Chanoeka (Inwijdingsfeest in de winter) Op 28 december wordt in Den Haag de grootste negenarmige kandelaar ter wereld geplaatst. Het Joodse volk viert op 25 december (Eerste Kerstdag) het Chanoekafeest. Dat is een blijvende herinnering aan de inwijding van de tempel in Jeruzalem in het jaar 164 v. Chr. De evangelist Johannes noemt het in hoofdstuk 10: 22,23. De Joodse historieschrijver Flavius Jozephus noemt het ‘het feest van de lichten’ en het apocriefe boek Makkabeeën ‘het feest van de vernieuwing van het altaar’. Alexander de Grote veroverde vanuit Griekenland in de 4de eeuw v. Chr. het hele Nabije Oosten. Na zijn dood in 323 v. Chr. verdeelden zijn generaals het rijk. Jeruzalem en Judea kwamen onder het gezag van de Seleucidische (Syrische) koningen. Koning Antiochus IV wilde de hele bevolking brengen onder de invloed van de Griekse cultuur en gewoonten. Een groot deel van de Joodse aristocratie en de hogepriester steunden hem. Er werd een beeld van de Griekse god Zeus in de tempel geplaatst. Daar werden varkensoffers aan hem gebracht. De verering van JHWH werd verboden, evenals de gehoorzaamheid aan de Thora, de besnijdenis en de sjabbat. Bij Jeruzalem werd een atletiekbaan ingericht, waar Joodse jongens naakt konden sporten. Het was een tijd van zwaar lijden. Velen moesten hun trouw aan de Thora met de dood bekopen. In 168 v. Chr. brak er een opstand uit onder de leiding van de priester Mattathias en zijn vijf zonen. De opstand slaagde. Op de 25ste van de Joodse maand Kislev in 164 v. Chr. werden de tempel en het altaar opnieuw ingewijd voor de dienst aan JHWH. Het feest duurde acht dagen en er was grote vreugde (1Makk. 4:56). Wat begon als de viering van een militaire overwinning, ontwikkelde zich tot een feest van het LICHT. De Babylonische Talmud vertelt: “Op de 25ste Kislev beginnen de acht dagen van Chanoeka. Daarop is het verboden een grafrede te houden en te vasten. De Grieken hadden alle olie in de tempel verontreinigd. De overwinnaars vonden later nog een kruikje met olie. Genoeg voor een dag. Maar er gebeurde een wonder. Ze deden daarmee de lampen aan voor acht dagen. Het volgende jaar werd dat zo vastgesteld als een feest. Daarop worden het Hallel (Psalm 113-118) en dankzegging gezegd”. Uiterlijk lijkt het feest op onze kerkelijke viering van Advent. Elke dag wordt er een lichtje meer aangestoken. Op de eerste dag brandt er 1 licht, op de laatste dag branden er 8. Als het kan, heeft elk kind zijn eigen chanoekia. Al heel jong leer je je eigen chanoekia maken, de kaarsjes in de goede volgorde erin te zetten en in de goede volgorde aan te steken. Een feestelijk gebeuren. Dit gebeurt met een extra kaars, de sjamasj. De negende arm voor de sjamasj is altijd duidelijk te herkennen. Ze steekt boven de andere uit of staat apart. De kaarsjes moeten helemaal opbranden. Elke dag moeten er dus nieuwe worden aangestoken. Dat geldt ook voor de kaarsen op sjabbat. Voor de ramen en deuren van de huizen, op de pleinen en bij openbare bijeenkomsten branden dan overal kaarsen, die het LICHT verspreiden. Er zijn verder geen versieringen, zoals wij die in de Adventtijd overal zien. Op Chanoeka laat het Joodse volk zien, dat het trouw wil blijven aan de THORA in een wereld, die het LICHT van de THORA wil doven. Het recht op eigen identiteit is alle eeuwen door bestreden. Joden werden gedwongen om te assimileren of kozen daar zelf voor. Chanoeka blijft daarom een actueel feest. Door in de donkerste maand van het jaar elke dag een lichtje aan te steken, houden zij de hoop levend op de komst van de Messias en Zijn rijk van licht en verlossing uit alle nood (ADVENT). Daarom wordt Chanoeka niet gevierd met een militaire parade, maar met een duidelijke daad van persoonlijke toewijding aan de Eeuwige en Zijn verbond. Als gemeente geloven wij dat de Messias gekomen is in Jezus Christus. Hij is het LICHT der wereld. (Jes. 42:6; 49:6; Luc. 2:31; Joh. 8:12). In de tijd van Advent bidden wij: ”Sta op, word verlicht, want uw licht komt. Kom, huis van Jakob, laat ons wandelen in het licht van de Heere” (Jes. 2:5). Namens de Commissie Kerk & Israël, J. A. van der Velden