H4 Les 11 Grieken en Romeinen Toen de Grieken in 480 v. Chr. de Perzen hadden verslagen, was het met de eensgezindheid tussen de Grieken snel gedaan. De Atheners waren als een militaire en economische grootmacht uit de strijd gekomen en dat leidde tot problemen met een andere Griekse grootmacht: Sparta. In Sparta draaide alles om het leger van hoplieten, de zwaarbewapende soldaten. De hoplieten leefden vanaf hun vroege jeugd in de kazerne. In Sparta werd de macht gedeeld door twee koningen, een raad van oude wijze mannen en vijf soort ministers. Hoewel laatstgenoemde werden gekozen door een volksvergadering hadden de burgers in praktijk weinig macht. In de Peloponnesische Oorlog (431-404 v. Chr.) stonden Sparta en Athene tegenover elkaar. Sparta had de meeste stadstaten achter zich, Athene had de macht op zee en meer geld. Uiteindelijk moest Athene zich overgeven en werd daar de democratie opgeheven. Er kwam een oligarchie aan de macht, maar die viel en de democratie werd hersteld. Sparta was erg verzwakt en in 338 v. Chr. kreeg koning Philippos van Macedonië de macht over heel Griekenland. Koning Philippos begon samen met de Grieken een oorlog tegen de Perzen, maar hij kon het niet afmaken omdat hij op de bruiloft van zijn dochter werd vermoord. Zijn zoon Alexander volgde hem op en hij werd Alexander de Grote. Hij stak met zijn legers over naar Klein- Azië, versloeg de Perzen en veroverde gebieden tot in Egypte en Mesopotamië. Ook veroverde hij Iran, Afghanistan en Pakistan. Hij had nog meer plannen maar werd ziek en stierf in 323 v. Chr. Na zijn dood viel het rijk uiteen in drie koninkrijken: een in Egypte, een in Azië en een in Macedonië en Griekenland. Deze rijken zouden later veroverd worden door de Romeinen. Alexander de Grote wilde een gemengde Grieks- Perzische cultuur tot stand brengen. Echter, de Grieken bleven vasthouden aan hun eigen taal en cultuur. Zo verspreidde de Griekse cultuur zich en dat noemen we hellenisme. De Griekse taal en cultuur verspreidde zich tot ver buiten Griekenland via: 1. handelsstromen 2. in het bestuur en door de ambtenaren in de grote steden van de overwonnen gebieden werd de Griekse taal gesproken. Wilde men hogerop komen dan moest de taal en cultuur van de overwinnaar worden overgenomen. 3. de bouwkunst; bouw van nieuwe steden (Alexandrië) en grote bibliotheken. 4. de beeldhouwkunst 5. de ontwikkelingen van de Griekse wetenschap in Alexandrië. 6. het jodendom. Let op! Met de hellenistische cultuur bedoelen we de Griekse cultuur vermengd met inheemse elementen uit de door Alexander de Grote veroverde gebieden. Alexandrië lag op een gunstige plaats: het had een verbinding met de zee als via de Nijl met het vruchtbare achterland van Egypte. Niet voor niets had Alexander de Grote daar de stad gesticht die hij naar zichzelf had genoemd. Zijn opvolger maakte van de stad de nieuwe hoofdstad van het Ptolemaeënrijk. Hij deed er alles aan om handelaren, kunstenaars en wetenschappers naar de stad te halen. Op Pharos, een eilandje dichtbij de ingang van de haven, werd een vuurtoren gebouwd met dezelfde naam. De Pharos is een voorbeeld van de manier waarop wetenschappelijke kennis werd toegepast. Athene bleef het centrum van de filosofie, maar Alexandrië van wetenschap. Er was een enorme bibliotheek en wetenschappers hoefden geen belasting te betalen. Ook de geneeskunde bloeide; artsen gingen mensen open snijden en ontdekten bijvoorbeeld dat het hart werkt als een pomp. Jodendom --> Voor diaspora joden werd de Tenach/Thora (oude testament) vertaald naar het Grieks. Deze vertaling werd ook door de oudste christelijke geloofsgemeenschappen als uitgangspunt genomen. Het woord diaspora komt uit het Grieks en betekent 'verstrooiing'. De term werd al in de oudheid gebruikt voor de deportatie van joodse gemeenschappen naar Babylonië. De aanduiding geldt ook voor de periode 70 n. Chr., toen de tempel werd verwoest, de Joodse opstand door de Romeinen werd neergeslagen en het Joodse volk “ werd verstrooid onder de volkeren”.