Feniks H2

advertisement
Feniks H2 Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.Chr. – 500 n.Chr)
Oriëntatie op het tijdvak
Sokrates was in die tijd niet de enige die nadacht over de wereld om zich heen. Tot die
tijd werd voor iets wat de mensen niet begrepen, de oorzaak bij de goden gezocht.
Maar vanaf de zesde eeuw v. Chr. gingen steeds meer Grieken anders denken over hun
mythes, hun godenverhalen.
Mensen gingen op zoek naar natuurlijke oorzaken voor allerlei verschijnselen. Daarmee
begon het wetenschappelijke denken in Europa. En de wetenschappelijke
nieuwsgierigheid werd toegepast op alle gebieden. Daarnaast ging men nadenken over
de manier waarop de samenleving vorm moest worden gegeven en welke politiek
daarbij paste. Wie moest er regeren. Zo ontstonden democratie, het volk regeert en
aristocratie, de elite regeert, en autocratie, alleenheerschappij. Het waren de sofisten,
ook wel filosofen genoemd die destijds lesgaven, die grote invloed kregen omdat ze als
een soort rondtrekkende redenaars cusrsussen en presentaties hielden op het gebied
van communicatie, filosofie en politiek. Ze waren de eersten die zich uitgebreid bezig
hielden met manieren om anderen te overtuigen.
Goed en kwaad waren afhankelijk van de omstandigheden vonden ze. De Filosoof
Sokrates was het daar niet mee eens. Nadat de democratie weer was hersteld, na de
bezetting door Sparta, beschuldigden de nieuwe machthebbers Socrates ervan dat hij
een slechte invloed had op de jeugd. Socrates was helemaal niet tegen de democratie,
maar hij had wel kritiek op de politici als z eniet rechtvaardig waren. Hij vond juist dat
hij het ereburgerschap van Athene diende te krijgen, omdat hij Atheners liet nadenken
over wat goed en slecht was voor henzelf en voor de stad. Dat viel verkeerd en men
veroodeelde Socrates met een overgrote meerderheid tot de dood door het drinken
van de gifbeker.
Nadat de Romeinen de Griekse gebieden in het zuiden van Italië hadden overgenomen
en later andere Griekse gebieden, gingen ze onderdelen van de Griekse cultuur
overnemen. De kunst van het spreken, de filosofische en wetenschappelijke kennis en
imiteerden de Griekse beeldhouwkunst, architectuur en literatuur. De democratie
namen de Romeinen echter niet over.
Toen de Romeinen hun Imperium steeds meer uitbreiden betekende dat ze niet alleen
het christendom verder verspreiden maar ook de Grieks-Romeinse cultuur.
2.1 De Griekse wereld
Kenmerkende aspecten
* De ontwikkeling van het wetenschappelijke denken en het denken over burgerschap
en politiek in de Griekse stadstaat
* De klassieke vormentaal van de GrieksRomeinse cultuur
De Kern
Griekenland bestond in de vijfde eeuw voor
Chr. uit een groot aantal zelfstandige
stadstaatjes, poleis genaamd. Athene was
daarvan de grootste polis.
Hoewel Athene in 480 v. Chr. door de
Perzen was verwoest, bouwde men onder de
leiding van Pericles de stad weer op. Die
opbouw is men later klassiek gaan noemen.
Athene werd het centrum van filosofie en wetenschap. Filosofen vroegen zich af of de
goden wel de veroorzakers waren van allerlei verschijnselen en gingen op zoek naar
natuurlijke oorzaken. Ze dachten ook na over het politieke systeem. Zo ontstond in
Athene de democratie, een samenleving waarin burgers mochten meebeslissen over
het bestuur. Van echte democratie was eigenlijk nog geen sprake, want alleen de vrije
Atheense mannen kwamen er voor in aanmerking.
Onderzoeksvraag
Hoe dachten de bewoners van het klassieke Athene over de maatschappij, politiek en
wetenschap, en wat vinden we daarvan terug in onze tijd?
Het oudste Griekenland
Net als in Mespotamië waren er rond 2000 v. Chr. op Kreta al steden en havens, we
noemen die cultuur de Minoïsche cultuur. Op het Griekse vasteland lagen de burchten
van machtige vorsten van de Myceense cultuur. Als voorbeelde Mycene , gelegen op de
Peleponnesus.
Rond twaalhonderd verdwenen de
meeste stedelijke centra en volgden
er vier 'donkere' eeuwen. Wel gingen
de Grieken steeds meer een culturele
eenheid vormen.
Polis en kolonisatie
Vanaf ongeveer 850 v. Chr. ontstond
er in Griekenland opnieuw een stedelijke cultuur. De nieuwe stadstaten (Poleis) waren
vaak niet meer dan stadjes, met het omringende platteland en verschilden sterk van
die uit de Myceense tijd, waar meestal de edelen de dienst uit maakten.
Door een sterke bevolkingsgroei ontstond er een tekort aan voedsel, daardooor trokken
mensen weg uit hun polis om elders een nieuw bestaan op te bouwen. Zie kaartje.
Zo ontstond er tussen 750 en 550 v. Chr. aan de kusten van de Middellandse Zee een
netwerk van Griekse stadstaten. En deze ontwikkelden zich voorspoedig. Rond 550 v
Chr. werd het door de opkomst van machtige rijken van de Etrusken, Carthago en het
Perzische Rijk moeilijker om nieuwe kolonies te stichten.
Twee oorlogen tegen de Perzen
De twee oorlogen tussen de Grieken en de Perzen 499-490 v. Chr. en van 480-479 v.
Chr. maakten duidelijk dat de Griekse poleis, in geval van nood goed konden
samenwerken. Oorzaak van deze oorlogen was opstand van Griekse koloniën die door
Perzië waren onderworpen.
Democratie
De adel was aaanvankelijk in de poleis de machtigste groep, en hadden mannen,
hoplieten, die een wapenuitrusting konden betalen. Zij hadden daarom de meeste
rechten. Zoals al eerder gesteld was Athene in de vijfde eeuw v. Chr een democratie,
waarbij vrijheid en gelijkheid centraal stonden. Iedereen had de mogelijkheid om
politiek actief te zijn en elke burger kon worden ingeloot in de Raad van Vijfhonderd,
die voorstellen aan de Volksvergadering voorbereidde. Maar vrouwen en slaven en niet
Athebeners hadden geen burgerschap. Wilde je als burger meebeslissen dat moest je
ook daadwerkelijk je stem uitbrengen(directe democratie). Het woord politiek
betekent oorspronkelijk dan ook: het functioneren als burger in de polis.
Tegenstanders van de democratie
Natuurljk waren degenen die eerst de macht hadden tegenstanders van de democratie,
maar dan gold niet voor iedereen. Pericles zelf kwam uit een belangrijke Atheense
familie, In de praktijk echter oefenden de aanzienlijke families nog steeds invloed uit.
Oude adelijke families vonden het hun plicht bij te dragen aan het bestuur. Sparta was
het ideaal voor aristocraten, want daar had het domme volk tenminste niets te zeggen.
Athene: centrum van cultuur
Athene was echter tijdens de oorlog ingenomen en geplunderd(480 v. Chr.). Na de
Griekse overwinning werd de stad weer opgebouwd. Door Pericles werd in 447 v. Chr.
een uitgebreid bouwproject gestart op de Akropolis waarmee men de welvaart en de
macht van Athene kon laten zien. Athene werd zo het culturele centrum van de
Griekse wereld en werd een voorbeeld voor latere architecten en kunstenaars en werd
daarom klassiek genoemd en de periode waarin deze kunst werd gemaakt, de Klassieke
Oudheid.
Denken over de natuur
Athene was ook het centrum van de wetenschap. Voorheen zocht men antwoorden in
mythen en godenverhalen. Omstreeks de zesde eeuw voor Chr. begon men in Ionië
naar natuurlijke oorzaken te zoeken. Filosofen zochten naar een oerstof waaruit alles
zou bestaan. Uiteindelijk vond men het klein mogelijkste deeltje. Demokritos noemde
dat atoma (ondeelbaar).
Denken over de mens
In de vijfde eeuw v. Chr. gingen filosofen ook nadenken over de mens zelf. Je karakter
of je gedrag was dat aangeboren of aangeleerd? Anderen zoals de Perzen hadden heel
andere gewoontes. Herodotus bijvoorbeeld was in Egypte geweest en schreef over
hetgeen hij daar had gezien. Sokrates probeerde dat te bereiken door zijn socratische
methode in Athene toe te passen. Het was zijn leerling Plato die van mening was dat
de basisbegrippen bij iedereen zijn aangeboren.
Er ontstonden in Griekenland vanaf ongeveer 600 v. Chr. scholen waar de artsen zich
met de theorie en de praktijk bezig hielden. Het nieuwe van deze scholen was dat ze
de ziekten niet langer aan de goden toeschreven, maar dat ze naar
natuurwetenschappelijke oorzaken zochten. De leider van de school op het eiland Kos,
was Hippokrates ( ca. 460-380).
Hij ontwikkelde de leer van de temperamenten. Gezondheid hing samen met de juiste
verhouding en menging (temperamentum) van de vier lichaamsvochten: bloed, slijm.
gele gal en zware gal. Tot in de negentiende eeuw was de leer van de temperamenten
in de medische wetenschap algemeen geaccepteerd. De termen melancholisch,
cholerisch, sanguinisch en flegmatisch worden zelfs nu nog gebruikt om een bepaald
type mens mee aan te duiden.Hippokrates wordt gezien als de vader van de medische
wetenschap en elke arts legt de eed van Hippokrates af.
De Peloponnesische oorlog
Toen de Grieken in 480 v.Chr. de Perzische vloot verslagen hadden en de Spartanen in
479 v. Chr. het Perzische landleger, kwamen de onderlinge tegenstellingen tussen de
beide machtigste stadstaten weer naar boven. De Atheners waren uit de Perzische
oorlogen gekomen als een militaire en economische grootmacht. Dat moest wel tot
problemen leiden met de andere Griekse grootmacht: Sparta
Sparta was de machtigste polis op de
Peleponnesos. In Sparta draaide alles om het
leger, bestaande uit zwaar bewapende
soldaten, de Spartiaten, die de bovenlaag van
de maatschappij vormden. Zij waren de enige
burgers met alle rechten. De Perioken, de
inwoners van de plaatsen rond Sparta, hadden
alleen zelfbestuur, geen volledig burgerrecht. De Spartiaten werden onderhouden door de
heloten, de bevolking van een groot gebied dat de Spartanen onderworpen hadden.
Sparta had als staatsvorm een mengvorm van monarchie (twee koningen), oligarchie
(een raad van ouden) en democratie (een volksvergadering die er voor zorgde dat de
koningen het belang van het volk dienden). In feite hadden de burgers niet veel in te
brengen.
In de Peleponnesische oorlog (431-404 v. Chr) stonden twee machtsblokken tegenover
elkaar. Sparta won uiteindelijk de Peleponnesische oorlog in 404 v. Chr. en verving de
democratie onmiddellijk door een oligarchisch regime (een regering van een kleine
groep edelen of rijken), dat 'de regering van Dertig' werd genoemd. Na een jaar
werden ze echter al verdreven en werd de democratie in ere hersteld.
Kort daarna klaagden de nieuwe machthebbers de filosoof Socrates aaan, omdat bij de
Dertig veel leerlingen van hem waren. Hij werd veroordeeld tot het drinken van de
gifbeker. Maar Sparta was danig verzwakt en koning Philippos van Macedonië slaagde
erin de andere poleis aan zich te onderwerpen in 338 v. Chr. Daarmee kwam een einde
aan de zelfstandige Griekse poleis.
2.2 Het hellenisme
Kenmerkende aspecten
* De ontwikkeling van het wetenschappelijke denken en het denken over burgerschap
en politiek in de Griekse stadstaat.
* De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
* De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
De kern
In nog geen tien jaar veroverde Alexander de Grote Azië tot aan India en werd
daardoor heerser over een groot deel van de toen bekende wereld.
De Grieken die zich in de veroverde gebieden vestigden hielden vast aan hun eigen
cultuur. Veel niet-Grieken namen die over en zo verspreide zich hun cultuur, die we
later hellenisme zijn gaan noemen. Er ontstonden nieuwe steden die echter geen
stadstaten waren en waar het burgerschap anders was geregeld, omdat er mensen
vanuit allerlei windstreken samen leefden. Een van de nieuwe steden was Alexandrië
in Egypte. Deze stad werd al snel het belangrijkste centrum van kunst en wetenschap.
Onderzoeksvraag
Hoe ontwikkelde zich in de hellinistische tijd de Griekse wetenschap en cultuur?
Alexander de Grote
Nadat koning Phillippos van Macedonië
er in 338 v. Chr. in slaagde de Grieken
te verslaan, besloot hij samen met
hen een grote oorlog te beginnen
tegen Perzië, als wraak voor de
Perzische oorlogen van de vijfde eeuw.
Terwijl hij voorbereidingen trof werd
hij tijdens de bruiloft van zijn dochter
vermoord. Zijn zoon, toen twintig jaar, volgde hem op. Zie het kaartje voor de
zegetocht van Alexander. Alexander sterf echter jong in 323 v. Chr., nog geen 33 jaar
oud.
Het hellenisme
Het rijk van Alexander viel uiteindelijk in drie delen uiteen en zou op den duur weer
worden veroverd door de Romeinen. Van het ideaal van Alexander een gemengde
Grieks-Perzische cultuur kwam niets terecht. Wel verspreidde zich de Griekse cultuur
en dat zijn we hellenisme gaan noemen. In de vele nieuwe steden hadden de Grieken
en Macedoniërs vaak als enigen het volledige burgerschap en kregen de niet Grieken
per volksgroep een soort zelfbestuur. Doordat er duizenden papyrusteksten uit Egypte
bewaard zijn gebleven, is veel kennis bewaard gebleven. De Grieken vormden daar in
de vierde eeuw voor Chr. de bovenlaag van de samenleving en ook het overgrote deel
van de middenklasse. Ze leefden in hun eigen Griekse wereld en lieten anderen niet
makkelijk binnen in hun eigen kring. De enige manier voor een Egyptenaar was om via
het leger hogerop te komen. Vanaf 250 v. Chr. waren er tweetalige functies. De
hellenistische koninkrijken waren welvarend en door de groei van de steden
verspreidde het hellenisme zich nog verder. Voorbeelden daarvan waren de steden
Antiochië in Syrië en Alexandrië in Egypte.
Alexandrië
Alexandrië werd op die plek gesticht omdat het een open verbinding had met de zee
en met het vruchtbare achterland via de Nijl. Ptolomaios I maakte Alexandrië tot de
hoofdstad van zijn nieuwe koninkrijk. Met dammen werd de haven veiliger gemaakt en
op een eiland bij de ingang, Pharos, werd een vuurtoren gebouwd. Daarnaast was het
kollosale bouwwerk ook een bewijs van macht en rijkdom.
Griekse wetenschap in Alexandrië
Alexandrië nam de plaats van Ahene als centrum van wetenschap over. De enorme
bibliotheek zorgde ervoor dat wetenschappers uit allerlei gebeiden naar Alexandrië
kwamen om er te werken. Vooral ook omdat de koning hen een riant salaris gaf en ze
geen belasting hoefden te betalen. Wetenschappen als wiskunde, sterrenkunde en
geneeskunde kwamen tot grote bloei.
De joodse disaspora
De oudtste monotheïstische godsdienst was het jodendom, maar ook hier deed de
hellenisering zich gelden. Vanaf 586 v. Chr waren de joden vanuit hun moederland
Palestina als slaven naar Babylonië gebracht, een koninkrijk in Mesopotamië. Vanaf dat
moment leefden ze in de diaspora: een volk verstrooid over veel landen. In de
hellenistische tijd trokken veel joden uit Palestina en Babylon naar Syrië, Klein-Azië en
Egypte. De joodse gemeenschap in Alexandrië was veruit het grootst. Toch bleven de
joden in de ogen van de Grieken, een aprate groep. Hun manier van leven en hun
relatief goede positie leidde tot vechtpartijen en vervolgingen. Als reactie werden de
joden anti-Grieks.
2.3 Imperium Romanum
Kenmerkende aspecten
* De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
* De groei van het Romeinse Imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in
Europa verspreidde.
* De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in
Noordwest-Europa.
* De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten
De kern
Met Julius Ceasar (110-44 v. Chr) begon de uitbreiding van het Romeinse Rijk naar
West Europa. Eerder hadden de Romeinen al de hellenistische rijken veroverd waarbij
de Romeinen de Griekse cultuur overnamen.
Onderzoeksvraag
Hoe beïnvloedde de uitbreiding van het Imperium Romanum de cultuur van de volken
in West-Europa?
Rome wordt een grootmacht
De overwinning van de Romeinen op de Egyptische koningin Cleopatra in 31 v. Chr.
maakte een einde aan het Ptolemaeïsche Rijk en daarmee aan de hellenistische
periode. Rome was vanaf 509 v. Chr. een republiek geworden en om te voorkomen dat
één persoon te veel macht zou krijgen werd de macht voortaan gedeeld en werd men
maar voor één jaar gekozen.In een paar eeuwen ontwikkelde Rome zich tot een
Imperium. Toen de Romeinen Italië onder controle hadden, kwamen ze in conflict met
Carthago. Deze Noord-Afrikaanse grootmacht beheerste het hele westelijke
Middellandse Zeegebied.
Tegen Carthago voerden de Romeinen twee oorlogen. Vooral de strijd met Hannibal,
de Cathaagse veldheer liep net goed af voor Rome. De overwinning op Carthago
betekende het begin van de grootste gebiedsuitbreiding in de Romeinse geschiedenis.
Er ontstond een echt Romeins Imperium. Dat imperialisme leverde zoveel op, dat de
inwoners van Italië vanaf 167 v. Chr. geen belasting meer op grondbezit hoefden te
betalen.
Verspreiding van de Griekse cultuur
Er bleef in de houding van de Romeinen tegenover de Grieken altijd iets dubbels zitten.
Enerzijds keken ze op tegen de cultuur van de Grieken, hun beeldende kunst en
architectuur, hun talent om in het openbaar te spreken en hun filosofie, aan de andere
kant voelden ze minachting voor die ongedisciplineerde, roddelende en onbetrouwbare
Grieken, die door hun voortdurende onderlinge ruzies niets echts belangrijks van de
grond kregen. In de eerste eeuw v. Chr. zag je dit gevoel van Romeinse superioriteit
nog terug. Onder de Giekse slaven bevonden zich ook zeer ontwikkelde Grieken: artsen,
geleerden, leraren, schrijvers en kubstenaars. Via hen kwam de Griekse cultuur en
wetenschap de Romeinse maatschappij binnen.
De Romeinse inbreng
In het begin van de tweede eeuw v. Chr. werden de Griekse vormen nog vrijwel
letterlijk overgenomen door de Romeinen. Het bleef echter niet bij imiteren. De
Romeinen voegden ook eigen elementen toe. De Romeinen hadden van de Grieken
overgenomen dat een keizer op officiële portretten er uit zag hoe hij er moest uitzien,
dan hoe hij er werkelijk uitzag. Typisch Romeins was dan weer de manier waarop ze
werden afgebeeld: bijvoorbeeld als hoogste priester of als succesvolle legeraanvoerder.
Ook op het gebied van de architectuur zie je deze aanpassing. Griekse tempels hadden
rondom trappen en waren van alle kanten toegankelijk. Italiaanse tempels stonden op
een hoog podium met alleen trappen aan de voorkant. De Romeinen namen wel de
vorm van de Griekse tempels over, maar hielden vast aan het podium. Ze ontwikkelden
dus een Griekse tempel op een Italiaanse basis.
Twee belangrijkste Romeinse verbeteringen in de bouwkunst waren het beton en de
boogconstructie. De Grieken werkten met zuilen. Die verbonden ze door middel van
balken en op die balken legden ze een dak of een plafond. Doordat bij bogen de druk
anders verdeeld is, kan de overspanning veel groter zijn. De Romeinen konden dus door
middel van boogconstructies, gewelven of koepels grote ruimtes overdekken zonder
dat de ruimte helemaal vol zuilen stond. Ook beton hielp daarbij. Dit mengsel van puin,
kalk, vulkanisch zand en water was veel lichter dan natuursteen of baksteen en net zo
sterk. De Romeinen pasten de combinatie van boogconstructie en beton op allerlei
terreinen toe.
De generaals worden machtiger
Het Romeinse imperialisme leidde tot de ondergang van de Romeinse Republiek. Door
de groei van het Imperium nam de rol van de generaals toe. Die toename van de macht
ging ten koste van de Senaat. De generaals gingen onderling om de macht strijden en
zo ontstond de Eeuw van de burgeroorlogen. De soldaten vochten niet meer voor de
Romeinse Republiek maar voor hun eigen generaal. Er waren twee consuls, de
opperbevelhebbers van het leger. Na vervulling van hun ambt kwamen ze automatisch
in de Senaat, het machtigste orgaan in de republiek in de derde en tweede eeuw voor
Chr.
Julius Caesar
Twee generaals waren op het einde van de Republiek het machtigste: Pompeus en
Ceasar. Pompeus had de zee vrijgemaakt van zeerovers en Ceasar had Gallië veroverd.
De strijd om de macht tussen die twee leidde in 49 v. Chr. tot een burgeroorlog, die
Ceasar won. Omdat men vreesde dat hij de Republiek wilde afschaffen en koning
worden, werd hij door een aantal senatoren vermoord. Zijn adoptiefzoon
Octavianus kwam uiteindelijk, na een reeks burgeroorlogen, als overwinnaar uit de
strijd. In 27 v. Chr. kreeg hij de erenaam Augustus, de Verhevene. Met Augustus begon
de Keizertijd die tot 476 na Chr. zou duren.
Christenen in het Romeinse rijk
Jezus Christus stierf als joodse jongenman in het jaar 33 aan het kruis. Volgens zijn
aanhangers was hij de verlosser, de Messias. Zijn optreden, zijn boodschap en zijn
groeiende aanhang onder het volk maakte de joodse hogepriesters ongerust. Ze waren
bang dat ze de voorrechten die ze hadden verkregen van de Romeinen zouden
verliezen. Ze waren bang dat de komst van Jezus de relatie met de Romeinen op het
spel zou zetten. Jezus verkondigde namelijk het koninkrijk van God. Op voorstel van
de joodse hogepriesters werd Jezus door de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus ter
dood veroordeeld. Na zijn dood verspreiden veel van de aanhangers zich over de
Hellenistische wereld (diaspora). Een deel van zijn volgelingen wilde de boodschap van
Jezus over de hellenistische wereld verspreiden, ook aan niet-joden. Ze gingen zich
christenen noemen. In het begin waren er geen grote verschillen maar nog in de eerste
eeuw begonnen joden en christenen uit elkaar te groeien. Christenen wilden anderen
bekeren terwijl de meeste joden daar niet op uit waren. Keizer Nero maakte de
christenen tot zondebok voor de grote brand die Rome in 64 na Chr. had getroffen.
Eeuwenlang zouden de christenen worden vervolgd. Omdat er geen onderscheid werd
gemaakt voelden slaven, vrouwen en armen zich aangetrokken door het christendom.
Romanisering van Kelten
en Germanen
In 47 na Chr. werd de Elbe-politiek
door keizer Claudius definitief
opgeheven en werden de Rijn en de
Donau de nieuwe grenzen.
In 106 voegde keizer Trajanus Dacië
toe aan het rijk toe, waarmee het
Imperium Romanum in het westen
op zijn groot was. Ongeveer
tegelijkertijd met het opgeven van
de Elbe-politiek werd begonnen met
het aanleggen van de limes, een systeem van legioenkampen, kleinere kampen
(castella) en wachttorens. De castella en de wachttorens waren verbonden door een
muur of met droge greppels. De Rijngrens was in de eerste en tweede eeuw stabiel
waardoor de economie werd bevorderd. Het limes-systeem was een redelijk open
grenssysteem. Handelaren, ook Germaanse konden hun koopwaar aan beide zijden van
de grens verhandelen. Steden in het Romeinse en Keltische gebied groeiden. De
Romeinen wezen steden aan als civitas, administratieve centra, zoals Trier, Keulen,
Mainz en Nijmegen. Deze waren een belangrijk hulpmiddel bij het innen van
belastingen.
Als de Romeinen een gebied hadden veroverd veranderden ze niet meteen de
bestaande machtsstructuren. Daardat de volken bestuurd bleven door hun eigen leiders
hadden de Romeinen relatief weinig eigen mensen nodig om het grote Imperium te
besturen en in stand te houden. Men kon zelfs het Romeinse burgerrecht verkrijgen
waardoor men de cultuur ook overnam.
In onze streken verliep de romanisering langzamer, maar wie meewerkte kon ver
komen in de Romeinse maatschappij. De Romeins-Germanse contacten lidden niet
alleen tot romanisering: ook de Romeinen namen van de Germanen bijvoorbeeld
Germaanse goden over.
2.4 De late Oudheid
Kenmerkende aspecten
* De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa.
* De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
De kern
Vanaf ongeveer 180 na Chr. begon er een eind te komen aan de Pax Romana (de
Romeinse vrede). Invallen van groepen germanen en voortdurende ruzies tussen
generaals over de troonopvolging, zorgden voor chaos in het bestuur en de economie.
Keizer Diocletianus (284-305) nam daartegen strenge maatregelen: de boeren moesten
op hun grond blijven en iedereen moest het beroep kiezen van zijn vader.
In de crisistijd van de derde eeuw kregen de christenen vaak de schuld van de
verslechterde omstandigheden. Maar in 313 gaf keizer Constantijn ( 306-337) het
christendom dezelfde rechten als andere godsdiensten. Met de Grieks-Romeinse
cultuur werd ook het christendom over het Romeinse Imperium verspreid.
Onderzoeksvraag
Waardoor ontstond er in de late Oudheid een neiuwe christelijke maatschappij?
De crisis van de derde eeuw
Vanaf het einde van de tweede eeuw begonnen vele groepen Germanen het Romeinse
Imperium binnen te vallen. Sommige werden evrdreven anderen wilden een
bondgenootschap.
Steeds vaker grepen legeraanvoerders de macht. Tussen 235 en 284 waren dat er
vijftig. Elke nieuwe keizer probeerde de soldaten aan zich te binden door het geven
van premies en aan opdringende Germaanse stammen werden afkoopsommen
betaald. Dat was op den duur financieel niet meer op te brengen. de keizers
probeerden het op te lossen door minder zilver in de munten te doen. Maar dat maakte
het geld juist minder waard.
Vanaf ongeveer 250 stonden alle grenzen onder druk en was er sprake van crisis. Dat
moest wel een straf van de goden zijn. Het waren de christenen die er de schuld van
kregen.
Christenvervolgingen in de derde eeuw
Toen het slechter ging met de samenleving werden de christenen gezien als een
bedreiging van de samenleving. In 250 werden joden en christenen gedwongen aan de
Romeinse staatsgoden te offeren. Wie geen offerbewijs had kon de doodstraf krijgen.
Toch groeide het aantal christenen. Ze waren goed georganiseerd en juist daardoor
waren ze een bedreiging voor de Romeinse machthebbers. Onder DIocletianus
begonnen de meest uitgebreide christenvervolgingen in het Romeinse Rijk.
Keizer Diocletianus
Diocletianus deelde het rijk in vier stukken, het rijk werd een tetrarchie. Diocletianus
hoopte hiermee een eind te maken aan het voortdurende gevecht om de troon. Voor
het eerst in de Romeinse geschiedenis kwam er een scheiding tussen militair en
burgerlijk bestuur.
* De provincies werden opnieuw ingedeeld;
* Het leger werd opgedeeld in vaste grenslegers en er kwamen meer soldaten;
* Er kwam een aanpassing van het belastingstelsel. Een boer zat voortaan vast aan zijn
grond. Zo werden deze sterk afhankelijk van de steun van grootgrondbezitters. Op
deze manier ontwikkelde zich langzaam het systeem dat in de Middeleeuwen
gebruikelijk werd.
* Ondanks een geldhervorming kon Diocletianus de voortdurende prijsstijgingen niet
tegen houden.
Maar door de maategelen lukte het Diocletianus de grootste problemen op te heffen:
het Romeinse leger was verbeterd en kon door de belastingverhogingen betaald
worden.
Keizer Constantijn de Grote
Na een aantal burgeroorlogen werd Constantijn( 306-337) de winnaar en werd keizer
van het westelijke deel van het Romeinse Rijk. Het jaar na zijn ambtsaanvaarding
kreeg het christendom gelijke rechten bij het Edict van Milaan. Vanaf dat moment
waren de christenen niet meer in gevaar. Het christendom werd voor de keizer een
middel om tot meer eenheid te komen. Maar Constantijn zelf vereerde echter ook nog
andere goden. Hij bleef ook pontifix maximus, de hoogste priester in de oude
staatsgodsdienst.
In 391 verbood keizer Theodosius alle heidense bijeenkomsten en werd het
christendom de staatsgodsdienst. Als monotheïstische godsdienst bleef het jodendom
ook bestaan. Na de dood van Theodosius was de scheiding tussen het West-Romeinse
Rijk en het Oost-Romeinse Rijk definitief.
Van Oudheid naar Middeleeuwen
Rond 375 bereikten de Hunnen Europa. Het
West-Romeinse Rijk had het meest te
lijden van de invallen. De Germanen
dwongen de Romeinse keizers hen als
bondgenoten binnen het Romeinse Rijk te
laten blijven, maar met behoud van hun
eigen leiders en bestuur. Ze vormden een
staat binnen de staat.
Er waren ook groepen Germanen die pluderend rondtrokken. In de derde eeuw waren
de Germanen nog soldaten, in de vierde officieren en in de vijfde eeuw generaals . In
476 zette een Germaanse generaal in Italië de keizer af. Hiermee kwam een einde aan
het Imperium in het westen.
Download