1 - Telenet Users

advertisement
1. Indeling van de godsdiensten
De meeste godsdiensten komen in een bepaald deel van de wereld
voor. De verbreiding van de godsdiensten vond voornamelijk
plaats door migratie en missiewerk. De tabel hieronder
vermeldt het aantal aanhangers van de wereldgodsdiensten (in
duizendtallen). Meer dan eenderde van de wereldbevolking hangt
een of andere vorm van het christendom aan. Midden- en ZuidAmerika hebben numeriek gezien het grootste aantal christenen,
van wie het merendeel rooms-katholiek is. De islam wordt door
bijna eenvijfde van de wereldbevolking aangehangen, waarvan
het merendeel zich in Azië en het Midden-Oosten bevindt. Het
jodendom heeft, hoewel het een belangrijke wereldgodsdienst
is, minder volgelingen dan het hindoeïsme, boeddhisme en
verscheidene andere godsdiensten die voornamelijk in Azië
voorkomen. Atheïsten en mensen die zichzelf niet-religieus
noemen, vormen samen meer dan eenvijfde deel van de
wereldbevolking.
2. Oorsprong van de wereldgodsdiensten
De
wereldgodsdiensten
stammen
uit
India
(boeddhisme),
Palestina (christendom) en Arabië (islam). Alleen de islam
heeft zijn greep op het land van zijn oorsprong behouden. Het
christendom en het boeddhisme zijn – mede door het optreden
van
de
islam
–
uit
de
gebieden
van
hun
herkomst,
respectievelijk Palestina en India (thans beheerst door het
hindoeïsme) vrijwel verdreven. Het christendom heeft zich in
hoofdzaak verspreid naar het Westen, het boeddhisme naar het
Oosten, waar het zich in China en Japan heeft verweven met de
inheemse nationale godsdiensten (confucianisme en tauïsme van
de Chinezen, sjintô van de Japanners).
3. De wereldgodsdiensten in kaart
Deze kaart laat de verspreiding zien van de belangrijkste
wereldgodsdiensten. Gebieden waar de overgrote meerderheid van
de bevolking een enkele godsdienst aanhangt, hebben een effen
kleur gekregen. De diagonale arcering duidt op de aanwezigheid
van een aanzienlijke minderheid die een andere godsdienst
belijdt. Gebieden waar mensen een syncretisch geloof - een
geloof dat bestaat uit een vermenging van elementen uit
verschillende geloven - aanhangen, zijn gestippeld.
Ongeveer de helft van de wereldbevolking zegt een trouw
aanhanger te zijn van de grote, op bekering gerichte,
monotheïstisch geloven van het christendom en de islam. Vanuit
hun ontstaanscentra in Midden-Oosten, hebben deze twee geloven
zich over de wereld verspreid. Het christendom, waarvan de
belangrijkste stromingen te zien zijn in tinten blauwgrijs op
de kaart, overheerst in Europa, de Russische Federatie,
Zuidelijk Afrika, Oceanië en Amerika's. Roomskatholieken zijn
in de meerderheid in het grootste gedeelte van Europa en
Central en Zuid-Amerika. Christenen in Oost-Europa en de
Russische Federatie volgen de Grieks-orthodoxe kerk. Het
protestantisme heeft de overhand in Noord-Europa, NoordAmerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland.
De wereld van de islam, afgebeeld in tinten groen, bezet een
enorme, brede strook vanaf het noorden van Afrika door
Southwest, Central en Zuid-Azië tot Indonesië. De meeste
moslims zijn soennieten, maar sjiieten vormen de meerderheid
in Iran, delen van Irak en Afghanistan en Jemen. Door migratie
en bekeringen komen nu ook belangrijke moslimminderheden voor
in veel steden in Europa en Noord-Amerika.
Het jodendom, de oudste van de drie verwante monotheïstisch
geloven, heeft alleen een meerderheid in Israël, hier
weergegeven met de kleur lichtpaars. Er bestaan behoorlijk
grote joodse minderheden in bepaalde stedelijke centra, vooral
in Noord-Amerika en in het westen van Europa, maar het
merendeel van de grote joodse bevolking, die eens een
bloeitijd doormaakte in Oost-Europa en Rusland, werd het
slachtoffer van de volkerenmoord van de nazi’s tijdens de
Tweede Wereldoorlog.
Volgelingen van het oude geloof, het hindoeïsme, op de kaart
oranje, leven vooral in India. De sikhs die een geloof
belijden dat zich in de 16e eeuw afscheidde van het
hindoeïsme, wonen vooral in het Indiase Punjab gebied, donker
olijfgroen op de kaart. De wereld van het boeddhisme, nog een
afsplitsing van het hindoeïsme, is te zien in tinten rood.
Boeddhisten in Sri Lanka en Zuidoost-Azië horen bij de
hinayana-tak van de godsdienst, die in Oost-Azië belijden het
mahayana- boeddhisme.
Het geloof in grote delen van Oost-Azië is moeilijker in kaart
te brengen dan in veel andere delen van de wereld. In China,
Korea,
Japan
en
Vietnam
zijn
de
religieuze
tradities
ingewikkelde mengvormen die afgeleid zijn van het boeddhisme,
taoïsme, confucianisme en het shintoïsme.
De ontwikkeling van de Oost-Aziatische geloofstelsels is op
dezelfde
manier
verlopen
als
die
van
de
syncretische
godsdiensten die vooral aangetroffen worden in delen van
Centraal- en Zuid-Amerika, Afrika, Indonesië en Australië. In
dergelijke gebieden heeft het dominante geloof , meestal het
christendom of de islam, elementen opgenomen van andere
geloofstradities, afwisselend en soms ook geringschattend,
bestempeld als heidens, sjamanistisch of animistisch. Af en
toe ontstond deze mengvorm door het welbewuste handelen van
missionarissen die er naar streefden om het nieuwe geloof
sneller ingang te doen vinden door enkele oorspronkelijke
geloven en gebruiken te integreren. In andere gevallen bleven
eigengereide bekeerlingen in het geheim op de oude manier hun
geloof belijden en werden die gebruiken na verloop van tijd
geïntegreerd in het opgelegde geloof.
Ten slotte zijn er nog de verschillende stammengodsdiensten
die beleden worden door de oorspronkelijke volkeren in het
Amazonebekken van Zuid-Amerika; een groot deel van westelijk,
centraal en Zuidelijk Afrika; Madagaskar en Nieuw-Guinea. Deze
gebieden hebben allemaal een bruingele kleur op de kaart,
alhoewel de verschillende geloven die er beleden worden
nauwelijks verwantschap vertonen.
4. Het hindoeïsme
4.1 Ontstaan
Het Hindoeïsme vind zijn oorsprong in de godsdienst
van de Indo-germanen. Het dankt zijn bestaan niet aan
een bepaalde stichter maar heeft zich gedurende een
lange periode van meer dan duizend jaar gevormd uit de
plaatselijke religies, onder opname van een aantal
elementen van de godsdienst van een binnenvallend
Arisch Indogermaans volk. Via deze Ariërs is er enige
verwantschap met de religies van de oude Germanen, Grieken en
Romeinen. De Indogermanen kenden een sociale opbouw in drie
kasten: heersers, krijgers en voeders (waaraan later een
vierde als 'niet-kaste' is toegevoegd.)
Hun belangrijkste goden (Waroena, Agni en Indra) waren daarvan
een afspiegeling. In de oer-indogermaanse godsdienst speelde
overigens
ook
een
moedergodin
een
rol
van
betekenis.
De oudst bekende heilige schriften, de Veda's (lofzangen,
teksten voor offerrituelen) dateren van ca 1200 v.C. Het
Sanskriet (een oude indo-germaanse taal) van de Veda's is tot
op heden de rituele taal gebleven.
4.2 God / goden
Vanaf ca 1200 v.Chr. verschuift het godenpantheon langzaam
naar een nieuw drietal, Brahma, Sjiva en Visnu, zonder dat de
oorspronkelijke goden hiermee geheel uit het zicht verdwijnen.
Brahma
wordt
het
onpersoonlijke
opperwezen,
alles
doordringend, bron en schepper.
- Shiva, wordt de 'vernietiger' en is in bepaalde opzichten de
opvolger van Waroena.
- Visnu wordt de 'bewaarder'
Daarnaast komen er vele andere goden of incarnaties van goden
op zoals Ganesja (de wijze, afgebeeld met een olifantskop), de
zoon van Sjiva. In Durga (ook Kali of Parvati geheten) welke
wordt gezien als Shiva;s vrouw, komt rond 500 v.C. de oude
Indogermaanse godinmoeder weer boven water.
Onder invloed van Islam en Christendom en Islam is er in
recente tijd opnieuw een tendens om alle Goden als afgeleid
(als facet) van de ene absoluut opgevatte God Brahma te
beschouwen.
4.2 Ontwikkeling
Het Hindoeïsme heeft zich zo tussen 1200 en 800 v.C.
ontwikkeld uit een Indogermaanse godsdienst, onder opname van
veel elementen uit de plaatselijke religies. De leer van het
Karma en de zielsverhuizing (incarnatie) komt in deze tijd op.
Nieuwe goden verschijnen. Tegelijk wordt er gezocht naar de
eenheid achter de veelheid van de dingen. Het fundamentele
beginsel van het heelal (het Ene) en het ik (het Eigene)
worden min of meer gelijkgesteld.
Het offer wordt steeds belangrijker en niet de degene aan wie
het geofferd wordt. Daarmee stijgt het belang van de
priesterkaste, de Brahmanen, die immers de taal en het ritueel
van het offer beheersen. Het kastenstelsel ontwikkelt zich tot
een allesomvattend sociaal systeem. Rond 500 v.Chr. tekent
zich een reactie af tegen het verstarrende van het Hindoeïsme.
Nieuwe stromingen als het Jaïnisme en het Bhoedisme zien het
licht. Een groot deel van India gaat (tijdelijk) over naar het
Boeddhisme.
In de periode van zo rond 800 tot 1000 n.Chr. zien we een
heropleving van het Hindoesime. Visnoe en Sjiva winnen aan
betekenis en worden door bepaalde groepen zelfs als enige god
vereerd (de Shivaïsten, o.a. op Bali). De filosofie wordt
uitgebreid met nieuwe scholen. Boeddha, Krisjna en zelfs
Christus
worden
als
incarnaties
van
Visjnoe
in
het
godenpantheon opgenomen.
Het Hindoesime heeft zich aldus gevormd tot een uiterst
rekbare religie waarin alles kan worden opgenomen. In
maatschappelijk
opzicht
blijft
het
de
basis
van
het
verstarrende
kastensysteem.
Met de invallen en de overheersing van de arabieren en later
de turken en de bloei van het Mogoelrijk breekt er een
moeilijke periode aan voor het Hindoeïsme. De bovenlaag gaat
over naar de Islam, de onderlaag blijft het Hindoeïsme echter
trouw. Vermenging vindt, mede dank zij het kastesysteem
nauwelijks plaats. Onder de Engelse heerschappij zet ook het
Christendom voet aan wal. De dubbele bedreiging leidt hier en
daar tot een fundamentalistisch teruggrijpen op het oude
Hindoeïsme. Er is geen centrale organisatie. Wel speelt de
priesterkaste (=Brahmanen) een centrale en grote rol.
4.3 Sociale systeem
Het sociale systeem, d.w.z. het kastestelsel, is nauw
verbonden met het Hindoeïsme dat er de legitimatie voor
levert. Van een eenvoudige driedeling, later vierdeling van de
maatschappij, is er een allesomvattend systeem ontwikkeld dat
alle zaken als beroep, omgang, huwelijk enz . regelt en
vastlegt. Bovenaan staat de priesterkaste der brahmanen,
onderaan de kaste van de onaanraakbaren.
4.4 Heilige boeken
De Veda is al genoemd. Rond 1200 v.Chr.ontstaan er een nieuwe
serie
boeken,
eigenlijk
filosofische
geschriften,
de
Upanisjaden. Omstreeks 500 n.Chr. komt een een nieuw geschrift
bij, de Bagavad Ghita, een epos dat de strijd van Krisna
beschrijft en dat zeer populair is.
4.5 De leer
De grondgedachten zijn als volgt te omschrijven:
(1) Karma, de wet van oorzaak en gevolg en de onvermijdelijke
uitwerking van iemands daden die niet ophoudt bij de dood maar
overgaat in een volgend leven in een hogere of lagere positie.
(2) Dharma, de plichten die men moet nakomen overeenkomstig de
plaats in de samenleving (kaste).
(3) Samara, de kringloop van de wedergeboorten die ook de
dieren betreft.
4.6 De leefregels
Zoals te begrijpen valt uit het voorafgaande hangen de
leefregels
sterk
samen
met
het
kastesysteem.
Het prijzen van de Goden en het brengen van al dan niet
symbolische offers behoort tot de verplichte rituelen van de
Hindoe.
De
koe
wordt
als
heilig
dier
ontzien.
Ten aanzien van de relatie met naaste kent het Hindoeïsme
voornamelijk algemene regels. Verdraagzaamheid en tolerantie
volgen uit het grote opnemend vermogen van het hindoeïsme.
4.7 Enkele teksten uit de heilige boeken
- "Milddadig is hij die iets geeft aan de bedelaar, die verzwakt
naar hem toekomt op zoek naar voedsel. In het strijdgewoel zal
hij succes hebben. Hij maakt hem tot vriend voor moeilijkheden
in de toekomst".
- "In overeenstemming met zijn handelwijze, in overeenstemming
met zijn gedrag, zo wordt iemand. Die goed doet, wordt goed.
Die slecht doet wordt slecht . . ." (uit de Rig Veda).
- "Derhalve is het vooruitzicht van hen, die hier een prettig
leven leiden dan ook dat zij een plezierige moederschoot
zullen binnengaan, hetzij die van een Brahmin, hetzij die van
een Ksjatrija of die van een Vaisjia. Maar zij die een
verfoeilijk leven leiden zullen waarlijk een verfoeilijke
moederschoot binnengaan, hetzij die van een hond, hetzij die
van een varken of die van een uitgestotene" (uit de
Oepanisjaden).
4.8 Eredienst/Feesten
Door
de
veelheid
van
Goden
en
Godinnen
en
hun
verschijningsvormen, de grote regionale verschillen en het
feit dat bepaalde feesten alleen binnen bepaalde kasten
gevierd worden, is het moeilijk , zo niet onmogelijk aan te
geven wat de belangrijkste feesten zijn. Toch hier enkele
voorbeelden:
- Holi-feest, uitbundig voorjaarsfeest, heeft verband met
Visnu.
- Divali of Lichtfeest, wordt wel door alle kasten gevierd.
- Durga Pura, feest ter ere van de Godin Durga.
Eredienst vindt plaats in tempels of gewoon thuis. Ritueel
gebed en offers nemen een centrale plaats in. De omgang met de
goden(beelden) is zeer familiair.
4.8.1 Offeren
Bijna alle daden uit het dagelijkse leven van de Hindoes
hebben iets feestelijks, iets plechtigs. Minstens twee keer
per dag, wordt er gebeden. Bij die gebeden worden ook offers
gebracht. Hindoes komen samen in tempels om te mediteren, te
bidden, te offeren. Water, licht, vuur, eten en bloemen worden
geofferd aan de beelden van de goden. Een deel van het eten
wordt daarna weer mee naar huis genomen of verdeeld onder de
armen. De priester of pandit leidt de diensten in de tempel en
regelt de godsdienstige feesten. Veel Hindoes richten ook
thuis een kleine huistempel in, een plek om te bidden en te
offeren. Meestal zingen de Hindoes hun gebeden, in de tempel
soms met een heel orkest erbij.
4.8.2 De geboorte
Vanaf hun geboorte tot hun dood vieren de hindoes rituelen en
feesten. Na de geboorte fluistert de priester de baby heilige
teksten in het oor. Als een baby 12 dagen oud is, krijgt hij
zijn naam tijdens een plechtig feest. Naarmate de kinderen
opgroeien worden ze op bepaalde momenten gevierd: hun eerste
hap voedsel, hun eerste haarknipbeurt,…
4.8.3 Het huwelijk
Op de afbeelding is een gedeelte van een hindoeïstische
huwelijksceremonie te zien. Het hindoeïsme is de belangrijkste
godsdienst van India. Trouwen binnen de eigen religieuze
groepering wordt als een sociale verplichting beschouwd. De
meeste
hindoehuwelijken
worden
op
traditionele
wijze
gearrangeerd tussen leden van dezelfde kaste.
Het hindoe huwelijk kent veel
gebruiken. Het kan wel enkele
dagen duren. Maar het is
natuurlijk een groot feest!
De bruid en de bruidegom
worden
er
prachtig
voor
gekleed en opgemaakt. Ze zien
er uit als een vorst en een
vorstin. Vriendinnen helpen
de bruid bij het kleden en
opmaken. Ze versieren haar
handen en voeten met henna.
Voor
het
huwelijk
wordt
meestal een zaaltje gehuurd. Daar brandt de havan, een gewijd
vuur. Het vuur brandt in een metalen pot, soms is die van
steen.
De pandit (priester) neemt samen met de bruid en bruidegom
plaats bij de havan. De bruidegom laat ghi (geklaarde boter)
en graan vallen in de havan. Hij bedankt daarmee voor alles
wat hij gekregen heeft.
De bruid neemt zeven stappen.
Eerst
stapt
ze
met
haar
rechtervoet,
haar
linkervoet
sluit steeds aan. Deze zeven
stappen neemt zij voor voedsel,
kracht,
voorspoed,
geluk,
kinderen,
genieten
en
voor
levenslange
vriendschap.
De
bruid en bruidegom lopen ook
zeven maal rond het vuur. Ze
zijn met elkaar verbonden door
een koord of sjaaltje.
Het belangrijkste moment is het
aanbrengen van de sindur. De
bruid en bruidegom krijgen een
sluier over hun hoofden. De bruidegom strooit rood poeder in
de scheiding van het haar van de bruid. Door de sluier kan
niemand het zien. Nu horen ze bij elkaar. De bruidegom zegt:
`Laten
we
elkaar
liefhebben
en
bewonderen.
En
elkaar
beschermen'. Wanneer je een hindoe vrouw met een rode stip op
haar voorhoofd ziet, weet je dat ze getrouwd is.
Het huwelijk – en daarmee ook de huwelijksceremonie – is een
erg belangrijk onderdeel van het hindoe leven. Volgens de
Hindoes is de godheid deels mannelijk en deels vrouwelijk. In
het huwelijk wordt de twee-eenheid van het mannelijke en het
vrouwelijke in God weerspiegeld. Voor de bruiloft trekt de
bruidegom naar het huis van de bruid, om door middel van een
lange reeks van ceremoniële handelingen met haar in de echt
verbonden te worden. Op de ceremonie volgt een groot feest dat
tot diep in de nacht doorgaat.
Vroeger brachten hindoe ouders hun kind in contact met een
geschikte partner. Ouders deden hun best een geschikte partner
te vinden. Nu kiezen kinderen zelf hun partner uit
4.8.4 De dood
Hindoes verbranden hun doden tijdens een plechtige
ceremonie. Het lichaam moet door het vuur worden
gereinigd en worden teruggebracht tot de oerelementen
waaruit het bestaat: aarde, vuur, water, lucht, ether.
Dan pas krijgt de ziel een kans om in het nirwana, een
toestand van vrede en gelukzaligheid te komen. Het
nirwana bereiken is het uiteindelijke doel, maar
hiervoor kan men meerdere levens nodig hebben. De
hindoes geloven dat de ziel terug keert naar de aarde
(reïncarnatie).
De crematie vindt niet altijd kort na het sterven
plaats, maar soms weken later. Hoe hoger de kaste
waartoe de dode behoort, hoe uitvoeriger en fraaier de feesten zijn.
Meestal worden mensen eerst voorlopig begraven en daarna als er
genoeg geld is voor een feest, weer opgegraven. Het lijk wordt
gecremeerd of verast, op een toren van bamboe of in een mooi
versierde lijkkist in de vorm van een dier. Het crematiefeest is
vrolijk en kleurig, met veel gasten. Na de verbranding worden de as
en de verkoolde beenderen bij elkaar gezocht. Als het kan strooien
ze de as uit in de Heilige Indiase rivier, de Ganges. Als dat niet
kan, wordt de as vaak in de zee gestrooid, die immers in verbinding
staat met de Ganges.
4.8.5 Het holi-feest
De hindoes vieren jaarlijks meer dan vierhonderd feesten en
het hele jaar door worden er bedevaarten gehouden naar
beroemde tempels of heilige plaatsen.
Een mooi hindoe feest is het
Holi-feest, een tweedaags feest
in het voorjaar. Dat wordt ook
altijd gevierd door de hindoes
in West – Europa. Alle mensen en
vooral de kinderen gooien met
gekleurd poeder, waterverf en
met
ballonnen
vol
gekleurd
water. ’s Avonds wordt er een
groot vreugdevuur gemaakt. Dat
stelt de brandstapel voor waarop de heks wordt verbrand. Het
is een vrolijk feest, om te vieren dat het kwade wordt
weggeruimd.
Het holi-feest is een hindoe voorjaarsfeest dat door Indiase
gemeenschappen over de gehele wereld uitbundig wordt gevierd.
In India zelf worden de kaste (officieel afgeschaft) en
sociale status van de mensen tijdens deze dag genegeerd. Oud
en jong, mannen en vrouwen, gooien allemaal gekleurd water en
poeder over voorbijgangers heen.
4.8.6 Divali of lichtfeest
Met het divali-feest of lichtfeest bij het begin van de
herfst, vieren de Hindoes de overwinning van het licht op de
duisternis.
De
huizen
worden
schoongemaakt
en
opnieuw
geschilderd. Met rode verf worden door de vrouwen speciale
tekens geschilderd bij de ingang van de huizen en op de
vloeren. Vaak keert het teken terug van de twee voeten van
Laksmi, de godin van de welvaart en de vrouw van Vishnu. De
meisjes en de vrouwen beschilderen ook hun handen met
hennaverf. Op alle belangrijke plaatsen in en rond het huis
worden lichtjes gezet. De kinderen houden een processie met
olielampjes en laten die wegdrijven op rivieren, meren,
vijvers,… Er wordt geofferd aan Laksmi. De kinderen trekken
langs de huizen om vrome wensen te zeggen en krijgen snoep.
Ook in West-Europa vieren de Hindoes dit feest, onder andere
met vuurwerk in het park.
5. Het boeddhisme
5.1 Ontstaan
Ontstaan als reactie op en hervorming van het
Hindoeïsme.
Het
Boeddhisme
wjjst
het
hele
hindoeistische godenpantheon af en is daarmee geen
godsdienst in de strikte zin van het woord. Het
kastesysteem en priesterbemiddeling worden afgewezen..
Heilige boeken worden niet erkend en dus is er ook
geen taak meer voor het Sanskriet. De kringloop der
wedergeboorten kan op eigen kracht worden doorbroken waarmee
het Nirwana binnen het bereik komt.
5.2 De stichter
Anders dan het Hindoeïsme gaat het Boeddhisme terug op een
historische stichter, Sidharta Goutama. Hij werd geboren 560
v.C., als zoon van een rijk stamhoofd, huwde een weduwe en had
bij haar een zoon. Op 29-jarige leeftijd kwam hij in een
ernstige religieuze crisis, verliet huis en haard en probeerde
eerst door een strenge ascese en zelfkastijding een oplossing
te bereiken. Na zes jaar aldus geleefd te hebben en na een
periode van 49 dagen van eenzame meditatie kwam de verlossing
in de vorm van de verlichting. Gautama werd tot Boeddha (= dé
Verlichte) en daarmee tot het centrum van de mensheid en zijn
geschiedenis. Boeddha verzamelde een groep monniken om zich
heen aan wie hij zijn (mondeling) leer doorgaf.
5.3 De leer
Boeddha
leerde
aan
zijn
volgelingen
de
volgende
vier
waarheden:
(1) Leven is lijden
(2) De oorzaak van het lijden is het verlangen of de begeerte.
(3) Het verlangen moet worden overwonnen.
(4) Het geëigende middel daartoe is het achtvoudige pad.
Het achtvoudige pad geeft, in een opklimmende reeks, een
leidraad
voor
het
leven:
(1) het juiste pad, (2) de juiste doelstelling, (3) het juiste
woord, (4.) het juiste gedrag (niet stelen, niet doden), (5)
het juiste middel voor het levensonderhoud, (6) de juiste
inspanning (wilskracht, training), (7) het juiste bewustzijn
(kennen van de drijfveren) en tenslotte (8) de juiste
meditatie.
Wie de uiteindelijke verlichting bereikt, geniet het Nirwana,
enerzijds beschreven als een staat van grootste volheid maar
anderzijds
ook
als
een
staat
van
volledige
leegte.
De centrale levensfilosofie is dat het bestaan eigenlijk een
illusie is (wanneer de materiële vorm zich voegt bij het
gevoel ontstaat er een idee dat zich verdiept tot het bewust
zijn van iets en dat laatste brengt voor een ogenblik de
illusie
van
het
bestaan
voort).
In zijn zuiverste vorm laat het geen ruimte voor aanbidding
aangezien er geen wezen is tot wie de aanbidding kan worden
gericht. In latere ontwikkelingen is hierop toch ten dele
teruggekomen.
Anders dan het Hindoeïsme is het Boeddhisme overtuigd het
'goede nieuws' voor de gehele mensheid te zijn. Het is dan ook
zeker in de beginperiode sterk missionair geweest.
5.4 De ontwikkeling
Nadat Boeddha zijn monniken zijn lering had bijgebracht,
volgde een voorspoedige start van het Boeddhisme. Na enige
tijd ontstond de behoefte toch de leer in geschriften te
formuleren. Er werden concilies gehouden. In 300 jaar bereikte
het Boeddhisme heel India (de onderlaag blijf het Hindoeïsme
trouw). Honderd jaar later breidde het zich uit over Sri
Lanka, later over China waar het de cultuur diepgaand
beïnvloed heeft. Rond het begin van onze jaartelling bereikte
het Boeddhisme Japan en Korea waar het zich mengde met de
plaatselijke Shinto. In Tibet kreeg het Boeddhisme een geheel
eigen vorm (het Tantrisme).
Rond 900 na Chr. volgde een teruggang en won het Hindoeïsme
althans in India weer vrijwel alle terrein terug (pas in deze
eeuw is er weer sprake van een kleine opleving van het
Boeddhisme in India).
Recent is vooral het Zen-Boeddhisme in het westen bekend
geworden. Van de meditatievormen is met name de Yoga buiten
het Boeddhisme populair (en in sommige katholieke kloosters
gepraktiseerd).
5.5 De heilige boeken
Het Boeddhisme is een 'godsdienst' zonder heilige geopenbaarde
boeken. Wel zijn de leringen van de Boeddha in later tijd
vastgelegd. In de loop van de tijd is aan de overlevering over
het leven en de leer van Boeddha veel toegevoegd. De teksten
werden alleen in de kloosters bewaard en zijn in de meeste
gevallen met de invallen van de Islam verloren gegaan. Een
reconstructie van de leer in zijn meest oorspronkelijke vorm
is daarom echter niet goed mogelijk.
5.6 Enkele teksten uit de boeken
- "Er zijn twee doelen die een rondtrekkende niet dient na te
streven… Het vervullen van begeerten en de vreugden die uit
deze begeerten voortkomen. Dit is laag bij de gronds, ordinair
en leidt tot wedergeboorte, hetgeen schandelijk en bovendien
onvoordelig is . . ."
- "En dit is de edele waarheid van het leed: geboorte is leed,
ouderdom is leed, ziekte is leed, niet vervuld zien van wensen
is leed ..."
- "En dit is de edele waarheid van het opheffen van het leed:
het is het opheffen van de begeerte, zodat er geen hartstocht
meer is. En dit is de edele waarheid van de weg die leidt naar
het opheffen van het leed. Het is het edele achtvoudige pad."
(uit de Theravada, Boeddha's preek te Benares).
5.7 De leefregels
De leefregels volgen uit de opgaven van het achtvoudige pad.
In de oorspronkelijke vorm van het Boeddhisme is de mens sterk
op zichzelf betrokken. Maar men mag de naaste geen schade
berokkenen. De Boeddhist zal overdaad mijden. Het is aan te
bevelen een kortere of langere tijd als monnik te leven.
5.8 Richtingen
Rond 100 na Chr. splitste het Boeddhisme zich in twee scholen,
Hinayana ('kleine voertuig'), de meest oorspronkelijke en
zuivere
richting,
en
het
Mahayana
('grote
voertuig').
Het Hinayana leert dat de verlossing maar voor weinigen is
weggelegd (= kleine voertuig). Het is een verdraagzame groep
die vooral in Z.O.Azië (Thailand) te vinden is. Het Mahayana
leert daarentegen dat de verlossing voor velen is weggelegd.
God keert terug in de vorm van de Oer-Boeddha. Er komen
helpers voor de mens, de Bodhisatva's (heiligen). Hemel en hel
worden
aanvaard.
Er
wordt
een
plaats
ingeruimd
voor
toekomstige Boeddha's (Messias?). De eredienst krijgt de
trekken van een kerk. Plaatselijk vermengd deze vorm van
Boeddhisme zich gemakkelijk andere religies zoals dat in Japan
( Shinto) en in Tibet het geval is geweest.
Het Zen-Boeddhisme is rond 500 v.C. in China tot ontwikkeling
gekomen vorm van het Boeddhisme welke nadien ook in Japan
vaste voet aan de grond heeft gekregen. Het Zen-Boeddhisme is
nogal afkerig is van theorie, is meer betrokken op de dienst
aan de naaste en legt sterk de nadruk op geestelijke en
lichamelijke
discipline
en
op
training.
Na
de
Tweede
Wereldoorlog is deze vorm van het Boeddhisme ook in het Westen
bekend en populair geworden. Yoga is een ander in het Westen
bekend geworden Boeddhistisch fenomeen dat dateert uit de
vijfde eeuw n.C. Het is een methode om door ascese en
geestelijke concentratie een hogere bewustzijns-toestand te
bereiken.
5.9 Feesten en kalender
De Boeddhistische kalender is (met uitzondering van Japan) een
maankalender. Het jaar is 11 dagen korter en de feestdagen
verschuiven derhalve ten opzichte van onze op de zon
gebaseerde kalender. Veel feesten zijn sterk regionaal
bepaald.
Om
er
enkele
te
noemen:
- Geboortefeest van Boeddha (d.w.z. zijn verlichting en eerste
preek)
- Feest van de Boeddha's (Japan)
- Dodenfeest (soort Allerzielen, alleen Japan).
- Boeddha's Hemelvaart (alleen Tibet).
5.9.1 Vesak of boeddhadag
In het noordelijke boeddhisme in Japan rekenen ze met de
zonnekalender. Men kent er twee vastenperiodes en daarnaast
ook vaste boeddhafeesten. Op 8 april vieren ze er de geboorte
van Boeddha, op 8 december de verlichting. Op 15 februari
herdenken ze zijn dood. Dat is tegelijk ook het feest van alle
doden. De boeddhisten laten dan lichtjes op de rivieren
drijven. De lichtjes begeleiden de doden naar het paradijs.
Het
zuidelijke
boeddhisme
volgt dus de maankalender. De
zesde maand (half april-half
mei) is heilig. De drie grote
boeddhafeesten
vallen
op
vollemaan van deze maand. Die
dag wordt Vesak of Boeddhadag
genoemd. De boeddhisten vieren
dan de geboortedag van prins
Siddharta, de verlichting van
boeddha
en
de
dood
van
boeddha. De huizen worden schoongemaakt en met bloemen
versierd. De boeddhabeelden in de tempel worden opgepoetst.
Het grootste boeddhabeeld wordt buitengezet en met reukwater
besprenkeld. Iedereen loopt met een lichtje om het beeld heen.
De regentijd, van juli tot oktober, is een tijd van vasten.
Dan verblijven de monniken in hun kloosters. Op het einde van
de regentijd vieren de monniken feest.
5.9.2 De dood
Overtuigingen: De dood van het fysieke lichaam is zeker maar
slechts een deel van een voortdurend proces van reïncarnatie
totdat men de verlichting bereikt. Er wordt gedacht dat na de
dood de overledene een transformatie ondergaat waarin zij de
dood ontdekken en zich klaarmaken voor hun volgende incarnatie
(als die er is).
Begrafenisgebruiken:
In
vroege
tijden,
en
vandaag
gebruikelijk, cremeren Boeddhisten de lichamen van de doden.
De eerste zeven dagen na een dood zijn het meest belangrijk
voor de laatste en begrafenis gebeden.
Rouwrituelen: Wekelijks worden er gebeden opgezegd gedurende
een 49 dagen durende begrafenisperiode. Tijdens deze periode
wordt gedacht dat de gebeden van de rouwenden de overledene
helpen tijdens diens transformatie na de dood, en zijn geest
zullen doen ontwaken voor de ware aard van de dood.
5.9.3 Het feest van de ploeg
Bij halfvolle maan in de maand mei lopen vier in het wit
geklede meisjes achter een goudkleurige ploeg, getrokken door
twee witte ossen. De meisjes strooien rijst uit gouden en
zilveren mandjes. Met dit ritueel wordt een gebeurtenis uit
het leven van boeddha herdacht. Toen hij 7 was, ging hij met
zijn vader naar het ploegen kijken. Een kikker werd door een
ploeg gegrepen en de lucht in gegooid. Een jongen at hem op.
Toen begreep boeddha als kind dat het leven van alle wezens
eindig is.
5.9.4 Het feest van de olifant
Eind
november
wordt
er
in
Thailand
een
groot
feest
gevierd
met
honderden
olifanten. De olifanten laten
zien hoe sterk en volgzaam ze
zijn. Dit herinnert aan een
wijze les die boeddha ooit
vertelde.
Wilde
olifanten
kunnen getemd worden dor ze
naast
tamme
olifanten
te
spannen. Op diezelfde manier
moest
volgens
boeddha
elke
nieuwe
boeddhist
geholpen
worden door een oudere. Met dit
feest worden de woorden van boeddha herdacht.
6. Het jodendom
6.1 Ontstaan
Ontstaan in het nabije-oosten, op een woelig trefpunt
van culturen. De eerste aartsvader, Abraham, kwam uit
Ur (het huidige Iran). Een deel van de stammen verbleef
lange tijd in Egypte. Rond 1300 v.Chr. volgde onder het
leiderschap van Mozes de terugtocht naar Palestina. De
Israëlieten werden ter plaatse steeds machtiger, getuige de
instelling van het koningschap onder Saul. David en Salomon
waren zijn opvolgers. Het rijk splitse zich later in een
noordelijk deel (Israel) en een zuidelijk deel (Juda).
In 722 v.Chr. wordt Israel bezet door de Assyriers en in 586
v.Chr. valt Juda voor de Babyloniërs. De tempel bestaat niet
meer. Een dramatische maar betekenisvolle tijd breekt aan, de
Babylonische gevangenschap, waarin het volk geestelijk op de
been wordt gehouden door de profeten (Jesaja).
Na
de
Babyloniërs
komen
de
Perzen.
De
joden
keren
(gedeeltelijk) terug naar Palestina en de tempel wordt
herbouwd. Na de Grieken komen de Romeinen als nieuwe
overheersers. Jeruzalem wordt in 70 na Chr. Belegert en de
tempel verwoest. De joden raken verspreid over het Romeinse
rijk (de diaspora) waar ,in later tijden, nieuwe verbanningen
(Spanje, Potugal) en progroms (Midden- en Oost Europa) voor
diepe treurnis zorgen. De synagoge wordt voortaan de plaats
van samenkomst en beleving van de godsdienst.
De holocaust betekent een nieuwe slag voor het jodendom. Een
geheel nieuwe situatie ontstond met de stichting van de staat
Israël in 1948. Voor het eerst sinds 19 eeuwen hebben de joden
hiermee weer een eigen huis.
6.2 God / goden
Het is opmerkelijk dat de Joodse volk, omgeven door zoveel
volkeren die meer goden kenden, toch altijd heeft vastgehouden
aan de ene God, in medeklinkers JHWH, aanvankelijk zonder
daarmee andere (mindere) goden voor andere volkeren uit te
sluiten. Pas na de ballingschap is er consequent sprake van
één
God.
In de religieuze wereld van de oudheid staat het Joodse volk
geheel alleen in z'n beleving van de ene en persoonlijke Macht
die enerzijds ver boven het menselijke is verheven maar
anderzijds toch met de mensen en hun geschiedenis bezig is.
6.3 Heilige boeken
De bijbel (van biblia=boeken), van de joden, de Tenach, kwam
tot stand gedurende een lange periode en kent een grote
verscheidenheid
in
literaire
vorm
(geschiedschrijving,
lofzang, spreuken).
De Thora (de "Wet") bevat de vijf oudste boeken (Genesis,
Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium), waarvan de oudste
gedeelten nog op Mozes terug gaan. Van later datum zijn de
boeken van de Profeten en de Psalmen. Rond 100 na Chr. groeide
de behoefte om de boeken van de bijbel goed vast te leggen,
ook als reactie tegen de nieuwe sekte van de Christenen die er
immers ook gebruik van maakten. De grens werd gelegd bij de
boeken die er al voor 500 v.Chr. geschreven waren (waarmee er
een kloof ontstond met de Christengemeenten die ook later
ontstane
Joodse
boeken
erkenden).
De historische commentaren op de Joodse bijbel zijn verzameld
in de Talmoed.
6.4 Enkele teksten uit de joodse bijbel
- "Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is één. Gij zult
de Heer uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw
ziel en met geheel uw kracht" (uit Deuteronomium).
- "Toen sprak God al de woorden die hier volgen. Ik ben
Jahweh, uw God die u heeft weggeleid uit Egypte, het
slavenhuis. Gij zult geen andere Goden hebben ten koste van
Mij. Gij zult geen Godenbeelden maken , geen afbeelding van
enig wezen boven in de hemel, beneden op aarde of in de
wateren onder de aarde ... Gij zult de naam van Jahweh uw God
niet lichtvaardig gebruiken, want Jahweh laat degenen die zijn
naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft. Denk aan de
sabbat, die moet voor u heilig zijn. Zes dagen kunt gij werken
en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag is de sabbat
voor Jahweh uw God…." (uit Exodus, in andere versie ook in
Leviticus).
6.5 De leer
Er is één God die aan het begin en het einde staat van de
schepping. De mens wordt op zijn daden aangesproken, God
beloont
het
goede
en
straft
het
kwade.
De Thora bevat de openbaring en leefregels voor het volk. Eens
zal er een Messias komen die het Joodse volk terugvoert naar
het beloofde land (wat hier letterlijk opgevat moet worden).
Onreine zaken dienen vermeden te worden (bloed, menstruerende
vrouw, sperma, niet kosjer eten, varkens).
6.6 Leefregels
De leefregels zijn samengevat in de 'Tien geboden' zoals deze
aan Mozes zijn gegeven en door hem op de twee stenen tafelen
zijn
vastgelegd
(te
vinden
in
Exodus,
Leviticus
en
Deuteronomium).
Daarnaast staan er met name in Leviticus een groot aantal,
vaak zeer precieze voorschriften voor de sociale omgang, de
voedselbereiding, de hygiëne, enz. waaraan de wettische Jood
zich heeft te houden.
6.7 Richtingen
Door alle tijden heen heeft het jodendom bepaalde stromingen
gekend. Rond het begin van onze jaartelling waren er bv. de
bekende Farizeeën (de chassidische of vrome sekte binnen het
Jodendom), de Sadduceeën (een groep rond de priesters van
hogere rang), de Essenen (chassidisch en in afzondering
levend) en de Samaritanen (een verwant volk dat zich niet
geheel aan de Wet hield).
Na de verwoesting van de tempel door de Romeinen en de tweede
verstrooiing leefden de Joden verspreid in de diaspora (=
verspreide gebieden).
In het huidige jodendom zijn zeer vrijzinnige groepen te
vinden (met name in de USA), naast zeer orthodoxe groeperingen
als de Chassidiem (de in zwart geklede mannen met ongeknipte
haren). Het Chassidisme (ontstaan in de Oekraïne in de 18e
eeuw) is een volkse en mystieke richting die de verwachting
van de Messias ziet als actieve heiliging van het leven hier
en nu. In het oosten ontwikkelde zich begin deze eeuw een
nieuwe nationalistische richting die leidde tot het Zionisme,
dit is het streven om alle Joden te verenigen op historische
grond, Palestina.
In het huidige Israël leven de Chassidiem, de vrijzinnige
joden en een grote groep volledig gesaeculariseerde (=
'ontkerkelijkte') Joden onder de nodige spanningen tezamen.
6.8 Organisatie
Er is geen overkoepelende organisatie. Men spreekt wel van
Opperrabbijnen maar deze zijn toch slechts het hoofd van een
landelijke of plaatselijke groep joden.
6.9 Feestdagen en eredienst
De joodse kalender gaat terug op die van de Babyloniërs en
kent twaalf maanden.
De grote feestdagen zijn:
- Jom Kipoer, de Grote verzoendag
- Soekot, het Loofhuttenfeest
- Channoeka, het feest van de inwijding van de tempel
- Poeriem, de herinnering aan de geschiedenis rond Esther en
Mordechaï
- Pesach, de herdenking van de uittocht uit Egypte
De eredienst (in de Hebreeuwse taal)
speelt zich af in de synagoge en is een
dienst van het woord.
6.9.1 de geboorte
Mazzal Tov! Dat wensen de vrienden de
joodse ouders toe, die net een baby
hebben gekregen. De baby is van harte
welkom in het joodse gezin. Als het een
jongetje
is,
wordt
hij
acht
dagen
na
zijn
geboorte
besnedendoor de moheel (besnijder). Dat gebeurt soms thuis,
maar ook wel in het ziekenhuis. Het is maar een kleine ingreep
De besnijdenis van een joodse jongen is reden voor een
feestje. Nu hoort hij er echt bij. De familie en de vrienden
drinken er een glas wijn op. Op deze dag krijgt de jongen ook
zijn joodse naam. Bijvoorbeeld Moshe, dat is Hebreeuws voor
Mozes. Deze joodse naam hoeft niet dezelfde naam te zijn als
zijn gewone naam. Joodse kinderen hebben dus vaak twee namen
hun roepnaam en hun joodse naam.
Ook
joodse
meisjes
krijgen
een
joodse
naam.
Rivka
bijvoorbeeld, zo wordt Rebecca uitgesproken. Joodse meisjes
krijgen hun joodse naam soms in de synagoge (gebedshuis). De
vader en moeder laten daar een dankgebed uitspreken voor de
geboorte van hun dochter.
Joodse kinderen dragen vaak een keppel op hun hoofd. Zeker als
zij in de synagoge komen, moeten zij hun hoofd bedekken met
deze keppel. Tegenwoordig borduurt men vaak de joodse naam op
het keppeltje van het kind. Dat is een leuk cadeautje voor de
geboorte.
6.9.2 bar-mitswa / bat-mitswa
Een joodse jongen is vanaf zijn 13e verjaardag bar-mitswa. Dat
betekent `zoon van de wet'. Een joods meisje wordt al een jaar
eerder bat-mitswa, `dochter van de wet'. Ze zijn vanaf die dag
volwaardig lid van de joodse gemeenschap. Ze moeten zich nu
net als de volwassenen aan de joodse regels houden. Ze zijn
vanaf nu zelf verantwoordelijk voor het opvolgen van deze
regels.
Ken je de tien geboden uit de bijbel? Dat zijn de bekendste
joodse regels. Maar er zijn nog veel meer geloofsregels zoals
het helpen van medemensen en het niet eten van varkensvlees.
Het is een belangrijke plicht je aan de geloofsregels te
houden. Daar worden de joodse kinderen natuurlijk goed op
voorbereid, thuis en op joodse les. Zij leren over het joodse
geloof en de joodse gebruiken om zich voor te bereiden op dit
belangrijke moment in hun leven.
Voor de jongens en meisjes is het een grote feestdag om barof bat-mitswa te worden. Op deze dag lezen de jongens thora.
Dat wil zeggen ze lezen in de synagoge (gebedshuis) een stukje
voor uit de bijbel. In het Hebreeuws, dat is taal van de
bijbel. De kinderen hebben Hebreeuws geleerd. In sommige
synagogen mogen ook de meisjes een stukje bijbel lezen. Of zij
houden een toespraak. En daarna is het feest. Er zijn
cadeautjes en er is heerlijk eten.
Veel joodse jongeren zijn geïnteresseerd in hun godsdienst. Ze
willen er alles van weten. Ze kunnen bijvoorbeeld les krijgen
in de synagoge in het Hebreeuws en de joodse cultuur.
6.9.3 Het huwelijk
Mensen trouwen niet alleen op het gemeentehuis,
maar vaak ook in een gebedshuis. Joodse mannen
en vrouwen trouwen meestal in de synagoge
(gebedshuis). Maar het kan ook ergens anders,
zelfs gewoon buiten. De rabbijn, de geestelijke
leider, zegent het huwelijk in. De kalla, de
bruid en de chatan, de bruidegom worden daar
goed door hem op voorbereid. Hij vertelt het
bruidspaar wat er van hen verwacht wordt, als
zij getrouwd zijn. Hij vertelt ze, dat het goed
is om de kinderen in de joodse gebruiken op te
voeden.
In de synagoge nemen de bruid en de bruidegom
plaats onder de choepa. Dat is een groot doek
dat boven hun hoofd gespannen is en symboliseert het huis
waarin het paar gaat wonen. De bruidegom schuift de ring om de
vinger van zijn bruid. Hij zegt, dat zij nu zijn vrouw wordt
volgens de joodse wet. Ook de bruid stemt daar in toe. Ze
beloven veel van elkaar te houden. De getuigen tekenen de
ketoeba, de huwelijksakte.
Het bruidspaar krijgt twee keer een slokje wijn te drinken.
Dan trapt de bruidegom tot slot een glas kapot. Zouden deze
scherven het huwelijk geluk brengen? De vrienden en familie
hopen dat zeker en roepen Mazzal Tov! (veel geluk!). En dan is
het feest. Groot feest, want een huwelijk is heel belangrijk
in het joodse leven. Er is muziek, wijn en eten en er wordt
gedanst en plezier gemaakt.
Er zijn joodse mensen, die trouwen met een niet-joodse
partner. Zij kunnen dan niet in de synagoge trouwen. Daar
trouwen alleen mensen die allebei joods zijn. Je bent joods,
wanneer je moeder joods is.
6.9.4 De dood
Een joodse begrafenis is sober. De dode is altijd gekleed in
eenvoudige witte katoenen kleding, zonder franje. Ook de kist
is van eenvoudig, ruw hout. Over de kist ligt een zwarte doek.
In de dood is iedereen gelijk. Er zijn dus geen overdadige
begrafenissen in joodse kring. De familie en de vrienden
brengen de kist naar de begraafplaats. De familie scheurt hun
kleding een klein stukje in. Het is een teken van hun
verdriet. Door dit kleine verdriet wordt het grote verdriet op
gang gebracht.
Joodse doden worden altijd begraven en nooit gecremeerd. Wat
God geschapen heeft, mag je niet zomaar vernietigen. Maar
joden geloven ook, dat zij eens weer levend zullen worden.
Hoe? Dat is Gods geheim. Het zal gebeuren in de tijd, dat er
vrede in de wereld gekomen is. In dat rijk is al het kwaad
verdwenen. Die tijd wordt de Messiaanse tijd genoemd.
Tijdens de plechtigheid van de begrafenis worden gebeden
gezegd. De nabestaanden nemen afscheid bij het graf. De
familie gooit drie scheppen aarde op de kist. Dan volgen de
vrienden. Tot slot zeggen de kinderen van de overledene
kaddiesj. Kaddiesj is een gebed ter ere van God en ter
herinnering aan een dode. Samen met de vrienden gaat de
familie naar huis. Daar zit de familie sjiw'a. Zij worden
zeven dagen verzorgd en getroost door de vrienden. Sjiw'a
betekent zeven.
Joden begraven hun doden zo snel mogelijk. Begrafenissen mogen
nu al 12 uur na het overlijden plaatsvinden. Vroeger mocht dat
pas na 36 uur.
6.9.5 Rosj Hasjana
Tijdens de zevende maand tisjri (= september/oktober) vieren
ze samen de verjaardag van de wereld. Dit feest noemen ze Rosj
Hasjana. In hun gebeden denken ze na over hun gedrag van het
voorbije jaar. Zo doet ook God met de mensen. God kijkt op
iedere verjaardag van de wereld hoe de mensen geleefd hebben:
of ze goed waren of slecht, of zij elkaar hielpen of elkaar in
de steek lieten. Van elke mens gaat God na of hij geleefd
heeft zoals Hij gehoopt had.
Deze eerste dag wordt daarom ook
wel eens ‘dag van de
herinnering’ genoemd.
Op deze dag sturen ze naar
familie en vrienden een kaartje
met
de
tekst:
‘Dat
je
mag
opgeschreven staan voor een goed
jaar’ Bij de maaltijd dopen ze
een
stukje
zoete
appel
in
honing. Ze drukken daarmee hun
hoop uit dat het nieuwe jaar
zoet, aangenaam en gelukkig mag zijn. Ze eten dan ook speciaal
feestbrood. De langzaam gerekte tonen van de ramshoorn
(sjofar) waarop geblazen wordt, nodigen hen uit tot de
terugkeer tot God. Die ramshoorn verwijst naar de ram, de
Abraham offerde in plaats van zijn zoon.
Rosj
Hasjana
is
een
ernstige
feestdag, want op die dag velt God
een voorlopig oordeel over jou en je
familie. Het is toch ook een echte
feestdag omdat zij tien dagen uitstel
krijgen. Deze dagen zijn voor hen een
bezinningsperiode. Pas op de tiende
dag van de maand tisjri, op Jom
Kippoer (Grote Verzoeningsdag), zal
God zien of de mensen werkelijk spijt
hebben en hun leven willen verbeteren.
6.9.6 Jom Kippoer
Op de 10e dag van het nieuwe jaar valt Jom Kippoer. Gedurende
deze heilige dag vasten de joden 24 uren lang. Ze verzoenen
zich met iedereen om daarna weer met een schone lei te
beginnen. Het is een van de belangrijkste feesten van het
joodse jaar. Het gebruik om een kip of een vis boven het hoofd
te houden als verzoeningsoffer herinnert aan het offer van de
zondebok op Jom Kippoer lang gelden.
6.9.7 Chanoeka
Een ander belangrijk feest is het Chanoeka
feest of lichtfeest, dat in december valt en 8
dagen duurt. Chanoeka betekent herinwijding en
herinnert eraan dat de joden hun tempel in
Jeruzalem heroverden op hun vijand. Toen werd
de joodse kandelaar weer aangestoken. E gewone
joodse kandelaar heeft 7 armen. De speciale
Chanoeka-kandelaar heeft er acht. Elke dag
wordt er een kaars meer aangestoken en een
nieuw verhaal verteld. Op de achtste dag krijgen de kinderen
cadeautjes.
6.9.8 Poerim
Op het Poerim-feest in de lente spelen de kinderen het verhaal
na van Esther, een vrouw uit de bijbel. Zij heeft de joden
gered van de schurk Haman, die hen wilde uitroeien. Het
verhaal wordt voorgelezen. De kinderen zijn verkleed als een
van de figuren eb telkens als de boze Haman wordt vernoemd,
maken ze zoveel mogelijk lawaai met ratels, bellen, deksels en
fluiten om de klank van zijn naam te overstemmen. De kleurige
optocht lijkt een beetje op carnaval.
6.9.9 Pesach
Het feest bij uitstek voor joden is het Pesachfeest op de 15e
Nisan. Vroeger was Pesach het belangrijkste bedevaartsfeest.
De joden trokken naar de tempel en offerden er een lam. Nu
wordt Pesach thuis gevierd. Op dit 7 dagen durende feest
herdenken ze de redding van de joden uit Egypte.
Op de eerste dag van dit feest houdt men het Pesachmaal of
Sedermaal. Het is een speciale maaltijd die vol zit met
symbolen, die verwijzen naar het verhaal van de
uittocht uit Egypte.
- 3 matses: dunne, ongezuurde en ongereze
broden doen denken aan het gebrek aan
tijd dat men bij de uittocht had om het
brood te laten rijzen.
- Maror: bittere groenten want de
slavernij was een bittere tijd.
- Charoset: een bruinb mengsel van noten,
appel, kaneel en wijn
- Een ei
- Gebraden lamsbeentje
- 4 bekers met wijn
7. Het christendom
7.1 Ontstaan
Het
Christendom
is
ontstaan
binnen
de
Joodse
geloofsgemeenschap als een opwekkingsbeweging die zich
verzette tegen het al te wettische karakter van
toenmalige
Jodendom.
De
Essenen
(zie
ook
onder
'Jodendom' zochten het eerder in de afzondering, zoals
ook Johannes de Doper dit deed. Het is waarschijnlijk
dat er bepaalde lijnen liepen via Johannes de Doper naar de
eerste Christengemeenschap. De bezetting door de Romeinen was
een andere reden dat het gistte in de toenmalige Joodse
gemeenschap en de roep om de komst van de Messias aan de orde
was.
7.2 stichter
Jezus werd geboren uit betrekkelijk arme ouders, bleef
ongehuwd en zocht op zijn dertigste levensjaar de openbaarheid
op om zijn opvattingen over de leer duidelijk te maken. Reeds
na drie jaar kwam er een einde aan zijn actieve leven en werd
hij bewust vernederend ter dood gebracht. Met Jezus van
Nazareth treedt een man naar voren die zich enerzijds zeer aan
de Joodse gebruiken wilde houden maar anderzijds nadrukkelijk
en soms provocerend de vrijheid nam daar ter wille van de
naaste
van
af
te
wijken.
Zijn volgelingen, waarvan hij er twaalf tot apostel had
benoemd, melden de verschijning van hun Heer en kwamen enkele
weken na de laatste verschijning (Hemelvaart) zijn dood tot
het besef dat Hij met hen voortleefde. Na een enerverende
bijeenkomst (Pinksteren) waarbij
ook zijn moeder Maria
aanwezig was, trad de groep voor het eerst zelfbewust naar
buiten. Vanaf dat moment is er sprake van Jezus als de
Christus (= de Messias in het hebreeuws).
7.3 God / goden
Er is één God, sinds het voorbeeldgebed van Jezus (het 'Onze
Vader') ook 'de Vader' genoemd. Gods Geest en Gods Zoon
(Jezus) vormen theologisch gesproken een Drie-eenheid. De Zoon
wordt ook aangesproken als 'de Messias' en 'de Heer'. Jezus
kan worden opgevat als de incarnatie van God (de Vader),
vandaar de 'mensgeworden Zoon'.
7.4 De schriften
Het christendom erkend dezelfde boeken als het Jodendom als
geopenbaard (het Oude testament) maar heeft daarnaast een
eigen deel (het Nieuwe Testament), bestaande uit de vier
evangeliën, de Handelingen der Apostelen, de Brieven en de
Apocalyps (of het Boek der Openbaring). De Handelingen en de
brieven zijn de oudste delen van het Nieuwe testament en
geschreven ca 60 jaar na de dood van Jezus. Drie van de vier
evangeliën (Markus, Matheus en Lukas) gaan terug op eenzelfde
bron, het evangelie van Johannus staat wat apart.
Het erkende boeken staan bekend als de 'Canon'. Vooral in de
begintijd is er veel discussie geweest over welke boeken er nu
wel en niet bij hoorden en zijn er concilies aan te pas
gekomen om knopen door te hakken. Mede naar aanleiding van de
ontdekking van de Dode Zee rollen is er vrij recent is er een
nieuwe belangstelling ontstaan voor de niet-canonieke boeken
als het Thomas-evangelie).
7.5 Enkele teksten uit het Nieuwe testament
- "'Bij het zien van al die mensen ging Hij de berg op. Toen
Hij zat , kwamen zijn leerlingen bij hem. Hij nam het woord en
en
begon
hen
in
zijn
leer
te
onderrichten:
Zalig zijn de armen van geest, want aan hen behoort het
Koninkrijk der hemelen. Zalig die treuren want zij zullen
getroost worden. Zalig de zachtmoedigen want zij zullen het
land bezitten. Zalig zij die hongeren en dorsten naar de
gerechtigheid want zij zullen verzadigd worden. Zailg zij de
barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Zalig zij de zuiveren van hart want zij zullen God zien" (uit
het Evangelie volgens Matheus).
- "Als gij bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden zoals de
heidenen doen…Gij moet daarom zo bidden: 'Onze Vader in de
hemel. Uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil
geschiedde op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons
dagelijks brood. En vergeef ons onze schuld zoals ook wij aan
anderen hun schuld vergeven. En leidt ons niet in bekoring
maar verlos ons van het kwaad"(idem uit Matheus).
- "Is God soms alleen een God van de Joden en niet van de
heidenen? Neen,ook van de Heidenen want er is slechts één God,
die zowel de joden als de niet-joden zal rechtvaardigen door
het geloof. Betekent dit dat ik mij van het geloof bedien om
de (joodse) wet buiten werking te stellen? Integendeel, ik
laat de wet juist tot haar recht komen" (brief Paulus aan de
Romeinen).
7.5 De leer
Terwijl de gelovige Jood nog uitziet naar de Messias is Hij
voor de christen al gekomen in de persoon van Jezus van
Nazareth. De (vele) voorschriften van de Joodse wet zijn niet
van toepassing. De leer wijkt op hoofdpunten verder niet sterk
af van de Joodse leer. Er ligt minder nadruk op beloning en
straf (zeker in de Reformatorische richtingen waar het 'Alléén
uit
genade'
geldt)
en
er
is
meer
aandacht
voor
de
Wederopstanding dan in het Jodendom.
Het heil staat principieel voor alle mensen en volkeren open
en moet tot aan het einde der aarde verkondigd worden. De
joodse reinheidsvoorschriften en de besnijdenis zijn niet
overgenomen (vergelijk Jezus woord: 'Niets is onrein tenzij
het komt uit de mond van een zondaar').
7.6 Leefregels
Net als in het Jodendom gelden de Tien Geboden maar er is een
veel grotere nadruk op het principe 'Bemin God en je naaste
zoals je zelf'. Het 'Oog om oog, tand om tand' heeft niet het
laatste woord.
De bergrede van Jezus met de twaalf zaligsprekingen (Zalig zij
die …) plaatst het ideaal op een hoger niveau. In de omgang
met de naaste wordt ligt meer nadruk op de actieve beoefening
van de naastenliefde.
7.7 Richtingen
Reeds vanaf het eerste begin kende de Christenen bepaalde
stromingen. Zo was er al direct het verschil van mening of de
uit de heidenen afkomstige christenen zich nu wel of niet aan
de joodse wet dienden te houden. Toen de groep zich eenmaal
als kerk gevormd had, deden zich allerlei nieuwe geschilpunten
voor
(Gnostici,
Katharen,
Arianen
waren
ooit
belangrijke minderheidsgroepen maar deze namen hebben nu nog
slechts historische betekenis).
De scheuring van de Kerk in 1051 in een westers Katholiek en
een oosters Orthodox gedeelte was eerder politiek dan
leerstellig van aard. Hetzelfde geldt voor de afscheiding van
de
Anglikaanse
kerk
in
1538
(een
gevolg
van
een
huwelijkskwestie van de koning Hendrik VIII).
Heel anders lag de situatie rond de Reformatie, die in eerste
instantie een reactie was op de mistoestanden in de r.k.kerk
maar die tevens op aantal punten een duidelijk breuk betekende
met de moederkerk (afwijzing aantal sacramenten als biecht en
priesterschap, éénhoofdige leiding).
De oecomenische beweging tracht de kerken en groeperingen weer
dichter
bij
elkaar
te
brengen.
De nationale en niet-r.k.kerken hebben zich sinds 1948
verenigd in de Wereldraad van Kerken.
7.8 Feesten en eredienst
- Pasen, het centrale feest van de Christenheid, de opstanding
van de Heer. Aangezien Jezus aan de vooravond van het Joodse
Paasfeest (Pesach) werd gekruisigd, zijn beide feesten
historisch met elkaar verbonden.
- Pinksteren valt 40 dagen na Pasen en is de herdenking van
het eerste openbare optreden van de leerlingen (en daarmee in
zeker opzicht het begin van de christelijke kerk).
- Kerstmis (in de westelijke kerken) en Epifanie = 'Drie
Koningen'
(in
de
Orthodoxe
kerken)
gedenken
beide
de
symbolische bekendmaking van de geboorte (aan respectievelijk
de herders en de wijzen uit het oosten).
- Hemelvaart, de laatste verschijning van de Heer.
- Allerheiligen (1 nov.) een feest dat in veel kerken wordt
gevierd (niet in de protestante kerken).
- Hervormingsdag (31 okt.) in een aantal protestante kerken.
In de eredienst van de orthodoxe en katholieke kerken ligt de
nadruk veelal op de eucharistie (viering laatste avondmaal,
vroeger ook 'de Mis' geheten). In de protestantse kerken ligt
de nadruk op de woorddienst en is een avondmaalsviering eerder
uitzondering dan regel.
7.8.1 de geboorte
Het gezin is voor christenen erg belangrijk.
Kinderen zijn er van harte welkom. De ouders
laten hun kinderen niet lang na de geboorte
dopen. Je zou kunnen zeggen, dat de baby dan
opnieuw `geboren' wordt. Christenen zien kinderen
als een geschenk van God. Daar zijn ze God
dankbaar voor.
De doop is in de kerk. De voorganger giet een
beetje water over het hoofd van de baby. Hij
zegt: `Ik doop je in de naam van de vader, van de zoon en van
de heilige geest'. De voorganger steekt de doopkaars aan. De
ouders nemen de kaars mee naar huis als herinnering.
Het doopwater komt uit een grote schaal. Die schaal heet
doopvont. Soms is het doopvont eenvoudig, soms prachtig
versierd. De voorganger noemt het kind bij zijn doopnaam. Dat
is de naam die het kind krijgt in de kerk. De ouders beloven
dat zij hun kind christelijk zullen opvoeden.
Niet alle christelijke ouders dopen hun baby's. Sommige ouders
wachten tot hun kind oud genoeg is om zelf te beslissen of
hij/zij
christen
wil
zijn.
Eerst
krijgen
de
jongeren
godsdienstles. Dan pas doopt de dominee hen. Hij dompelt ze
helemaal onder water. Net als Jezus die zich liet dopen in de
Jordaan. Dat is een rivier in Israël.
Vroeger
noemden
christelijke
ouders
hun
kinderen
naar
belangrijke
mensen
in
hun
geloof.
De
kinderen
kregen
bijvoorbeeld de naam van een heilige. Nu kiezen mensen meestal
een moderne naam voor hun kind.
7.8.2 het vormsel
Vanaf hun doop horen christelijke
kinderen bij de kerk. Ze zijn pas
volwaardig kerklid als zij hun
vormsel doen. Of als zij belijdenis
doen.
Gevormd
word
je
in
de
katholieke kerk, als je ongeveer
twaalf jaar bent. Belijdenis doe je
in de protestantse kerk als je
ongeveer 20 jaar bent.
De protestantse kerken ontstonden
ruim 400 jaar geleden uit protest
tegen de gebruiken in de katholieke
kerk.
Die
strijd
heet
de
Reformatie.
Er
zijn
veel
verschillende richtingen in de protestantse kerken. Zowel alle
protestantse als de katholieke kerken zijn christelijk.
Kinderen worden gevormd, als zij de doopbeloften begrijpen.
Toen ze een baby waren, konden ze deze beloften natuurlijk
niet zelf doen. Nu zijn ze oud genoeg om ze te begrijpen. Het
vormsel is een belangrijk moment. Ze horen er nu echt bij.
Voordat protestantse jongeren belijdenis doen, gaan ze naar
catechisatie (godsdienstles). Ze leren er bijvoorbeeld wat het
betekent om belijdenis te doen. Om te zeggen, wat zij geloven.
Dan spreken zij in de kerk de belijdenis uit:
Ik geloof in één God, de almachtige vader,
Schepper van hemel en aarde.
En in zijn eniggeboren zoon Jezus Christus.
Sommige jongeren zeggen het in hun eigen woorden. Na de
belijdenis horen zij er volwaardig bij. Vroeger was het de
gewoonte, dat kinderen altijd naar de dienst op school gingen
en belijdenis deden. Nu kunnen ze zelf kiezen.
7.8.3 Het huwelijk
Christenen trouwen niet alleen op het
stadhuis. Zij trouwen ook in de kerk.
Daar beloven zij, dat ze voor elkaar
zorgen. Ze beloven elkaar lief te hebben
en dat ze elkaar trouw zullen blijven.
Voordat bruid en bruidegom deze belofte
doen, spreken ze eerst met de voorganger
(priester of dominee). Hij vertelt het
paar, hoe de kerk over het huwelijk
denkt. Ook het bruidspaar vertelt, hoe
zij
over
hun
huwelijk
denken.
Ze
bereiden de plechtigheid ook goed voor
met elkaar.
In de kerk vraagt de voorganger aan de bruidegom of hij zijn
vrouw zal liefhebben en verzorgen. Hij vraagt het ook aan de
bruid. Bruid en bruidegom beloven dat ze dat zullen doen. Dan
schuift de bruidegom de trouwring aan de vinger van de bruid.
Zij schuift ook een ring om de vinger van de bruidegom. Dan
zijn ze man en vrouw. Ze knielen om de zegen te ontvangen voor
hun huwelijk. Het huwelijk is een groot feest bij christenen.
Er zijn bloemen in de kerk en er ligt een mooie rode loper
voor het paar. Het bruidspaar draagt prachtige kleding. De
bruid draagt meestal een witte bruidsjurk. Ze heeft een
bruidsboeket gekregen van de bruidegom. Als ze getrouwd zijn,
is er vaak een groot feest met eten, muziek en dans.
Een man en een vrouw die niet bij dezelfde kerk horen, kunnen
toch in de kerk trouwen. Soms zijn er zelfs twee voorgangers
die het huwelijk inzegenen: een voorganger van de kerk van de
bruid en een voorganger van de kerk van de bruidegom.
7.8.4 De dood
Christenen geloven in een leven na de dood. De dood is dus
niet het einde. Het is slechts het einde van het leven op
aarde. De ziel van de mens leeft verder bij God. Bij God is
geen pijn of verdriet meer. Toch is de dood een droevige
gebeurtenis. Familieleden en vrienden troosten daarom de
naaste familie.
In de katholieke kerk is er een uitvaartdienst voor de dode.
De priester zegt enkele gebeden. Hij spreekt over de
kwaliteiten van de overledene. De priester besprenkelt de kist
met heilig water. En hij brandt wierook bij de kist. De
gelovigen bidden, dat God alles wat de overledene verkeerd
deed, hem zal vergeven. De priester dankt God voor het leven,
dat de overledene geleefd heeft. Steeds vaker kiezen familie
en vrienden zelf teksten en gedichten om voor te lezen.
Protestanten houden een rouwdienst voor hun doden. De dominee
spreekt ook enkele woorden en gebeden bij het graf of de
crematie. Hij bidt het Onze Vader. Dat is het belangrijkste
gebed van christenen. Ook de familie of vrienden spreken over
het bijzondere leven van de dode. Ze vertellen hoe ze aan de
dode zullen terugdenken.
Tegenwoordig worden overleden christenen vaak gecremeerd.
Vroeger werden christenen altijd begraven. Je kunt aan het
graf vaak zien of iemand rijk of beroemd was. Er zijn dure
praalgraven van rijke mensen. De familie verzorgt het graf
meestal goed. Zij brengen bloemen naar het graf. Ze plaatsen
een steen op het graf met de naam van de overledene. Vaak
staat er ook een tekst op die herinnert aan de overledene.
Wanneer een dode verbrand is, blijft er alleen wat as over.
Die as werd vroeger vaak begraven. Nu mag je de as ook
verstrooien op een mooie plek in de natuur.
7.8.5 Carnaval
Carnaval is een uitbundig feest op
de vooravond van de christelijke
vasten.
Maar
wat
betekent
‘carnaval’? De verklaring van het
woord
is
onzeker.
Het
meest
waarschijnlijke is dat ‘carnaval’
afgeleid is van ‘carne levare’ dat
vlees
opruimen
of
wegnemen
betekent. In de vasten aten de
christenen immers geen vlees.
Over
de
oorsprong
van
de
carnavalfeesten zijn er verschillende meningen. Wellicht is
carnaval een vermenging van een Romeins lentefeest en een
Germaans offerfeest. Er is uitbundige vreugde bij het begin
van de lente, want de wintergeesten worden verdreven.
Maar carnaval verwijst ook naar het middeleeuws narrenfeest
dat vooral onder de christenen ruim verspreid was. Priesters
en burgers van aanzien liepen met maskers getooid door de
straten. Ze zongen liederen en maakten zich vrolijk om God en
de wereld. Studenten trokken gewaden aan van hun oversten, van
bisschoppen of koningen. Ze lachten en spotten met wetten en
met hooggeplaatste personen. Er was zelfs zoiets als een
‘spotkoning’ of een ‘narrenbisschop’ die het hele feest
organiseerde. De dagelijkse orde werd flink op zijn kop gezet.
De kleine man kreeg het woord. Vreugde verdreef de zorgen want
er kon eens goed gelachen worden.
Vooral in grote steden is het carnaval nu uitgegroeid tot
enkele dagen feest en ontspanning. Stoeten trekken door de
straten. Er wordt uitbundig gevierd tot… dinsdag middernacht.
Want dan begint Aswoensdag, de eerste dag van de vasten.
7.8.6 Pasen
Pasen
is
het
hoogfeest
van
de
christenen:
dan
gedenken
ze
de
verrijzenis van Jezus Christus. Het
paasfeest wordt telkens gevierd op de
zondag na de eerste volle maan in de
lente. Het kan dus ten vroegste vallen
op 22 maart. In het schooljaar 20032004 valt Pasen op 11 april.
De vastentijd duurt 40 dagen. In deze
tijd
gaan
de
christenen
zich
voorbereiden op het paasfeest. De
eerste dag van de vastentijd noemt
Aswoensdag. Dit schooljaar valt het op
25 februari. Als je op die woensdag
naar de Kerk gaat, krijg je een beetje as op het voorhoofd. De
priester zegt hierbij: ‘Gedenk, oh mens, dat je van stof bent
en tot stof zult wederkeren. Dit is een oproep om van je leven
iets meer, iets waardevol, te maken.
Sommige christenen eten geen vlees of vet tijdens deze
periode. Andere drinken geen wijn en eten geen zoetigheid (dus
geen snoepjes, chips, wafels,...). Zo kunnen ze beter
begrijpen hoe Jezus geleden heeft. Ze denken ook veel na over
zichzelf en hoe ze geleefd hebben
De week voor Pasen noemen we de goede week. In deze week
gedenken de christenen het lijden en de dood van Jezus. Dit
zijn de belangrijkste dagen in deze week:
1. Palmzondag (4 april 2004):
Op Palmzondag herdenkt men de feestelijke intocht van Jezus in
Jeruzalem. De mensen heetten Jezus welkom door palmtakken voor
hem neer te leggen.
2. Witte donderdag (8 april 2004):
Dit is de donderdag voor Pasen. Dan wordt Het Laatste
Avondmaal herdacht. Die avond zat Jezus met zijn 12 apostelen
rond de tafel. Die nachts werd Jezus verraden door Judas, een
van zijn leerlingen. De naam Witte Donderdag komt van het
witte kleed dat de priester tijdens de eucharistieviering
draagt.
3. Goede vrijdag (9 april 2004): Op deze dag herdenkt men de
kruisiging van Jezus.
4. Stille zaterdag (10 april 2004): Stille zaterdag is de
zaterdag voor Pasen. Dan denkt men aan de tijd dat Christus
dood lag in zijn graf.
De zondag na Pasen, op Beloken Pasen, wordt het Paasfeest
afgesloten. In het schooljaar 2003-2004 valt het op 18 april.
40 dagen na het opstaan uit Jezus graf viert men Hemelvaart
(20 mei 2004). Op Pinksteren (30 mei 2004) wordt herdacht hoe
de apostelen van Jezus Gods heilige geest ontvingen. Het wordt
50 dagen na Pasen gevierd.
7.8.7 Kerstmis
Hoewel het misschien raar klinkt, moeten
we eerst stellen dat kerstmis in de
eerste
periode
van
het
christendom
helemaal niet bestond. Er werd door de
christenen die de eerste 200 jaar na Christus
leefden geen kerst gevierd. Er was in die tijd niemand die
zich bezig hield met ‘het kindje Jezus’ of de ‘geboortedag’
van Jezus. Het was niet eens de gewoonte om een verjaardag te
vieren,
alleen
de
Romeinen
vierden
verjaardagen.
Voor
christenen en Joden was het daardoor helemaal ondenkbaar om
een dergelijk feest te vieren.
Naarmate de christenen zich meer en meer uitbreidde onder
heidense volkeren, kwamen ook steeds meer heidense gebruiken
binnen de leefwereld van de christenen. Romeinen die gewend
waren hun verjaardag te vieren, stopten daar niet altijd mee
nadat ze bekeerd waren tot het christendom.
In 221 na Christus opperde Julius Africanus (160 – 240) als
eerste dat het goed zou zijn 25 dec. als gedenkdag in te
stellen
voor
de
geboorte
van
Jezus
Christus.
Julius Africanus was een belangrijk Romeins legerofficier.
Julius was een vriend van koningen en keizers en bekeerd tot
het christelijk geloof.
Omdat de Romeinen op 25 december al een feest vierden ter ere
van hun god Mitras vond Julius het een goede 'tegenhanger'.
Mogelijk heeft Julius niets verkeerds in de zin gehad omdat we
moeten beseffen dat het vieren van een verjaardag voor een
Romein een eerbetoon was aan de jarige.
Niet zo zeer het idee om de geboorte van Jezus Christus te
gedenken, maar vooral de dubieuze datum 25 december viel niet
in goede aarde bij veel bisschoppen.
Toch begon het idee om de geboorte van Jezus te vieren
steeds meer zijn ingang te vinden in de toenmalige
christelijke wereld. De eerste keer dat er melding word
gemaakt van een ‘kerstachtig’ feest is in Egypte. Clement van
Alexandria
beschrijft: "Daar waren enkele ‘nieuwsgierige’ theologen, die
niet alleen het jaar, maar ook de dag van Jezus geboorte
hebben toegewezen. Zij plaatsten deze dag op 20 Mei in het
achtentwintigste jaar van keizer Augustus".
(Strom. , I, hoofdstuk 21)
Er werden fouten gemaakt door aan te nemen dat de Joodse
maanden gelijk liepen met de Europese maanden. De eerste
Joodse maand is 'Nisan' en begint in onze derde maand 'Maart'.
Ze dachten, dat de 4e maand waarin zij meenden dat Christus
geboren was, hetzelfde was als de 4e maand van hun eigen
kalender. Anderen kwamen door een combinatie van dit
soort rekenfouten uit op bijvoorbeeld 20 april.
In eerste instantie begon iedereen het ‘feest’ van de
geboorte van Christus te vieren op de dagen die hen
zelf goed uitkwamen. Rond het jaar 300 na Chr. begon er
steeds meer strijd te komen over de te vieren datum van de
geboorte van Jezus Christus. De bisschoppen bestookten elkaar
over en weer met argumenten om de door hen gestelde datum
algemeen te maken.
25 december: viel samen met de al geldende feestdagen binnen
het Romeinse rijk.
6 januari: Vooral in het oosten van de toen geldende wereld.
Ook daar ging het om een reeds geldende feestdag.
De naar onze tijdrekening steeds verschuivende Joodse Chanukka
viering. Dit feest wordt ook in onze decembermaand gevierd.
Doordat de christenen zich steeds verder afscheidden van hun
joodse achtergrond verviel het Chanukka feest al snel.
Onder druk van keizer Constantijn de Grote werd 25
december
steeds
populairder.
In 312 na Chr. zag hij een visioen van een kruis en de
woorden: ‘in hoc signo vinces’, wat betekent: ‘door
dit teken zult gij overwinnen’.
De bekering van Constantijn betekende dat de christenen voor
het eerst in meer dan 300 jaar niet meer vervolgd werden of
als 2e rangs burger beschouwd.
Omdat men eenheid wilde en onderwerping aan het pauselijk
gezag, besloot Paus Liberius in 354 dat 25 december de
geboorte van Jezus Christus gevierd zou worden met een
speciale kerst mis.
De oosterse roomse kerken (oost Orthodox) gaven hier geen
gehoor aan en vieren tot op heden kerst op 6 december. De
Roomse kerk kent deze datum tot op heden als Epiphany.
(Epiphany is het feest van de verschijning van Jezus Christus.
Er is verschil binnen de kerken over welk moment nu precies
gevierd dient te worden. Sommigen zeggen dat het het moment
van de doop van Jezus Christus is, omdat daar God hem
openbaart door te zeggen dat het Zijn Zoon was (Matteüs 3:17).
Anderen gaan uit van het moment dat Jezus Christus uit de
woestijn komt om zijn bediening te beginnen (Lucas 3:23). Er
zijn er ook die de bruiloft te Kana, het eerste openbare
wonder (Johannes 2:11), als moment van openbaring van Zijn
bediening zien.)
Deze voorbeelden geven aan dat het allemaal niet zo eenvoudig
was om een vaste dag overeen te komen. Het duurde tot het
einde van de 5e eeuw voor men uiteindelijk op een zelfde spoor
kwamen. Men kwam overeen, behalve de oost orthodoxe kerken,
dat 25 december kerstdag zou zijn en 6 januari Epiphany. Dat
deze datum dus niet op een bijbelse of historische basis
gekozen is, is door de jaren heen op de achtergrond geraakt.
8. De islam
8.1 Ontstaan
Ontstaan in de handelsrepubliek Mekka, temidden van
veel Arabische stammen (waaronder de monotheistische
Hanifen), Er waren ter plaatse ook veel Joden (in
Medina zelfs 50% van de bevolking) en ook veel
Christenen aanwezig hetgeen van groot belang is geweest
voor
het
ontstaan
van
de
Islam.
De Islam is pas laat in de historie ontstaan en is daarom als enige van de grote religies - in historisch opzicht
betrekkelijk goed gedocumenteerd.
8.2 Stichting
De stichting van de Islam is geheel terug te voeren op één
man, Mohammed. Hij werd geboren ± 570, verloor al vroeg zijn
ouders en ging in dienst van een handelsfirma. Hij huwde op 25
jarige leeftijd een 40-jarige rijke weduwe. Tijdens een
retraite kreeg hij een visioen. Hij werd opgeroepen om profeet
te zijn en op te schrijven wat hem door de engel Gabriël werd
gedicteerd.
Mohammed was een goed diplomaat en organisator en was anders
dan
andere
religiestichters
geen
asceet
of
pacifist.
Aanvankelijk leunde hij sterk tegen het Jodendom aan en zag in
Mozes een belangrijk figuur. Later werd Abraham zijn favoriete
profeet (Abraham's weggezonden zoon Ismaël werd door Mohammed
gezien als de stamvader van de Arabieren en de eerste moslim).
Toen de Joden hem niet wilden volgen (Jezus kreeg bij Mohammed
de titel van profeet en zelfs Messias en dat was te veel) en
de Christenen hem afwezen (Jezus was alleen profeet onder de
profeten en dat was te weinig), ging Mohammed zijn eigen gang
en verruilde letterlijk en figuurlijk de oriëntatie op
Jerusalem in voor die op Mekka.
8.3 De schriften
De Islam kent maar een boek, de Koran. Daar deze door de engel
Gabriël letterlijk aan Mohammed is gedicteerd is de tekst
heilig en onveranderlijk en de taal waarin het boek geschreven
is (het Arabisch) heilig.
De Koran bestaat uit lofzangen die door Mohammed in Medina en
Mekka zijn opgeschreven. De verzen (soera's) staan in volgorde
van lengte gerangschikt (met uitzondering van de eerste soera
staan de langste vooraan en de kortste achteraan,). De Koran
is (volgens westerse wetenschappers) overigens pas na
Mohammed's dood voltooid. Het boek bevat veel elementen en
personen uit de Joodse en de Christelijke bijbel. Mozes,
Abraham, Isaak, de grote profeten, Maria, Jezus, ze hebben er
een plaats gekregen.
8.4 Enkele teksten uit de koran
- "Lof aan Allah, de Heer der wereldwezens. De barmhartige
Erbarmer, de heerser op de dag van het Oordeel. U dienen wij
en U vragen wij om bijstand. Leid ons langs het rechtgebaande
pad. Het pad van degenen die Gij uw weldaden schenkt, over wie
geen toorn is en die niet dwalen" (uit Soera 1).
- "Zeg: Wij geloven in Allah en wat tot ons is geopenbaard en
wat is gesproken tot Abraham, Ismaël, Izaak en Jacob en de
stamvaders, en aan wat gezegd werd tot Mozes en Jezus, en aan
wat gebracht werd tot de profeten vanwege hun Heer, zonder dat
wij onderscheid maken tussen een van hen, en terwijl wij Hem
overgegeven zijn" (uit Soera 2).
- "Niet is vroomheid dat gij uw gezichten wendt aar het Oosten
en het Westen, maar vroom is wie gelooft aan Allah en de
laatste dag, en de engelen en de schrift en de profeten, en
wie het bezit, ondanks zijn liefde daarvoor, geeft de
nabestaanden en de wezen en de reizigers onderweg en voor de
geknechten - en wie de salat verricht en de zakat opbrengt, en
wie trouw zijn aan hun verbond" (eveneens Soera 2)
8.5 De leer
De leer is betrekkelijk simpel: Er is één God en Mohammed is
de (eind)profeet. De aan Mohammed gedicteerde Koran bevat heel
de openbaring en is een kopie van het origineel dat bij God
berust. De Koran moet dan ook heel letterlijk worden genomen
en gelezen in de taal waarin deze gegeven is.
God dient nadrukkelijk eer te worden gebracht. Het rituele
gebed
is
daarbij
erg
belangrijk.
De mens wordt beoordeeld op zijn goede en slechte daden. Er is
een laatste oordeel en een opstanding van de doden.
De islam kent van origine geen scheiding tussen 'kerk en
staat'. Mohammed was imâm én politiek leider tegelijk.
Fundamentele moslims streven er naar de op de godsdienst
georiënteerde staat (of beter de verloren gegane eenheid van
godsdienst en staat) weer in te voeren en de Shariá, de op de
Koran gebaseerde rechtspraak te herstellen.
8.6 Leefregels
Deze komen in het algemeen sterk overeen met die van het
Jodendom
en
het
Christendom.
Daarnaast zijn er een aantal specifieke voorschriften waar de
Islamiet zich aan te houden heeft:
- het reciteren van de geloofsbelijdenis ('Er is een God en
Mohammed is zijn profeet')
- het dagelijkse rituele gebed (de salât, op vrijdag in de
moskee)
- het geven van een verplichte bijdrage voor de armen (de
Zakat)
- de deelnemen aan de ramadan (gedurende één maand, van
zonsopgang tot zonsondergang)
- het op bedevaart gaan naar Mekka
De islamitische wet zoals deze in een aantal landen geldt, is
gebaseerd op de Koran en wijkt aanzienlijk af van het westerse
rechtenstelsel.
8.7 Richtingen
Als gevolg van een opvolgingskwestie rond kalief Ali ontstond
er ca 30 jaar na Mohammed's dood een splitsing in Shiíten, de
aanhangers van Ali (nu in Irak, deel Iran, Syrië, Jemen) en
Soenieten (de aanhangers van een tegenkalief (in SaoediArabië, veel Noord Afrikaanse landen waaronder het belangrijke
Egypte).
In en vanuit India is een sterk mystiek gekleurde richting
actief, de Soefi's, die met name oordeel en opstanding zeer
spiritueel opvatten.
De Wahhabieten, vormen een streng wettische richting, die
oorspronkelijk in Saoedia Arabië sterk vertegenwoordigd waren
(daar nu afgezwakt) en nu in groepen als de Talibaan
(Afghanistan) hun voortzetting vinden. Er is geen sterke
vrijzinnige traditie vergelijkbaar met die in het Jodendom en
het Christendom. Landen als Turkije, Egypte en Indonesië
kennen, mede onder invloed van niet-islamitische minderheden,
een tolerantere vorm van de Islam.
Mohammed werd als geestelijk en wereldlijk leider (niet als
profeet!) opgevolgd door een kalief. Sinds de opheffing van
het Turkse kalifaat in 1922 kent de Islam geen centraal
gezagspunt meer die de richtingen bijeen houdt.
8.8 Feesten en eredienst
Feesten en eredienst Ook het moslimse jaar is een maanjaar en
duurt daardoor 11 dagen korter dan het ons zonnejaar. Het
verschuift daardoor telkens anderhalve week ten opzichte van
onze kalender.
- Geboorte van de profeet
- Begin en vooral het einde van de Ramadan (het bekende
suikerfeest)
- Het Grote- of Offerfeest
- Asjoera, feest waarop (door de Shi'iten) de dood van Hasan
en Husein wordt herdacht.
De islam viert de sabbat niet op de zaterdag maar op de
vrijdag.
De gebedsdiensten zijn typisch woorddiensten en spelen zich af
in de moskee (waarbij Imâm = voorganger in gebed en khatib =
prediker bij het vrijdagmiddaggebed).
8.8.1 De geboorte
De shahada is het eerste wat een moslimbaby hoort na zijn
geboorte. De shahada is de belijdenis. Moslim zeggen ermee wat
zij geloven. De vader fluistert de shahada in het oor van zijn
kind. Hij fluistert: `Er is geen andere god dan God. Mohammed
is zijn boodschapper.' Hij zegt het in het Arabisch. De zin
klinkt
als
volgt
:
Laa
ilaaha
illallaahu
Muhammadur
rasuulullaah'
Een baby krijgt een naam als hij een paar dagen oud is. Vaak
is het de naam van een belangrijk persoon in de islam. Veel
jongens heten Mohammed. Mehmet is Turks voor Mohammed.
Ibrahiem is Arabisch voor Abraham. Joesoef betekent Jozef.
Meisjes heten soms Aisja of Fatima. Aisja was de vrouw van
Mohammed. Fatima was zijn dochter. Moslims geloven dat er
zegen rust op het kind met zo'n naam.
8.8.2 Volwassenheid
Kinderen in de puberteit zijn volwaardig lid van de oemma. Dat
is de moslimgemeenschap. Kinderen die lichamelijk volwassen
zijn houden zich aan de regels van de islam. Ze zijn vanaf nu
verplicht de regels die voor volwassen moslims gelden op te
volgen. Deze regels leren de kinderen thuis, op islamitische
scholen en in moskeeën.
De islam heeft vijf belangrijke plichten:
De shahada (geloofsbelijdenis). Uitspreken dat er één God is
en dat Mohammed zijn boodschapper is.
Salaat (bidden). Moslims behoren vijf maal per dag te bidden.
Zakaat (liefdadigheid). Moslims zijn verplicht een deel van
hun geld af te staan aan mensen die dat nodig hebben.
Saum (vasten). In de maand die ramadan heet vasten moslims
zolang het licht is. Zij eten en drinken overdag niet.
Hadj (bedevaart). Eens in je leven bezoek je Mekka. Daar staat
de Ka'ba, het eerste gebedshuis op aarde.
(Voor moslims is de Ka'ba, een
kleine heilige plek in het
midden van de Grote Moskee in
Mekka, de heiligste plaats op
aarde. Volgens moslimlegendes
werd
de
tombe
door
de
aartsvaders Abraham en Isma'il
gebouwd op fundamenten die
Adam
ooit
heeft
gelegd.
Moslims over de hele wereld
richten zich naar de Ka'ba wanneer ze gaan bidden en iedere moslim
wordt geacht eens in zijn/haar leven een pelgrimstocht naar de Ka'ba
te maken. Deze foto toont de ceremoniën die plaats vinden rond een
pelgrimstocht. Zo'n tocht bestaat uit enkele dagen van rituelen en
feesten tijdens de islamitische maand van pelgrimstochten, de Dhu
al-Hijja.)
Moslimmeisjes dragen soms een hoofddoek. Dat vraagt het geloof
van hen, als ze in de puberteit zijn. Er zijn mensen die dat
raar vinden, terwijl we toch vrijheid van godsdienst hebben.
8.8.3 Het huwelijk
Het huwelijk bij moslims wordt nikah genoemd. Het is niet
alleen een huwelijk tussen man en vrouw. Ook hun families zijn
daarna met elkaar verbonden. De ouders staan hun kinderen bij
als zij een partner kiezen. Maar ouders mogen hun kinderen
niet dwingen met iemand te trouwen. De koran, het heilige
boek, verbiedt dat. Bruid en bruidegom moeten het samen eens
zijn met het huwelijk. Maar sommige moslims zeggen: `In het
westen word je eerst verliefd. Daarna trouw je. In de islam
trouw je eerst. Dan word je verliefd.'
Eerst wordt een huwelijksakte gesloten. Daarin staat wat de
bruid en de bruidegom met elkaar afspreken. De plechtigheid
van het huwelijk is eenvoudig. Men bidt voor het geluk van het
paar. De imam (voorganger) leest voor uit de koran. De bruid
is meestal prachtig gekleed. Ze draagt mooie sieraden. Sommige
bruiden zijn in het wit. Andere bruiden dragen soms een
kleurrijk kostuum. Het feest kan wel enkele dagen duren.
Bij het huwelijk wordt afgesproken dat de vrouw mehr
(bruidsschat) krijgt. Dat staat in de huwelijksakte. Het is
haar eigen bezit. Ze mag zelf beslissen, wat ze er mee doet.
Moslims trouwen meestal met moslims. Moslimmannen mogen ook
trouwen met een joodse of christelijke vrouw. Moslimmeisjes
trouwen alleen met moslimmannen. Dan worden de kinderen in de
islam opgevoed.
In Arabië regelen sommige moslimouders met wie hun kind gaat
trouwen. In het Westen zijn de kinderen van moslims vrijer om
hun partner te kiezen.
8.8.4 De dood
Moslims geloven dat God op de laatste dag zal oordelen over
jouw leven. Je gaat naar de hemel of naar de hel. Dat hangt af
van hoe je geleefd hebt. De doden zullen op de laatste dag
opstaan uit de dood. Zij worden daarom niet gecremeerd
(verbrand).
Familieleden wassen het lichaam van een overleden moslim drie
maal. De imam leest stukken uit de koran. Daarna wikkelen zij
het lichaam in witte doeken. Iedereen is in de dood gelijk.
Dure kleding is dus niet toegestaan. Na de wassing regelen
moslims de begrafenis zo snel mogelijk.
Een moslimbegrafenis is altijd eenvoudig. Maar ook altijd
waardig. De imam zegt gebeden die God prijzen. Hij bidt ook
voor de overledene. De familie legt de dode in het graf met
het gezicht in de richting van Mekka.
Moslims geloven, dat twee engelen de dode in het graf zullen
ondervragen. De imam fluistert de antwoorden in. Dat is
talkien. Hij zegt, dat de overledene een moslim was. Dat hij
gelooft in één God. En dat hij gelooft, dat Mohammed de
boodschapper van God is.
De nabestaanden hebben natuurlijk verdriet om de dode. De
vrienden zorgen daarom voor de familie. Ze brengen voedsel en
troost.
Moslims willen niet dat hun graf geruimd wordt. Moslims kopen
daarom een eigen stuk grond op een begraafplaats. Daar blijven
de doden meer dan 30 jaar rusten.
8.8.5 Ramadan
Ramadan is de negende maand van de Islamitische maankalender.
Moslims geloven dat Ramadan de belangrijkste en heiligste
maand van het jaar is, want zij geloven dat Allah in deze
maand de eerste verzen van de Koran aan Mohammed openbaarde.
Tijdens de vastenmaand wordt er overdag, van zonsopgang tot
zonsondergang, gevast. Na zonsondergang wordt er samen gegeten
en gedronken. In islamitische landen wordt heel het openbare
leven hieraan aangepast. In niet-islamitische landen is het
voor veel moslims moeilijker om deze regels te volgen.
8.8.6 Suikerfeest
Dit is een groot feest dat het einde
van de ramadan betekent.
Na deze
vastenmaand
wordt
het
suikerfeest
gevierd met eten, nieuwe kledij,
speelgoed
en
snoep.
Iedereen
danktAllah en deelt met de armen.
Mensen
gaan
bij
hun
familie
en
vrienden
op
bezoek
en
brengen
zelfgebakken zoetigheden mee?
8.8.7 Offerfeest
Het belangrijkste moslimfeest is het offerfeest. Het wordt
gevierd aan het einde van de bedevaart naar Mekka. De moslims
herdenken dan dat Abraham bereid was om zijn enige zoon te
offeren aan God. God vroeg Abraham om zijn zoon te sparen en
zond hem een engel met een schaap als offer. Op het offerfeest
slacht elke familie een schaap op de voorgeschreven manier.
Het vlees wordt verdeeld onder de familie, de vrienden en de
armen.
8.8.8 Maulid al nabi
Feest ter ere van de geboorte van Mohammed. Is vooral onder
Surinaamse moslims zeer populair.
Download