proberen voor te doen dan ze wat dat betreft zijn, bijvoorbeeld door zich op te blazen,
stelde Amotz Zahavi in 1975. Daarom moeten ze iets laten zien dat wijst op een goede
genetische kwaliteit, maar waarmee niet te sjoemelen is. En zo zijn volgens hem
bijvoorbeeld pauwenstaarten ontstaan of de geweien van herten: ondingen die bewijzen
dat de drager genetisch goed is toegerust; anders zou hij het er niet mee redden. En de
andere sekse valt voor een partner die met zo’n ‘handicap’ kan leven. Dat heet seksuele
selectie: de succesvolle drager van een onhandige eigenschap krijgt nageslacht, die de
eigenschap erft en verder doorgeeft. De eigenschap ontwikkelt zich tot een steeds
extremere vorm.
Ook bij mensen is zo’n handicap ontstaan, betoogt Geoffrey Miller in zijn vorig jaar
verschenen boek ‘de parende geest’, en wel ons brein. Onze hersenen vreten energie en
zijn dus een duur orgaan. En ze zijn veel groter dan nodig is om te overleven. Muziek,
algebra, humor: allemaal luxe. Mensen die met zo’n overdreven brein konden leven,
moesten dus wel van goede kwaliteit zijn. Deze hypothese verklaart misschien waarom
iemand met een goed verstand aantrekkelijk is.
T-shirts ruiken
Behalve dat genen van een partner op zichzelf goed moeten zijn, moeten ze ook passen
bij de eigen genen. Het is bijvoorbeeld gunstig om te zorgen voor verscheidenheid in het
nageslacht. Bij fruitvliegen schijnen vrouwtjes om die reden voorkeur te hebben voor een
mannetje dat op de een of andere manier uitzonderlijk is. Verklaart dat dat mensen zich
proberen te onderscheiden?
Een bijzonder geval zijn de genen van het Major Histocompatibility Complex (MHC, bij
mensen ook wel HLA genoemd: humaan leucocyten antigeen). Die genen coderen voor
oppervlakte-eiwitten van cellen, eiwitten die een cruciale rol spelen in de strijd tegen
infecties. Die eiwitten presenteren kleine stukjes eiwit uit de cel aan het afweersysteem,
en als die stukjes vreemd zijn, slaat dat afweersysteem toe.
Biologie | Seksualiteit en voortplanting VWO | Artikel De biologie van de seksappeal
De MHC-genen zijn er in talloze varianten en iedereen heeft een unieke set, die mede
bepaalt welke infecties herkend kunnen worden.
Ook mensen lijken hun partner mede te kiezen op MHC-genen. Vrouwen kregen de keus
tussen T-shirts die gedragen waren door mannen met ongeveer hetzelfde of een heel
ander MHC. Mannen kregen de keus uit door vrouwen gedragen shirts. De geur van
iemand met een ander MHC is plezieriger, vonden beide geslachten. In dit opzicht
verschillen de smaken dus. Wat de proeven niet vertellen is, hoe sterk dit meespeelt bij
de uiteindelijke partnerkeus.
Toegewijde partner
Diersoorten die zich moeten inspannen om hun jongen groot te brengen, stellen volgens
Trivers – naast lichamelijke conditie en genetische kwaliteit – nog een derde eis aan een
partner: de bereidheid en capaciteit om dat inderdaad op te brengen. Bij mensen is de
gevraagde inspanning groot, en vooral vrouwen hechten aan een toegewijde partner.
Ook dit verklaart misschien dat we verstandelijke vermogens zo waarderen. Van de Wiel:
“Mensen leven van oudsher in groepsverband en moeten het hebben van samenwerking.
Sociale intelligentie en taalvaardigheid zijn dus van belang. Ook de plaats in de groep is
belangrijk, wat verklaart dat vrouwen de sociale status van hun partner belangrijk
vinden.” En het is handig bij de opvoeding als de capaciteiten van man en vrouw elkaar
aanvullen. Misschien dat daarom tegengestelde karakters elkaar aantrekken.
Bron: http://www.kennislink.nl/publicaties/de-biologie-van-het-sexappeal
Biologie | Seksualiteit en voortplanting VWO | Artikel De biologie van de seksappeal
Download