Feniks H2 Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.Chr. – 500 n.Chr) Oriëntatie op het tijdvak Sokrates was in die tijd niet de enige die nadacht over de wereld om zich heen. Tot die tijd werd voor iets wat de mensen niet begrepen, de oorzaak bij de goden gezocht. Maar vanaf de zesde eeuw v. Chr. gingen steeds meer Grieken anders denken over hun mythes, hun godenverhalen. Mensen gingen op zoek naar natuurlijke oorzaken voor allerlei verschijnselen. Daarmee begon het wetenschappelijke denken in Europa. En de wetenschappelijke nieuwsgierigheid werd toegepast op alle gebieden. Daarnaast ging men nadenken over de manier waarop de samenleving vorm moest worden gegeven en welke politiek daarbij paste. Wie moest er regeren. Zo ontstonden democratie, het volk regeert en aristocratie, de elite regeert, en autocratie, alleenheerschappij. Het waren de sofisten, ook wel filosofen genoemd die destijds lesgaven, die grote invloed kregen omdat ze als een soort rondtrekkende redenaars cusrsussen en presentaties hielden op het gebied van communicatie, filosofie en politiek. Ze waren de eersten die zich uitgebreid bezig hielden met manieren om anderen te overtuigen. Goed en kwaad waren afhankelijk van de omstandigheden vonden ze. De Filosoof Sokrates was het daar niet mee eens. Nadat de democratie weer was hersteld, na de bezetting door Sparta, beschuldigden de nieuwe machthebbers Socrates ervan dat hij een slechte invloed had op de jeugd. Socrates was helemaal niet tegen de democratie, maar hij had wel kritiek op de politici als z eniet rechtvaardig waren. Hij vond juist dat hij het ereburgerschap van Athene diende te krijgen, omdat hij Atheners liet nadenken over wat goed en slecht was voor henzelf en voor de stad. Dat viel verkeerd en men veroodeelde Socrates met een overgrote meerderheid tot de dood door het drinken van de gifbeker. Nadat de Romeinen de Griekse gebieden in het zuiden van Italië hadden overgenomen en later andere Griekse gebieden, gingen ze onderdelen van de Griekse cultuur overnemen. De kunst van het spreken, de filosofische en wetenschappelijke kennis en imiteerden de Griekse beeldhouwkunst, architectuur en literatuur. De democratie namen de Romeinen echter niet over. Toen de Romeinen hun Imperium steeds meer uitbreiden betekende dat ze niet alleen het christendom verder verspreiden maar ook de Grieks-Romeinse cultuur. 2.1 De Griekse wereld Kenmerkende aspecten * De ontwikkeling van het wetenschappelijke denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat * De klassieke vormentaal van de GrieksRomeinse cultuur De Kern Griekenland bestond in de vijfde eeuw voor Chr. uit een groot aantal zelfstandige stadstaatjes, poleis genaamd. Athene was daarvan de grootste polis. Hoewel Athene in 480 v. Chr. door de Perzen was verwoest, bouwde men onder de leiding van Pericles de stad weer op. Die opbouw is men later klassiek gaan noemen. Athene werd het centrum van filosofie en wetenschap. Filosofen vroegen zich af of de goden wel de veroorzakers waren van allerlei verschijnselen en gingen op zoek naar natuurlijke oorzaken. Ze dachten ook na over het politieke systeem. Zo ontstond in Athene de democratie, een samenleving waarin burgers mochten meebeslissen over het bestuur. Van echte democratie was eigenlijk nog geen sprake, want alleen de vrije Atheense mannen kwamen er voor in aanmerking. Onderzoeksvraag Hoe dachten de bewoners van het klassieke Athene over de maatschappij, politiek en wetenschap, en wat vinden we daarvan terug in onze tijd? Het oudste Griekenland Net als in Mespotamië waren er rond 2000 v. Chr. op Kreta al steden en havens, we noemen die cultuur de Minoïsche cultuur. Op het Griekse vasteland lagen de burchten van machtige vorsten van de Myceense cultuur. Als voorbeelde Mycene , gelegen op de Peleponnesus. Rond twaalhonderd verdwenen de meeste stedelijke centra en volgden er vier 'donkere' eeuwen. Wel gingen de Grieken steeds meer een culturele eenheid vormen. Polis en kolonisatie Vanaf ongeveer 850 v. Chr. ontstond er in Griekenland opnieuw een stedelijke cultuur. De nieuwe stadstaten (Poleis) waren vaak niet meer dan stadjes, met het omringende platteland en verschilden sterk van die uit de Myceense tijd, waar meestal de edelen de dienst uit maakten. Door een sterke bevolkingsgroei ontstond er een tekort aan voedsel, daardooor trokken mensen weg uit hun polis om elders een nieuw bestaan op te bouwen. Zie kaartje. Zo ontstond er tussen 750 en 550 v. Chr. aan de kusten van de Middellandse Zee een netwerk van Griekse stadstaten. En deze ontwikkelden zich voorspoedig. Rond 550 v Chr. werd het door de opkomst van machtige rijken van de Etrusken, Carthago en het Perzische Rijk moeilijker om nieuwe kolonies te stichten. Twee oorlogen tegen de Perzen De twee oorlogen tussen de Grieken en de Perzen 499-490 v. Chr. en van 480-479 v. Chr. maakten duidelijk dat de Griekse poleis, in geval van nood goed konden samenwerken. Oorzaak van deze oorlogen was opstand van Griekse koloniën die door Perzië waren onderworpen. Democratie De adel was aaanvankelijk in de poleis de machtigste groep, en hadden mannen, hoplieten, die een wapenuitrusting konden betalen. Zij hadden daarom de meeste rechten. Zoals al eerder gesteld was Athene in de vijfde eeuw v. Chr een democratie, waarbij vrijheid en gelijkheid centraal stonden. Iedereen had de mogelijkheid om politiek actief te zijn en elke burger kon worden ingeloot in de Raad van Vijfhonderd, die voorstellen aan de Volksvergadering voorbereidde. Maar vrouwen en slaven en niet Athebeners hadden geen burgerschap. Wilde je als burger meebeslissen dat moest je ook daadwerkelijk je stem uitbrengen(directe democratie). Het woord politiek betekent oorspronkelijk dan ook: het functioneren als burger in de polis. Tegenstanders van de democratie Natuurljk waren degenen die eerst de macht hadden tegenstanders van de democratie, maar dan gold niet voor iedereen. Pericles zelf kwam uit een belangrijke Atheense familie, In de praktijk echter oefenden de aanzienlijke families nog steeds invloed uit. Oude adelijke families vonden het hun plicht bij te dragen aan het bestuur. Sparta was het ideaal voor aristocraten, want daar had het domme volk tenminste niets te zeggen. Athene: centrum van cultuur Athene was echter tijdens de oorlog ingenomen en geplunderd(480 v. Chr.). Na de Griekse overwinning werd de stad weer opgebouwd. Door Pericles werd in 447 v. Chr. een uitgebreid bouwproject gestart op de Akropolis waarmee men de welvaart en de macht van Athene kon laten zien. Athene werd zo het culturele centrum van de Griekse wereld en werd een voorbeeld voor latere architecten en kunstenaars en werd daarom klassiek genoemd en de periode waarin deze kunst werd gemaakt, de Klassieke Oudheid. Denken over de natuur Athene was ook het centrum van de wetenschap. Voorheen zocht men antwoorden in mythen en godenverhalen. Omstreeks de zesde eeuw voor Chr. begon men in Ionië naar natuurlijke oorzaken te zoeken. Filosofen zochten naar een oerstof waaruit alles zou bestaan. Uiteindelijk vond men het klein mogelijkste deeltje. Demokritos noemde dat atoma (ondeelbaar). Denken over de mens In de vijfde eeuw v. Chr. gingen filosofen ook nadenken over de mens zelf. Je karakter of je gedrag was dat aangeboren of aangeleerd? Anderen zoals de Perzen hadden heel andere gewoontes. Herodotus bijvoorbeeld was in Egypte geweest en schreef over hetgeen hij daar had gezien. Sokrates probeerde dat te bereiken door zijn socratische methode in Athene toe te passen. Het was zijn leerling Plato die van mening was dat de basisbegrippen bij iedereen zijn aangeboren. Er ontstonden in Griekenland vanaf ongeveer 600 v. Chr. scholen waar de artsen zich met de theorie en de praktijk bezig hielden. Het nieuwe van deze scholen was dat ze de ziekten niet langer aan de goden toeschreven, maar dat ze naar natuurwetenschappelijke oorzaken zochten. De leider van de school op het eiland Kos, was Hippokrates ( ca. 460-380). Hij ontwikkelde de leer van de temperamenten. Gezondheid hing samen met de juiste verhouding en menging (temperamentum) van de vier lichaamsvochten: bloed, slijm. gele gal en zware gal. Tot in de negentiende eeuw was de leer van de temperamenten in de medische wetenschap algemeen geaccepteerd. De termen melancholisch, cholerisch, sanguinisch en flegmatisch worden zelfs nu nog gebruikt om een bepaald type mens mee aan te duiden.Hippokrates wordt gezien als de vader van de medische wetenschap en elke arts legt de eed van Hippokrates af. De Peloponnesische oorlog Toen de Grieken in 480 v.Chr. de Perzische vloot verslagen hadden en de Spartanen in 479 v. Chr. het Perzische landleger, kwamen de onderlinge tegenstellingen tussen de beide machtigste stadstaten weer naar boven. De Atheners waren uit de Perzische oorlogen gekomen als een militaire en economische grootmacht. Dat moest wel tot problemen leiden met de andere Griekse grootmacht: Sparta Sparta was de machtigste polis op de Peleponnesos. In Sparta draaide alles om het leger, bestaande uit zwaar bewapende soldaten, de Spartiaten, die de bovenlaag van de maatschappij vormden. Zij waren de enige burgers met alle rechten. De Perioken, de inwoners van de plaatsen rond Sparta, hadden alleen zelfbestuur, geen volledig burgerrecht. De Spartiaten werden onderhouden door de heloten, de bevolking van een groot gebied dat de Spartanen onderworpen hadden. Sparta had als staatsvorm een mengvorm van monarchie (twee koningen), oligarchie (een raad van ouden) en democratie (een volksvergadering die er voor zorgde dat de koningen het belang van het volk dienden). In feite hadden de burgers niet veel in te brengen. In de Peleponnesische oorlog (431-404 v. Chr) stonden twee machtsblokken tegenover elkaar. Sparta won uiteindelijk de Peleponnesische oorlog in 404 v. Chr. en verving de democratie onmiddellijk door een oligarchisch regime (een regering van een kleine groep edelen of rijken), dat 'de regering van Dertig' werd genoemd. Na een jaar werden ze echter al verdreven en werd de democratie in ere hersteld. Kort daarna klaagden de nieuwe machthebbers de filosoof Socrates aaan, omdat bij de Dertig veel leerlingen van hem waren. Hij werd veroordeeld tot het drinken van de gifbeker. Maar Sparta was danig verzwakt en koning Philippos van Macedonië slaagde erin de andere poleis aan zich te onderwerpen in 338 v. Chr. Daarmee kwam een einde aan de zelfstandige Griekse poleis. 2.2 Het hellenisme Kenmerkende aspecten * De ontwikkeling van het wetenschappelijke denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat. * De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur. * De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten. De kern In nog geen tien jaar veroverde Alexander de Grote Azië tot aan India en werd daardoor heerser over een groot deel van de toen bekende wereld. De Grieken die zich in de veroverde gebieden vestigden hielden vast aan hun eigen cultuur. Veel niet-Grieken namen die over en zo verspreide zich hun cultuur, die we later hellenisme zijn gaan noemen. Er ontstonden nieuwe steden die echter geen stadstaten waren en waar het burgerschap anders was geregeld, omdat er mensen vanuit allerlei windstreken samen leefden. Een van de nieuwe steden was Alexandrië in Egypte. Deze stad werd al snel het belangrijkste centrum van kunst en wetenschap. Onderzoeksvraag Hoe ontwikkelde zich in de hellinistische tijd de Griekse wetenschap en cultuur? Alexander de Grote Nadat koning Phillippos van Macedonië er in 338 v. Chr. in slaagde de Grieken te verslaan, besloot hij samen met hen een grote oorlog te beginnen tegen Perzië, als wraak voor de Perzische oorlogen van de vijfde eeuw. Terwijl hij voorbereidingen trof werd hij tijdens de bruiloft van zijn dochter vermoord. Zijn zoon, toen twintig jaar, volgde hem op. Zie het kaartje voor de zegetocht van Alexander. Alexander sterf echter jong in 323 v. Chr., nog geen 33 jaar oud. Het hellenisme Het rijk van Alexander viel uiteindelijk in drie delen uiteen en zou op den duur weer worden veroverd door de Romeinen. Van het ideaal van Alexander een gemengde Grieks-Perzische cultuur kwam niets terecht. Wel verspreidde zich de Griekse cultuur en dat zijn we hellenisme gaan noemen. In de vele nieuwe steden hadden de Grieken en Macedoniërs vaak als enigen het volledige burgerschap en kregen de niet Grieken per volksgroep een soort zelfbestuur. Doordat er duizenden papyrusteksten uit Egypte bewaard zijn gebleven, is veel kennis bewaard gebleven. De Grieken vormden daar in de vierde eeuw voor Chr. de bovenlaag van de samenleving en ook het overgrote deel van de middenklasse. Ze leefden in hun eigen Griekse wereld en lieten anderen niet makkelijk binnen in hun eigen kring. De enige manier voor een Egyptenaar was om via het leger hogerop te komen. Vanaf 250 v. Chr. waren er tweetalige functies. De hellenistische koninkrijken waren welvarend en door de groei van de steden verspreidde het hellenisme zich nog verder. Voorbeelden daarvan waren de steden Antiochië in Syrië en Alexandrië in Egypte. Alexandrië Alexandrië werd op die plek gesticht omdat het een open verbinding had met de zee en met het vruchtbare achterland via de Nijl. Ptolomaios I maakte Alexandrië tot de hoofdstad van zijn nieuwe koninkrijk. Met dammen werd de haven veiliger gemaakt en op een eiland bij de ingang, Pharos, werd een vuurtoren gebouwd. Daarnaast was het kollosale bouwwerk ook een bewijs van macht en rijkdom. Griekse wetenschap in Alexandrië Alexandrië nam de plaats van Ahene als centrum van wetenschap over. De enorme bibliotheek zorgde ervoor dat wetenschappers uit allerlei gebeiden naar Alexandrië kwamen om er te werken. Vooral ook omdat de koning hen een riant salaris gaf en ze geen belasting hoefden te betalen. Wetenschappen als wiskunde, sterrenkunde en geneeskunde kwamen tot grote bloei. De joodse disaspora De oudtste monotheïstische godsdienst was het jodendom, maar ook hier deed de hellenisering zich gelden. Vanaf 586 v. Chr waren de joden vanuit hun moederland Palestina als slaven naar Babylonië gebracht, een koninkrijk in Mesopotamië. Vanaf dat moment leefden ze in de diaspora: een volk verstrooid over veel landen. In de hellenistische tijd trokken veel joden uit Palestina en Babylon naar Syrië, Klein-Azië en Egypte. De joodse gemeenschap in Alexandrië was veruit het grootst. Toch bleven de joden in de ogen van de Grieken, een aprate groep. Hun manier van leven en hun relatief goede positie leidde tot vechtpartijen en vervolgingen. Als reactie werden de joden anti-Grieks. 2.3 Imperium Romanum Kenmerkende aspecten * De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur * De groei van het Romeinse Imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde. * De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa. * De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten De kern Met Julius Ceasar (110-44 v. Chr) begon de uitbreiding van het Romeinse Rijk naar West Europa. Eerder hadden de Romeinen al de hellenistische rijken veroverd waarbij de Romeinen de Griekse cultuur overnamen. Onderzoeksvraag Hoe beïnvloedde de uitbreiding van het Imperium Romanum de cultuur van de volken in West-Europa? Rome wordt een grootmacht De overwinning van de Romeinen op de Egyptische koningin Cleopatra in 31 v. Chr. maakte een einde aan het Ptolemaeïsche Rijk en daarmee aan de hellenistische periode. Rome was vanaf 509 v. Chr. een republiek geworden en om te voorkomen dat één persoon te veel macht zou krijgen werd de macht voortaan gedeeld en werd men maar voor één jaar gekozen.In een paar eeuwen ontwikkelde Rome zich tot een Imperium. Toen de Romeinen Italië onder controle hadden, kwamen ze in conflict met Carthago. Deze Noord-Afrikaanse grootmacht beheerste het hele westelijke Middellandse Zeegebied. Tegen Carthago voerden de Romeinen twee oorlogen. Vooral de strijd met Hannibal, de Cathaagse veldheer liep net goed af voor Rome. De overwinning op Carthago betekende het begin van de grootste gebiedsuitbreiding in de Romeinse geschiedenis. Er ontstond een echt Romeins Imperium. Dat imperialisme leverde zoveel op, dat de inwoners van Italië vanaf 167 v. Chr. geen belasting meer op grondbezit hoefden te betalen. Verspreiding van de Griekse cultuur Er bleef in de houding van de Romeinen tegenover de Grieken altijd iets dubbels zitten. Enerzijds keken ze op tegen de cultuur van de Grieken, hun beeldende kunst en architectuur, hun talent om in het openbaar te spreken en hun filosofie, aan de andere kant voelden ze minachting voor die ongedisciplineerde, roddelende en onbetrouwbare Grieken, die door hun voortdurende onderlinge ruzies niets echts belangrijks van de grond kregen. In de eerste eeuw v. Chr. zag je dit gevoel van Romeinse superioriteit nog terug. Onder de Giekse slaven bevonden zich ook zeer ontwikkelde Grieken: artsen, geleerden, leraren, schrijvers en kubstenaars. Via hen kwam de Griekse cultuur en wetenschap de Romeinse maatschappij binnen. De Romeinse inbreng In het begin van de tweede eeuw v. Chr. werden de Griekse vormen nog vrijwel letterlijk overgenomen door de Romeinen. Het bleef echter niet bij imiteren. De Romeinen voegden ook eigen elementen toe. De Romeinen hadden van de Grieken overgenomen dat een keizer op officiële portretten er uit zag hoe hij er moest uitzien, dan hoe hij er werkelijk uitzag. Typisch Romeins was dan weer de manier waarop ze werden afgebeeld: bijvoorbeeld als hoogste priester of als succesvolle legeraanvoerder. Ook op het gebied van de architectuur zie je deze aanpassing. Griekse tempels hadden rondom trappen en waren van alle kanten toegankelijk. Italiaanse tempels stonden op een hoog podium met alleen trappen aan de voorkant. De Romeinen namen wel de vorm van de Griekse tempels over, maar hielden vast aan het podium. Ze ontwikkelden dus een Griekse tempel op een Italiaanse basis. Twee belangrijkste Romeinse verbeteringen in de bouwkunst waren het beton en de boogconstructie. De Grieken werkten met zuilen. Die verbonden ze door middel van balken en op die balken legden ze een dak of een plafond. Doordat bij bogen de druk anders verdeeld is, kan de overspanning veel groter zijn. De Romeinen konden dus door middel van boogconstructies, gewelven of koepels grote ruimtes overdekken zonder dat de ruimte helemaal vol zuilen stond. Ook beton hielp daarbij. Dit mengsel van puin, kalk, vulkanisch zand en water was veel lichter dan natuursteen of baksteen en net zo sterk. De Romeinen pasten de combinatie van boogconstructie en beton op allerlei terreinen toe. De generaals worden machtiger Het Romeinse imperialisme leidde tot de ondergang van de Romeinse Republiek. Door de groei van het Imperium nam de rol van de generaals toe. Die toename van de macht ging ten koste van de Senaat. De generaals gingen onderling om de macht strijden en zo ontstond de Eeuw van de burgeroorlogen. De soldaten vochten niet meer voor de Romeinse Republiek maar voor hun eigen generaal. Er waren twee consuls, de opperbevelhebbers van het leger. Na vervulling van hun ambt kwamen ze automatisch in de Senaat, het machtigste orgaan in de republiek in de derde en tweede eeuw voor Chr. Julius Caesar Twee generaals waren op het einde van de Republiek het machtigste: Pompeus en Ceasar. Pompeus had de zee vrijgemaakt van zeerovers en Ceasar had Gallië veroverd. De strijd om de macht tussen die twee leidde in 49 v. Chr. tot een burgeroorlog, die Ceasar won. Omdat men vreesde dat hij de Republiek wilde afschaffen en koning worden, werd hij door een aantal senatoren vermoord. Zijn adoptiefzoon Octavianus kwam uiteindelijk, na een reeks burgeroorlogen, als overwinnaar uit de strijd. In 27 v. Chr. kreeg hij de erenaam Augustus, de Verhevene. Met Augustus begon de Keizertijd die tot 476 na Chr. zou duren. Christenen in het Romeinse rijk Jezus Christus stierf als joodse jongenman in het jaar 33 aan het kruis. Volgens zijn aanhangers was hij de verlosser, de Messias. Zijn optreden, zijn boodschap en zijn groeiende aanhang onder het volk maakte de joodse hogepriesters ongerust. Ze waren bang dat ze de voorrechten die ze hadden verkregen van de Romeinen zouden verliezen. Ze waren bang dat de komst van Jezus de relatie met de Romeinen op het spel zou zetten. Jezus verkondigde namelijk het koninkrijk van God. Op voorstel van de joodse hogepriesters werd Jezus door de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus ter dood veroordeeld. Na zijn dood verspreiden veel van de aanhangers zich over de Hellenistische wereld (diaspora). Een deel van zijn volgelingen wilde de boodschap van Jezus over de hellenistische wereld verspreiden, ook aan niet-joden. Ze gingen zich christenen noemen. In het begin waren er geen grote verschillen maar nog in de eerste eeuw begonnen joden en christenen uit elkaar te groeien. Christenen wilden anderen bekeren terwijl de meeste joden daar niet op uit waren. Keizer Nero maakte de christenen tot zondebok voor de grote brand die Rome in 64 na Chr. had getroffen. Eeuwenlang zouden de christenen worden vervolgd. Omdat er geen onderscheid werd gemaakt voelden slaven, vrouwen en armen zich aangetrokken door het christendom. Romanisering van Kelten en Germanen In 47 na Chr. werd de Elbe-politiek door keizer Claudius definitief opgeheven en werden de Rijn en de Donau de nieuwe grenzen. In 106 voegde keizer Trajanus Dacië toe aan het rijk toe, waarmee het Imperium Romanum in het westen op zijn groot was. Ongeveer tegelijkertijd met het opgeven van de Elbe-politiek werd begonnen met het aanleggen van de limes, een systeem van legioenkampen, kleinere kampen (castella) en wachttorens. De castella en de wachttorens waren verbonden door een muur of met droge greppels. De Rijngrens was in de eerste en tweede eeuw stabiel waardoor de economie werd bevorderd. Het limes-systeem was een redelijk open grenssysteem. Handelaren, ook Germaanse konden hun koopwaar aan beide zijden van de grens verhandelen. Steden in het Romeinse en Keltische gebied groeiden. De Romeinen wezen steden aan als civitas, administratieve centra, zoals Trier, Keulen, Mainz en Nijmegen. Deze waren een belangrijk hulpmiddel bij het innen van belastingen. Als de Romeinen een gebied hadden veroverd veranderden ze niet meteen de bestaande machtsstructuren. Daardat de volken bestuurd bleven door hun eigen leiders hadden de Romeinen relatief weinig eigen mensen nodig om het grote Imperium te besturen en in stand te houden. Men kon zelfs het Romeinse burgerrecht verkrijgen waardoor men de cultuur ook overnam. In onze streken verliep de romanisering langzamer, maar wie meewerkte kon ver komen in de Romeinse maatschappij. De Romeins-Germanse contacten lidden niet alleen tot romanisering: ook de Romeinen namen van de Germanen bijvoorbeeld Germaanse goden over. 2.4 De late Oudheid Kenmerkende aspecten * De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa. * De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten. De kern Vanaf ongeveer 180 na Chr. begon er een eind te komen aan de Pax Romana (de Romeinse vrede). Invallen van groepen germanen en voortdurende ruzies tussen generaals over de troonopvolging, zorgden voor chaos in het bestuur en de economie. Keizer Diocletianus (284-305) nam daartegen strenge maatregelen: de boeren moesten op hun grond blijven en iedereen moest het beroep kiezen van zijn vader. In de crisistijd van de derde eeuw kregen de christenen vaak de schuld van de verslechterde omstandigheden. Maar in 313 gaf keizer Constantijn ( 306-337) het christendom dezelfde rechten als andere godsdiensten. Met de Grieks-Romeinse cultuur werd ook het christendom over het Romeinse Imperium verspreid. Onderzoeksvraag Waardoor ontstond er in de late Oudheid een neiuwe christelijke maatschappij? De crisis van de derde eeuw Vanaf het einde van de tweede eeuw begonnen vele groepen Germanen het Romeinse Imperium binnen te vallen. Sommige werden evrdreven anderen wilden een bondgenootschap. Steeds vaker grepen legeraanvoerders de macht. Tussen 235 en 284 waren dat er vijftig. Elke nieuwe keizer probeerde de soldaten aan zich te binden door het geven van premies en aan opdringende Germaanse stammen werden afkoopsommen betaald. Dat was op den duur financieel niet meer op te brengen. de keizers probeerden het op te lossen door minder zilver in de munten te doen. Maar dat maakte het geld juist minder waard. Vanaf ongeveer 250 stonden alle grenzen onder druk en was er sprake van crisis. Dat moest wel een straf van de goden zijn. Het waren de christenen die er de schuld van kregen. Christenvervolgingen in de derde eeuw Toen het slechter ging met de samenleving werden de christenen gezien als een bedreiging van de samenleving. In 250 werden joden en christenen gedwongen aan de Romeinse staatsgoden te offeren. Wie geen offerbewijs had kon de doodstraf krijgen. Toch groeide het aantal christenen. Ze waren goed georganiseerd en juist daardoor waren ze een bedreiging voor de Romeinse machthebbers. Onder DIocletianus begonnen de meest uitgebreide christenvervolgingen in het Romeinse Rijk. Keizer Diocletianus Diocletianus deelde het rijk in vier stukken, het rijk werd een tetrarchie. Diocletianus hoopte hiermee een eind te maken aan het voortdurende gevecht om de troon. Voor het eerst in de Romeinse geschiedenis kwam er een scheiding tussen militair en burgerlijk bestuur. * De provincies werden opnieuw ingedeeld; * Het leger werd opgedeeld in vaste grenslegers en er kwamen meer soldaten; * Er kwam een aanpassing van het belastingstelsel. Een boer zat voortaan vast aan zijn grond. Zo werden deze sterk afhankelijk van de steun van grootgrondbezitters. Op deze manier ontwikkelde zich langzaam het systeem dat in de Middeleeuwen gebruikelijk werd. * Ondanks een geldhervorming kon Diocletianus de voortdurende prijsstijgingen niet tegen houden. Maar door de maategelen lukte het Diocletianus de grootste problemen op te heffen: het Romeinse leger was verbeterd en kon door de belastingverhogingen betaald worden. Keizer Constantijn de Grote Na een aantal burgeroorlogen werd Constantijn( 306-337) de winnaar en werd keizer van het westelijke deel van het Romeinse Rijk. Het jaar na zijn ambtsaanvaarding kreeg het christendom gelijke rechten bij het Edict van Milaan. Vanaf dat moment waren de christenen niet meer in gevaar. Het christendom werd voor de keizer een middel om tot meer eenheid te komen. Maar Constantijn zelf vereerde echter ook nog andere goden. Hij bleef ook pontifix maximus, de hoogste priester in de oude staatsgodsdienst. In 391 verbood keizer Theodosius alle heidense bijeenkomsten en werd het christendom de staatsgodsdienst. Als monotheïstische godsdienst bleef het jodendom ook bestaan. Na de dood van Theodosius was de scheiding tussen het West-Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk definitief. Van Oudheid naar Middeleeuwen Rond 375 bereikten de Hunnen Europa. Het West-Romeinse Rijk had het meest te lijden van de invallen. De Germanen dwongen de Romeinse keizers hen als bondgenoten binnen het Romeinse Rijk te laten blijven, maar met behoud van hun eigen leiders en bestuur. Ze vormden een staat binnen de staat. Er waren ook groepen Germanen die pluderend rondtrokken. In de derde eeuw waren de Germanen nog soldaten, in de vierde officieren en in de vijfde eeuw generaals . In 476 zette een Germaanse generaal in Italië de keizer af. Hiermee kwam een einde aan het Imperium in het westen.