Academiejaar 2014-2015 LESSEN + NOTA’S PSYCHOANALYTISCHE THERAPIE Lesgever: Mattias Desmet | Door: Delfien Vansteelandt INHOUD INHOUD 3 INLEIDING: WAT IS PSYCHOANALYSE (NIET)? 1 INLEIDING 1 DE GRAPHE DU DÉSIR EN DE STRUCTUUR VAN DE SUBJECTIVITEIT 3 Graphe 1 3 Graphe 2a 3 Graphe 2b 4 Graphe 3 4 Graphe 4 4 THEORETISCHE COLLEGES 5 PRACTICA 5 ALGEMENE DOELSTELLINGEN 6 INTERACTIESTIJL COLLEGES 7 EXAMENS 7 COLLEGE 1 – OVERZICHT 7 GLOBALE KARAKTERISERING LACANIAANSE BENADERING VIA DIFFERENTIATIE VAN ANDERE DISCIPLINES PSYCHOANALYTISCHE VS. MECHANISTISCH-MATERIALISTISCHE VISIE OP SUBJECTIVITEIT Het dominante wereldbeeld anno 2015 7 7 9 Het mechanistisch-materialistisch wereldbeeld 11 Kwantummechanica en Subjectiviteit 11 Onderzoeksobject en Subjectiviteit 12 Relativiteit van Kennis/Weten 14 Technische Implicaties 14 PSYCHOANALYTISCHE VISIE OP SUBJECTIVITEIT VS. DOMINANTE VISIE IN DE (ACADEMISCHE) PSYCHOLOGIE 15 Outcome en ‘eenheid’ van het subject 16 Het Ego: Adaptief en centraal? 19 Technische Implicaties 21 PSYCHOANALYTISCHE VS. FILOSOFISCHE/HEGELIAANSE VISIE OP ‘BEWUSTWORDING’ Weten en waarheid 21 22 Het Hegeliaanse Dialectische Proces 22 De Aard van de Waarheid 25 Technische Implicaties (voor de therapie) 27 LACANIAANSE INTERPRETATIE VAN PSYCHOANALYSEKUNNEN VS. EGO-ANALYTISCHE EN ‘CATHARTISCHE’ INTERPRETATIE 27 De Copernicaanse Revolutie van Freud 27 Lacan vs. Ego-analyse 28 Lacan vs. Cathartische interpretaties (‘affectieve herbeleving’) 29 Technische Implicaties 30 GRAPHE 1 – REËLE EN SYMBOLISCHE 31 DE LOGICA VAN HET ONBEWUSTE 31 CASUS KAAT ONTWIKKELING TAAL EN GEHEUGEN DE ONTWIKKELING VAN TAAL ALS EEN KETTING VAN BETEKENAARS 31 36 36 ’Prespeech’ – ‘presymbolisch’ (maand 1-9) 36 Eénwoordzinn – overgang van presymbolisch naar symbolisch (+- maand 9) 37 Meerwoordzinnen (maand 9-30) 37 Differentiatiefase (maand 30 – 60) 37 BETEKENAAR - BETEKENIS 38 PRIMAUTEIT VAN DE BETEKENAAR 39 VAN WAAR KOMT DE TAAL? 40 KETTING VAN BETEKENAARS ALS ASSOCIATIEF NETWERK 40 HET ONTSTAAN VAN HET SYMBOLISCHE IK 41 SYMBOLISCHE IK – ANGST – VOORSPELBAARHEID 44 AUTONOMIE SYMBOLISCHE – METAFOOR – METONYMIE 45 HET VERDEELD SUBJECT $ ALS PRODUCT VAN HET SYMBOLISCHE 46 VERDEELDHEID TUSSEN HET REËLE EN HET SYMBOLISCHE 47 VERDEELDHEID TUSSEN BETEKENAARS 47 HET DRIEDUBBELE TEKORT IN HET SYMBOLISCHE 48 STRUCTUREEL TEKORT 48 ONVERSCHILLIGHEID/AFWEZIGHEID VAN HET DISCOURS VAN DE ANDER 48 TEKORT DOOR HET VERBOD EN HET GEBOD VAN DE MOEDER 49 DE GRAPHE 1 50 DE GRAPHE 2 55 DE GRAPHE 2A 55 HET SYMBOLISCHE EN REËLE IN GRAPHE 2 56 DE GRAPHE 2B – HET IMAGINAIRE 57 HET IMAGINAIRE IN DE DIERENWERELD 57 DE ARCHAÏSCHE REËLE IDENTIFICATIE MET HET OBJECT 57 PARTIËLE IMAGINAIRE IDENTIFICATIE TIJDENS MAAND 4-6 60 GLOBALE IMAGINAIRE IDENTIFICATIE TIJDENS MAAND 6-48 61 DE GRAPHE 2B (= TOTALE GRAPHE) 64 DE ORALE EN ANALE FASE 68 Orale fase (maand 0-21) 68 Anale fase (maand 21-48) 68 DE GRAPHE 3 EN 4 71 PRE-OEDIPALE PERIODE = IMAGINAIRE PERIODE 71 GRAPHE 3: TEKORT – VERLANGEN – FANTASMA 73 DE ANDER MÈT EEN TEKORT 73 ANDER MÈT TEKORT: 4 GEVOLGEN/NIEUWE FENOMENEN 74 GRAPHE 4: GENITALE DRIFT – GARANT SYMBOLISCHE 75 GENITALE DRIFT EN OEDIPUSCOMPLEX 75 DRIE FASEN VAN HET OEDIPUSCOMPLEX (JONGEN VS. MEISJE) 77 Jongen – eerste fase 77 Meisje – eerste fase 77 Jongen – tweede fase (cfr. Van Haute pp. 197-199; het derde moment van Oedipus) 77 Meisje – tweede fase 77 Jongen – derde fase 78 Meisje – derde fase 78 Algemeen – Derde fase 78 Belangrijk verschil tussen jongen en meisje op niveau hechting/spening 78 DE GARANT VAN HET SYMBOLISCHE 79 Symbolische en verbondenheid 79 Symbolische en mythe 79 Het symbolische (mythe) als sociale structuur 81 De positie van de Garant van het Symbolische 83 Garant symbolische in Oedipus 84 De Graphe 4 – bovenste niveau 85 Therapeut als Garant van het symbolische 89 DE GRAPHE 4 – BOVENSTE NIVEAU 90 Symbolische bovenste helft Graphe 90 Imaginaire bovenste helft Graphe 92 Verdere vergelijking boven-onder 92 Graphe in het dagdagelijkse leven 93 Klinische vignetten 94 GRAPHE EN DISCOURSTHEORIE 94 Hysterisch discours 98 Meesterdiscours 99 Academisch discours 100 Analytisch discours 101 ANALYTISCHE TECHNIEK – MANUALS 102 KLINISCHE IMPLICATIES VAN DE OVERDRACHT (GASTCOLLEGE) 105 OVERDRACHT EN TEGENOVERDRACHT 105 WAT WE GAAN ZIEN 106 OORSPRONG VAN DE PSYCHOANALYSE 106 DYNAMIEK VAN DE OVERDRACHT 107 CASUS 1 108 OVERDRACHT EN HERHALING 109 TEGEN DE AANPASSING LÉVI-STRAUSS 109 111 CASUS 2 112 OVER TEGENOVERDRACHTSLIEFDE 113 PSYCHOANALYSE ALS DRIELUIK ETHIEK – PRAKTIJK – THEORIE 115 INLEIDING 115 ETHIEK 116 PSYCHOTHERAPIE 118 PSYCHOANALYSE 118 THEORIEGESTUURDE PRAKTIJK – PRAKTIJKGESTUURDE THEORIE OVERBLIJFSELEN 121 122 Onderscheid bewuste – onbewuste 122 Symptoomvisie 123 Overdrachtsverhouding (‘transfer’) 125 Vrije associatie 126 VERANDERINGEN 127 Oedipale theorie 127 Theorie over seksualiteit 128 Visie inzake therapeutisch werkzame factoren (de therapeutische technieken als dusdanig) 129 FREUD IN VOGELVLUCHT 133 EERSTE PATIËNTE: ANNA O. (“STUDIEN UEBER HYSTERIE”, 1895) 136 “ABWEHR-NEUROPSYCHOSEN” (1894, 1896) EN “DIE TRAUMDEUTUNG” (1900) 137 SYMPTOOMOPBOUW & PSYCHISCH FUNCTIONEREN 140 BEHANDELING = BEWUSTWORDING 142 INFANTIELE SEKSUALITEIT EN OEDIPUSCOMPLEX: “CHILD IS THE FATHER TO MAN” 143 “DREI ABHANDLUNGEN ZUR SEXUALTHEORIE” (1905): INFANTIEL DRIFTLEVEN EN HET REËLE 143 OEDIPUSCOMPLEX EN OVERDRACHT ALS HERHALING 144 “JENSEITS DES LUSTPRINZIPS” (1920): TRAUMA EN HERHALINGSDWANG AANBEVOLEN LITERATUUR POSTFREUDIAANS: OBJECTRELATIE-THEORIE; EGO-ANALYSE; ATTACHMENT-THEORIE; LACAN 145 147 148 OBJECTRELATIONEEL MODEL (KLEIN, MAHLER, WINNICOTT, BION) 149 EGO-ANALYTISCH OF EGO-PSYCHOLOGISCH MODEL (KOHUT, KERNBERG) 149 RECENTE COMBINATIE EN AANVULLING VAN DE TWEE VORIGE: ATTACHMENTTHEORIE (FONAGY ET AL.) 150 STRUCTUREEL MODEL: LACAN EN “RETOUR À FREUD” 150 PSYCHOANALYSE EN PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE 151 DRIE INLEIDENDE BEMERKINGEN 151 PSYCHOANALYSE IS OP ZICH GÉÉN PSYCHOTHERAPIE 151 HET “AANLEREN” VAN PSYCHOTHERAPIE 156 ELKE VORM VAN PSYCHOTHERAPIE IS NAAR DE LIMIET TOE ONMOGELIJK 157 WAT MAAKT EEN PSYCHOTHERAPIE TOT EEN PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE? 159 PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE WORDT GEKENMERKT DOOR EEN BEPAALDE SPREEKSTIJL BIJ DE PATIËNT: DE VRIJE ASSOCIATIE 166 PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE WORDT GEKENMERKT DOOR EEN BEPAALDE LUISTERSTIJL BIJ DE THERAPEUT: DE GELIJKZWEVENDE AANDACHT 169 PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE WORDT GEKENMERKT DOOR EEN BEPAALDE MATERIËLE SITUATIE: TIJD EN RUIMTE 170 PSYCHOPATHOLOGIE 173 INTERPRETATIE – DUIDING – CONSTRUCTIE 173 TOEPASSING VIA DROOMANALYSE 180 De analyse van een droomvoorbeeld: de ‘table d’hôte-droom’ 180 Terminologie 181 De droom is een wensvervulling 182 Onbewuste denkprocessen = droomarbeid 183 Mislukte dromen: nachtmerrie (angstdroom) en traumatische droom 185 Besluit: droomduiding en therapeutische werkzaamheid 186 OVERDRACHT ALS MIDDEL EN DOEL VAN DE BEHANDELING 187 HET “WAT” VAN DE OVERDRACHT 189 OVERDRACHT STRUCTUREEL BESCHOUWD 191 OVERDRACHT EN BEHANDELING 199 Tegenoverdracht volgens Lacan 209 Latere Lacaniaanse theorie 209 Duale interpretatie van de overdracht 210 TYPISCHE SEQUENS VAN DE OVERDRACHTSANALYSE FINALITEIT VAN DE BEHANDELING: AFFECTIEF DOORWERKEN VERSUS COGNITIEF INZICHT 211 214 INLEIDING 219 BESLUIT 221 INLEIDING: WAT IS PSYCHOANALYSE (NIET)? INLEIDING Intro: Audio SCS0020 o o o o o o Overdracht: ‘het klikt wel’ positieve overdracht + lichte waarschuwing (‘bij mij kan dat snel kantelen’) Ook zeer opvallend: hij zegt direct iets over zijn globale verhouding met de Ander (‘ik heb altijd gewerkt en ben mijzelf vergeten’) categorie van de aliënatie (een man die zich massief aliëneert aan het verlangen van de Ander) Kantelmoment waardoor mensen vaak in een depressie belanden: wanneer mensen denken ‘het heeft fundamenteel geen zin om mij nog in te spannen’ (‘ik ga het nooit worden’) Daarnaast spreekt hij het meeste van de tijd over zijn moeder en vader Vader: manifeste onzekerheid (is hij wel mijn vader?), twijfel Moeder: heeft nooit zijn inspanningen erkend (legt hier zelf geen link tussen, m.b.t. de invloed van deze inspanningen en de miskenning, op zijn verdere leven) “Ik heb problemen, maar ik weet niet welke problemen het zijn. En ik kan ze niet corrigeren als ik niet weet wat die problemen zijn” hij schrijft een stuk het feit dat hij niet van zijn problemen afgeraakt daaraan toe (niet kunnen verwoorden?) Beruchte kloof tussen weten en waarheid: de man kent de waarheid die hem drijft niet Het sub-ject van de betekenaar: sub-iacere o o o o o o De ervaring van betekenis proberen te geven, proberen toegang te krijgen tot een verhaal, is één van de meest fundamentele ervaringen van het menselijk subject dat is iets wat heel ons zijn/bestaan doordringt Er zal een weerslag zijn van de mate waarin je erin slaagt je in een verhaal te werken, op hoe je je als subject voelt dat is de reden waarom we spreken over het subject van de betekenaar (‘onder-werpen’): datgene wat onderworpen is aan het verhaal, de betekenaar (is er fundamenteel afhankelijk van) Bv. tijdens prille verliefdheid waarin het discours van de Ander in al zijn verscheidenheid/gelaagdheid (lichaam, uitdrukkingen, stem, …) gefixeerd wordt en waarbij alles wat er gezegd wordt een directe impact heeft op hoe je je voelt als mens/subject (graag gezien, waardeloos, …) Men is het subject van de betekenaar, van het discours van de Ander Meest fundamenteel is dit bij het jonge kind, die vanaf dat het geboren wordt het gelaat van de moeder fixeert en directe effecten ondergaat van hoe de moeder reageert (maar: het is het jonge kind dat het meest van al buiten het verhaal staat, dat enorme moeite heeft om maar iets te maken van het verhaal van de ander en van daaruit ook een enorme inspanning levert om op een of andere manier een stukje binnen het verhaal van de ander te geraken) Die ervaring, in zekere zit of bij uitstek, is aanwezig in de psychotherapeutische praktijk, en dit op een dubbele manier: Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 1 o De kloof tussen weten en waarheid: ligt aan de basis van de psychoanalyse als klinische discipline (er is iets, van de mens zelf, van zijn eigen wezen, dat aan de mens ontsnapt en waar men, met zijn weten en woorden, niet bij kan en dat zorgt voor problemen in het systeem) o o o De klassieke invulling van de psychoanalyse is dat een analytische kuur tot een bepaalde bewustwording leidt, of dat de kloof tussen weten en waarheid kleiner wordt Een analytische kuur zorgt ervoor dat het weten dichter bij de waarheid komt en het weten de waarheid raakt De vraag is: wat doet een psychoanalytische therapie nu juist om een mens dichter bij zijn waarheid te brengen? Wat is de weg? Kunnen we iets zeggen over de weg dat een subject kan afleggen om zijn waarheid te benaderen? De analytische techniek is eigenlijk zeer miniem: zeer eenvoudige techniek (één subject dat luistert naar een ander subject, en die op een of andere manier iets mogelijk maakt op het niveau van het weten van de ander die spreekt en die toelaat dat er iets verandert bij die ander, op het niveau van de subjectiviteit) Maar: op een andere manier is het een zeer delicaat en complex iets (als je luistert naar een mens zal het verhaal niet blijven duren als je niet op de gepaste punten een minimum aan interventie doet) Het zijn vooral die punten waarop je intervenieert, het punt waarop je moet weten dat je iets moet doen, een interventie moet stellen, die belangrijk zijn Daarvoor moet je iets weten over de structuur/aard/dynamiek van de subjectiviteit en het verlangen (‘le graphe du désir’ of ‘de graaf van het verlangen’): Lacan heeft dat zeer dens samengebald in zijn teksten/écrits (‘subversion du sujet et …’), die één van de moeilijkste teksten van Lacan is en losjes in de colleges gevolgd wordt o Hetgeen wat in de colleges gezegd wordt, vormt de leerstof (niet wat in de tekst van Lacan staat) o In de practica zal dan een parallelle tekst gelezen worden (een boek van Van Haute over die tekst) Psychoanalyse en de efemere opheffing van de kloof tussen weten en waarheid De Graphe du Désir en de structuur van de subjectiviteit Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? Aan de ene kant heb je de psycholoog die naar de ander luistert en probeert op een of andere manier toegang probeert te krijgen tot het verhaal van de persoon die bij hem/haar komt Aan de andere kant hoor je ook zeer goed dat het bij die persoon in kwestie, die spreekt, voortdurend daarover gaat: ook die persoon hoor je vertellen over precies die dimensie van zijn/haar leven (Wat beteken ik voor een Ander? Wat wil die Ander voor mij? Wat vertelt die Ander eigenlijk? Wat heb ik gemist in dat verhaal?) Dus: het belang van het verhaal van de ander is in de psychotherapeutische praktijk in veel opzichten aanwezig! 2 DE GRAPHE DU DÉSIR EN DE STRUCTUUR VAN DE SUBJECTIVITEIT Er zijn 4 versies van de graphe o o Het zal vooral over de volledige graphe (versie 4) gaan Een graphe (Nederlands: de ‘graaf’) is de structurele theorie over de relaties tussen verschillende entiteiten Een graaf is dus een formele representatie van een bepaalde structuur in de werkelijkheid Je hebt open en gesloten grafen Gesloten: alle toppen/knooppunten met elkaar verbonden Open (bv. graphe du désir): bepaalde punten die niet met elkaar verbonden zijn open systeem (betekent ook dat Lacan de subjectiviteit denkt als een open systeem) Je hebt ook grafen waarop er richting gegeven wordt aan de paden (gerichte grafen, met pijlen) tussen de toppen, en grafen waarop er geen richting gegeven wordt: de graphe du désir is een gerichte, open graaf GRAPHE 1 GRAPHE 2A Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 3 GRAPHE 2B GRAPHE 3 GRAPHE 4 Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? Deze verdieping erboven brengt alles van de orde van de subjectiviteit op een ander niveau 4 Op deze graphe zie je eigenlijk de grote categorieën van onze subjectiviteit o o o o o o o o o Bv. de verdeeldheid (onderaan): het verdeeld subject Bv. de Ander als schat aan betekenaars Bv. het Ego, le Moi Bv. het beeld van de Ander (i(A)) Bv. de formule voor de drift Bv. de formule voor het tekort van de Ander Bv. de formule voor het fantasma Bv. het symbool voor het Ego Bv. het symbool voor het Ik-ideaal Dat wordt stap voor stap aan de hand van klinisch materiaal uitgelegd Op deze graphe du désir zie je de grote categorieën die Lacan gebruikt om de subjectiviteit te denken, om daar enige greep op te krijgen en tezelfdertijd de structurele relaties tussen die categorieën Bij het spreken over de graphe gaan we daar een aantal niveaus in onderscheiden: o Niveau 5 ------------------------- o Niveau 4 ------------------------- o Niveau 3 ------------------------- o Niveau 2 ------------------------- o Niveau 1 ------------------------- College 1: Inleidende beschouwingen: Wat is psychoanalyse (niet)? College 2: Graphe 1 – Versie 1 van het symbolische en het reële College 3: Graphe 2 en 3 – Het Imaginaire College 4: Graphe 4 – Versie 2 van het symbolische en het reële College 5: Graphe 4 – Contrastering onderste en bovenste niveau College 6: Graphe 4 – Structuur subjectiviteit (= voedingsbodem voor het symptoom) en neurotische symptomen College 7: Graphe 4 – Overzicht Techniek – Discourstheorie College 8: Gastspreker drs. David Schrans College 9-12: Prof. Verhaeghe – Structuren PRACTICA Tekst Van Haute (Nederlands): tekst over de graphe o o Komt zeker niet volledig overeen met de lessen De graphe is een stuk theorie die Lacan ontworpen heeft en die op enorm veel verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden (dus tekst van Van Haute: veel overeenkomsten, maar ook veel verschillen) Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? THEORETISCHE COLLEGES 5 Tekst Lacan (Frans – Engels): zeer moeilijk, zeer ontoegankelijk maar toch belangrijk dat we regelmatig proberen om er iets van te begrijpen (maar er wordt niet verwacht dat we deze begrijpen; wel dat we er kennis mee maken) Transcripties therapeutische sessies (Audio SCS 0020) o o Alle belangrijke elementen in de therapie met die man kunnen hierin concreet gelezen worden Toepassing graphe: we zullen zien hoe we die graphe (een stuk structuur, theorie), kunnen gebruiken om iets te lezen in dat klinisch materiaal ALGEMENE DOELSTELLINGEN Theorie aanreiken omtrent structuur subjectiviteit/subjectwording (zie ook lessen Paul) Eventjes terugblikken: o Leren lezen (!); tekort op niveau van begrijpen aanvaarden; eigen interpretatie van psychoanalyse maken! o o o o o Zeker als analytisch therapeut is het ongelooflijk belangrijk te leren lezen Het is enorm belangrijk om teksten te leren lezen (vooral in de practica) We gaan niet alles begrijpen: geen volledig antwoord dat is de bedoeling ook: gans de graphe gaat daar ook over: er moet een bepaalde openheid zitten in ons begrijpen, in de kliniek (totaal begrijpen is niet goed, is voor de mens nooit gezond) Bij totaal begrijpen, stoppen we als mens met te zoeken, met te bestaan, met ons door het leven te trekken Het is juist het tekort, het feit dat we iets niet begrijpen, dat er een waarheid is dat ontsnapt aan ons weten, … dat er voor zorgt dat we ons als mens blijven ontwikkelen, blijven vertalen, en dat we een stuk plezier blijven beleven aan het leven Klinisch concreet maken van abstracte analytische concepten: daarover gaat het in de kliniek, hier hoor je dit en dit, … Theorie koppelen aan eigen subjectiviteit (droomdagboek) o We moeten proberen de theorie die we horen, een stukje te koppelen aan de eigen subjectiviteit Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? Dit was een bepaalde beschrijving van de subjectwording: we gaan voor een stuk dat hernemen, maar op een andere manier (op een hoger niveau van complexiteit, a.d.h.van de graphe) die ook klinisch gezien meer perspectieven biedt (niet enkel met het oog op diagnostiek, maar ook tijdens therapie bruikbaar) 6 o Het zou bijzonder interessant zijn om een droomdagboek aan te leggen: de droomwereld is iets werkelijk formidabel (terwijl je dromen opschrijft gedurende dagen of weken, ga je steeds meer beginnen herinneren van die dromen) INTERACTIESTIJL COLLEGES Vragen stellen wordt aangemoedigd; kan tijdens of na de les, kan via email Geheimhoudingsplicht omtrent klinische data! EXAMENS Practica: permanente evaluatie; sessie bespreken evaluatie op grond van de manier waarop we aanwezig zijn gedurende de practica (10/20) o o Helemaal op het einde van de practica: soort praktische proef waarbij we een transcriptie krijgen (niet van dezelfde cliënt) van een sessie, en waarbij we aan de hand van de graphe, iets met dat klinisch materiaal moeten doen Men is daar zeer open in: de graphe is op zeer veel manieren interpreteerbaar en toepasbaar wij kiezen zelf wat we precies met de graphe aanvangen: we moeten gewoon tonen dat we er iets mee doen Theorie: open boek; twee theoretische vragen (10/20) o Open boek examen over wat er gezien wordt tijdens de lessen (en dus niet over de tekst van Lacan of Van Haute) COLLEGE 1 – OVERZICHT Globale karakterisering Lacaniaanse benadering/psychoanalyse via differentiatie van andere disciplines: o o o o Deel 1: Psychoanalytische vs. mechanistisch-materialistische visie op subjectiviteit Deel 2: Psychoanalytische vs. filosofische/Hegeliaanse visie op ‘bewustwording’ Deel 3: Psychoanalytische visie op subjectiviteit vs. dominante visie in de (academische) psychologie Deel 4: Lacaniaanse interpretatie van psychoanalysekunnen vs. ego-analytische en ‘cathartische’ interpretatie VAN ANDERE DISCIPLINES PSYCHOANALYTISCHE VS. MECHANISTISCH-MATERIALISTISCHE VISIE OP SUBJECTIVITEIT Casus SCS0007: radicale dissociatie, radicale breuk tussen weten en waarheid, weten min of meer in verhouding tot waarheid gebracht via spreken over subjectiviteit o o Hier voel je die kloof tussen weten en waarheid (dit is waar de psychoanalyse rond draait!) heel scherp aan Die jongeman in kwestie meldde zich aan met de klacht dat hij elke nacht uit zijn bed bleek te gaan, hotelkamers boekte, een affaire had met een andere vrouw, vanalles kocht wanneer hij ‘op tocht’ was (bv. pc’s op de zwarte markt), … en als hij wakker was wist hij daar niks meer van (zijn vriendin confronteerde hem Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? GLOBALE KARAKTERISERING LACANIAANSE BENADERING VIA DIFFERENTIATIE 7 o o o o o Veronderstelt dat men subjectiviteit en spreken serieus neemt o o Die subjectiviteit is van fundamenteel belang in het leven Je moet als psycholoog vertrouwen hebben in je eigen kunnen: er is iets te doen via die weg, via de subjectiviteit en via de spreken is er iets realiseerbaar Niet verenigbaar met mechanistisch materialisme o o o o Dat (het spreken au sérieux nemen en de subjectiviteit als van groot belang zien) is onverenigbaar als je mensbeeld een puur mechanistisch materialistisch wereldbeeld is Lacan spreekt daarover Het dominante wereldbeeld in het Westen sinds de verlichting ongeveer: gans het universum/heelal = een grote machine En de mens is dan een kleine machine in die grote machine Men gelooft dat de mens fundamenteel een soort complexe machine is die strik gedetermineerd wordt door zijn mechanische eigenschappen (en de hersenen, het bewustzijn, het spreken, … is dan puur gevolg van het werken van die machine) Dat is een zeer eenvoudig wereldbeeld, dat in zijn eenvoud een enorme verleidelijkheid heeft Heel dat wereldbeeld heeft zijn eigen mythe gecreëerd (= een theorie over het ontstaan van de wereld) die er een beetje op neer komt dat er eerst een oerknal is Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? daarmee) hij kon het uiteindelijk niet meer ontkennen (maar geloofde het niet echt: wordt overvallen door een panische angst) Hij legde gedurende een 48 sessies durende therapie een lange weg af: doorheen die therapie bleek dat hij tijdens die dissociaties voortdurend geld uitgaf, agressief gedrag of seksueel gedrag vertoonde dat waren alle 3 zaken die bij hem thuis ten prooi vielen aan een enorme repressie Doorheen die sessies spreekt hij veel over zijn vader, moeder, vriendinnen, …: er blijkt dat er tijdens zijn huidige relatie met zijn vriendin niets van seks in huis komt en dat hij altijd een zeer brave, niet-agressieve man probeert te zijn en dat hij absoluut geen geld mag uitgeven in zijn dissociaties breekt dat stuk drift door dat totaal geen plaats kan krijgen binnen het verlangen van de ander Tijdens die reeks gesprekken ontworstelt hij zich langzaam uit die knopen (kon zich in het begin niet voorstellen dat hij een van die zaken was, bv. agressief, of deed, bv. geld uitgeven en dat hij tegelijkertijd graag gezien zou zijn) en begint hij een nieuwe relatie met veel meer openheid en op het einde van de therapie komt zijn geheugen mooi terug (niet alleen van de zaken die hij gedaan had tijdens die dissociatie, hij begint het zich echt te herinneren) en dit op een zeer typische manier: hij is aan het spreken tijdens die sessies, en plotseling is hij aan het spreken over wat hij gedaan heeft tijdens die dissociaties en hij merkt het zelf niet op (schrikt wanneer de therapeut hem daarop wijst) Ook zijn ‘verloren herinneringen’ (van voordat hij 15 jaar was) komen terug Zo’n stuk therapie illustreert eigenlijk heel scherp hoe groot de breuk kan zijn bij een menselijk subject tussen weten en waarheid (die jongen wist niks van wat er hem dreef, zelfs zijn geheugen liet hem in de steek, …) en het illustreert ook dat spreken en op psychoanalytische manier iets in beweging brengen, de enige weg is bij zo’n problematiek (zo’n symptoom kan met medicatie niet verholpen worden), het kan het verschil maken tussen leven en dood 8 geweest en er daar via een hele reeks chemische interacties en fysische processen een homo sapiens uit ontstaan is HET DOMINANTE WERELDBEELD ANNO 2015 Het dominante mens- en wereldbeeld anno 2015: van oerknal tot homo sapiens Belgische priester (Lemaître, 1894-1966) Prachtig verhaal dat enorme hoeveelheid gegevens ordent voor interessante versie: zie ‘Sapiens’ (Harari, 2010) Probleem: die mythe voert heel gemakkelijk binnen in een mechanistisch-materialistisch (strikt reductionistisch) denken o Nochtans is duidelijk dat het vooral een geloof is: we geloven in dat wereld/mensbeeld Maar wat we echt weten is eigenlijk nihil (het gaat vooral over de determinerende kracht die aan de mechanische aspecten van het proces toegekend wordt daar zit de clou van het verhaal) ‘Alles wat we weten over de evolutie van de mens en het afsplitsen van de chimpansee en het verschijnen van de primitieve Homo Erectus, is niet meer dan speculatie aan elkaar gebreid met hier een kies en daar een kaak’. (Bonneux, 2011, p. 31) Chronologisch perspectief Begin: Oermaterie? Absolute niets? 13,7 miljard jaar geleden: De Oerknal (Big –Bang, George Lemaître, professor in Leuven, 1931) Gevolg: Uitdijend heelal (George Lemaître, 1927) Aanvankelijk alleen waterstof. De waterstofatomen vertonen echter de neiging tot fusie en worden samengetrokken tot wolken Deze compacte wolken waterstof vormen de eerste sterren Als de wolken een bepaalde mate van compactheid bereiken, verhitten, verbranden en exploderen ze tenslotte Bij de verbranding ontstaat het element helium ontstaan Helium en waterstof gaan vervolgens weer samenklonteren, vormen nieuwe sterren. Deze nieuwe sterren van waterstof en helium bereiken opnieuw een bepaalde kritische mate van compactheid, verhitten, verbranden en exploderen. Uit de fusie van helium in dit proces ontstaat lithium Er ontstaan vervolgens nieuwe fusies tussen waterstof, helium en lithium en het hele proces herhaalt zich Langzaam ontstaan op die manier alle chemische elementen Merk dus op dat er van in het begin twee tegengestelde krachten werkzaam zijn: krachten die materie uit elkaar drijven (= de oerknal doet alles uit elkaar dijen) en krachten die de materie terug samen trekken (= samenklontering en fusie) Geen enkele van deze twee krachten is absoluut. De verschillende fenomenen bestaan uit telkens nieuwe evenwichten tussen deze twee krachten Zie aliënatie en separatie; Eros en Thanatos Deze elementen klonteren samen tot vastere sterren, die aan de buitenkant afkoelen en waarvan op zijn minst op één ervan, de aarde (4,6 miljard jaar geleden ontstaan), waterstof en zuurstof fuseren en zo waterdamp vormen, die door de afkoeling op het oppervlak condenseert tot enorme plassen water Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? o 9 In dit water ontwikkelen zich uit het element koolstof op één of andere manier de aminozuren Dit is een enorme stap. Deze elementen zijn niet uit zichzelf stabiel. De aminozuren moeten andere materie in zich opnemen – ze moeten ‘eten’ – om te blijven bestaan Meestal kiest men ervoor om vanaf dit punt in de evolutie van het fenomeen ‘leven’ te spreken Van zodra het fenomeen ‘leven’ ontstond, ontstond ook het fenomeen ‘sterven’ Tussen geboorte en dood grijpt de voortplanting plaats. Het DNA van het organisme repliceert zich, met variatie weliswaar, en van daaruit ontwikkelt zich via een complex proces een nieuw organisme Vanuit de aminozuren ontwikkelden zich de planten, die anorganische materie in zich opnemen en omzetten in voedingsstoffen. Ze gebruiken daartoe de kooldioxide uit de atmosfeer en stoten als restproduct zuurstof af Vanuit de aminozuren ontwikkelt zich ook een tweede vorm van leven: de dieren Deze gebruiken planten als voedingsstoffen en ontwikkelen zich aanvankelijk alleen in het water Van zodra de planten echter voldoende zuurstof hebben geproduceerd, verspreiden ze zich ook over het land. Eerst als reptielen, dan als vogels en zoogdieren Een kleine 50 miljoen jaar geleden (niet duidelijk wanneer precies) verschenen de mensapen ten tonele Uit deze mensapen ontstonden een kleine 5 miljoen jaar geleden (eveneens moeilijk om precies te dateren) de eerste mensachtigen, een rechtop lopende ‘aap’ met een abnormaal grote herseninhoud van om en bij de 800 cm3 Er werd progressief van werktuigen gebruik gemaakt tijdens het jagen, het vuur werd beheersbaar gemaakt, en een kleine 20.000 jaar geleden begonnen mensen zich te vestigen en als landbouwers te leven Er wordt aangenomen dat de homo sapiens, de ‘moderne’ mens, een kleine vijfhonderdduizend jaar geleden ontstond Eén voornaamste kenmerk die de homo sapiens van de primitievere soorten onderscheidde was het gebruik van grammaticale, abstracte taal Omtrent het ontstaan van de mens is heel weinig geweten: o ‘Alles wat we weten over de evolutie van de mens en het afsplitsen van de chimpansee en het verschijnen van de primitieve Homo Erectus, is niet meer dan speculatie aan elkaar gebreid met hier een kies en daar een kaak’. (Bonneux, 2011, p. 31) o Wat wel telkens weer benadrukt wordt is dat de evolutie verbazingwekkend snel ging (zeker als je redeneert in termen van een mechanistisch proces) Het ontstaan van de mens en van de grammaticale taal is onwaarschijnlijk abrupt in evolutionaire termen Het fylogenetische raadsel van de abruptheid van het verschijnen van de taal vindt men ook terug op ontogenetisch niveau Vertrekkende vanuit de observatie dat het kind op een verbluffend snelle wijze de taal leert spreken en dat kinderen over gans de wereld dezelfde kenmerkende fouten maken in de taalontwikkeling, beargumenteert Noam Chomsky dat een kind de taal niet ‘leert’. Hij concludeert dat de dieptestructuur van de taal – iets wat hij de Universele Grammatica noemt – op één of andere manier ‘aangeboren’ moet zijn De hierboven geschetste evolutionaire processen worden vaak gecombineerd met een materialistisch causaal denken Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 10 De materie is er voor het bewustzijn; het bewustzijn is louter een effect/gevolg van materiële oorzaken Concreet: Het bewustzijn is strikt gedetermineerd door complexe materiële (fysische, chemische) interacties in onze hersenen HET MECHANISTISCH-MATERIALISTISCH WERELDBEELD Augros en Stanciu (1988, p. 10) in Verhaeghe, P. (1994, p. 54) heel eenvoudig, unilineair model Dat mens- en wereldbeeld brengt een strikte orde aan onder de wetenschappen o o o De meest basale wetenschap, de wetenschap die het dichtst bij de waarheid staat, de meest fundamentele wetenschap Dat mens- en wereldbeeld gaat ervan uit dat die fysische wereld perfect objectief te beschrijven is, die ons uiteindelijk à la limite, alle raadsel en geheimen van de psychologie bv. uit de doeken zal doen Er wordt verondersteld dat gans dat niveau van de subjectieve ervaring bepaald wordt door het fysische/materiële niveau en de daaropvolgende niveaus (psychologie = ‘kwakzalver’ = kan niets aan de wezenlijke oorzaak van de dingen, aan de waarheid, veranderen) KWANTUMMECHANICA EN SUBJECTIVITEIT Gestaltpsychologie: perceptie kleuren (en vormen) is subjectief (zie ook Merleau-Ponty, 1942) door de subjectiviteit, door iemand iets anders te laten geloven over zijn omgeving, nemen mensen kleuren en zelfs vormen anders waar Perceptuele adaptatie: Stratton (1896), Miyauchi (2004): gans de idee dat observaties en percepties los van ons bestaan, en objectief te observeren zijn, is op veel niveaus totaal weerlegd (wat we observeren, wordt door onze hersenen geconstrueerd = perceptuele adaptatie) Kwantummechanica: materie is een subjectief fenomeen (zet causaal schema Augros en Stanciu op zijn kop): de kwantummechanica toont ons als niets anders dat álles wat we observeren (niet enkel kleuren, vormen, maar alles, zoals de materie) een subjectieve constructie is de subjectiviteit van de onderzoeker is bepalend voor de materie die geobserveerd wordt o Als men met twee wetenschappers hetzelfde deeltje observeert, zullen ze beiden iets anders observeren (in sommige gevallen) datzelfde deeltje is voor Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? Gans die idee van objectiviteit (‘illusie’) is op heel veel punten weerlegbaar 11 verschillende mensen, op hetzelfde moment, op een verschillende plaats (en voor er geobserveerd wordt, is het deeltje overal, onbepaald, niet gelokaliseerd) Nog veel verwonderlijker is dat als men deeltjes observeert die niet bepaald binnen een experiment afgeschoten worden, maar die wel een baan afgelegd hebben (vanuit een ander melkwegstelsel en miljarden jaren onderweg zijn naar de aarde) opnieuw observeert men dat de ene wetenschapper het deeltje door een andere opening ziet gaan dan de andere wetenschapper ‘Het feit dat het verleden geen definitieve vorm heeft, betekent dat huidige waarnemingen van een systeem invloed hebben op het verleden ervan’. (Hawking, 2010, p. 92) ‘‘De keuze om een of twee paden te nemen moet in dit geval miljarden jaren geleden genomen zijn, toe de aarde en misschien zelfs de zon nog niet bestond, en toch zullen wij met onze waarneming in het laboratorium invloed uitoefenen op die keuze uit het verre verleden’. (Hawking, 2010, p. 93) ‘Een ieder die niet ontzet is door de kwantumfysica, heeft haar niet begrepen’ (Niels Bohr, Nobelprijswinnaar, 1885-196, geciteerd uit Van Lommel, 2007, p. 219) ‘All our data, both in physics and psychology, are subject to psychological causal laws. … In this respect psychology is nearer to what actually exists’ (Bertrand Russel, 1921, The Analysis of Mind, p. 808) ‘D’ailleurs quelque cracquements à se donner voix fort confuse dans les grandes consciences responsables de quelques changements cardineaux dans la physique, ne sont pas sans nous rappeler qu’après tout pour ce savoir comme pour les autres, c’est d’ailleurs que doit sonner l’heure de la vérité’ (Lacan, 1966, p. 798) ‘A number of creaks – confusedly given voice to by the great minds responsible for some of the cardinal changes in physics – remind us that, after all, it is elsewhere that the moment of truth must sound for this field of knowledge as for others’ = de waarheid is elders te situeren (nl. op het niveau van de subjectiviteit) ‘Le savant qui fait la science est bien un sujet lui aussi. … Or, ce sujet qui doit savoir ce qu’il fait, du moins on le présume, ne sait pas ce qui déja en fait dans les effets de la science intéresse tout le monde. De moins en appert-il ainsi dans l’univers contemporain: où tout le monde se trouve donc à son niveau sur ce point d’ignorance’ (Lacan, 1966, p. 794) ‘The scientist himself is a subject … Now this subject who must know what he is doing, or so we presume, does not know what is already, in fact, of interest to everyone regarding the effects of science. Or so it would appear in the contemporary universe, where everyone finds himself at the same level as the scientist as far as this point of ignorance is concerned’ = de subjectiviteit van diegene die observeert, verandert iets aan het object dat geobserveerd wordt ONDERZOEKSOBJECT EN SUBJECTIVITEIT De subjectiviteit heeft ook een beslissende invloed op het wetenschappelijke discours via de keuze van het studie-object: Waarom bestuderen we fenomeen x? Heden ten dage wordt alles verondersteld ‘genetisch bepaald’ te zijn o Typisch mechanistisch discours: discours van de genetica Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? o ‘De kwantumfysica biedt een kader om te begrijpen hoe de natuur functioneert op atomair en subatomair niveau, maar doet dat, zoals we nog gedetailleerd zullen bespreken, op grond van een volledig verschillend conceptueel schema, waarin de positie, het pad en zelfs het verleden en de toekomst van een object niet precies vastliggen’ (Stephen Hawking, 2010, p. 75) 12 o Wie gelooft er dat vorm en kleur van de schilden van sprinkhanen genetisch bepaald is? Het wordt bijzonder interessant als je een bepaalde onderzoekslijn (gespecialiseerd om na te gaan wat de impact is van de beschikbaarheid van visuele beelden op biologische organismen) in beschouwing gaat nemen Sprinkhanen: wat was de impact van hen te depriveren van elk visueel beeld van een soortgenoot? ( natuur) o Men ontdekte (Matthews) dat als men de sprinkhaan nooit het beeld van een soortgenoot toont, het andere achterpoten, schilden en kleuren ontwikkelt o Dat toont ons het fundamenteel belang van het beeld, de identificatie met een beeld voor een biologisch organisme o = Bevinding die heel vaak gerepliceerd is!! Duiven: als men een duif nooit het beeld van een soortgenoot toont, zal de eierstok van de duif nooit tot rijping komen o Illustratie dat het louter om het beeld gaat: het volstaat om een spiegeltje te hangen in het hok van de duif, om de eierstok wél tot rijping te laten komen Genetisch ‘pikgedrag’ eenden? men is zeer snel geneigd om te zeggen dat het gedrag dat zich direct na de geboorte manifesteert, bij vogels bv., een genetisch geprogrammeerd iets is: deze video toont hoe twee eendjes geadopteerd worden door een katje en in plaats van te pikken, beginnen ze aan de tepels van dat katje te zuigen: http://www.neatorama.com/2013/11/21/Claraand-Her-Ducklings/#!H7yis Experimenten Spitz: volgde twee groepen kinderen, een groep die in de gevangenis opgroeide met hun moeder (vaste zorgfiguur) en een groep die opgroeide in een verzorgingstehuis waar er geen enkele stabiele zorgfiguur was (geen enkele normale identificatie en interactie): naar het einde van het experiment toe stierf de helft of meer van de kinderen die nooit een vaste verzorgingsfiguur hadden: https://archive.org/details/PsychogenicD Het lichaam is in zijn materialiteit eerder het gevolg van de subjectiviteit dan omgekeerd: Voorbeelden bij hypnose: o o o o Marie-Antoinette Faymonville: open hart operaties onder hypnose: adertje laten toetrekken via suggestie. Zie documentaire. Als men iemand onder hypnose met een potlood aanraakt, maar men suggereert dat het een gloeiende staaf is, dan verschijnen er soms brandblaren (Kelly & Williams-Kelly, 2007, in Van Lommel, 2007, p. 233). Hypnose, bv. brandblaren (Kelly & Williams, Kelly, 2007 in Van Lommel, 2007, p. 233), anesthesie bij chirurgie (Faymonville) Pathogene suggestie Charcot: slaagde erin om met suggestie en hypnose vanalles te realiseren bij de mens Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? Conclusie: genetische programmering moet met een grote korrel zout genomen worden Bottom line: de subjectiviteit van de onderzoeker manifesteert zich onmiddellijk bij de keuze van het onderzoeksobject 13 o o Oyama, S. Lewontin (1993): The Doctrine of DNA Twee zeer goede boeken om bv. het biologischmechanistisch denken over de mens te nuanceren Voorbeelden bij placebo’s: o Opereren met saline i.p.van met morfine tijdens WOII (zie boek Placebo). Men vindt bij vrijwel elke medische ingreep een groot placebo effect. Het meest spectaculaire voorbeeld is wellicht onderzoek dat peilt naar de effectiviteit van placebo-operaties op allerhande aandoeningen. Om maar één voorbeeld te geven: In 2002 deden Moseley et al. een Randomized Controlled Trial naar de effectiviteit van operaties voor artrose aan de knie. Ze opereerden 180 patiënten met artrose aan de knie. Bij de ene groep voerden ze een ‘echte’ operatie uit, dit wil zeggen een operatie die het mechanisch defect echt probeerde te herstellen, en bij de andere groep een placebo-operatie, d.w.z. een operatie waarbij men gewoon een snee maakt en terug dichtnaait zonder verder nog echt iets te opereren. Ze vonden bij follow-up tot 24 maanden na de behandeling geen enkel verschil tussen de experimentele groep en de placebo-groep RELATIVITEIT VAN KENNIS/WETEN Tussen psychoanalyse en mechanistisch materialistisch denken is er ook een verschil m.b.t. de absoluutheid van het weten Paradox van het mechanistische discours: bewustzijn/kennis/weten = epifenomeen = absoluut? (anekdote journalist Radio 1) o o o Epifenomeen: de subjectiviteit wordt gezien als iets wat een verwaarloosbaar nevenverschijnsel is van een aantal materiële processen, en als een storende factor in wetenschappen Er zit daar een paradox in: net die wetenschappers die beweren dat alles van het niveau van ons bewustzijn, ons denken, dat dat eigenlijk een onbeduidend nevenverschijnsel is van de materiële wereld, net die wetenschappers geloven dat er een absoluut weten, een absoluut bewustzijn mogelijk is Dat absoluut weten is totaal van de kaart geveegd door de kwantummechanica (‘illusie’) subjectiviteit is net heel belangrijk in de wetenschappen! Onzekerheidsprincipe van Heisenberg Gedachtenexperiment Psychoanalyse: andere verhouding t.a.van weten: kennis/weten = talig = fundamenteel tekort o Voor de psychoanalyse is er geen absoluut weten mogelijk want je zal als mens, hoe lang je ook in analyse gaat, nooit een volledig weten omtrent jezelf bereiken Omdat er voor jezelf als mens, subject, altijd iets zal zijn dat ontsnapt aan het woord (dat je kan situeren, maar niet opslorpen in de taal, iets dat weerstand biedt, dat net buiten het weten valt) TECHNISCHE IMPLICATIES Waarom vermeldt Lacan de fysica, de wetenschap, in zijn tekst, en waarom wordt hij hier besproken? Is dat van enig belang voor de praktijk? JA Belangrijk als intellectuele achtergrond Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 14 Beroep serieus nemen: als je ten diepste ook gelooft dat je een biologisch wezen bent en dat je bewustzijn/subjectiviteit uiteindelijk maar een nevenverschijnsel/product is van de materiële interacties in de hersenen, ga je jezelf nooit serieus kunnen nemen (en dan de patiënten ook niet) Verleiding om oplossing buiten het veld van de subjectiviteit te zoeken (vb. te snel naar farmacologische oplossingen grijpen) o Het begint allemaal bij ons mens- en wereldbeeld: als we ons niet fundamenteel bevrijden van de gedachte dat ons bewustzijn niet veel betekent en ons psychisme, is het op voorhand verloren Onderschat dit niet! Wanneer je in de praktijk terecht komt, en het is serieus, voel je de angst als psycholoog ten volle toeslaan PSYCHOANALYTISCHE VISIE OP (ACADEMISCHE) PSYCHOLOGIE SUBJECTIVITEIT VS. DOMINANTE VISIE IN DE Die dominante academische psychologie is eigenlijk een heel breed iets, maar het is niet zonder reden dat men zegt dat er globaal in de academische psychologie een verschillende visie op subjectiviteit, op het psychisme en het psychisch systeem gehanteerd wordt dan in de psychoanalyse we gaan stilstaan bij het verschil en bij de klinische implicaties daarvan Terugblik: College RCT vorig jaar: er zijn een aantal problemen op vlak van effectiviteitsonderzoek o Vrijwel alle grote kenmerken van het RCT-design (dat het meest gebruikt wordt om effectiviteit te onderzoeken), zijn problematisch in de psychologie: Random toewijzing aan condities? Homogene condities? Controlegroepen? Niet-behandelde controlegroep als ‘spontaan herstel’ (frustratie + onethisch) Placebogroep om te controleren op psychische invloeden? Dubbel-blind toewijzen? (ook bij psychofarmaca serieus probleem) Metingen Outcome? Ondubbelzinnig opmeten van relevante outcomematen Dubbel-blind toewijzen o Het probleem om te meten in de psychologie sluit rechtstreeks aan bij net die visie, die opvatting van de notie van subjectiviteit in de psychologie Dit voorbeeld is zowat de bovengrens van de accuraatheid van de metingen in de psychologie Het RCT-design is om die reden zeer problematisch in psychologisch onderzoek Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? o 15 OUTCOME EN ‘EENHEID’ VAN HET SUBJECT Het probleem van het meten hangt samen met de globale visie op de subjectiviteit, op de notie van het subject men bekijkt het subject in de psychologie als een unitair, een monolytisch iets, een eenheid, een individu o o o Men legt veel minder dan in de psychoanalyse de nadruk op het feit dat subjecten verdeeld zijn Daarnaast bekijkt men het subject als een statisch iets, als iets wat zich eigenlijk altijd op dezelfde manier manifesteert Ten slotte bekijkt men het subject als een universeel iets, als iets dat gelijk is over mensen heen (het subject wordt verondersteld redelijk gelijkend te zijn) De academische psychologie vertrekt vaak vanuit ‘de eenheid van het subject’ (Lacan, 1966, p. 795) o Subject van de psychologie = in-dividu o Psychoanalytische subject = verdeeld, verschuivend/dynamisch, particulier Conceptie subject aan basis problemen psychologisch/wetenschappelijk onderzoek: Voorbeeld van een vragenlijst uit de academische psychologie o o o o o Als je die items leest en deze voor jezelf probeert te beantwoorden, zie je daar een schaal staan van 0 tot 4, die je probeert in te vullen: als je dat echt serieus doet, zullen er veel mensen zijn dat dat eigenlijk niet zo eenvoudig te beantwoorden is Je stuit hier voor een stuk direct op het feit dat dat misschien in bepaalde situaties wel voor jou geldt, maar in andere situaties niet hier stuit je op de verdeeldheid van jezelf Je merkt dat als je onderzoek doet en je vraagt aan mensen om dergelijke vragenlijsten in te vullen, zie je vaak dat mensen daar dingen gaan bijschrijven (ik heb … geantwoord, MAAR …) veel mensen hebben er moeite mee dat eenduidig te beantwoorden: dergelijke items gaan te veel uit van een onverdeeld, een monolytisch subject, dat op een bepaalde manier is en dat eenduidig kan beoordeeld worden (bv. door de persoon zelf) MAAR: de mens als wezen zit niet zo in elkaar: de mens is verdeeld Daarenboven is het niet alleen zo dat je op een zekere verdeeldheid stuit, maar heel vaak stuiten mensen ook op problemen om dergelijke vragen te Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 16 interpreteren: elk item is op meerdere manieren interpreteerbaar (subjecten verschillen sterk onder elkaar) Een statisch en onverdeeld subject? o o o o enkele illustraties: SCS005: grafiek met het verloop in scores op twee klachtenlijsten doorheen een therapie je ziet de evolutie in de scores op die vragenlijsten doorheen de therapie Voor interpersoonlijke klachten start de persoon daar met een score van 30 en ze eindigt iets boven de 50 Voor de algemene klachten start ze iets boven de 10 en ze eindigt ongeveer 10 Op het eerste zicht (vanuit een simplistische/naïeve visie op het subject) zou je zeggen dat dit een slechte therapie is Maar: men kent het verhaal van die mevrouw en dat was een zeer goede therapie (evolutie van niet meer kunnen werken, paniekaanvallen, dwangmatige symptomen, problemen in relatie, … naar een goed functioneren) Dus: vanuit dat verhaal kwam het vreemd over als men zag dat de scores op de klachtenlijsten eerder gestegen dan gedaald waren Maar: als men dan de gesprekken analyseerde en naast die scores legde, werd alles plots kristalhelder: die vrouw was doorgestuurd door een huisarts en aanvankelijk was dat voor haar (naar een psycholoog gestuurd worden) hetzelfde als ‘gek’ zijn In het begin ontkende ze haar problemen, en dat is ook te zien in de scores op de vragenlijsten na een aantal sessies begint dat wat los te komen en begint ze haar klachten toe te geven en te manifesteren, wat leidt tot hogere scores op de vragenlijsten Doorheen de therapie zie je hoe die problemen schommelen en uiteindelijk een klein beetje zakken Die grafiek illustreert een zeer mooie uitspraak van Freud: Freud zei dat de bedoeling van een analyse niet is om een subject zonder problemen te creëren, maar om de neurotische miserie te vervangen door gewone dagdagelijkse miserie Als je die particulariteit/specificiteit van het subject niet kent, kun je geen zinnige interpretatie maken van de scores/resultaten van bv. vragenlijsten SCS0010: op het eerste zicht is dit een absolute droomtherapie (gestart met een zeer hoge score 60, die naar het einde van de therapie daalt tot een score van 10 op het niveau van de interpersoonlijke problemen), maar wat enige argwaan zou kunnen wekken is dat de score op de algemene klachten stabiel blijft, en zelfs even stijgt Toen die therapie afgerond was, had de therapeut het gevoel dat er eigenlijk niets gebeurd was – maar tot zijn grote verbazing zag hij in de scores op de vragenlijsten eigenlijk het prototype van de grafiek van een geslaagde therapie Opnieuw: als je het klinisch materiaal ernaast legt, begrijp je ten volle van waar die mooie curve komt (naar het einde van de therapie toe had ze zich progressief geïsoleerd van alle anderen in haar leven, wat de lagere score op interpersoonlijke problemen verklaart) Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 17 o SCS0018: een vrouw die een 12-tal sessies in therapie kwam en de therapie redelijk onverwacht afbrak in de scores zag men nauwelijks verandering in de therapie: op het eerste zicht was dat een therapie waarbij er niets gebeurd is Maar: een jaar later ontvangt de prof (= therapeut) deze mail: o o o o Als je deze mail in beschouwing neemt, worden de scores van op het einde van de therapie in een totaal ander daglicht geplaatst: er is wél wat gebeurd in de therapie (twijfels m.b.t. relatie, fobische klachten, … veel verteld: gedurende die 12 gesprekken verdwijnen de klachten niet, maar ze wordt wel naar een punt gebracht waarop ze in staat is een beslissing te nemen) Opnieuw: zonder die bijkomende, narratieve informatie kun je eigenlijk die gegevens niet interpreteren, ze zijn totaal misleidend SCS0021: ander voorbeeld van iets wat er opnieuw echt een geslaagde therapie uitziet, maar die een totaal mislukte therapie was SCS0007: je zou kunnen zeggen: meer informatie verzamelen dat klopt tot op een bepaalde hoogte (cf. jongen met dissociatieve persoonlijkheidsstoornis) Ze hebben bij hem ook biologische gegevens (cortisol: stress) verzameld: je ziet (zeer mooi voorbeeld in zekere zin, want de lijn die het verloop van de cortisol weergeeft, volgt bijna perfect de curve van de vragenlijsten) één merkwaardig verschil: bij de beëindiging van de therapie, vergeleken met follow-up blijven de scores op de vragenlijsten sterk verlaagd, maar de scores op cortisol stijgen terug, zelfs tot boven het niveau van de intake Maar wat doe je daar dan mee: geloof je de vragenlijsten, de cortisol, …? Het was in elk geval duidelijk (via interview) dat de vooruitgang die hij tijdens de therapie gemaakt was, stabiel was Dus: ook biologische gegevens bieden geen houvast Bottom line: eigenlijk is maar de totaliteit van de informatie en de meest specifieke, particuliere informatie over een subject dat enige houvast biedt om kwantitatieve gegevens van welke aard dan ook te interpreteren Men vraagt bv. ook de ziektekosten op van een paar jaar voor en een paar jaar na de behandeling, wat soms een goede indicator blijkt, maar ook daar zie je Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 18 opnieuw dat je deze ten volle moet interpreteren ook dit is een indicator met een grote foutmarge op De bottom line van de zaak, vanuit de psychoanalyse: men gaat ervan uit dat de basisassumptie van het wetenschappelijk onderzoek in de academische psychologie voorbarig is in die zin dat een subject veel meer verdeeld is dan men wil toegeven, en aldus ook veel moeilijker meetbaar en interpreteerbaar is, en dat het veel dynamischer en particulierder is dan men denkt: je moet veel meer interpreteren op het niveau van één geval 1950: metrisch onderzoek in grote groepen (zie Lamiell, 2003) ideografisch o o o 2000: kanteling terug naar gevalstudie? o o De laatste jaren: lichte terugkeer Er is meer en meer terug aandacht voor het bestuderen van het psychisme van de mens op het niveau van de single case Onderzoek vakgroep: groot aantal cases met multipele metingen en mixed-method analyses Descriptief en openheid voor niet-weten www.singlecasearchive.com Dit ziet er spectaculairder uit dan het is, aangezien dat in het algemeen alle publicaties sterk gestegen zijn met de jaren (maar toch is er relatief ook een stijging te zien) HET EGO: ADAPTIEF EN CENTRAAL? De belangrijkste klinische implicatie van de visie op het subject als een fundamenteel verdeeld en particulier iets, is natuurlijk dat je in de kliniek, als je luistert, die verdeeldheid plaats/ruimte geeft: mensen aanmoedigen om die verdeeldheid in het woord te brengen!! Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? Die analytische visie (zie boven) was voor de jaren ’50 eigenlijk redelijk algemeen in de (academische) psychologie Bv. de grote persoonlijkheidspsychologen, gedragspsychologen gingen er allemaal van uit dat je geval per geval moet bestuderen, want dat je maar op die manier iets kan begrijpen van de psyche van de mens Voor 1950 was er een andere conceptie, visie op het subject dan erna: vanaf de jaren ’50 is er daar een kanteling in gekomen 19 Academische psychologie ziet het psychisme vaak in een evolutionair perspectief: psychische activiteit dient tot adaptatie aan de omgeving o o o Ons ‘bewustzijn’ staat centraal in ons psychisme: het vormt een soort controlecentrum dat alle mentale activiteiten regelt men gaat uit van een gecentraliseerd en adaptief Ego ( Lacan) Maar: op dit moment geldt deze kritiek minder voor de psychologie (omwille van veranderende oriëntaties daarbinnen) Lacan brengt deze stelling ter sprake: hij stelt dat men ervan uitgaat dat ons bewustzijn een gecentraliseerde en adaptieve instantie is, wat betekent dat de kern van ons psychisch wezen ons bewustzijn is en dat dat bewustzijn, in lijn met het evolutionaire denken, iets is dat gemaakt is om ons organisme aan te passen aan zijn omgeving beide zaken zijn volgens de psychoanalyse grotendeels onjuist Ten eerste: ons bewustzijn staat zeker niet centraal (cf. kloof tussen weten en waarheid, kloof tussen bewustzijn en waarheid) bewustzijn als een klein laagje vernis op de grote kern die ons psychisme (veel meer van de orde van het driftmatige, onbewuste) is Ten tweede: het subject als een adaptief wezen, klopt totaal niet: als je kijkt naar ons psychisch systeem, zie je dat het eigenlijk op veel momenten radicaal ingaat tegen wat er goed is voor ons als organisme, tegen wat ons organisme voordeel bezorgt of doet overleven (bv. roken, drinken, eetproblemen, …) o Er is nog een andere factor die veel belangrijker is voor ons dan overleven o Die factor heeft alles te maken met het verlangen van de Ander: heel veel zaken hebben te maken met het proberen om iets te betekenen voor een ander Ook daarvan is de klinische implicatie zeer groot: als je de mens bekijkt als een soort overlevingsmachine, is dat een zeer vreemde visie of uitgangspunt om je in de praktijk tegenover iemand te positioneren (dat register van het overleven hoor je bijna niet in de praktijk) Psychoanalyse ziet het Ego als inadaptief en de-centraal: ons bewustzijn is zeer beperkt (zie kloof tussen weten en waarheid), staat niet in het centrum van ons wezen, en ons psychisch leven in het algemeen is vaak niet bekommerd om ons organisch welzijn (maar wel verlangen, liefde, betekenaar, …) Vb. vermenging van behoefte-verlangen in eetstoornis, zelfmoord Bio-psycho parallelliteit: organische (hersenen) en psychische (bewustzijn) processen zijn parallelle processen, en het eerste determineert het laatste o o Dit is eigenlijk een verschilpunt dat nog niet gold voor Freud, maar wel voor Lacan: de academische psychologie vertrekt zeer vaak vanuit een bio-psychoparallelliteit dit is voor Lacan totaal niet het geval: één van de hardnekkigste dwalingen in het huidige discours Er zijn een aantal belangrijke redenen om sterk te twijfelen aan die parallelliteit (het gedetermineerd zijn van psychische processen door het brein), bv. gevalsstudies die tonen dat mensen die bijna geen hersenen meer hebben, vaak nog een even helder bewustzijn (of intelligentie) hebben als mensen met een volledig intact brein Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 20 o Lewin, R. (1980). Is your brain really necessary? Science, 210, 1232-1234. Feuillet, L., Dufour, H. & Pelletier, J., et al. (2007). The Lancet 370, 262. MAAR: eigenlijk weten we het nog altijd niet goed, hoe het bewustzijn gevormd wordt, waar het vandaan komt, … het is nog altijd een groot raadsel: het is duidelijk dat het bewustzijn meestal de hersenen ergens enerveert, of op zijn minst op een bepaalde manier gecorreleerd is aan de hersenen Maar: blijkbaar zie je dat het niet noodzakelijk is Zelfs bij mensen met nauwelijks nog hersenen (1%) kan men een volledig intact bewustzijn terugvinden Je ziet: die relatie tussen bewustzijn en hersenen is een onwaarschijnlijk mysterie, het is zeer vreemd TECHNISCHE IMPLICATIES Maak ruimte voor verdeeldheid (Fink, 2008) Maak ruimte voor verschuiving, ook op niveau finaliteit van de kuur: we vinden nooit onze ultieme identiteit o ‘Het Ik vindt maar zijn voltooiing in de metonymische verschuiving van zijn betekenis’ PSYCHOANALYTISCHE VS. FILOSOFISCHE/HEGELIAANSE VISIE OP ‘BEWUSTWORDING’ De kloof tussen weten en waarheid: de psychoanalyse is als discipline vertrokken vanuit een intuïtie dat er een kloof is tussen weten en waarheid men is vertrokken vanuit een gevoel/veronderstelling dat de mens niet weet wat hem/haar drijft o o o o o Het menselijke weten is gescheiden van zijn waarheid, van wat hij echt is, door een kloof En: iets, de psychoanalyse als kuur, de psychoanalytische kuur heeft op een bepaalde manier te maken met het verkleinen van die kloof tussen weten en waarheid heeft een aantal effecten op het niveau van symptomen Die term wordt nu zelden nog gebruikt binnen de psychoanalyse (psychoanalyse als een proces van ‘bewust worden’): vroeger ging men ervan uit dat wat onbewust was, terug een stuk bewust wordt Het is precies daar dat er een soort spanningsveld, verschillen zijn met een meer filosofische invulling van de notie van bewustwording (ook wel een aantal overeenkomsten) De manier waarop je bewustwording opvat, heeft opnieuw zeer belangrijke therapeutische implicaties Psychoanalyse = ‘bewustwording’? Hegel: ’Er heeft mij maar één leerling begrepen, en hij heeft mij dan nog verkeerd begrepen’ o o o o Één van de grootste filosofen uit de westerse geschiedenis ‘De fenomenologie van de geest’ Hegel is een filosoof die beroemd/berucht was om zijn ontoegankelijkheid (~ Lacan), maar men voelde wel dat daar veel in zat Die uitspraak (vlak voor zijn dood) toont dat er niemand was die hem begreep: hij werd gezien als een autoriteit, maar niemand begreep hem Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 21 o Lacan heeft heel veel van zijn theorie bij Hegel gehaald: ‘Le désir de l’homme c’est le désir de l’autre’ (Hegel: ‘de mens wil verlangd worden door een ander’) Maar: op een aantal zeer belangrijke punten verschilde hij ook van Hegel (zeker m.b.t. het concept van bewustwording) Meester-slaaf dialectiek – discourstheorie WETEN EN WAARHEID Hegel: de waarheid is ditgene wat ontsnapt aan het weten en wat het van binnenuit voortstuwt o o o o o Ook Hegel vertrok met zijn filosofie vanuit de idee dat er een kloof is tussen weten en waarheid bij de mens Ook Hegel ging ervan uit dat de mens door iets vervreemd/verwijderd is van de waarheid die hem drijft Hij gebruikte daarbij een zeer mooie definitie van waarheid: als mens weten we vanalles, maar tezelfdertijd is er altijd een knagend besef dat het niet helemaal juist is wat we weten, dat er iets ontbreekt, … Hegel zei dat dat stuk van onszelf dat voor die onrust zorgt, dat zorgt voor het gevoel dat we de wereld niet volledig begrijpen, dat dat de waarheid is De waarheid is volgens Hegel datgene dat dat proces van naar weten streven, op gang houdt zorgt er voortdurend voor dat we als mens op zoek zijn, een weg afleggen en ons ontwikkelen Binnen de lacaniaanse psychoanalyse werd dit in grote mate overgenomen Psychoanalyse: idem, maar verschillen in aard proces, aard waarheid en aard van de kloof tussen weten en waarheid o Het grote verschil tussen de lacaniaanse psychoanalyse en de Hegeliaanse filosofie zit in het punt van hoe men de aard van het proces die tot de waarheid leidt, de aard van de waarheid en de aard van de kloof tussen weten en waarheid omschrijft HET HEGELIAANSE DIALECTISCHE PROCES Volgens Hegel is de mens verontrust door de waarheid, iets dat hij nog niet snapt, en probeert hij die waarheid te weten te komen Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? Betreft het proces tot de waarheid leidt 22 Dit gebeurt volgens het dialectisch proces: de mens(heid) komt tot weten, streeft naar weten, via een systeem van these, antithese en synthese Men vertrekt vanuit een bepaalde hypothese/stelling/vooronderstelling, heeft daar een antithese (zaken die daarmee conflicteren) voor in de vorm van bv. observaties, en de antithese kan er dan uit bestaan dat men daar een compromis tussen maakt (verzoening in een soort weten van een hogere orde) Dat proces kan altijd maar verder gaan, tot die uitspraken algemener en algemener worden, en een grotere verklaringskracht hebben Zo bouwt men op naar hoger en hoger weten Dat is de kern van het proces dat volgens Hegel afgelegd wordt om tot waarheid te komen, of om tot hoger weten te komen Dat dialectisch proces speelt zich volgens Hegel af op veel verschillende domeinen: overal heb je, doorheen de geschiedenis, een dialectisch proces dat zorgt dat de mens op alle gebied vooruit gaat (hoger weten + hoger functioneren) Maar: het meest fundamentele gebied waarop die dialectiek zich afspeelt, is op het niveau van de verhouding tussen de meester en de slaaf Lacan heeft daar in grote mate zijn discours theorie op gebaseerd Het dialectisch proces speelt zich af op veel vlakken (wetenschap, politiek, man-vrouw verhouding, etc.) De meest fundamentele dialectische lijn is echter deze van de meester-slaaf dialectiek (aanvankelijk een zeer ruwe, primitieve strijd die zich progressief verfijnt doorheen de geschiedenis à la limite zal dit resulteren in een vrije samenleving) o o o o o Meester-slaaf dialectiek: Hegel ging ervan uit dat het meest fundamentele kenmerk van het menselijke verlangen, is om erkend te worden (in het eigen verlangen) door een ander Hegel vertrekt vanuit dat gegeven en zegt dat dat kenmerk van de mens geleid heeft tot de clash tussen de meester en de slaaf: de mens probeert op een zeer rudimentaire/primitieve manier zijn verlangen te laten erkennen door de ander, nl. door een ander daarvoor te laten zorgen vandaar is de oeroude strijd van de mens om de ander tot slaaf te maken, te herleiden tot die drang in de mens: de mens probeert een ander voor hem te laten werken, probeert de ander te dwingen om zijn verlangen te realiseren Dat eindigt redelijk dramatisch voor de meester (wilde zijn verlangen door een ander mens laten erkennen): Hegel zegt dat op het moment dat zijn verlangen vervuld wordt, en die ander zich onderwerpt, slaaf wordt, die niet meer als mens gezien wordt die slaaf is van geen belang meer en blijft altijd gefrustreerd achter (hij schiet zijn doel voorbij) Vandaar de heimelijke frustratie, het heimelijke ongeluk van elke meester Hegel zegt dat het nog veel meer de slaaf is die er iets bij wint: want in het proberen realiseren van het verlangen van de meester, leert hij werken, leert hij savoir faire op het einde van de geschiedenis is de slaaf vaak meer geslaagd dan de meester Doorheen de geschiedenis doorloopt de mens verschillende versies van deze dialectiek, tot hij zich uiteindelijk opheft in een synthese van de vrije samenleving o Een samenleving waar er geen meesters en slaven meer zijn Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? o 23 o o Die vrije samenleving komt voort uit een ‘bevrijd bewustzijn’ en is de synthese van de these en de antithese die de meester en de slaaf waren De mens bereikt zijn hoogste (vrij) bewustzijn (= waarbij hij de ander niet meer ziet als meester of als slaaf, maar als een vrij mens) doorheen een dialectisch proces Dialectische proces op niveau van de subjectwording (zie bv. Lacan, 1966, pp. 140-141); zie Graphe s(A) A o Je ziet dat de psychoanalyse erkent dat een dergelijk proces zich in hoge mate afspeelt in de mens o Op het niveau van de subjectwording zie je in grote mate dat deze verloopt volgens een dialectisch proces: een kind verhoudt zich tot de ander, tracht diens verlangen te kennen/weten, bouwt daar een eerste (hypo)these over op, observeert, past die hypothese aan, … De manier waarop het kind zich een eigen identiteit ontwikkelt, is in grote lijn gelijklopend met wat Hegel formuleerde als dialectisch proces Dialectische proces op niveau analytische kuur; zie SCS0007 o o o Ook in de analytische kuur zie je ook vaak dat het zich ontrolt als een dialectisch proces Bv. iemand komt binnen van een reeks consultaties (bepaald probleem geformuleerd als een bepaalde stelling/these), merkt dat dit niet helemaal klopt, er wordt een antithese geformuleerd, en dan een tijdje later realiseert/voelt hij dat die tegenstrijdigheid opgehoffen kan worden als hij zijn probleem ‘zo’ formuleert Sommige analytische auteurs hebben zelfs gezegd dat dat dialectisch proces de kern is van de psychoanalyse, van de analytische kuur (bv. Luborsky) Dialectische proces in kuur is zelfde als in subjectwording, in omgekeerde volgorde Manual Luborsky (1984): heeft een handleiding/manual geschreven omtrent analytische techniek omschrijft het verloop daarvan in grote mate ook als een analytisch proces (cyclus begrijpen) Zie techniek Freud: Rattenman en Wolvenman: vrije associatie-constructie-vrije associatieconstructie-etc. ook in Freud zijn beschrijving van het proces dat hij aflegde, beschrijft hij dat ook in die termen o o Lacan: gaat daar oorspronkelijk in mee Maar later (ten tijde dat hij Subversion schrijft), zegt hij dat dat eigenlijk niet klopt op het niveau van de subjectwording, analytische kuur en zélfs niet op het niveau van de wetenschap Lacan stelt dat dat dialectisch proces eigenlijk veel minder belangrijk was dan dat Hegel en in zijn spoor ook vele anderen, geneigd waren om te denken Echter: noch in de wetenschap, noch in de psychoanalyse ontstaat weten volgens een puur logisch proces o o Wetenschap: wetenschappelijke verandering is vaak niet door logisch denken, maar primair door de subjectiviteit van de onderzoeker gedetermineerd (e.g. Kekulé, 1857) Lacan merkt op (~ Kuhn) dat als je naar wetenschappelijke verandering en vooruitgang kijkt, dat je ziet dat wetenschap maar heel beperkt volgens dat proces van het logisch denken, het logisch proces dat Hegel vooropstelde (these – antithese – synthese) vooruitgaat wetenschap is veel meer iets dat Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 24 o o o o o o o sprongsgewijs gebeurt (en op geen enkele manier verbonden met de vorige bevindingen) Wetenschap: paradigmashifts Kuhn Wetenschap: revolutionaire ideeën die compleet los staan van de rest en die puur uit de subjectiviteit van de onderzoeker schijnen te komen (Friedrich Kekulé, 1857) In wetenschap noch psychoanalyse manifesteert er zich een ‘immanente waarheid’, maar eerder een subjectieve waarheid (zie onder) Zie kritiek op het empirisme/positivisme: subjectiviteit is van doorslaggevend belang in de wetenschap (op alle niveaus) en is veel belangrijker dan het ‘puur vorderen’ Zie Against Method, Feyerabend (1975): epistemologisch anarchisme Hij was één van de eersten de aandacht daarop écht vestigde Hij zei dat de wetenschap niet zozeer volgens een strikt logisch systeem vordert, maar, in tegendeel, dat hoe minder gesystematiseerd wetenschap is, hoe beter het werkt ‘Met systematiek komen we niet ver in de wetenschap’ pleit voor een epistemologisch anarchisme (“anything goes”) Lacan stelt dat het ook in de analytische kuur niet zomaar een strikt logisch systeem is dat gevolgd wordt het is veel meer open staan voor plotse revelaties, plotse uitingen van het subject Daarnaast zegt hij dat het weten dat zich ontwikkelt en toegroeit naar een bepaalde waarheid van het subject ( Hegel: universele waarheid voor iedereen), waarbij het volgens de psychoanalyse om een subjectieve waarheid gaat dit is de waarheid waarnaar men toewerkt in de analyse DE AARD VAN DE WAARHEID Hegeliaanse waarheid: universeel – overbrugbare kloof weten-waarheid o o o o Voor Hegel was de waarheid universeel (= voor iedereen gelijk) en iets waar alle mensen toe komen Bovendien was die waarheid volgens Hegel totaal bereikbaar voor de mens: de mens kan met zijn weten die waarheid volledig opslorpen (= volledig ‘weetbaar’) Elk aspect van de menselijke, psychische subjectieve ervaring, is gericht op die waarheid (bv. passies van mensen: uiteindelijk tonen alle passies van de mens, hem/haar iets van de universele waarheid) Hegel’s ‘List van de rede’: de op het eerste zicht redeloze passies dienen uiteindelijk toch de rede; net zolang tot een subject de universele waarheid vindt Psychoanalytische waarheid: particulier/subjectief – onoverbrugbare kloof weten-waarheid (weten van orde van taal, waarheid van orde van drift/lichaam, later meer uitleg bij subject van uitgesprokene vs. subject van de uitspraak) o o De psychoanalytische waarheid is particulier en subjectief: het is heel specifiek, iets dat voor die ene mens geldt Bovendien is de kloof tussen weten en waarheid onoverbrugbaar: een analytische kuur richt zich weliswaar op het verkleinen van die kloof, maar het weten kan die waarheid nooit volledig bereiken (omdat die waarheid van de orde van het driftmatige is, en dat van de orde van het fysieke is het blijven altijd driften, zaken die fundamenteel verschillend zijn van het weten en nooit fundamenteel in het weten kunnen opgaan) Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 25 o o o Vergelijk: statuut van waarheid en subjectiviteit in: o o o o “Quoi qu’il en soit, notre double référence au sujet absolu de Hegel et au sujet aboli de la science donne l’éclairage nécessaire à formuler à son vraie mesure le dramatisme de Freud: rentrée de la vérité dans le champ de la science, du mème pas òu elle s’impose dans le champ de sa praxis: refoulée, elle y fait retour” (Lacan, pp. 798-799) o o o Joods-christelijke - scholastieke traditie Mechanistische wetenschap (empirisme, positivisme, etc.): subjectiviteit als een onbelangrijk iets Hegel Freud/Lacan Lacan zegt dat het subject van de psychoanalyse (= subject met een beperkt bewustzijn en een beperkt weten) verschilt zowel van het absolute subject (= subject dat tot een absoluut weten in staat is) van Hegel, als van het afgeschafte subject (= het subject dat eigenlijk geen enkel belang heeft) van de wetenschap Het is precies op dat punt dat je ziet welk belang dat Freud had, wat de volle draagkracht/spankracht was van het verschijnen van Freud op het toneel van de wetenschap (dat was precies in de bloeiperiode van het positivisme): hij stelt de subjectiviteit centraal in de wetenschap, zoals deze nog nooit centraal had gestaan Je ziet daar een merkwaardig iets: het is datgene wat de wetenschap verdringt, de subjectiviteit, dat via Freud terugkeert (en net hetzelfde gebeurde in zijn praktijk: net hetgene dat de hysterica verdrongen, kwam via de symptomen terug) “In any case, my two-pronged reference to Hegel’s absolute subject and to science’s abolished subject sheds the light necessary to accurately formulate Freud’s dramatism: the return of truth to the field of science at the same time as it comes to the fore in the field of its praxis – repressed, it reappears there.” Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? Cf. graphe: subject van de uitspraak vs subject van het uitgesprokene De passies staan niet ten dienste van de rede; ze zijn geen figuranten in het grote masterplan van de rede “Car loin de céder à une réduction logicisante, là où il s’agit du désir, nous trouvons dans son irréductibilité à la demande le resort même de ce qui empêche aussi bien de le ramener au besoin. Pour le dire elliptiquement: que le désir soit articulé, c’est justement par là qu’il n’est articulable.” (Lacan, 1966, p. 804) Lacan zegt dat je het menselijk subject nooit helemaal logisch kan begrijpen, exact om die reden dat de waarheid van het subject van driftmatige aard is en a priori onlogisch Je moet nooit denken in een analyse dat je er gaat in slagen om een subject zó bewust te maken van zichzelf, in die mate te laten weten dat het zichzelf totaal gaat begrijpen Je stuit in de analyse altijd op het verlangen van het subject, en dat verlangen (ook al zeg je dat dat verlangen het verlangen van de ander is) is nooit totaal logisch begrijpbaar wat dat verlangen van de ander betekent, moet geïnterpreteerd worden “For far from giving myself over to some logicizing reduction where desire is at stake, I detect in desire’s irreducibility to demand the very mainspring of what also prevents it from being reduced to need. To put it elliptically: it is precisely because desire is articulated that it is not articulable.” 26 TECHNISCHE IMPLICATIES (VOOR DE THERAPIE) Opnieuw van zeer centrale aard Louter (cognitief) tot inzicht komen is niet het doel van de kuur; ‘inzicht’ is maar een intermediaire stap (naar vol spreken) Niet de bedoeling om het subject ‘universele inzichten’ bij te brengen; wèl om het tot zijn eigen subjectieve waarheid te leiden (verhouding met ouders, seksualiteit, etc.) o Als je ervan uitgaat dat een mens tot absoluut weten in staat is, en dat je hem daartoe moet brengen, is een totaal ander uitgangspunt dan een beperkt subject, die iets te weten kan komen omtrent de driftmatige ondergrond van diens problemen ( universele waarheid) o In een jungiaanse analyse is men op zoek naar een soort archetypes die universeel zijn (bv. bij de jungiaanse droomanalyse) klinisch is dat een totaal andere manier van werken o De waarheid waarnaar men in een analyse naar op zoek is, is een zeer specifieke, particuliere waarheid Afhankelijk van het uitgangspunt dat je hierbij inneemt, ga je een totaal ander proces krijgen Het ultieme weten bestaat niet; subject moet zich constant vernieuwen in een vol spreken o o o o De waarheid is niet enkel particulier, maar ook voor een stuk niet logisch begrijpbaar Bv. bij die jongen met dissociaties: hij besefte iets van die processen, kon ze aanduiden en erover spreken, maar die processen op zich blijven onlogische driftmatige processen Een deel van je wezen als mens is fundamenteel onlogisch, irrationeel, iets dat ontsnapt aan het weten Als analytisch therapeut stel je dan ook die ambitie niet om alles volledig te begrijpen LACANIAANSE INTERPRETATIE VAN PSYCHOANALYSEKUNNEN VS. EGO-ANALYTISCHE EN ‘CATHARTISCHE’ INTERPRETATIE De kloof tussen weten en waarheid (SCS0007) ‘Het Ego is geen baas in eigen huis’ o o o De kern van de psychoanalyse draait rond die uitspraak Er is een onbewuste en ons Ego is eigenlijk min of meer een slaaf of een figurant in het spel van het onbewuste Wanneer Lacan spreekt over de Copernicaanse revolutie bij Freud, heeft hij het daarover: het heeft betrekking op het feit dat Freud het Ego decentraliseerde De derde narcistische krenking (Copernicus, Darwin, Freud) o Copernicus verloste de mens van de illusie dat hij in het centrum van het heelal stond hij beweerde dat de aarde níet in het centrum van het heelal/ zonnestelsel staat Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? DE COPERNICAANSE REVOLUTIE VAN FREUD 27 o o Darwin heeft de mens van de idee beroofd dat de mens fundamenteel meer waard zou zijn dan de dieren Op dezelfde manier haalde Freud het menselijke bewustzijn of het Ego uit het centrum van onze beleving: hij zei dat het menselijke denken/bewustzijn maar een epifenomeen is (er zijn een aantal driftmatige impulsen die aan de touwtjes trekken, en ons Ego is maar een poppetje dat danst naar die touwtjes) Is het narcisme van de mens ècht gekrenkt? (Lacan, 1966, pp. 796-797) o o o o Lacan merkt daar terzijde over op: ‘Is dat narcisme wel écht gekrenkt?’, is de mens daardoor minder narcistisch geworden? Niet echt: de mens is niet minder narcistisch geworden door hun ontdekkingen Of Freud de mensen echt gekrenkt heeft, is nog een andere vraag, dat laten we open De mens heeft een zeer rare verhouding tot de bevindingen van wetenschap: geloven ze die bevindingen echt (zelfs als het zwart op wit bewezen is)? Voelt men dat echt? LACAN VS. EGO-ANALYSE Het Ego terug centraal: na Freud zijn dood is de psychoanalyse terug in omgekeerde richting geëvolueerd o o o o Het overgrote deel van de psychoanalytici ontwikkelde zich in de richting van de ego-analytische school De ego-analyse zei (met Freud zijn dochter voorop) dat als je eerlijk bent, dat het enige waarmee we iets kunnen doen in analyse, het Ego is (je kunt de mens maar aanspreken in de mate dat hij bewustzijn of Ego is) Freud!!! (deed in zijn analyse net zijn best om het Ego langs de kant te laten, om met het onbewuste te werken) Ze proberen misschien wel iets aan het onbewuste te veranderen, maar dat doen ze via het Ego: dat doen ze door zelf het goede voorbeeld te geven Anna Freud: ‘Het Ego is onze enige bondgenoot …’ Ego-analyse = pathologische defensiemechanismen worden progressief vervangen door ‘gezonde’ defensiemechanismen doorheen identificatie met analyticus o o o o Een pathologisch Ego = een Ego dat van verkeerde defensiemechanismen gebruik maakt, om het onbewuste te ontkennen/verdringen Bv. verdringing, rationalisatie, … Die defensiemechanismen kunnen gezond, maar ook ziek (= pathologisch Ego) zijn Ego-analytici gaan ervan uit dat je patiënt een stukje moet gaan heropvoeden, en in plaats van die zieke/immature defensiemechanismen, gezonde/mature defensiemechanismen moet leren gebruiken (door als analist zelf het goede voorbeeld te geven) Lacan: het Ego is vooral een bron van weerstand; een rem op de realisatie van vol spreken, een verduistering van de subjectieve waarheid, een maskering van de subjectieve structuren die ons bepalen o Lacan (zeker in zijn vroege werk, van 1930-1950) schrijft daar enorm veel over: hij bekritiseert ze en zegt dat ze het werk van Freud ongedaan maken Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? 28 o Lacan heeft een totaal andere (en enorm interessante) conceptie van het Ego, die erop neerkomt dat gans ons Ego één grote vorm van weerstand is Je hebt het menselijke weten dat van de orde van het Symbolische is Je hebt de waarheid die van de orde van het driftmatige/Reële is Wat ervoor zorgt dat het Symbolische niet bij het Reële geraakt, dat ons weten zo fundamenteel vervreemd is van onze waarheid, is precies dat Ego (= het Imaginaire dat als een scherm tussen het Symbolische en het Reële staat) Je ziet dat concreet bij de transcripties van de man die wij in de practica lezen het is exact zijn Ego die ervoor zorgt dat hij zijn problemen niet kan begrijpen of duidelijk omschrijven: het is zijn Ego dat ervoor zorgt dat hij vervreemd is van zijn waarheid (het is precies zijn Ego dat ervoor zorgt dat hij altijd slachtoffer wordt) De Lacaniaanse visie op het Ego is duidelijk: het Ego is precies die weerstand die overwonnen moet worden: verre van het Ego dat onze enige bondgenoot zou zijn in een analyse, is het eigenlijk onze voornaamste vijand (= datgene dat moet geanalyseerd worden) LACAN VS. CATHARTISCHE INTERPRETATIES (‘AFFECTIEVE HERBELEVING’) Catharsis: effecten analyse toe te schrijven aan affectieve herbeleving van ‘oer-ervaringen’ o o Men stelt het affect, het affectieve centraal Dit is de eerste manier: zij leggen de klemtoon op het cathartische effect van spreken Sluiten op een bepaalde manier wel aan bij Freud, die zei dat via het spreken het oorspronkelijk ingeknelde affect, afgevoerd wordt Freud heeft zelf een tijdje zo gedacht, maar heeft dat al snel verlaten Er zijn mensen die dat altijd centraal blijven stellen zijn (bv. Rank – tweede interpretatie van Freud) Of: affectieve ervaring als toegangspoort tot weten De derde interpretatie van het freudiaanse oeuvre legt de klemtoon volledig op de idee dat affectieve herbeleving op zich (= het zich terug in een soort hypnoïde toestand begeven, in de toestand van het onbewuste affect), tot een bepaalde kennis, een bepaald weten zou leiden o Je kan dat vergelijken (cf. Lacan) met de idee dat je door het nemen van bepaalde hallucinogenen in een bepaalde ervaringstoestand zou komen die je dan op zijn beurt bepaalde nieuwe, specifieke inzichten zou geven o Psychoanalyse: erop gericht om het subject te leiden tot een soort affectieve oerervaring, in welke toestand het dan tot een aantal inzichten zou komen die een aantal therapeutische, wenselijke effecten zouden hebben Ook dat kun je niet als analytisch bestempelen! Rank: affect, herbeleving geboortetrauma alle problemen, alle vormen van pathologie, gaan uiteindelijk terug op een geboortetrauma o o Bijgevolg zou er een kuur zijn dat je kan terugbrengen naar dat moment van het geboortetrauma, om dat op een andere manier te ervaren zodanig dat het minder traumatisering was Rebirthing, … Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? o 29 Lacan/Freud: effecten analyse toe te schrijven aan ontcijfering logica verhalen omtrent ervaringen o o o Het is zeker zo dat de affectie beleving of onbewuste ervaring belangrijk is, maar als je goed kijkt, hecht Freud er maar op één punt belang aan: hij zegt dat die onbewuste, affectieve ervaring ontcijferd moet worden Hij was niet zozeer geïnteresseerd in die affectieve ervaring op zich, maar vroeg mensen daar gewoon over te vertellen (niet herbeleven of zo) Het was de bedoeling om uit die logica iets te leren over de structuur van het subject ( verwachten dat je vanuit de affectieve ervaring zelf een bepaald inzicht zou krijgen) De interpretatie (ego-analytisch, cathartisch) bepaalt sterk de manier van praktijkvoering!! Geen ‘heropvoeding’ van het Ego van de patiënt naar het ideaal van therapeut Geen heil verwachten van ‘affectieve herbeleving’, maar wel van ontcijfering van de logica van het onbewuste (dus zeker verwant aan dialectisch proces) Inleiding: Wat is psychoanalyse (niet)? TECHNISCHE IMPLICATIES 30 GRAPHE 1 – REËLE EN SYMBOLISCHE DE LOGICA VAN HET ONBEWUSTE Lacaniaanse psychoanalyse positief gekarakteriseerd als een ontcijfering van het onbewuste (= ontcijfering van de logica die in de subjectiviteit van de mens aanwezig is) De graphe representeert die logische structuur van de subjectiviteit CASUS KAAT Casus Kaat als illustratie (waarmee je voelt wat er bedoeld wordt met onderstaande begrippen/uitspraken, en waar de graphe perfect op toe te passen is): Logica/structuur van het onbewuste Onbewuste als ketting van betekenaars Onbewuste als discours van de Ander Verschillende andere aspecten van de graphe Vrouw; 45 jaar; textielarbeidster Symptomen: intense angst en paniek (ook depressiviteit) die haar op onvoorspelbare momenten overvielen Verschillende keren fysiek en seksueel misbruikt door opeenvolgende partners (was op dat moment voor de derde keer hertrouwd) ze vermeldde dit onmiddellijk (opvallend: wist dit op voorhand voordat ze met hen trouwde) Opmerkelijk: ze verwijst telkens naar de moeders van de partners als reden om bij hen te blijven: ze wilde dat die moeders niet aandoen dat ze hun zoon weigerde o Seksualiteit voelde voor haar altijd als een gevoel van verkracht worden Vóór de traumatische partnerkeuzes (die begonnen rond haar 15 jaar) een aantal keren verliefd (3x op korte termijn verliefd geworden: omdat ze op een typische manier naar haar keken). Jongens waren altijd ‘vreemdelingen’ (die maar korte tijd in het dorp verbleven en op doortocht waren), en keken op een geïnteresseerde manier naar haar, van op afstand het is die blik die bij haar iets van verliefdheid triggerde Met geen enkele van die jongens begon ze een relatie; als ze dichterbij kwamen vluchtte ze weg ze linkte dat voornamelijk aan een angst om, als ze hen beter leerde kennen, te moeten vertellen over haar ‘rare situatie thuis’ Kort na intake zware paniekaanvallen op afdeling naar aanleiding opname man die handtastelijk was naar vrouwen toe die paniek is dus toegenomen op een zeer specifiek moment Paniek als ze hem ontmoet in de gang. Angst dat ze tegen hem zal lopen, dat ze zou afwijken van haar pad ging altijd langs de muur lopen om dat zeker te vermijden Opmerkelijk: na operatie met knie geeft ze hem massage (nadat hij haar naar boven had gedragen omdat ze in het gips zat) wast haar handen in de lavabo en gaat terug naar haar kamer o o Toen ze op haar kamer arriveerde, vond ze zijn flesje water in haar jaszak Gaat het teruggeven en verder gebeurt er niets Graphe 1 – Reële en Symbolische o o o o 31 o Een aantal vragen* die oprijzen uit dit klinisch materiaal: o o o o o Dus: ondanks dat ze bang is van die man, stemt ze er toch mee in om hem een massage te geven Enorm belangrijk dat je die vragen echt laat opkomen en deze ook stelt, dat je deze binnen de therapieruimte laat komen: het is belangrijk om de vraag uit te spreken die impliciet aanwezig is binnen het klinisch materiaal Die vragen gaan ons sturen gedurende de volgende gesprekken en waarop we een antwoord gaan zoeken tijdens de therapie Waarom niet trouwen/een relatie beginnen met mannen waar ze verliefd op is? Waarom trouwen met mannen waar ze bang van is? Waarom massage geven aan man waar ze bang van is? Reconstructie masochistisch fantasme/tendens op basis van herinneringen kindertijd o Herinnering 1: Vader schopt haar zonder reden (eigenlijk was ze aan de rok van haar moeder aan het trekken), moeder kijkt toe met jongere, pasgeboren zusje op de arm (ze viel en rolde tot aan de toiletpot). Voelde zich compleet verlaten (en wenste voor het eerst in haar leven om dood te zijn) o Herinnering 2: Grootmoeder (‘heks’) slaat moeder. Moeder doet niets. Zij kijkt toe, ze voelt de pijn van haar moeder in haar gezicht, en ze wil schoppen in de plaats van haar moeder (maar: staat perplex doordat ze ziet dat haar moeder niets doet) Twee (geïsoleerde) herinneringen van rond haar 4 jaar die haar heel sterk bijgebleven zijn Op basis van die herinneringen komt men in de therapie tot een constructie van een aantal tendensen in haar subjectiviteit, tot een aantal aspecten van haar identiteit De eerste is een serieuze masochistische tendens Beeld u levendig in: een kind dat in een dergelijke situatie terechtkomt en dat zich een idee moet vormen van wat de anderen van haar/hem willen ~> je hoort in haar verhaal een aantal vragen naar boven komen Vraag: Wat wil vader, waarvan geniet vader? o Observatie: Vader slaat mij herhaaldelijk zonder reden; Antwoord: Vader geniet ervan om mij te slaan Vraag: Wat wil moeder? Waarvan geniet moeder? o o Observatie: Ik word geslagen door vader; moeder kijkt toe maar helpt me niet; Moeder geniet ervan om te kijken terwijl ik geslagen wordt o Voelde zich totaal verlaten, helemaal alleen: het is vooral dat, het feit dat haar moeder op haar gevestigd was en zij niets deed Helemaal op einde therapie plots directe revelatie van masochistische fantasme o o Zeer typisch: als patiënten weten dat ze je nooit meer gaan terugzien, trekken ze plots alle registers open (was op einde stage van prof) Ze vertelde het laatste gesprek dat ze vaak gesproken heeft over het feit dat er bij haar gelijk een soort gelijkstellen was van genieten aan geslagen worden, en dat het gans haar leven als ze fantaseerde over seksualiteit, eigenlijk altijd te maken Graphe 1 – Reële en Symbolische Observatie: Grootmoeder slaat moeder; moeder doet geen inspanning om zich te verweren; Moeder geniet ervan om geslagen te worden 32 had met vernedering of geslagen worden ze werpt daar een stukje de kenmerken van haar genot helemaal open en bloot op tafel Vaak een effect van de wetenschap dat men de therapeut niet meer zal terugzien Zie bvb. Katarina van Freud (eenmalige ontmoeting): vertelde enorm veel over haar seksualiteit (typisch iets, bv. ook in kader van onderzoek met een eenmalig gesprek, wordt er énorm veel verteld) Reconstructie sadistisch fantasme/tendens in de seksualiteit (deze was veel subtieler, maar zat er duidelijk ook in) op basis van herinneringen kindertijd (wanneer haar vader thuis wegging, sloot hij haar vaak op in een hokje sloeg vaak met haar handen tegen de deur/muur). Tezelfdertijd de bedoeling om de moeder te laten genieten èn (uit haat) wraak op haar te nemen: o Moeder voelt mijn pijn (zoals ik haar pijn voel); o Moeder geniet ervan geslagen/gepijnigd te worden (zie voorgaande redenering); Als ik met mijn hoofd tegen de muur sla zal moeder pijn voelen (en genieten?) Vraag: Wanneer ziet moeder me graag? Wat wekt er de liefde op van moeder? o Als ik huil en kwaad ben nadat vader me geslagen heeft, troost moeder me en steunt ze me (achteraf, nadat vader weg is) Moeder ziet me graag als ik klaag over vader* Bijkomend voordeel: de positie van diegene die door de vader geslagen werd, wekte ook liefde op bij de moeder Besluit: Als ik iets wil betekenen (=een betekenaar wil zijn), dan moet ik me laten slaan*: gans haar discours mondt hierop uit o o o o Mannen genieten ervan om het te doen Vrouwen genieten ervan om toe te kijken Door me pijn te laten doen kan ik de toeschouwer (=het liefdesobject) ook ‘mede laten lijden’ Vrouwen zien me graag en troosten me als ik nadien huil en klaag Het masochisme, sadisme, de liefde en de haat worden allemaal bevredigd door het zich laten slaan en er achteraf over te klagen en de woede bot te vieren op de moeder Hele reeks vitale, driftmatige spanningen die afvloeien door het zich laten slaan Het zich laten slaan is dus ‘het perfecte compromis’ o Maar natuurlijk leed die vrouw ook enorm omdat ze naar die positie toegedreven werd Dit compromis resulteert in een fantasme/positiebepaling, dat een verknoping is van het Imaginaire (= de verschillende beelden uit haar herinneringen), het Symbolische (= de wet vraagt van haar dat ze zich laat slaan en dat ze zich wegcijfert voor anderen, de wet plaatst haar op de positie van een slaaf), en het Reële (= haar drift wordt via die beelden en bepalingen in banen geleid) Naast deze destructieve component van haar identiteit was er ook een tedere, constructieve component, de component van het verlangen o o o Deze component vooral gecentreerd op identificatie met verzorgende moeder Van daaruit verlangen om verpleegster te worden Interessantst: alles wat er van verlangen verscheen in haar leven, op gebied van de liefde vooral, verwees naar één specifieke herinnering waarbij haar moeder iets reveleerde van liefde Graphe 1 – Reële en Symbolische 33 Belangrijkste herinnering: foto van de halfbroer van haar moeder; enige keer dat ze bij haar moeder een verlangen ziet naar een man o o o Op een bepaald moment zit ze in de kamer van haar ouders, doet ze de kast open en vindt ze een kistje dat normaal altijd op slot was, maar toen niet In dat kistje vindt ze een foto en gaat daarmee naar haar moeder om te vragen wie dat is op de foto: “moeder keek in de verte en keek dromerig” en antwoordde dat het niemand was Tante vertelde dat het de halfbroer van haar mama was Alle verliefdheden verwezen naar die man (halfbroer van mama); vreemdelingenlegioen; ‘Een beetje een deugniet, maar niet kwaadaardig’ (bv. de halfbroer nam de moeder soms mee op een uitstapje naar een andere stad, waar hij zich ooit eens uit de voeten maakte en haar moeder alleen terug naar huis moest) o o o Alle betekenaars die zij gebruikt om haar verliefdheden te beschrijven, verwijzen allemaal naar gans dat verhaal, dat stukje discours, over de halfbroer De enige keer dat haar moeder iets van liefde getoond had De tederheid van de moeder én van de dochter, kleefde aan dat ‘deugnieterig’ en ook de blikken van de jongens die ze beschreef, verwezen naar dat dromerig in de verte kijken van haar moeder Vanuit de reconstructie van aan de ene destructieve en een constructieve component van haar identiteit laat het klinische materiaal zich vlot ordenen Aanvankelijk overwicht constructieve component Verliefdheden op jongens die verwijzen naar halfbroer Rond 15 jaar kanteling na serieuze krenking (mocht niet meer naar school gaan en moest werken voor zus, positie slaaf) o o o Ging naar school en wilde iets van haar leven maken door verpleegster te worden Uit het niets beslist haar vader dat ze op haar 15 jaar niet meer naar school mag, en moet gaan werken om haar zus, die ‘veel slimmer’ was, te laten studeren dramatisch: Haar verlangen wordt de grond in geboord Op een typische manier: in een slaafse positie geplaatst Dit plaatst haar massief terug op de positie van de slaaf van de ander, diegene die zich moet laten slaan Dan keuze voor agressieve partners, vooral omdat ze hun moeder niet wilde kwetsen (duistere impact van de moeder die toekijkt; zie haar eigen toekijken als haar eigen kind bedreigd wordt – herkende dan zichzelf in haar moeder) dit was de enige uitleg die ze aanvankelijk kon verzinnen Gans die structuur bepaalt gans haar leven (punten waarop ze verliefd wordt, de verhoudingen met moeder/vader/alle anderen, gebeuren op de afdeling, …) het symptoom zit volledig vervat in die structuur o o o Iedereen werd geplaatst in die positie van de toekijkende moeder Iedereen wordt binnen diezelfde structuur geplaatst Gans haar actuele ervaring komt tot stand en wordt gestructureerd vanuit al haar vorige ervaringen Op de afdeling zelfde scenario met handtastelijke man; het team van hulpverleners staat op de positie van de moeder die genietend toekijkt maar haar ook troost als ze lijdt Graphe 1 – Reële en Symbolische 34 Dezelfde structuur bepaalt dus gans haar leven: partnerkeuzes, verhouding tot moeder/vader en anderen in algemeen, symptoom, etc In deze casus zie je duidelijk het volgende: eerst is er een drift (masochistisch van aard), die gevormd wordt door het symbolische (een aantal regels en positiebepalingen) en het imaginaire (bvb. het beeld van haar moeder die niet reageert) Deze drift wordt vervolgens geweigerd, het subject wil/kan deze seksuele drift niet assumeren ( jouissance en neurose) Dus: de drift die geweigerd wordt is een deel van het reële, maar tezelfdertijd een product van het symbolische en het imaginaire Therapeutisch zeer belangrijk om tezelfdertijd o o Het genot niet te ontkennen En het subject niet te reduceren tot zijn genot. Beide zijn technische blunder ‘Si nous conduisons le sujet quelque part, c’est à un déchiffrement qui suppose déjà dans l’inconscient cette sorte de logique où se reconnaît par example une voix interrogative, voire le cheminement d’une argumentation. Toute la tradition psychanalytique est là pour soutenir que la nôtre ne saurait y intervenir qu’à entrer au bon endroit, et qu’à anticiper sur elle, elle n’en obtient que la fermeture’ (Lacan, 1966, p. 796) ‘If we conduct the subject anywhere, it is to a deciphering which assumes that sort of logic is already operative in the unconscious, a logic in which, for example, an interrogative voice or even the development of an argument can be recognized. The whole psychoanalytic tradition supports the view that the analyst’s voice can intervene only if it enters at the right place, and that if it comes too early it merely produces a closing up’ o o o o o o Dit is de logica van het onbewuste, de logische structuur van het onbewuste Ze had daar wel enig idee van, er waren wel enige raakpunten met haar bewuste beleving, maar ze kon het zeker niet uitspreken en ze wist het zeker niet Dus: het onbewuste heeft een logica en deze kun je via het spreken abstraheren Daarnaast maakt het ook wel duidelijk dat de logica van het onbewuste een ketting van betekenaars is: er worden daar een heel aantal dingen aan elkaar geschakeld worden (genieten = geslagen worden = mensen die toekijken = …): er gebeurt daar een logische aaneenschakeling van een ketting van voorstellingen Die ketting van voorstellingen is eigenlijk direct geabstraheerd uit het discours van de ander (“l’inconscient, c’est le discours de l’autre”): het is het discours van de ander, in de manier waarop hij aanwezig is, zich manifesteert, acten stelt en dingen wel/niet doet, waardoor het subject op een of andere manier overgenomen wordt en dat het onbewuste van het subject gaat vormen Lacan zegt: “Als wij analytici het subject ergens naartoe geleiden, dan is het naar een ontcijfering van de logica. Een ontcijfering die op voorhand al een bepaalde logica veronderstelt: we veronderstellen dat er een logica zit in de symptomen. Hoe onbegrijpelijk of paradoxaal het subject ook handelt, er zit daar een logica in, die aanwezig is en werkt zonder dat het subject het weet en dus opereert in het onbewuste. Een logica die bijvoorbeeld verschijnt in een stem, een ondervragende stem, en je kunt in het onbewuste een ganse ontwikkeling van die logica horen. Graphe 1 – Reële en Symbolische Gans die logica van waarom ze op die positie raakte van het zich laten slaan, was onbewust (cf. logica van het onbewuste) 35 De hele psychoanalytische traditie veronderstelt dat wij onze stem als therapeut pas mogen laten klinken op het juiste moment en dat we moeten opletten dat we niet te vroeg en niet te snel zelf iets zeggen, want dat we zeer snel zullen samenvallen en gelijkgeschakeld zullen worden met die andere stemmen. Daardoor worden we in een meesterpositie geplaatst, die eigenlijk hetzelfde herhaalt als wat er al gans het leven aan het subject aangedaan wordt.” Je moet dus goed opletten wanneer je spreekt: pas wanneer het subject dicht genoeg bij zijn onbewuste waarheid is, mogen we onze stem laten klinken en dan zal het subject zeggen wat je wilt: “ah voila, nu heb ik het door”) Het subject moet dicht genoeg bij de waarheid zijn voordat je spreekt of intervenieert, want anders produceer je louter een closing-up, een sluiting, waarbij het subject zich zal afsluiten (“ik spreek niet meer met je, want je bent hetzelfde als alle anderen”) DUS: o o o Analyse gaat niet over ingeknelde affecten afvoeren Het gaat ook niet over een realisatie van een soort opvoeding van het Ego Het gaat om dit: om de logica die in het onbewuste en de subjectiviteit verborgen zit, een stuk helder en uitspreekbaar te maken door het subject Daar moet het subject toe gebracht worden: tot het vermogen om wat er zijn positie bepaalt en waarom hij dingen doet, uit te spreken ONTWIKKELING TAAL EN GEHEUGEN De graphe representeert, maakt duidelijk, vat formeel hoe het menselijke onbewuste en de logica die erin zit, tot stand komt Om de graphe goed te begrijpen, wordt er begonnen met een stuk theorie: een overzicht van hoe de taal en het geheugen zich ontwikkelen beknopt en niet diepgaand, maar puur in functie van het begrijpen van de graphe DE ONTWIKKELING VAN TAAL ALS EEN KETTING VAN BETEKENAARS ’PRESPEECH’ – ‘PRESYMBOLISCH’ (MAAND 1-9) Reeks bewegingen met lippen, mond, kaken; rudimentaire differentiatie geluiden linguïsten herkennen daar een voorstadium van de taal in: om dat te oefenen wat centraal staat in de taal, namelijk om geluiden te differentiëren o o o Het toont het kind, hoewel het nog niets begrijpt, op een vreemde manier toch al direct een besef heeft van taal Het is alsof het kind al de structuur van de taal aan het aftasten is Dit wordt gezien als een voorloper van de taal Aftasten van structuur van taal Plezier bij reactie Ander; sociale functie van de taal; cfr. ‘small talk’ de taal dient in hoge mate om een gevoel van verbondenheid te creëren Graphe 1 – Reële en Symbolische 36 ‘Bestuderen’ gelaat Ander; onzekerheid, twijfel, vraag je ziet eigenlijk direct dat er bij het kind, in tegenstelling tot een dier, een bepaalde vraag aanwezig is: een besef dat er iets moet geïnterpreteerd worden in het leven en dat de dingen niet helemaal zeker zijn EÉNWOORDZINN – OVERGANG VAN PRESYMBOLISCH NAAR SYMBOLISCH (+- MAAND 9) Volledige woorden gekoppeld aan (extra-talige) referent (object, situatie, fysieke prikkel, emotie) vanaf dan is er een koppeling tussen woorden en iets waarnaar er gerefereerd wordt buiten de taal om (eerste koppeling tussen het reële van het driftmatige van het kind, en een symbolisch element) o o Één-woordzinnen markeren die overgang Maar dit betekent niet dat de taal in de eerste plaats verwijst naar een extra-talige referent: taal verwijst voor iedereen in de eerste plaats naar taal, en woorden verwijzen voor iedereen in de eerste plaats naar woorden Echter: woorden blijven altijd in de eerste plaats naar woorden verwijzen (zie verder) MEERWOORDZINNEN (MAAND 9-30) Zinnen in zgn. ‘telegramstijl’: vb. ‘Hond been’ er worden zaken aan elkaar gekoppeld, waarmee het kind iets wil zeggen De eerste kettingen van betekenaars ontstaan, elementen uit het discours van de Ander worden met elkaar geassocieerd en aan een referent gekoppeld: ze verwijzen naar iets van het extra-talige o Merk op: het ‘Discours vand. Ander’ verwijst naar een zeer heterogene verzameling: woorden, gelaatsuitdrukkingen, houdingen, gebaren, etc. (zie casus Kaat) o o o Dat discours van de Ander mag je niet in enge zin vatten en is dus niet alleen wat er uitgesproken wordt: het is de Ander in heel zijn heterogeniteit (gelaatsuitdrukkingen, …) Dat zijn voor de mens allemaal betekenaars en worden ten volle door het kind als een taalelement geïnterpreteerd Afhankelijk van persoon, context, … ‘Non-verbaal gedrag’?: verschijnt ook als betekenaar, omdat het geïnterpreteerd wordt (binnen een ketting van betekenaars), in een talige context geplaatst wordt en meerdere betekenissen kan hebben DIFFERENTIATIEFASE (MAAND 30 – 60) Abstracte taalkundige bewerkingen (vervoeging werkwoorden, verbuiging bijvoeglijke naamwoorden, vraagvorm, etc.) Voltooiing fonetische, semantische en syntactische ontwikkeling Graphe 1 – Reële en Symbolische Hier zie je een reeks betekenaars (S, S’, S’’, …) uit het discours van de ander (A) – eigenlijk de moeder – 37 BETEKENAAR - BETEKENIS Overgang presymbolische naar symbolische fase (overgang prespeach naar de zogenaamde één-woordzinnen): de taal gaat naar een extra-talige referent/realiteit verwijzen (object, emotie, ervaring, …) Echter: betekenaars blijven altijd in de eerste plaats naar andere betekenaars verwijzen o o o Teken vs. betekenaar: o o o Teken verwijst naar één iets: de context waarin het teken staat, verandert niks aan de betekenis van het teken Bvb. kleur buikje stekelbaarsje, schreeuw meerkat (‘pas op, luipaard’); taal honingbijen (Von Frish); dialecten orka’s (?) hoe complex dierlijke communicatiesystemen ook zijn, ze verwijzen naar één iets Betekenaar verwijst altijd in eerste plaats naar andere betekenaars (‘Boek – Timboektoe’) Cf. “banden herstellen”: afhankelijk van de context krijg je een totaal andere betekenis en gaat een totaal ander register klinken Gevolg: de betekenis is nooit helemaal zeker, er kan altijd een andere betekenaar volgen die de betekenis verandert; leidt tot twijfel, angst, agressie Experimentele neurose (Pavlov): tussen teken en betekenaar; hond voelt dat boodschap gegeven wordt, maar weet niet welke o De hond komt in een toestand waarbij het niet meer weet hoe het teken – die eigenlijk een betekenaar wordt – geïnterpreteerd moet worden wordt angstig en agressief (tot lang na het beëindigen van het experiment) o We krijgen onder de ketting van betekenaars een voortdurend verschuivende ketting van betekenissen Dus: wat de betekenaar betekent (= betekenis) verschuift met de toevoeging van elke nieuwe betekenaar Bv. als therapeut: er komt voor de eerste keer een man op consultatie die ‘ongelukkig is in zijn huwelijk en waarbij zijn vrouw nooit thuis is’: als therapeut ken je daar een bepaalde betekenis aan toe Maar: let op: doe dit niet te snel (best: betekenis openlaten) Betekenis: bv. wil meer relatie met zijn vrouw Door de toevoeging van een aantal nieuwe betekenaars, ontstaan er voortdurend nieuwe betekenissen Heel karakteristiek: die betekenis wordt retrograad toegekend: de nieuwe betekenaar bepaalt de betekenis van de vorige betekenaar Die verschuiving van betekenissen is oneindig: er kunnen altijd nieuwe elementen toegevoegd worden aan de betekenaarsketting, die nieuwe betekenissen doen o o o o Graphe 1 – Reële en Symbolische Een betekenaar is nooit strikt gekoppeld aan één betekenis Het hangt af van de context welke betekenis een betekenaar heeft teken bij dieren (bv. rood buikje bij stekelbaarsjes = geslachtsrijp) 38 oprijzen bij een bepaalde betekenaar (= het intrinsiek tekort in de taal: de betekenis ligt nooit vast) Betekenis verschuift oneindig onder de ketting van betekenaars Het tekort van de taal: elke definitie vraagt om andere definities; definities zijn nooit sluitend Altijd entiteiten die volgens definitie ten onrechte binnen categorie van referenten vallen; altijd entiteiten die ten onrechte buiten categorie van referenten vallen Voorbeeld: Wat is een auto? o o o o o o ‘Object om te vervoeren’ – Fiets? ‘Object met motor’ – Motorfiets? ‘Object/vier wielen/motor’ – Vrachtwagen? ‘Object/vier/wielen/motor/personenvervoer’ Bus? Auto in garage zonder motor? Etc. Welke talige definitie je ook geeft, je kunt altijd een object bedenken die er ten onrechte in of buiten valt Cfr. Kinderen in waarom-fase (2,5 à 3 jaar): overgegaan naar de abstracte bewerkingen in de taal o o Kinderen blijven altijd voort vragen Ze voelen dat de taal nooit arriveert bij een exacte bepaling PRIMAUTEIT VAN DE BETEKENAAR Primauteit van de betekenaar (aansluitend bij subjectiviteit als determinant van observaties); tot nu toe: alsof de taal rond een a priori bestaande, extra-talige, perceptuele referent cirkelt (een object, bv. ‘auto’): alsof er een werkelijkheid bestaat buiten de taal, dat de taal beschrijft en omschrijft o o Cf. subjectiviteit als determinant van observaties Maar: de taal SCHEPT ook, creëert ook de werkelijkheid en de extra-talige referent Echter: taal bepaalt ook het percept (vb. wijncursus, gestaltpsychologie) o o o o o Als je wijn proeft, zonder dat je enig discours hebt m.b.t. wijn, kun je niet veel verder komen dan ‘goed’ of ‘slecht’ en je smaakt ook niet veel (chaos), waarbij er enkel een vage indruk achterblijft Vanaf dat je een discours aangereikt wordt (primaire en secundaire smaak, tanines, …), ga je veel meer smaken in de wijn zeer opmerkelijk gegeven dat door de Gestaltpsychologie heel vaak bestudeerd is Gestaltpsychologie: de manier waarop we weten, bepaalt wat we zien, smaken, … de taal en het spreken bepalen in verregaande mate de percepten Dus: de taal creëert ook de wereld die verschijnt Ook de wijze waarop therapie werkt: als therapeut zorg je dat je het discours waarmee men in de wereld staat, verandert, en door dat te veranderen, ervaart men de wereld, het leven ook anders Graphe 1 – Reële en Symbolische 39 Therapie: verander discours en leven zal anders ‘smaken’ VAN WAAR KOMT DE TAAL? Dat is eigenlijk een zeer groot raadsel, voor zowel elke wetenschappelijke tak die zich met de taal heeft bezig gehouden Ontogenetisch: de basisstructuur van de taal wordt niet geleerd (Chomsky; Lacan) o o De taal wordt voor een stuk overgenomen van de Ander Maar: het is onmogelijk dat kinderen de diepe structuur van de taal leren (verscheidenheid aan woorden, vervoegingen, verbuigingen, … onwaarschijnlijk complex) Chomsky: op één of andere manier is taal aangeboren Hypothese: hoogstwaarschijnlijk zit het ergens in de biologie (weefsels van de hersenen, genen, …) Ook Lacan was die mening toegedaan: de mens heeft de taal niet gemaakt, maar krijgt ze van elders ter beschikking (van de natuur) Kanttekening: hoe leren dieren? De koolmezen van Rupert Sheldrake Filogenetisch: taal zeer abrupt verschenen in evolutionair proces o o o Bijna niemand zal nalaten om te beklemtonen dat de taal enorm abrupt is verschenen (terwijl evolutie anders heel traag gaat): taal is evolutionair gezien zeer snel verschenen, en men heeft daar geen verklaring voor Sheldrake: Britse celbioloog die bestudeerde hoe cellen zich vermenigvuldigden, herstelden, …: gefascineerd door een aantal onoplosbare raadsels in de biologie (cfr. boek: ‘A new science of life’) Het gaat allemaal over de manier waarop dieren leren onverklaarbaar Koolmezen: konden melkflesjes met een heel typische sluiting openen (verspreide zich verder en verder in Europa) Hoe dieren denken en informatie aanleren: dat is niet via gewoon denken/leren: alle informatie blijft in een bepaald vat, en ieder nieuw wezen die geboren wordt, krijgt toegang tot dat vat Op een bepaalde manier heeft de mens toegang tot het informatiesysteem van de taal, en het is totaal onduidelijk hoe dat zit Zowel ontogenetisch als filogenetisch verschijnt de taal heel snel in al zijn complexiteit, en blijft het onduidelijk van waar deze nu komt Ketting van betekenaars = zin? o o o Meestal als men voorbeelden geeft in de analytische literatuur, stelt men dit voor als een zin Maar eigenlijk kun je zien dat men niet zozeer (noch Freud, noch Lacan) met die voorstelling voor ogen zat Wel: een associatief geheugennetwerk Eerder duurzaam met elkaar geassocieerd geheugennetwerk van voorstellingen/ betekenaars vooral dit telt, is belangrijk! (eerder dan een uitgesproken zin) Graphe 1 – Reële en Symbolische KETTING VAN BETEKENAARS ALS ASSOCIATIEF NETWERK 40 Collins & Loftus (1975). Spreading activation network: een associatie/network van betekenaars die op een stabiele manier met elkaar gelinkt worden, en zo een soort ketting of network vormen ‘Moedercomplex – vadercomplex – Oedipuscomplex’ (Jung): bij de notie van een complex, stellen we ons iets voor van een associatief geheugennetwerk Geheugen complexifieert samen met de taal (bvb. hoe meer zelfstandige naamwoorden, hoe meer categorieën; gebruik bijvoeglijke naamwoorden zorgt voor onderverdeling geheugencategorieën, bvb. ‘blauwe’ vogels): terwijl de taal complexifieert, complexifieert ook het systeem van de taal in het geheugen Latente netwerk manifesteert zich in het spreken: als iets dat op één bepaald moment uitgesproken wordt Netwerk activeert in synchrone en diachrone richting bij spreken o o Vrije associatie = zo spontaan mogelijk de associaties in het geheugen volgen o o Je hebt gans die cluster, die complexe set van geheugenassociaties (rond de ouders, … - verknoopt rond betekenaars) Terwijl je iemand uitnodigt om vrij te associëren: tijdens het spreken zullen nieuwe associaties ontstaan en zullen de knopen losser komen Synchrone associaties manifesteren zich in versprekingen, haperingen, vergeten, etc. die allemaal op parallelle gedachten wijzen o o o Dat als therapeut benoemen, bevragen Je moet het discours in alle mogelijke richtingen proberen losmaken! (zodat iemand niet blijft lopen in de gedachtegangen die hij/zij altijd volgt) Zorg ervoor dat het geheugennetwerk vanuit alle kanten geactiveerd en gedynamiseerd wordt HET ONTSTAAN VAN HET SYMBOLISCHE IK Toepassing van principes taal en geheugen op de subjectwording – het ontstaan van het Ik, van de subjectieve ervaring Graphe 1 – Reële en Symbolische Diachroon: het ene na het andere woord Synchroon: tezelfdertijd gaan er drie-vier andere concepten oplichten en moet je een keuze maken 41 Perfect intra-uterinair equilibrium; paradijselijke maar parasitaire leven in baarmoeder: geen enkele notie van een gebrek of tekort Prematuriteit van de geboorte – reëel tekort – drift o o o Het zogen – de diepste bevrediging van verlangen van kind èn moeder – Sint-Anna-te-drieën (Da Vinci) o o o o o o Borstvoeding: leidt het kind tot de meest volledige bevrediging van het menselijk verlangen Tezelfdertijd is het omgekeerde aanwezig: voldoening bij de moeder Dieren: moederband stopt waar de lactatie stopt Sint-Anna te drieën als illustratie van de symbiose tussen moeder en kind. Let op de uitwisseling van de blik tussen Maria en Jezus, en ook op de blik van Anna (moeder van Maria, grootmoeder van Jezus). De blikken getuigen van de stille bevredigdheid die we kenmerkend is voor de ervaring waarin het verlangen stilvalt in de beschouwing van het object dat het bevredigt. De zachtheid van de verftechniek – iets dat misschien nog meer aanwezig is in de houtskooltekening, die echter het aspect van de blik niet op dezelfde manier weergeeft (zie blik Anna alleen naar Maria, kind kijkt niet terug naar Maria maar kijkt naar ander kind, dus eerder naar een rivaal – ademt op een volmaakte manier de aard van het fenomeen uit waarover het gaat: de rimpelloze symbiotische geabsorbeerdheid van het kind in het warme moederlijke verlangen, en vice versa Let ook op de ganse manier waarop Da Vinci de tijdloosheid van de symbiotische ervaring tussen moeder en kind uitbeeld: Maria zit zelf – als een kind – op de schoot van haar moeder. We blijven ergens altijd dat kind, omhelst door onze moeder. Da Vinci beeldt met zijn waterval-achtige compositie (schaapje, Jezus, Maria, Anna in een oplopende, diagonale compositie) het eeuwige en onverwoestbare van dat verlangen uit In de latere verliefdheden is de blik één van de determinerende elementen. Op een vaak schier onbepaalbare manier speelt de manier waarop iemand op een dromende, verlangende manier naar het subject kijkt, het subject ‘een bepaalde blik’ geeft, vaak een beslissende rol in het fenomeen van de verliefdheid Band tussen moeder en kind blijft gedurende ganse leven (zie Maria, zit zelf op schoot van St.-Anna); bij dieren stopt de band met het stoppen van de lactatie (spening) o o We kunnen ons bijzonder moeilijk in de ervaring van een jong kind verplaatsen Streven (naar symbiose) maar hoe dat kind dat streven ervaart, kunnen we ons heel moeilijk voorstellen Graphe 1 – Reële en Symbolische Zeer snel sensaties van honger, koude, dorst, … ogenblikkelijke manifestatie van een reëel tekort: vanaf dan is niet alles er meer Er is onmiddellijk een bepaald tekort en een bepaalde driftmatige beweging rond dat tekort (zoeken, ernaar streven om dat tekort in te vullen) Dat tekort is bij geen enkel levend wezen zo uitgesproken als bij de mens: het menselijk kind blijft enorm lang hulpbehoevend, en is zeer hulpbehoevend 42 o Ontwikkelingspsychologie: in de kinderlijke ervaring bijna geen enkele continuïteit Noch in de omgeving: er is geen objectpermanentie Het kind heeft een gevoel van ik, dat waarschijnlijk enkel bestaat uit de primitieve fysieke (en perceptuele) prikkel die het op dat moment voelt: zeer gefragmenteerde en discontinue ik-ervaring (niet stabiel) Het primitieve, reële Ik: een discontinue ervaring van een gefragmenteerde reeks fysieke prikkels, die elkaar afwisselen Hegeliaanse streven naar erkenning van het primitieve Ik: plezier als de moeder reageert op prikkels (kinesthetisch, behoefte, etc.), frustratie als ze niet reageert o o o Ontstaan van het symbolische Ik: gedrevenheid om zichzelf te vatten in termen van het discours van de moeder vanuit de vraag ‘Wat wil moeder?’ (vb. bewegingen geassocieerd met lachend gezicht = binnen verlangen moeder) o o o o o Er associeert zich een reeks betekenaars met de fysieke prikkels die het kind ervaart Die betekenaars roepen dan een nieuwe laag in het leven: een laag van betekenissen (vooruitgeworpen door de betekenaars) Met het toevoegen van nieuwe betekenaars, veranderen/verschuiven die betekenissen Het gaat over een ganse reeks prikkels: elke reeks prikkels raakt geassocieerd met een reeks betekenaars en daaronder een verschuivende laag betekenissen Op die manier wordt het reële Ik, dat zeer primitieve Ik (= iets dat samenvalt met de momentane fysieke prikkel) langzaam overschreven door iets anders: het kind wordt dat Symbolische ik en begint over zichzelf te denken in woorden Graphe 1 – Reële en Symbolische Als het kind een prikkel ervaart, gaat het die prikkel uitdrukkelijk uiten t.o.van de verzorgingspersoon Het is op die manier dat er een symbolische ik ontstaat: vanuit die gedrevenheid (proberen bestaan voor de ander): het kind moet proberen zichzelf te vatten in termen van het discours van de moeder (welke woorden plakt ze daarop?) Er is (zeer vlug) een gedrevenheid: het kind wil zichzelf vatten in termen van het discours van de moeder, om zo te weten welke plaats het zelf daarin inneemt 43 Het symbolische Ik als associatief (uitgebreid, complex) geheugennetwerk: de ketting van betekenaars wordt langzaam gevormd doorheen talloze ontmoetingen met de moeder en zet zich vast in de subjectiviteit (= geheugen) o o De zogenaamde ‘complexen’ (moeder, vader, Ik, etc.) o Het gaat over zichzelf, in verhouding tot anderen Daar moet je in therapie altijd terug naartoe Cf. Casus Kaat (‘Ik moet me laten slaan’) Technische implicaties: de therapeut moet de patiënt tijdens het spreken regelmatig terugvoeren naar associatieve netwerken van het subject in relatie tot de Ander (vb.: SCS0016 spreekt vaak over mini-coopers; regelmatige afvragen hoe passie is ontstaan in relatie tot anderen, wat ze betekent voor hem, bvb. vrijheid, weg van huis, etc.) o o o Je moet als therapeut iemand uit het spreken over niet-persoonlijke dingen (dus niet over hun subjectiviteit) terughalen: het gaat over wie jij als subject bent, over het ik Dan verschijnt er een heel anders discours Hysterie spreekt graag over zichzelf, over zijn subjectiviteit, maar de dwangneuroticus liever niet SYMBOLISCHE IK – ANGST – VOORSPELBAARHEID Het Symbolische zorgt dat het Reële angstuitlokkend wordt: de driftprikkel wordt bedreigend omdat hij mogelijks niet binnen het verlangen van de moeder past (cfr. latere leven: angst om kwaad te worden, teveel te eten) o o o o De reële, fysieke prikkel die aanvankelijk niet angstuitlokkend was (eerder genot), wordt een gevaar: omdat ze ons dreigen te drijven naar een punt waarbij we niet meer in het verlangen van de Ander vallen Men is bang om te verschijnen als een subject dat niemand nog graag zou zien Door het ontstaan van het symbolisch omhulsel/ik, wordt de reële prikkel iets dat angst uitlokt Ook dit is uniek voor de mens: bij geen enkel dier is de fysieke prikkel iets dat angst uitlokt Maar: de koppeling van het reële aan het symbolische zorgt voor een bepaalde beheersbaarheid en voorspelbaarheid van het reële (vb. niet over politiek praten, want anders woede) o o o Tezelfdertijd levert het symbolische een stuk de oplossing voor die angst:doordat de reële prikkel gekoppeld wordt aan een symbolisch element, heeft de mens het gevoel dat hij die fysieke prikkel kan controleren/voorspellen/vermijden, … (bv. niet over politiek spreken zodat men niet kwaad zou worden) Dus: oorzaak en remedie Na verloop van tijd kan je de fysieke prikkel oproepen of vermijden via de ketting van betekenaars Graphe 1 – Reële en Symbolische 44 o De mens ontwikkelt een resem defensiemechanismen of copingstijlen om om te gaan met zijn driftmatigheid, zodanig dat het binnen de cultureel aanvaarde normen valt, of binnen het verlangen van de Ander Primitieve, driftmatige subject Laag betekenaars die geassocieerd geraken met de reële driftprikkels Een verschuivende laag van betekenissen Defensiemechanismen/copingstrategieën: ontwikkeling van alle soorten ‘technieken’ om bedreigende driften te vermijden/om de drift binnen ‘cultureel’ aanvaardbare limieten te houden (Freud: Onbehagen in cultuur) Graphe 1 = mythisch beginpunt; de drift heeft nooit los van het symbolische bestaan; het symbolische vormt en creëert de drift o o o Het symbolische gaat vaak vooraf aan het Reële, en bepaalt ook mee wat er in het Reële verschijnt (cfr. wijncursus) DUS: de idee dat er absoluut een eerste, reële en fysieke prikkel is, en dan het symbolische, is illusoir: de prikkel, zoals die verschijnt in ons lichaam, is van in het begin al een stukje gedetermineerd door het symbolische Maar: we hebben die graphe 1 en de idee van een puur fysieke prikkel nodig, om gans die zaak te denken (we moeten veronderstellen dat er zo’n mythisch beginpunt is) Een zeer opmerkelijk iets: terwijl die betekenaarsketting zich ontwikkelt en voortslingert (het ontwikkelen van zo’n associatief netwerk en de manier waarop onze identiteit zich ontwikkelt), gebeurt voor een groot stuk los van onszelf en los van onze bewuste aandacht (bv. droom) Proces symboliseren gebeurt vreemd genoeg onafhankelijk van ons bewustzijn De ketting van betekenaars slingert zich verder buiten ons weten om, bvb. in de droom Droomduiding Freud: latente droomgedachten via droommechanismen (verdichting verschuiving / metafoor – metonymie) vertaald naar manifeste droominhoud (wat je onthoudt als je wakker wordt) o o o o Bij alle gewone dromen, zie je dat de latente droomgedachte, aansluit bij wat je overdag voelen opkomen hebt bij jezelf (raakte je), en dat je dan terug verdrongen hebt Freud zegt dat de droom spreekt, dat je de manifeste droom kan lezen als een uitspraak Een droom zorgt dat iets van de subjectieve gegevens, hanteerbaar wordt: de act van het symboliseren heeft een bepaald effect andere beleving, afstand, draaglijker Voorbeeld patiënt: in een donkere kamer: zag in een kast matrassen hangen aan een kapstok - … De droom moet gelezen worden als een rebus, als een versluierde uitspraak Graphe 1 – Reële en Symbolische AUTONOMIE SYMBOLISCHE – METAFOOR – METONYMIE 45 Bvb. ‘Zijn hart bloedt’ – ‘dia’ – ‘kleine ringen’ rebus: ‘zijn hart bloedt door kleineringen’ o o Manifeste droom: onderliggende metafoor ‘Mijn hart bloedt’ Latente droomgedachte: weggeduwde gedachte aan kleineringen tijdens aangenaam gesprek met vader Metafoor (beeldspraak): de droom maakt de betekenaarsketting ‘dieper’ en representeert de subjectiviteit op een vollere, meer sprekende manier o o De metafoor zegt iets meer over het subject De droom symboliseert een aantal ervaringen, stelt ze voor op een prachtige manier Metonymie (= betekenisverschuiving): de droom breidt de associatieve netwerken uit (koppelt elementen aan elkaar) zonder het spreken echt te verdiepen Metafoor in droom SCS0005 (paniekaanvallen, familiegeheim, eerst naam van andere man die nog altijd vermist is): o o o Metafoor in droom SCS0028 (jarenlang misbruik door broer, ouders deden niets): o o o o o Iemand die iets niet weet (‘het zou ik kunnen zijn’) zit op de knieën en men wrijft een gele zalf in haar ogen Droom ontwikkelt ketting betekenaars: Ik dom zand in mijn ogen strooien De droom symboliseert/metaforiseert iets dat iets vat van de diepste geraaktheid van het subject Vrouw met zware dissociaties, absences, …: verwijzen naar een seksueel misbruik door haar broer (van 6-12 jaar) met een psychopathische structuur hij maakte haar extra machteloos, door te dreigen dat als ze iets zou zeggen, haar ouders in de gevangenis zouden vliegen (+ ouders grepen, ondanks vermoedens, nooit in!) In de droom is de vader gestorven, maar hij zit op zijn eigen begrafenis, neemt eten en eet dat in zijn eigen graf op Droom metaforiseert egoïsme van vader Vader = eigenlijk altijd dood geweest Maar: kwam wel ‘uit zijn graf’ als hij kon profiteren Audi Droom stelt egoïsme zeer sprekend voor en door erover te vertellen wordt het ook draaglijker Metonymie in droom SCS0028: o o o Speelt spelletje met nichtjes, zij moet een lappenpop proberen laten verdwijnen; nichtjes proberen haar doen klaarkomen en ondertussen wint ze spelletje Nichtjes = broer = verliezen het spelletje om het verlangen van moeder = dom Metonymie: nichtjes = broer HET VERDEELD SUBJECT $ ALS PRODUCT VAN HET SYMBOLISCHE Onze perceptie is een subjectief construct o o o Cf. discussie over de kleur van de jurk Dat is een mooi voorbeeld van hoe onze perceptie geen objectieve werkelijkheid weergeeft, maar een actieve berekening is van onze subjectiviteit De gestaltpsychologen konden dit fenomeen doelgericht opwekken: puur door de manier waarop men eerst enige uitleg gaf bij wat men zou te zien krijgen (DUS: Graphe 1 – Reële en Symbolische 46 vorm en kleur is niet iets dat we objectief waarnemen, maar subjectief construeren) We gaan nu stilstaan bij één specifiek effect van de symbolisering: het verschijnen van het verdeeld subject De symbolisering zorgt op minstens twee niveaus voor verdeeldheid o Reële (driftprikkels) – Symbolische (eisen van de moeder, limieten die door het discours van de moeder gesteld worden) gevolg van de symbolisering: de driftprikkel kan niet continu/zomaar gevolgd worden (enkel en alleen in overeenstemming met wat de moeder wil, dieren) Lacan definieert het subject als een discontinuïteit in het Reële Er is een hapering/discontinuïteit in de beleving van de driftprikkel o Het subject, in de mate dat het ernaar streeft om zichzelf als primitief reëel subject binnen te voeren in het discours van de moeder, stoot onvermijdelijk op een aantal inconsistenties (bv. flink zijn: braaf/niet-agressief vs ‘niet laten doen’): onvermijdelijk is het zo dat de introductie in het veld van de betekenaars, zorgt dat er een onduidelijkheid is (‘Wat is het nu?’): in het zich identificeren met de reeks betekenaars, ontstaat er een subjectieve verdeeldheid het effect van de ketting van betekenaars op het niveau van de subjectiviteit, is een verdeeldheid Het proces van de symbolisering is in vele opzichten onbevredigend, zorgt voor een flinke portie spanning en verdeeldheid op het niveau van de subjectiviteit Het product van het ganse proces is een verdeeld subject $, en dit op een dubbele manier VERDEELDHEID TUSSEN HET REËLE EN HET SYMBOLISCHE Spanningsveld tussen het Reële en het Symbolische, tussen de drift en het verlangen van de moeder: aan de ene kant is er de drang om de driftprikkel te volgen (vb. vechten met broertje), en aan de andere kant is er het streven naar symbiose met de moeder, de wens om te voldoen aan haar verlangen (vb. lief zijn voor broertje) Gevolg: driftprikkel kan niet continue gevolgd worden; aarzeling en afremming van volgen van reële driftprikkel Menselijke subject rijst op waar de remming zich manifesteert ‘Het subject is een discontinuïteit in het reële Dier: continue beleving instinctuele prikkel Discours/verlangen van de Ander (moeder) altijd tot op bepaalde hoogte inconsistent o o Bv.: ene keer lachen en blij met enthousiaste beweeglijkheid kind, andere keer geërgerd Bv.: ‘braaf zijn’ vs. ‘u niet laten doen’ Ergens onduidelijk wat ze wil Experimentele neurose Pavlov Effect op subject: verdeeldheid Graphe 1 – Reële en Symbolische VERDEELDHEID TUSSEN BETEKENAARS 47 o Er verschijnt nog een andere laag onder: de laag van de subjectiviteit, van het verdeelde subject HET DRIEDUBBELE TEKORT IN HET SYMBOLISCHE Bij het symbolisatieproces ontstaat er (naast het verdeeld subject) een driedubbele tekort door: o o o Structureel tekort aan bepaaldheid in de taal: taal verwijst naar een extra-talige referent (een object, maar ook zichzelf als subject), maar valt nooit volledig samen met dat referent (altijd: lacunes): er zal altijd een tekort zijn in de symbolisering Onverschilligheid/genegeerd worden door de moeder Negatieve appreciatie van de moeder STRUCTUREEL TEKORT Bij puntje 2.2.2. besproken dat taal tekort schiet: elke definitie vraagt verdere definitie; taal cirkelt rond referent maar kan hem nooit helemaal exact bepalen Toegepast op niveau verlangen moeder: nooit helemaal duidelijk wat ze wil Reële tekort verankerd in symbolisch tekort: het zichzelf in termen van het discours van de ander vatten, lukt nooit volledig (bij het intreden in de taal is er noodzakelijkerwijs een tekort in de symbolisatie: oerverdringing) = Oerverdringing ONVERSCHILLIGHEID/AFWEZIGHEID VAN HET DISCOURS VAN DE ANDER Een tweede tekort is incidenteel (in principe vermijdbaar, is niet noodzakelijk aanwezig) en bestaat uit een tekort aan discours langs de kant van de Ander o o o Op bepaalde punten gaat de moeder tekortschieten (niet reageren, negeren, niet opmerken, geen woorden geven, …) in de symbolisatie Daardoor schiet er geen symbolisatie in gang van de reële prikkel Cf. Aktuaalpathologie (weinig symbolisering van de fysieke prikkels) vs Psychopathologie Graphe 1 – Reële en Symbolische Altijd zekere onrust 48 In bepaalde gevallen is er een extreme afwezigheid aan symbolisatie (bv. bij bepaalde vormen van autisme): bv. patiënt die zich aanmeldde met een reeks puur fysieke klachten (verkrampte vingers, maagproblemen, voortdurend plassen) en rapporteerde geen enkele subjectieve beleving, kon er geen enkele betekenaar aan koppelen De Ander reageert niet op de manifestatie van de fysieke prikkels; geeft er geen betekenaars aan Aktuaalpathologie/psychopathologie Extreem voorbeeld: bepaalde vormen van autisme – SCS0014 o o o o o o o Klacht = puur de fysieke prikkel (plassen, tintelingen, verkrampte handen, toegeknepen keel, vermoeidheid) en geen enkele subjectieve beleving/appreciatie Nochtans duidelijk gelinkt aan de Ander Eerste drie jaar bij grootmoeder (moeder brengt haar kind bij de grootmoeder: ‘wil jij voor mijn zoon zorgen?’) Problematische relatie grootmoeder-moeder: schuld van moeder dat de grootmoeder bij de grootvader was moeten blijven (door haar geboorte), kon niets goed doen voor de grootmoeder, wou eigenlijk alleen een jongen Geen subjectieve reactie naar kind toe Kan geen enkele prikkel koppelen aan discours; prikkels overspoelen lichaam op oncontroleerbare manier Veel associatieve netwerken (muziek, geschiedenis, kledij, etc.), maar niet over zichzelf: met betrekking tot zichzelf als subject ontbreekt de symbolisering TEKORT DOOR HET VERBOD EN HET GEBOD VAN DE MOEDER De moeder geeft niet zomaar betekenaars aan, maar ook een bepaalde appreciatie: er wordt een positieve of negatieve betekenis/valentie toegekend aan bepaalde driftprikkels o Derde soort tekort dat geïnstalleerd wordt: ‘dat mag niet meer’ Graphe 1 – Reële en Symbolische o 49 o Afkeuren van seksuele prikkels: het is dat soort tekort dat leidt tot de klassieke neurose hetgene verdrongen wordt, keert heel vaak terug als symptoom De verdrongen driftmatigheid keert terug als symptoom Bepaalde prikkels worden door de moeder wel opgemerkt/krijgen wel discours, maar op een negatieve, afkeurende/verbiedende manier Voorbeeld: SCS0007; dissociaties door sterke afkeuring seksualiteit/agressie/geld in ouderlijke discours. Terugkeer van verdrongene Ontstaan archaïsch (‘moederlijk’) über-ich (o.b.van haar al dan niet goedkeuren van bepaalde prikkels) o o Nooit dieper/volmaakter bevrediging van verlangen, dan in de ervaring van het gezoogd worden, de borstvoeding van de moeder (en omgekeerd ook voor de moeder) Maar ook omgekeerd: nooit gaat een kind zich nog zo machteloos voelen als t.a.van de moeder de moeder verschijnt als soort absolute meester, die zich in een soort almachtige positie bevindt en zich vaak niet realiseert wat de impact is van haar optreden op het kind De moeder/vrouw als absolute meester Nooit kennen we een vollediger bevrediging van ons verlangen dan in de relatie met de moeder, maar, nooit kennen we een grotere machteloosheid dan in de relatie met de moeder o o o o Gevolg 1: universele haat/wreedheid naar vrouwen door beide geslachten Gevolg 2: ondanks drang naar symbiose ook sterk streven naar separatie: aanvankelijk aliëneert het kind zich massief aan het verlangen van de moeder, maar de machteloosheid en frustratie zorgt langzaamaan voor een tendens tot separatie (cf. patiënt practica: worstelt om weg te geraken van de macht van de moeder) Zie Fort-Da spelletje kleinkind Freud In kliniek alomtegenwoordig: effecten van het niet weggeraken van de moeder (SCS0002, SCS0020, etc.) DE GRAPHE 1 Graphe: open, gerichte graphe, met toppen en paden (zie wiskunde) Bespreking toppen en paden: o o o o Top ∆ als een reeks fysieke prikkels Vector SS’ als de ketting van betekenaars Top $ als het verdeelde subject Vector ∆ $ Graphe 1 – Reële en Symbolische o 50 Het fysieke, driftmatige Ik probeert zichzelf te vatten in de ketting van betekenaars, probeert zichzelf te omschrijven in termen van het discours van de moeder, teneinde te weten wat het betekent voor de moeder Deze pijl keert terug (de vector delta – S is retrograad): deze gaat in tegengestelde richting aan de ketting van betekenaars: terwijl de ketting van betekenaars zich ontrolt, vormt er zich een laag betekenissen onder die Ketting van betekenaars ketting, die altijd maar een stapje later Ontrolt zich progressief, komen vooruit schrijdend Het retrograde karakter van de vector ∆ $ Voorbeeld: vrouw leest boek (ketting betekenaars) en identificeert zich met vrouw die valt voor charmante man. Deze man blijkt later bedrieger. Vrouw voelt zich naïef Lacan: “Het subject bestaat maar in de futur antérieur, in de voltooid toekomende tijd, in het ‘ik zal geweest zijn’”: in de toekomst zal je pas weten wie je nu als subject bent Manque à être (gebrek aan zijn): op het moment zelf hebben we nooit zekerheid omtrent wie we nu zijn (‘Wie ben ik?’) we kampen met een gebrek aan bepaaldheid in het symbolische register Graphe 1 – Reële en Symbolische Het verdeelde subject $ Het product van de kruising tussen de fysieke driftmatigheid en het discours van de moeder: het kind komt sowieso als een verdeeld subject uit dat proces Het fysieke, primitieve, Reële subject Reeks fysieke, driftmatige prikkels Ook: de driftmatige gerichtheid op de symbiose met de moeder en de puur sociale gedrevenheid/gerichtheid om contact te zoeken met de Ander/moeder, de gerichtheid naar het discours van de Ander toe = Subject van het uitspreken 51 Effet de rétroversion par quoi le sujet à chaque étape devient ce qu’il était comme d’avant et ne s’annonce: il aura été, - qu’au futur antérieur (Lacan, 1966, p. 808) This is a retroversion effec by which the subject, at each stage, becomes what he was (to be) before that, and “he will have been” is only announced in the future perfect tense De Graphe = open graaf o o o o Subject van het uitspreken vs. Subject van de uitspraak o o Subject van het uitspreken = streven om de reële drift in termen van de Ander te vatten (= Δ: uiteindelijk vat het iets van zijn driftmatige zelf in de uitspraak) = driftmatig, fysiek, reëel gegeven Subject van de uitspraak: de termen/woorden/betekenaars die men hanteert (het subject dat in de uitspraak verschijnt, kan meer of minder ver verwijderd zijn van het subject van het uitspreken) = symbolisch gegeven Het doel van de therapie/analyse is dat deze twee elkaar meer en meer raken: meer en meer vatten wat hem/haar drijft in het leven Het doel is dat men adequater onder woorden kan brengen wie men is als driftmatig wezen Wegens het structureel tekort in de taal kan de uitspraak de reële drift nooit helemaal vatten De taal kan het Reële wel raken Voorbeeld: subject dat beseft dat zijn vermoeidheid op kot exact zelfde is als de passiviteit bij het klagen over vader tegen de moeder (‘Ik moet niets doen hé?’): terwijl hij dat spreken ontwikkelt, voel je dat hij iets fundamenteels vat over wat er op fysiek/driftmatig niveau omgaat als hij moe is o o o Subject van de uitspraak raakt het subject van het uitspreken vooral in de stijl van het spreken: een analyse zorgt ervoor dat die twee punten (hoewel ze fundamenteel verschillend zijn van elkaar) dichter bij elkaar komen, en dat de uitspraak iets vat van de driftmatigheid, de fysieke aspecten van de subjectiviteit Hier vat de uitspraak puur inhoudelijk iets van het subject van het uitspreken (van zichzelf: inzicht) Maar: heel vaak zie je dat het subject van het uitspraak, niet op een inhoudelijke manier iets vat van het subject van het uitspreken WEL: de stijl van het uitspreken, de manier waarop men spreekt Graphe 1 – Reële en Symbolische Graphe: structurele verhoudingen tussen een aantal entiteiten Lacan: aspecten van de subjectiviteit Open graphe: alle punten van de graphe zijn met elkaar verbonden door pijlen De twee toppen zijn niet met elkaar verbonden Primitieve, reële subject VS verdeeld subject als effect van de ketting van betekenaars: er is daar een afstand tussen De kloof tussen weten en waarheid (volgen de psychoanalyse) is fundamenteel en kan nooit opgehoffen worden Cf. Subject van het uitspreken (het subject dat iets gezegd probeert te krijgen over zichzelf) en het Subject van de uitspraak (de beschrijving die het subject over zichzelf geeft in de uitspraak) 52 o Ne explétif: geen enkele inhoudelijke/communicatieve bijdrage/zegt wel alles over degene die spreekt het is vaak in de stijl van de uitspraak, dat het subject van het uitspreken het meest verschijnt o o o Voorbeeld: iemand maak een fout en zegt dat het niet meer zal gebeuren. Baas: ‘Ik geloof/vertrouw je’ vs. ‘Ik zou je nog maar geloven’ (= dat ergert mij serieus) de stijl van het spreken verandert Poëzie raakt ons als subject/raakt ons lichaam: het is vaak informatief zo goed als niets, maar de stijl van het spreken zorgt dat we ons geraakt voelen door poëzie ‘Nous sommes chimiquement liés au mot’ Subject van het uitspreken = niveau reële = niveau waarheid (die het subject drijft) Subject van de uitspraak = niveau symbolische/taal/weten Graphe 1 en casus Kaat: o o o ∆: aandachtig observerende Kaat Ketting S-S’ $: verdeeldheid tussen posities ‘laten slaan’ en ‘iemand in wie de Ander zich interesseert’ ‘L’inconscient, c’est une chaîne des signifiants’ ‘L’inconscient, c’est le discours de l’autre’ ‘L’inconscient est structuré comme une langage’ De graphe 1 is een soort mythisch iets: de toestand die erin besproken wordt, heeft eigenlijk nooit bestaan: er is nooit een reëel subject geweest dat onafhankelijk was van de betekenaars o o Maar: je hebt die stap nodig om de logica van de subjectwording te denken Van in den beginnen zat het subject gegrepen in het symbolische, het is nooit een pure driftprikkel op zich geweest Graphe 1 – Reële en Symbolische Het zijn vaak de minst betekenisvolle, inhoudelijk de leegste elementen van het spreken, die het meest zeggen over het subject dat spreekt, en dan over de driftmatigheid van het subject dat spreekt 53 54 Graphe 1 – Reële en Symbolische DE GRAPHE 2 DE GRAPHE 2A Vrijwel alle termen die op deze graphe voorkomen, kwamen ook al voor in het schema omtrent de subjectwording dat we tot nu toe al besproken hebben Eerste verschil: je ziet dat het verdeelde subject verschoven is naar het beginpunt van de graphe o o o Als je ervan uitgaat dat er eerst een Reëel subject is dat zich tot de ketting van betekenaars richt en als effect een verdeeld subject wordt, zou je kunnen zeggen dat dat maar even duurt: als kind ben je heel snel een verdeeld subject, dat nadien al niet meer bestaat als puur driftmatig gegeven Je zou zelfs kunnen zeggen dat dat puur driftmatig subject nooit bestaan heeft: onmiddellijk een bepaalde mate van onzekerheid, vraag, twijfel, … verdeeldheid Wat zich richt tot de ketting van betekenaars is eigenlijk al van in het begin een verdeeld subject Er wordt hoofdzakelijk één nieuwe term geïntroduceerd: I(A) (‘identification à l’Autre’ of ‘idéal de l’autre’): een ideaal dat komt van de Ander en dat meestal als het Ik-ideaal bestempeld wordt (de idealen van het Ik, die het subject zich stelt), bv. flink zijn o Het kind neemt een aantal idealen op zich na de doortocht door de ketting van betekenaars Op basis van wat de Ander zegt, op dat onderliggende niveau, wordt er een betekenis toegekend: retroactief krijgt de betekenaar (bv. ‘flink zijn’) een bepaalde betekenis S(A) Le signification de l’Autre: het niveau van de betekenissen die door de Ander gegeven worden De verschuivende laag die zich onder het discours van de Ander vormt Ketting van betekenaars zoals die uitgesproken wordt Vanuit die betekenis ontstaat er een dialectisch circulair proces tussen S(A) en A: het kind toetst de betekenissen verder af (‘Is het dan dat?’) De grote Ander = schat aan betekenaars (een Ander die aanwezig is en die tekst en uitleg kan geven) Wat er over schiet van de ketting van betekenaars, nadat de betekenis eruit geëxtraheerd is Vanuit de spanning die teweeg gebracht wordt door zijn verdeeldheid, richt het kind zich tot de Ander (= een totale/almachtige Ander zonder tekort) om te weten wat hij/zij wil dat hij doet Het verdeelde subject De graphe 2 Het ideaal Ik Als effect krijgt men een aantal identificaties met een aantal idealen: ‘het is dat wat ik moet zijn’ 55 Vervanging ∆ door $ Introductie I(A): Identification à l’Autre; Idéal de l’Autre; Idéal du moi; Ik-ideaal A: Ander; schat aan betekenaars; getuige Waarheid s(A): set van betekenissen gegenereerd door de Ander $ richt zich tot A om verdeeldheid op te heffen Circulaire proces tussen s(A) en A: Wat is de boodschap van Ander? Hoe moet ik het spreken van de Ander de-coderen? Wat wil de Ander me zeggen? Wat wil de Ander van mij? Identificatie met een aantal idealen I(A) (= stukken van het discours van de Ander) van de Ander (bvb. ‘Ik moet flink zijn’, ‘Best doen op school’, ‘Ik moet me laten slaan’, etc.) Signifiant – betekenisverlening – voix o o o Aan de ene kant heb je de ketting van betekenaars zoals die uitgesproken wordt (door de moeder bvb.) en aan die ketting van betekenaars onttrekt het kind een aantal betekenissen (= proces van betekenisverlening), maar hoeveel betekenissen we ook toekennen: we begrijpen de boodschap van de moeder nooit volledig, en er is een restproduct dat ‘de stem’ wordt genoemd De stem wordt bedoeld als puur, in haar subjectieve kwaliteiten: puur in wat ze reveleert over de moeder als sprekend subject, puur in wat ze zegt over de moeder als het subject van het uitspreken De stem = wat er over schiet van de ketting van betekenaars, nadat de betekenis eruit geëxtraheerd is HET SYMBOLISCHE EN REËLE IN GRAPHE 2 Reële: o o o Lichamelijke/driftmatige prikkel, zoals deze opwelt uit het lichaam (daarom is het nog geen biologisch gegeven) Door structureel tekort nooit volledig gesymboliseerd: er priemt altijd een stuk van die driftmatigheid door de symbolische laag die errond aangebracht wordt Ligt op sommige plaatsen bloot door ontbreken symbolisatie (zie vb. SCS0014) Symbolische: o Het discours van de Ander: moeder-taal; onmiddellijk ‘gegeven’ betekenaarssysteem/talige structuur boodschap van de Ander naar het subject toe De graphe 2 56 o o Introductie van driedubbel tekort Identificatie met de betekenaars van het verlangen van de Ander (= idealen van de Ander), teneinde de Ander te ‘bezitten’, impliceert gehoorzamen aan wet/gebod/verbod van (totale/almachtige) Ander DE GRAPHE 2B – HET IMAGINAIRE Eventjes herhalen: geboorte – reëel tekort – streven naar symbiose – koppeling reële aan symbolische (betekenaars) – ontstaan $ - identificaties met betekenaars I(A) Streven naar symbiose vanuit reëel tekort; maar ook ‘instinct tot interattractie’ totaal autonoom van fysieke/biologische behoeften (Tinbergen, Lorenz, Lacan, Spitz) Echter: niet alleen identificaties met betekenaars, maar ook met beelden/imago’s o o o Tot nu toe hebben we vooral gesproken over het subject dat zich identificeert met de betekenaars (= talige/symbolische elementen die iets betekenen) van de Ander Daar ontbreekt iets belangrijks aan, als je de subjectwording enkel in die termen beschrijft: een subject identificeert zich ook met een reeks beelden of imago’s Dat woord ‘imago’ ligt aan de basis van wat Lacan de ‘orde van het Imaginaire’ noemt Beeld Imago ’Imaginair’ o De orde van het Imaginaire zit verweven/verknoopt in de orde van het Symbolische HET IMAGINAIRE IN DE DIERENWERELD Dier: paradigma stekelbaarsje (Tinbergen) Imago (zilverkleurig buikje bij vrouwtje) triggert seksuele drift Imago (rode buikje bij mannetje) triggert agressie andere mannetjes Van de orde van de schijn: gemakkelijk te misleiden Generiek/stabiel over soort en tijd Het is iets van het beeld dat de seksuele prikkel conditioneert en dat ons naar het register van de rivaliteit leidt, alsook in het register van de misleiding/schijn/bedrog DE ARCHAÏSCHE REËLE IDENTIFICATIE MET HET OBJECT Eerste maanden: chaotische ruimte en tijd: o o o o Geen objectpermanentie (als meest extreme voorbeeld, bv. balpen onder tafel ‘bestaat niet meer’) Geen symbolisch kader Geen logisch systeem, geen geordende ervaring van tijd en ruimte (cfr. psychose – droom bij volwassenen): het kind kan niet ordenen in een ‘voor’ en ‘na’ Ook het lichaam wordt discontinu beleefd (en niet als iets dat als een vast schema georganiseerd is) Het verbrokkelde lichaam (corp morcelée) (cfr. de ervaring dat het lichaam verspreid ligt over de ruimte in de psychose, schizofrenie) De graphe 2 57 Verbrokkelde lichaam: verder ook partialiteit in intero- en exteroceptie (ander en wereld) en kinesthesis (Wallon, 1949, pp. 179-185): de gewaarwordingen die uit het lichaam komen, of van buiten het kind, zijn niet op een consistentie of zinvolle manier geordend Aanvankelijk geen koppeling tussen (partiële) lichaamsbeeld en proprioceptie: slechts langzame progressieve verknoping tussen reële en imaginaire: het kind kan niet het verband leggen tussen de fysieke prikkels die het voelt en het beeld van het lichaam dat het ziet die verknoping tussen lichaamsbeeld en lichaamsprikkel gebeurt pas veel later (progressief in de loop van de subjectwording) o Vaak in kunst: droom – verbrokkelde lichaam (zie onder) Minimale differentiatie tussen het subject en zijn materiële/sociale omgeving: o o o Subject – materieel object Subject – moederobject Subject – Ander (transitivisme (iets is transitief: er gaat iets over van Ik op de Ander) van Charlotte Bühler, zie mengpersonen (zowel het Subject zelf als de Ander) in droom, empathie (bv. pijn zelf voelen), auto-destructiviteit als agressie naar Ander (we proberen de Ander te treffen via het treffen van onszelf, bv. door mede-lijden)) Geen duidelijke grens/verschil tussen Ik en Ander Fenomeen van het transitivisme (= gebrek aan grens) is ook frequent aangeduid door een Duitse school van ontwikkelingspsychologen, a.d.h.v. de term ‘Einfühlung’ De ‘constituerende suïcide’: o o ‘Einfühlung’: invoelen/inleven in elk beeld van de Ander dat men ziet Lacan: toont zeer radicaal hoe van in het begin onze subjectieve ervaring opgeëist wordt door de Ander Voelen zichzelf in lichaamsvorm Ander Verlies directe ervaring eigen lichaam ‘L’homme, à chaque moment, constitue son monde par son suïcide’ (Lacan, 1966, p. 124) ‘Je est un autre’ (Rimbaud) De einfühlung en de empathie vanuit neurologisch perspectief: mirror neurons (Rizolatti et al., 1996) o o o Bij het observeren van een handeling, worden dezelfde hersengebieden/ neuronen geactiveerd als wanneer men zelf die handeling zou uitvoeren (bv. apen: banaan (zien) eten) Er is een voortdurende resonantie/correlatie tussen bv. het neurologisch systeem van de observerende persoon en dat van degene die geobserveerd wordt (niet enkel hersenen, maar ook spieren, …) De einhühlung – één-voeling en in-voeling – vormt de basis van een zeer direct en accurate vorm van kennis, die door Lacan de ‘connaissance paranoïaque’ wordt genoemd. Deze vorm van kennisverwerving wordt later voor een groot deel overdekt door de symbolische identificaties en door het opgenomen worden in de orde van de semblant Bij de psychose, echter, waar de symbolische identificaties ontbreken, is deze kennisverwerving vaak op latere leeftijd nog volledig intact aanwezig. In de klinische praktijk voelt dit vaak zeer bevreemdend aan. Geef voorbeeld van meisje dat perfect raadde wie mijn analist was, welke De graphe 2 o 58 jeugd ik ongeveer gehad had, etc. veel sterkere ontwikkeling van ‘einfühlung’ (cf. ‘precox gevoel’ bij behandeling psychotici) Ook neurotici weten door dit directe invoelen veel meer, maar ze zijn ervan vervreemd. Dit geldt niet alleen voor personen, maar ook voor inleven in alle soorten vormen van informatieverstrekking. Geef hier voorbeeld van gesprek aan telefoon over Esther en ik die mijn hand ‘toevallig’ op knopje leg om de lijn te onderbreken De einfühlung en de connaissance paranoïaque: het ümheimliche aanvoelende weten van de psychose (klinisch voorbeeld) De einfühlung: pseudo-genetische overerving van kenmerken (vb.: depressieve moeder) o Depressieve moeder: kind meer kans om depressief te worden (maar: foute veronderstelling van genetische overerving) psychisch mechanisme!! o Als een kind opgroeit bij een moeder die depressief is, gaat het heel vaak geconfronteerd worden met een depressieve gelaatsuitdrukking bij de moeder en gaat het heel vaak die depressieve gelaatsuitdrukking imiteren, en daarbij trekt het ook diezelfde subjectieve ervaring naar binnen Via het mechanisme van de einfühlung wordt ons lichaam, als kind, geladen met een enorme reeks spanningen/ladingen/reacties die overgenomen worden van de Ander Zie ook Marcel Mauss: lichaam in hoge mate ‘cultureel’ statuut verschillen in: o o o Aangeleerde gedragingen (zwemmen, delven, etc.) ‘Spontane’ gedragingen (zitten, hurken, neus snuiten, steen werpen, etc.) Puur reflexieve gedragingen (hand terugtrekken bij pijn, gelaatsuitdrukking bij schrikken, etc.) o ‘Lichamelijke perceptie’ (Welke prikkels overschrijden de pijngrens? Welke prikkels zijn aangenaam? Vanaf wanneer is een fysieke inspanning ‘lastig’?) Verschillen allemaal van cultuur tot cultuur, van de plaats waar je als kind opgroeit (via het mechanisme van einfühlung worden dergelijke zaken overgenomen) Marcel Mauss: o o o o Lichaam volledig ‘geladen’ door cultuur: het laat een stabiele, interne representatie na (het lichaam onthoudt die inlevingen/spanningen) Geen Imaginaire/Symbolische identificaties te noemen: maar wel Reële identificaties vormt de meest archaïsche laag van ons Ik, van onze eigenheid als subject Mauss verklaart op die basis ook verschillen in fysieke en psychische pathologie tussen culturen Aan ene kant door bewuste/onbewuste regels, (voor)oordelen, kennis (fictief vb.: neerstorten in oerwoud), maar meest fundamenteel wellicht door einfühlung De einfühlung wordt imaginaire identificatie aangezien het tot een stabiele, interne representatie van het object leidt o Imaginaire identificatie: men bootst niet enkel de moeder na, er blijft ook een zeker stabiele representatie achter. Heel snel (vanaf wanneer precies?) reageren kinderen met vreugde als de moeder verschijnt. Dit neemt niet weg dat er door het ontbreken van de objectpermanentie nog niet echt een gemis is als ze er niet is, maar het toont wel dat er op een bepaald niveau toch een latent mentaal spoor achterblijft van de moeder. Bovendien: In het nabootsen wordt men de moeder, men voelt zich als haar, men voelt zichzelf in haar en in de stabiele interne De graphe 2 59 representatie die de nabootsingen achterlaten. Daarom vormen de identificaties met de moeder de meest archaïsche laag van het zelf Deze imaginaire identificaties met het object vormen zo de meest archaïsche laag van het Ik Geen imaginaire of symbolische identificaties, maar toch verwerven deze reeks ‘reële’ identificaties stabiliteit; laten ze een spoor achter lichaamsgeheugen We zien een reeks fysieke manifestaties bij de Ander (ΔAnder), waarvan het kind een deel wel en een deel niet overneemt o o o Gans die eerste fase (dat direct vermogen tot einfühlung) is vooral aanwezig in de eerste 4 maand van het leven: een reeks lichamelijke ervaringen van de Ander worden overgenomen via reële identificatie door een subject De reeks fysieke prikkels (zie eerder) waarover een soort symbolisch net gelegd wordt, kwam niet zomaar uit het eigen lichaam zelf, maar was eigenlijk in grote mate overgenomen van de Ander ons lichaam op zich, los van de Ander, bestaat eigenlijk nooit Ons lichaam is van in den beginne een gecultiveerd lichaam, dat een stuk bepaald wordt door de interacties met andere subjecten De symbiotische ervaring tussen moeder en kind en de grote aspiraties van de mens … o De grote aspiraties van de mens: mystieke vereniging met God, de romantische terugkeer naar de natuur, de zoektocht naar de ultieme relatie Het beeld van het eigen lichaam wordt aanvankelijk niet als dusdanig erkend; het beeld van het eigen lichaam heeft het zelfde statuut als het beeld van de Ander [i(a)] o Er is nog geen onderscheid tussen het eigen lichaamsbeeld en het beeld van een Ander De graphe 2 PARTIËLE IMAGINAIRE IDENTIFICATIE TIJDENS MAAND 4-6 60 o Er is maar zeer langzaam een herkenning van het eigen lichaamsbeeld: een verknoping tussen het lichaamsbeeld en bepaalde proprioceptieve gewaarwordingen (= een besef dat het beeld van het lichaam dat men ziet, hoort bij de fysieke ervaringen die men zelf als mens heeft) Vb.: man die thuiskomt en zichzelf niet herkent in spiegel Merk op: we zijn ook ons lichaamsbeeld niet; lichaamsbeeld eigenlijk extern gegeven Slechts langzame versmelting tussen (partiële) lichaamsbeeld en proprioceptie – tussen exteroceptie en interoceptie - progressieve verknoping tussen reële en imaginaire o o Verbrokkelde lichaam: gebrek aan objectpermanentie ook aanwezig op niveau ervaring eigen lichaam: kind kan verschillende delen niet met elkaar verbinden, het heeft alleen besef van het lichaamsdeel waar het op dat moment zijn blik op richt! Versmelting tussen lichaamsbeeld en proprioceptie: het kind beweegt de vingers en kijkt er aandachtig naar. Het begint dan te beseffen dat de sensaties van beweging in de vingers verbonden zijn met het beeld van de bewegende vingers Dag 115: koppeling beeld linkerhand aan fysieke (interoceptieve) ervaring hand (Mounoud & Vinter, 1981, p. 22): gebeurt met een heel specifiek ritueel/‘experiment’ (bewegen met vingers en tezelfdertijd naar vingers kijken: fysieke sensaties koppelen aan dat beeld) partiële kinetische gewaarwording die zich koppelt aan een partieel beeld Dag 140: zelfde voor rechterhand (Mounoud & Vinter, 1981, p. 22) Dag 180: zelfde voor benen (Mounoud & Vinter, 1981, p. 25) Tezelfdertijd eerste differentiatie tussen Ik – Ander!! op dat moment begint een kind te beseffen wat er níet van zichzelf is Merkwaardig: parallel fysiologisch proces: myelinisatie van de delen van de hersenen die corresponderen met deze delen van het lichaam die gekoppeld worden aan de proprioceptie (= delen van het lichaam die herkend worden) o o Reeks fysieke prikkels en ervaringen: zijn voor een groot stuk overgenomen door de Ander (via einfühlung) en koppelen zich langzaamaan aan partiële lichaamsbeelden (i(a): image de l’autre) In de graphe (Lacan): voor elke imaginaire identificatie het symbool i(a) gebruikt, omdat elk beeld waarmee we ons identificeren, aanvankelijk een vreemd beeld is dat van buiten komt (zelfs het beeld van het eigen lichaam) GLOBALE IMAGINAIRE IDENTIFICATIE TIJDENS MAAND 6-48 Rond maand 6: spiegelstadium; kind identificeert zichzelf met globaal beeld in spiegel o o Zowel dier als mens verhouden zich op een bepaalde vreemde manier tot het eigen spiegelbeeld Veel dieren: het spiegelbeeld schijnt niet te bestaan (bij sommige soorten wel) De graphe 2 61 Eend – hond – aap (Mounoud & Vinter, 1981, pp. 29-31) o o o o Eend: tijdens het rusten vaak tegen een spiegeltje gaan liggen (beeld in spiegel gezien als een andere eend) Hond: complex: als je een hond naar het spiegelbeeld duwt, gaat het vaak angstigagressief reageren (merkt het spiegelbeeld wel op, maar niet als beeld van zichzelf of een andere grond) + angst/agressie stopt wanneer de hong geaaid wordt wanneer hij naar het spiegelbeeld toegeduwd wordt Apen: veel verschillen: sommige soorten herkennen zichzelf niet, maar hogere soorten passeren bv. met succes de ‘stiptest’ (stip aanraken wanneer gezien op hoofd) Stiptest: aap herkent zich in spiegel: http://www.youtube.com/watch?v=vJFo3trMuD8 Evolutie: o o o o o Maand 3: geen enkele interesse: het lijkt alsof het spiegelbeeld niet bestaat (en dat op zich is een zeer merkwaardig iets) Maand 4: fixatie spiegelbeeld alsof het een ander, reëel persoon betreft: reageert verrast als het, gezeten op arm vader voor de spiegel, stem vader achter zich hoort (Mounoud & Vinter, 1981, p. 32) spiegelbeeld als reëel beeld gezien Maand 6: weg en weer kijken tussen spiegelbeeld en reëel beeld (Mounoud & Vinter, 1981, p. 33) om opnieuw die correspondentie te verifiëren Maand 6: geslaagde stip-test Maand 6: bij roepen naam kijkt kind eerst naar spiegelbeeld (Mounoud & Vinter, 1981, p. 36) op dat moment koppeling tussen twee andere ordes ( reëelimaginair): tussen het imaginaire en het symbolische: het beeld van het lichaam wordt gekoppeld aan de naam Koppeling imaginaire – symbolische Spiegelstadium dus dubbele vooruitgang: o o Globaal imago (= zeer sterke vereenvoudiging in het denken over zichzelf: één beeld) Koppeling imaginaire en symbolische Belang beeld voor organische niveaus: experimenten Chauvin (1939) bij duiven en Matthews (1941) bij sprinkhanen: tonen hoe belangrijk het vermogen is bij dieren om zich te identificeren met het eigen beeld belangrijk om op een bepaalde manier dat beeld (visuele voorstelling) van het lichaam ter beschikking te hebben (ook al wordt het niet als dusdanig herkend) Uniek voor mens: jubilatorische reactie (bij eerste herkenning van zichzelf in spiegel), Köhler: aha-erlebnis (Lacan, 1966, p. 93) vereenvoudigt enorm de mentale wereld van het kind, er ebt een enorme spanning weg: het kind heeft plots greep op de wereld Spiegelbeeld = basis Ego = Ideaal-Ik o o Eerste identificatie met ons spiegelbeeld vormt de basis van ons Ego, én m.a.w. van ons ideaal ik (‘zo wil ik zijn’) De identificatie met dat spiegelbeeld kán wegvallen (bv. patiënt in kliniek: man herkende zichzelf niet meer in de spiegel en viel totaal uit elkaar): depersonalisatie (altijd gepaard met een soort sterke vorm van dissociatie en angst) De graphe 2 62 o Consequenties spiegelstadium (identificatie met het eigen spiegelbeeld), op het niveau van de subjectieve ervaring: o o o o Maar: we denken aan een hele reeks beelden: via een successieve reeks van identificaties met rivalen, we identificeren onszelf met een reeks beelden die ook van bij de rivalen komen Ontdubbeling subject-Ander: vanaf dan (besef: ‘dat ben ik’) is er een zeer duidelijk verschil met de Ander zorgt voor het opduiken van hét basisaffect: jaloezie Ontdubbeling subject-rivaal: jaloezie (er zijn ook nog andere kinderen) (+ angst (dat een ander kind liever gaat gezien worden door de moeder en gaat intruderen in die relatie)) Intrusiecomplex als leeftijdsverschil niet groter is dan 4 jaar Reeks identificaties met rivalen die Ideaal-Ik (spiegelbeeld) verder differentieert: Ander is niet enkel rivaal, maar ook identificatiefiguur (een voorbeeld, buiten zichzelf, die het ook goed doet bij de moeder): niet enkel gespannen rivaliteit, maar ook graag zien (als punten waarmee het kind zich kan identificeren)( dieren!!) Liefde omwille van surplus existentie die rivaal biedt Heeft alles te maken met de manque-à-être die door het symbolische teweeggebracht wordt (zie: het subject ervaart zichzelf in de futur antérieur): een kind – terwijl het het symbolische binnentreedt en zichzelf probeert te vatten in symbolische termen – wordt geconfronteerd met een onvermogen om zichzelf volledig te vatten in de taal, en worstelt vanaf dan met een ‘manque-à-être’ (onbepaaldheid in zijn wezen: ‘ik weet niet goed wie ik ben’), en het is precies daar dat het imaginaire (identificatie met een beeld) ons tegemoet komt Jaloezie + liefde (die het kind voelt t.a.v. zijn ‘anders-gelijken’) = ‘Hainamoration’ (Lacan; hain + amour) Spiegelbeeld = Ideaal-Ik en bron van agressie: Op veel verschillende manieren lokt die complexe set van ideaalbeelden, agressie uit: Dwingend (cfr. eetstoornissen): geeft een bepaald gevoel van te weten wie we zijn (‘dat zijn wij!’), maar aan de andere kant moeten we ook op dat ideaalbeeld lijken (van dat beeld gaat er iets zeer dwingends uit) Wekt rivaliteit op waar belichaamd door ander: we streven ernaar dat ideaalbeeld meer te belichamen dan de ander, we streven ernaar omwille van het succes dat we ermee hebben (we willen altijd ‘meer dan de ander’): het Ego is altijd gekoppeld aan een mate van competitiviteit, beter willen zijn dan de Ander Het imaginaire is slechts schijn; kind kwaad op spiegel (Mounoud & Vinter, 1981, p. 41) (cfr. volwassen liefdesleven: kwaad als de ander ons alleen graag ziet omwille van ons uiterlijk = schijn): we zijn ons beeld niet, ons Ego houdt ons dat voor (bv. een kind kan in het begin heel kwaad worden als hij achter de spiegel gaat kijken, en beseft dat er niets achter zit) (mensen willen niet gelijkgesteld worden met hun beeld, het uiterlijk) Gans die dimensie van de subjectiviteit die imaginair is van aard, is op alle manieren gekoppeld aan agressie Spiegelstadium = begin spening (!): psychisch loskomen van moeder via differentiatie beeld komt merkwaardig genoeg overeen met fysiek loskomen ervan De graphe 2 63 o o o o o Het begin van de duidelijke aflijning tussen ik en Ander, is ook het begin van het proces van de spening, het stoppen van de borstvoeding Toevallig: ook fysieke scheiding tussen kind en moeder Progressief, vanaf de 6e maand Belangrijke connotatie: de band tussen moeder en kind blijft voor de rest van het leven iets speciaals ( dieren: eenmaal het zogen stopt, krijgt het jong hetzelfde statuut als elk ander dier, stopt de band tussen moeder en kind) Ondertussen zit die band verankerd in het symbolische en blijft die band bestaan Spening = herhaling geboorte (zie Lacan in LCF) Band moeder-kind blijft na spening (cfr. dieren) DE GRAPHE 2B (= TOTALE GRAPHE) Middelste verdieping/niveau/laag erbij: de laag van het Ego Het Subject ($) richt zich tot de Ander (A), waarbij er iets tussenkomt: een i(a) in de meeste gevallen o o Eerst richt het subject zich tot de Ander als sprekend wezen En vandaar geeft de Ander, in het antwoord dat hij geeft, niet enkel een verbaal antwoord; als hij duidelijk maakt wat hij wil van het subject, zal hij dat niet enkel De graphe 2 64 o o o Het Ego, le moi, het ideaal-ik heeft op zichzelf een invloed op de betekenis, de manier waarop we de boodschap van de Ander interpreteren (S(A)): we interpreteren voor een stuk vanuit ons Ego o o o o Concreet: ons Ego moet zijn ‘toestemming’ geven (“het is goed, identificeer je daar maar mee”) De identificaties die we aangaan, worden niet alleen bepaald door de betekenis die we toekennen aan het discours van de Ander en door de Ander, maar ook door dat Ego waarlangs die pijl passeert Aan de ene kant heb je dat uitwisselingsproces: o o o o We interpreteren niet enkel vanuit wat de Ander effectief zegt, maar we interpreteren ook wat de Ander zegt, de boodschap die hij ons geeft, ook vanuit ons Ego Bv. de Koran kan op veel verschillende manieren geïnterpreteerd worden Het Ego, le moi bepaalt mee welke betekenis we abstraheren uit het discours dat de grote Ander is Als we een boodschap extraheren uit het discours van de Ander, gaat dat uiteindelijk resulteren in de identificatie met een aantal idealen, maar ook dat (die pijl die vertrekt vanuit de boodschap van de Ander, de S(A), naar het Ik-ideaal, (I(A)), naar de idealen waarmee we ons identificeren) passeert langs het Ego o Het is dat beeld van de Ander, waarmee we ons identificeren, en waarvan we zeggen ‘Voila, dat ben ik’ Het Subject/kind identificeert zich als Ego met dat beeld van de Ander, waarnaar de bewondering van de moeder uitgaat m = Moi = Ego = ideaal-Ik De Ander, als schat aan betekenaars: het discours waartoe je je richt als kind (in de eerste plaats het discours van de moeder) Dat discours wordt ervaren als: ‘die ander zegt iets tegen mij, geeft mij een boodschap, drukt uit wat hij wil van mij’ het subject geeft daar een bepaalde betekenis aan: ‘het is dat wat hij wil’ Maar die betekenis, dat discours, verwijst tezelfdertijd ook naar een beeld van de Ander (i(a)), waarmee je je gaat identificeren, die de basis van je Ego zal vormen en die mede van invloed zal zijn op de betekenis die je extraheert uit het discours Dus: de betekenis die je extraheert wordt bepaald door het discours van de Ander zelf, en door het Ego Er vertrekken twee pijlen vanuit de Ander (A): o o De Ander geeft rechtstreeks een symbolische boodschap (bv. ‘je moet braaf zijn’) (woordelijk proberen zeggen wat hij wil van het subject): A S(A) = SYMBOLISCH PAD De Ander gaat ook het kind naar een beeld terugvoeren (bv. ‘kijk naar je broer, hij is braaf’): A i(a) = IMAGINAIR PAD De graphe 2 met woorden/betekenaars duidelijk maken, maar zal hij dat ook met beelden doen hij richt zich met zijn discours op een beeld van de Ander, op een image de l’autre (bv. de vader) Dat beeld wordt dan de basis van het ideaal ik (le Moi, het Ego) 65 Een kind moet in de keuze van het beeld van de Ander, niet noodzakelijk langs het discours van de Ander passeren: er is een rechtstreeks imaginair pad van $ i(a) m S(A) / I(A) o In de kliniek is dat een zeer belangrijk gegeven: goed begrijpen hoe die twee niveaus met elkaar verweven zitten: het discours van de Ander en het Ego o o Maar Lacan spreekt hier nauwelijks over: in ‘Subversion du …’ zegt hij uitdrukkelijk dat er twee wegen zijn naar het Ego: Via de Ander die een beeld aanduidt Maar: het verdeelde subject kan zich ook rechtstreeks identificeren met het beeld van de Ander, wat rechtstreeks voor een deel bijdraagt aan de constitutie van het Ego (maar Lacan komt hier zelden op terug) Mensen in de kliniek: lijden vaak aan hun Ego Onmiddellijk afvragen: hoe is dat Ego geconstrueerd vanuit het discours van de Ander? Je kan niet rechtstreeks met het Ego werken! Je kan werken met het discours dat tot die beelden leidt (vertel eens: in de familie, …?) Je zal merken dat het langzaam loskomt, dat men daar meer en meer afstand van kan nemen Het menselijke Ego is vaak heel paradoxaal van aard !! Belangrijk onderscheid tussen Ik-ideaal (I(A)) en ideaal-Ik (m) !! o Ideaal-Ik = een ideaal ik, een totaliteit: een globaal beeld van hoe ons ik er idealiter zou uitzien = ORDE VAN HET IMAGINAIRE o Ik-ideaal = een ideaal van het ik, een ideaal dat we als ‘ik’ hebben (goed zijn, mildheid, veel studeren, …): abstracte, partiële idealen = ORDE VAN HET SYMBOLISCHE (een betekenaar waarmee we ons identificeren) Liggen naast elkaar en staan in een spanningsveld t.o.v. elkaar Het Imaginaire niveau bij de mens is – in tegenstelling tot bij dieren – gegrepen in een verschuivend proces van betekenisverlening, waardoor het Imaginaire minder stabiel en algemeen is dan bij dieren o Het is omdat de mens niet enkel en alleen gegrepen is in de orde van het Imaginaire, maar ook in de orde van het Symbolische, dat het beeld verschilt/ fluctueert over de tijd en tussen/binnen mensen De graphe 2 66 o o Het is het symbolische dat zorgt voor de differentiatie: elk mens kiest zijn eigen ideaalbeeld én dat modificeert zich ook doorheen het leven (want het discours van de Ander fluctueert ook voortdurend) Dat is ook nodig: als mens leven we maar als we voortdurend veranderen, als we onszelf als subject voortdurend kunnen vertalen (cf. Lacan, Subversion: ‘het ik van de mens bereikt maar zijn voltooiing in de metonymische verschuiving van zijn betekenis’: we bereiken maar onze werkelijke, volle draagkracht en diepte, als ons Ik/Ego zich voortdurend vertaalt, metonymisch verschuift: ‘ik vind mijzelf voortdurend opnieuw uit’) Het Ego is vaak ‘paradoxaal’; niet altijd pronken met macht en agressief vermogen; ook ensceneren van kwetsbaarheid, zwakheid, machteloosheid, zelfopoffering (SCS0020) (en dit is heel vaak omdat een subject slechts gezien/opgemerkt werd in zijn leven als hij machteloos of kwetsbaar was) Het Ego is niet één imago maar een complexe set van imago’s die intern vaak gedeeltelijk tegenstrijdig zijn o Dus: vanuit de wens om binnen het verlangen van de moeder te vallen, probeert het kind de eigen driftmatigheid in termen van het moederlijke discours te vatten o o o o o Maar: door het structurele tekort in de taal vatten de woorden de drift nooit helemaal, ze ‘cirkelen er om heen’ Het imago verschijnt als scherm over het reële, het tekort in het symbolische afdekkend Het is zeer belangrijk dat het Ego in zekere zin tegemoet komt aan de symbolische manque-à-être (belangrijk begrip: goed proberen begrijpen!!!): er is altijd een twijfel over onszelf, een factor van onzekerheid in ons leven (kliniek: ‘ik weet echt niet meer wie ik ben, wat ik moet doen’) onbepaaldheid in het menselijk leven: de mens is een wezen met een gebrek aan zijn/existentie Ons Ego geeft een vals gevoel van wél te weten wie we zijn (‘als ik samen val met dat ideaal beeld, dan is het in orde, dan beteken ik iets’) Dus: het Ego is een zeer broos iets om ons mee te identificeren, we verliezen het allemaal vroeg of laat (besef dat we dat ideaalbeeld niet kunnen belichamen) Als je kijkt naar de visuele voorstellingen die het ‘ultieme Ego’ van de mens belichamen (paar 100 jaar geleden, Louis XIV, en nu, Obama): enorme fluctuaties o o Bij dieren: imago = generiek (over de soort en over de tijd) Bij mensen: imago = enorm fluctuerend De graphe 2 Voorbeeld SCS0020: identificatie met ‘revolutionaire’ en ‘onbuigbare’ aspecten van vader; echter, ook identificatie met iemand die zich volledig opoffert voor ander/buigt naar verlangen Ander (moeder) 67 DE ORALE EN ANALE FASE Er zijn een aantal grote fasen die we kunnen onderscheiden, die gekoppeld zijn aan een aantal typische specifieke driften die naar boven komen en waarbij in dat opzicht de subjectwording gezien kan worden als een soort proces waarbij men de driften moet integreren in de subjectiviteit ORALE FASE (MAAND 0-21) Zone waaraan het kind het meest plezier beleeft: de orale zone (niet enkel borstvoeding, maar ook alles in het mondje steken): het kind probeert de wereld te verkennen, te incorporeren, probeert te fusioneren met de wereld via de mond en via de lust dat het beleeft o o In deze fase staat de aliënatie met de Ander centraal Het kind moet die drift integreren in zijn subjectiviteit, in het verlangen van de Ander: het kind moet die drift leren beleven op zo’n manier waarop de Ander het goedkeurt (die drift moet gecultiveerd worden) Gerichtheid op fusie met Ander; incorporatie van Ander (borstvoeding); libidinale geladenheid van de orale zone Aliënatie aan Ander; Wat moet ik doen om aandacht Ander te trekken?; Hoe kan ik zijn wat de Ander wil? Ontwikkelingstaak: integratie drift in ‘verlangen’ Ander – Leren wat en hoe men mag ‘incorporeren’ (vb. wat is er lekker en wat is er ‘vies’?’) – Leren hoe men wel en niet de Ander mag ‘opeisen’, de aandacht mag vragen, etc. ANALE FASE (MAAND 21-48) Zone waarbij het kind iets wegduwt van zichzelf, iets anders expulseert o o Vanaf spiegelstadium (onderscheid tussen Ik en Ander) Het kind gaat de Ander – aan wiens vraag het voortdurend probeert tegemoet te komen – meer en meer als iets aversiefs ervaren, en het kind gaat een eigen wil ontwikkelen (cf. koppigheidsfase) De graphe 2 68 Aanvang gecorreleerd aan ontwikkeling structuur Ego en onderscheid Ik-Ander Gerichtheid op autonomie van de Ander (‘Ik’ en ‘Jij’); wegduwen/expulsie van Ander (‘Nee’); koppigheidsfase: ontwikkelen eigen wil (‘Ik doe niet zomaar wat jij wil’); libidinale geladenheid van de anale zone Streven naar separatie/afstand creëren van Ander vanuit vervelend gevoel van afhankelijkheid en onderworpenheid Ontwikkelingstaak: integratie drift in ‘verlangen’ Ander: leren hoe men op een ‘propere’ manier zijn eigen ding kan doen; leren hoe men beleefd eigen gedacht kan zeggen, etc. In beide fasen wordt de Ander beleefd als een Ander zonder tekort: de Ander heeft alles, kan alles, en vooral, weet alles o o o o o o In beide gevallen, in gans dat onderste van de graphe, zie je een A verschijnen zonder streep erdoor Het gaat om een Ander zonder tekort Lacan (over ‘gans de psychoanalyse’): het gaat om een verhouding tot het weten als therapeut is het dan de hoofdzaak om te weten hoe je gaat/moet omgaan met dat verondersteld weten Dat zie je in het volwassen leven bij sommige mensen ook nog aanhouden: mensen die een figuur hebben van wie ze verwachten dat deze alles weet Voor een kind onder de 4 jaar, zijn de ouders zonder tekort In de oedipale fase zien we dat dat het voornaamste verschil wordt, en gaan we ook zien dat de zaken klinisch plots nog veel herkenbaarder worden: van zodra er een Ander met een tekort opduikt, zit je echt in de psychologie van het volwassen leven Die verhouding tot de Ander mét een tekort, wordt in het bovenste niveau van de graphe gerepresenteerd De graphe 2 o 69 70 De graphe 2 DE GRAPHE 3 EN 4 PRE-OEDIPALE PERIODE = IMAGINAIRE PERIODE Het stuk dat er in graphe 3 bij komt, representeert dat deel van de subjectwording dat toegevoegd wordt in de oedipale periode o o o o o o o o o o o Pre-oedipale periode (tot nu toe besproken: graphe 2) = imaginaire periode Het subject identificeert zich met een aantal imago’s/beelden (eigen spiegelbeeld, imago’s komend van de andere gelijke/rivaal, …) Gans die pre-oedipale periode (het kind zit al in de taal; probeert zichzelf als reëel driftmatig wezen in te werken in de moedertaal): tekort in het symbolische wordt opgehoffen door de identificatie met dat imago Op een bepaald manier vindt het kind een sluitend antwoord op zijn vraag, in het beeld (imaginair) Zeer kenmerkend voor die periode: de Ander – in dialectiek waarmee het kind zich een stuk identiteit vormt – is een Ander zonder tekort: kan alles, heeft alles en vooral weet alles (weet wat hij wil, kent het eigen verlangen) Het kind legt het tekort aan zijn eigen kant Het kind heeft het gevoel het object te zijn waarnaar de moeder verlangt ‘ahaervaring’ (spiegelbeeld): “ik ben wat de moeder wil” Je kunt twee imago’s onderscheiden: Het imago van de moeder waar ze geraakt is door de Ander, waar ze toont dat de Ander/het kind iets betekent voor haar kan op veel verschillende manieren (bv. humor, prestatie, lief zijn, pijn, …) i.t.t. dieren (bv. stekelbaarsjes: altijd zilverwitte buikje): medelijden, ontzag, vertederd, … typisch gekoppeld aan specifieke pathologieën kind maakt daar ook zelf onvermijdelijk een stuk een eigen keuze Het imago dat het kind kan belichamen om de moeder aan te spreken of iets te betekenen voor de moeder: het kind kan zich identificeren met een variëteit aan imago’s om iets te betekenen voor de moeder In die fase is het verschil tussen meisje en jongen niet belangrijk voor het kind zelf (prioriteit = moeder) (wat er wel gebeurt is dat de moeder, in het richten naar een bepaald imago, wel al een onderscheid maakt) Rivaliteit: het kind wil het liefst gezien worden door de moeder, het kind probeert hét object te zijn van het verlangen van de moeder rivaliteit en jaloezie gaan het basisaffect vormen Dat verschijnt in de overdracht/therapie: Lacan: je moet te weten komen wat jouw ‘imago’ is volgens de patiënt als je die vraag inwilligt, zal het subject nooit te weten komen van zichzelf wat hij probeert te doen (bv. toon geen medelijden, maar formuleer een vraag) Belangrijk: vermijden van het meestappen in die imaginaire overdracht! Graphe 3 en 4 representeren de structuur die ontstaat in de Oedipale periode Eerst even de pre-oedipale periode karakteriseren o o Pre-oedipale periode = imaginaire periode Kind zit in de taal, maar centraal staat de imaginaire verhouding tot een Ander zonder tekort De graphe 3 en 4 71 o o o o o o o o o Ander zonder tekort = Ander zonder tekort op niveau van het Weten = Ander die weet wat hij wil De vraag wat de Ander wil, wordt in die periode tot op bepaalde hoogte beantwoord a.d.h.v. betekenaars, maar het ultieme antwoord wordt gegeven in het imago i(a) In die periode heeft het kind totalitair gevoel van te ZIJN wat de moeder wil Kind IS ideaalbeeld, de imaginaire fallus φ (kleine phi) die verlangen moeder bevredigt Onderscheid twee imago’s: imago van genietende moeder (zilverwitte buikje vrouwelijk stekelbaarsje) en imago imaginaire fallus (rode buikje mannetje) Imago genietende moeder (cfr. zilverwitte buikje) zeer divers: lachende, geïmpressioneerde, vertederde, of medelijdende, etc. moeder Imago dat moeder doet genieten (rode buikje, zigzagdans) eveneens zeer divers: clown, krachtpatser, charmeur, lief, of meelijwekkend, etc. kind Meisje en jongen proberen beiden imaginaire fallus van moeder te zijn. Meisje en jongen maken zèlf geen onderscheid tussen geslachten, maar meestal oriëntatie naar andere imago’s door moeder Sterke onderlinge jaloezie en rivaliteit om voorkeur moeder (zie agressie bij stekelbaarsjes met rode buikje) Overdracht: therapeut zowel bekleed met imago moeder als imago rivaal Lacan: komt erop aan zo snel mogelijk te weten welke kleur je buikje heeft/wel imago de analysant in jou wil provoceren Door abstinentie therapeut wordt voor analysant duidelijk welke imago’s hem determineren Imaginaire drift = narcistisch, totalitair, egoïstisch, agressief, rivaliserend Het kind wil hét zijn voor de moeder, een ander kind mag hét niet zijn Kind in zijn totaliteit: is het helemaal De imaginaire driftregulatie wordt gekenmerkt door een scherpe rivaliserende strijd om het liefdesobject In volgende, Oedipale periode (bovenste deel graphe 3 en 4) naar voor komen andere, niet-narcistische organisatie Maar: niet iedereen gaat naar die oedipale periode ! Perversie: slechts een klein deel Psychose: helemaal niet: blijft steken in een wereld waarbij men zich verhoudt tot een totalitaire Ander (maar: belet hen niet goed te functioneren) De graphe 3 en 4 o 72 GRAPHE 3: TEKORT – VERLANGEN – FANTASMA Bespreking van hoe die andere driftregulatie, andere organisatie van de subjectiviteit tot stand komt Wat wil ze? Désir, verlangen Formule van het fantasma: verhouding van het verdeeld subject tot de kleine Ander (a) DE ANDER MÈT EEN TEKORT Rond 4e levensjaar: ontluikend besef dat de Ander/moeder een tekort heeft: Ander heeft het soms lastig; Ander is niet altijd gelukkig; Ander weet niet alles; Ander verlangt zelf naar iets/iemand (dat ze niet heeft) o o o Ervoor: moeder als iemand met een vraag, maar niet vanuit een wezenlijk tekort Dat begint het kind rond het 4e levensjaar te dagen Kantelpunt: meelevend, behulpzaam, … t.o.v. moeder Zeer belangrijk kantelpunt: kind begint soms behulpzaam te zijn en medelijdend/medelevend naar de moeder toe Kind begint voeling te krijgen met het manque-à-être van de Ander/moeder (moeder = getekend door het tekort op het niveau van het spreken, de taal en het verlangen) De moeder, getekend door structureel tekort van de taal, door de kloof tussen het subject van het uitspreken en het subject van de uitspraak, weet zelf niet precies wat ze wil o Wat ze vraagt, zit vol tegenstrijdigheden: weet zelf niet goed wat ze wil Ze weet niet precies wat ze wil van het kind; maar ook niet precies wat ze zelf als mens wil Ze verlangt naar iemand (vader?) die tegemoet komt aan manque-à-être; die haar als subject laat existeren; die hoort en erkent wat ze wil/verlangt (uitleg zie verder) o o De vader, door de manier waarop hij er is, komt daar aan tegemoet (aan dat gebrek aan existentie) Maar vaak in kliniek: ‘mijn moeder was niet gelukkig, en ook niet met mijn vader’ De graphe 3 en 4 73 o “Ik voel mij bestaan, ik heb een gevoel van als mens te existeren” vader = functie van de garant van het symbolische ANDER MÈT TEKORT: 4 GEVOLGEN/NIEUWE FENOMENEN Te zien op het bovenste niveau van de graphe 1. Oprijzen van insisterende vraag: Ché vuoi? o o De vraag verscherpt: ‘wat wil ze eigenlijk?’ omdat het kind begint te beseffen dat de moeder haar verlangen zelf niet helemaal kent Kernvraag in elk psychisme: wat wil de vrouw eigenlijk? (cf. Freud) 2. Besef dat men echt iets wezenlijks kan betekenen voor de moeder, aangezien ze werkelijk iets mist. Dit wezenlijke kan ze zelf niet bepalen/is onbepaald. Dit creëert het fenomeen van het verlangen (désir, d) bij het kind o o o Besef dat de moeder werkelijk een verlangen heeft (ervoor heeft het kind niet het gevoel dat de vraag vertrekt vanuit een wezenlijk tekort) Zorgt parallel voor het ontstaan van het verlangen bij kind zelf Cf. “le désir de l’homme, c’est le désir de l’autre” Maar ook: vanaf het moment dat het kind weet dat zijn moeder iets wezenlijks tekort heeft, iets ontbeert, ontstaat het besef bij het kind dat het écht iets kan betekenen voor de moeder (want daarvoor: wat kun je geven aan iemand die al alles heeft?) Vanaf dan: het streven om effectief datgene te kunnen geven wat de moeder tekort heeft 3. Het oprijzen van het object a in de subjectieve ervaring. De moeder haar tekort valt samen met haar manque-à-être, met wat ze zelf niet in woorden kan uitdrukken. Bij gebrek aan woorden, ‘leest’ het kind de stem en de blik van de moeder als getuigen van haar tekort/verlangen o o o o o o Orde van het fantaseren, de dagdroom Het subject verschijnt dat zich een imaginaire voorstelling maakt van het bevredigen van het tekort van de Ander in de fantasie fantaseren we dat we effectief datgene kunnen geven dat de Ander tekort heeft Psychose: geen dagdromen en geen fantasma er is daar niets, enkel een waan Neurose: rijkelijk aantreffen van gans die structuur van het dagdromen en fantaseren (bv. hysterische neurose: vlucht in de fantasie) (belangrijk diagnostisch criterium!) Het subject verhoudt zich tot de kleine, imaginaire ander de manier waarop het subject zich voorstelt dat hij een beeld van bevrediging op het gelaat van de ander kan toveren Lacan: Grote A = grote Ander = Ander als symbolisch wezen (hogere orde dan het imaginaire) = Ander in de mate waarin hij betekenaars/discours geeft Kleine a = ander in zijn imaginaire aspecten/beeld/uiterlijk = ander zoals hij als imago verschijnt en als imago belangrijk is in het leven De graphe 3 en 4 4. Oprijzen fantasme ($ <> a) als een specifieke verhouding van het Subject tot object a. Het fantasme is gecentreerd op een Ander die het subject op een bepaalde manier bekijkt, die met een bepaalde stem spreekt 74 1. Oprijzen van insisterende vraag: Ché vuoi? 2. Besef dat moeder verlangen (d) heeft 3. Oprijzen fantasme: imaginaire voorstelling van/fantasmatisch antwoord op vraag wat moeder wil (geschreven als $ <> a; de manier waarop het subject zich verhoudt tot kleine/imaginaire ander; zie beschrijving imago liefdesobject/zilverwitte buikje) ‘Het fantasma is een ultieme poging van het subject om aan het wezenlijk raadselachtige en onbepaalde karakter van het verlangen te ontkomen door er een (minimale) bepaaldheid aan te geven’ Van Haute, p. 121 Vb. SCS0020: moeder was niet gelukkig, ze miste iets Che vuoi? o o o o Klinisch voorbeeldje van de manier waarop bij een bepaald subject het tekort naar voor komt in de Ander, en de gevolgen daarvan Hij zou het begrepen hebben mocht zijn moeder een affaire gehad hebben met zijn oom, want die man was ‘zoeter’ DUS: moeder miste iets, verlangde naar iets, naar een ‘zoete’ man Fantasme: zelf als subject een ‘zoete’ man zijn voor een vrouw GRAPHE 4: GENITALE DRIFT – GARANT SYMBOLISCHE Het stuk dat er boven bijkomt, heeft exact dezelfde structuur als het deel dat er al was: hetzelfde als het proces uit de graphe 2, maar deze keer t.a.v. de Ander met een tekort GENITALE DRIFT EN OEDIPUSCOMPLEX Rond 4e jaar (cf. boven: besef dat moeder een tekort heeft) komt de genitale prikkel / seksuele opwinding naar voor De graphe 3 en 4 75 In anale fase (pre-oedipaal) staat onderscheid tussen ‘Ik’ en ‘Jij’, tussen ‘Ik’ en ‘Ander’ centraal Vanaf genitale fase (oedipaal) staat onderscheid ‘jongen’ vs. ‘meisje’ centraal; het kind raakt gefascineerd/geobsedeerd door het geslachtsverschil Onderzoek van Bell (1902) voorafgaand aan Freuds hypothese van infantiele seksualiteit als oorzaak van neurose (Oedipuscomplex) o o o o o o o o o o o Freud: infantiele seksualiteit ligt aan de basis van de neurose o o o o Enige dat Freud echt toegevoegd heeft Het Oedipuscomplex was eigenlijk al beschreven, maar Freud heeft dit verbonden aan psychopathologie Klassieke neurose (hysterie en dwangneurose): je botst altijd op het oedipuscomplex, op het feit dat er iets van de seksualiteit niet geïntegreerd raakt in het psychisme M.a.w. dat het kind er niet in slaagt om seksualiteit binnen het symbolische te krijgen, om zich een voorstelling te maken van zichzelf als seksueel wezen dat verlangd wordt door de Ander Klassieke neurotische symptomen? Ja. SCS0007, SCS0008, SCS0018 o o Vreemd dat het bij de andere vormen van pathologie niet zo vaak naar voor komt Patiënt 18: paniekaanvallen en klassieke fobie: eerste paniekaanval in videotheek in de pornohoek (6 jaar) De graphe 3 en 4 Men veronderstelt vaak dat Freud de infantiele seksualiteit ontdekt heeft, maar dat is niet waar Er waren nog onderzoekers voor Freud die hiermee bezig waren en wezen op het bestaan daarvan, bv. Bell Beschrijft 2500 waarnemingen (waarvan 800 die hij zelf noteerde tijdens werk als schoolpsycholoog) van infantiele seksualiteit (zie ook Freud, 1910) Beschrijvingen van kinderen die doktertje spelen, met elkaar willen trouwen, jaloers zijn als andere kinderen handje vriendje/vriendinnetje vasthouden, kussen, knuffelen, etc. allemaal in een uitgesproken ‘romantische sfeer’ Gepaard met tekenen van lichamelijke opwinding (zie p. 333-334) (maar: komen niet altijd voor) Vooral tussen leeftijd 4-8 jaar; veel minder tussen 8-12 jaar (oedipale periode afgerond: structuur/persoonlijkheid ligt vast) Merkwaardig: even veel onderzoekers (bv. Stern) die dit niet opmerkten (ligt delicaat; men ontkent het liever) Soms zijn kinderen ook verliefd op volwassenen In het begin zijn de kinderen heel naïef in het beleven van de seksuele drift (beseffen nog niet dat dit iets is dat cultureel gesanctioneerd wordt) (goed voorbeeld dat elke drift moet ingepast worden in het symbolische) – ze verstoppen het niet – maar door het toevoegen van specifieke regels gaan ze vlug een vorm van schaamte ontwikkelen Genitale drift vaak op familieleden (zus, broer, moeder, vader) gericht Genitale drift zorgt voor spanningsveld met de ouder van het zelfde geslacht: Voorbeelden Bell (1902) en Westen (1998): ‘Mama zegt dat ze niet meer wil dat jij mijn papa bent. Ga dus maar weg’; ‘Mama, papa moet weggaan. Ik zie hem niet meer graag.’ ‘Waarom?’, ‘Omdat hij een grotere penis heeft dan mij’ 76 o Als je luistert naar mensen met klassieke neurotische symptomen, snijden ze al heel snel het register aan van de infantiele seksualiteit en de strubbelingen op dat vlak verknoopt zich met gans het register van de relatie tussen de ouders (misschien uit elkaar, bang, door mij?, …) web breidt zich uit tot de volledige subjectiviteit DRIE FASEN VAN HET OEDIPUSCOMPLEX (JONGEN VS. MEISJE) JONGEN – EERSTE FASE Wordt nog altijd puur imaginair beleefd (behoort meer bij de pre-oedipale fase) Opmerken tekort bij moeder – oprijzen genitale drift – genitale bezetting moeder-imago (de genitale drift richt zich op het imago van de moeder) – identificatie met imago vader (hainamoration)(verschuiving van identificatie met het andere kind, naar een identificatie met de vader als nieuwe rivaal) als imaginaire fallus/figuur – nog geen referentie naar vader als garant symbolische – vader puur imaginair identificatiefiguur/rivaal MEISJE – EERSTE FASE Idem/spiegelbeeld van bij de jongen Opmerken tekort bij moeder – oprijzen genitale drift – genitale bezetting vader-imago – identificatie met imago moeder (hainamoration) als imaginaire fallus – nog geen referentie naar vader als garant symbolische JONGEN – TWEEDE FASE (CFR. VAN HAUTE PP. 197-199; HET DERDE MOMENT VAN OEDIPUS) Tweede fase vindt niet altijd plaats Opmerken manque-à-être moeder gekoppeld aan symbolische functie vader: het kind snapt dat de moeder voor dat tekort, een stukje beroep doet op de Ander (vader in het beste geval) als symbolisch iemand Identificatie met vader als de garant van het symbolische (‘verbrijzeling’ Oedipuscomplex): belangrijk voor de moeder op het vlak van het spreken, rechtspreken, erkenning, … zorgt voor het wegebben van de spanning uit de verhouding tot de vader Genitale prikkel op die manier gekoppeld aan ‘gevende’/actieve houding van de vader/garant van symbolische, en het bezit van de fallus, datgene wat de vader bezit Tweede fase vindt niet altijd plaats Opmerken manque-à-être moeder gekoppeld aan symbolische functie vader Identificatie met moeder als degene die verlangt naar de garant van het symbolische (‘verbrijzeling’ Oedipuscomplex) Genitale drift gekoppeld aan ‘ontvangende’/passieve houding van de manque-à-être (iemand die de symbolische fallus ontvangt/krijgt) De graphe 3 en 4 MEISJE – TWEEDE FASE 77 JONGEN – DERDE FASE Derde fase vindt zeker niet altijd plaats Merkt op dat vader ook niet alles weet; ook getekend is door manque-à-être en ook iemand anders (moeder?) nodig heeft die hem laat existeren als subject Jongen identificeert zich ook op dit punt met vader MEISJE – DERDE FASE Merkt op dat vader zelf ook niet alles weet; zelf ook getekend is door manque-à-être en ook iemand anders (moeder?) nodig heeft die hem op dit punt tegemoet komt en hem laat existeren als subject Meisje identificeert zich ook op dit punt met de moeder ALGEMEEN – DERDE FASE In de derde fase verdwijnt de asymmetrie tussen man/vrouw voor een groot deel Vrouw niet meer louter ‘ontvangend/passief’, man niet meer louter ‘gevend/actief’ Beiden participeren actief in de symbolische functie BELANGRIJK VERSCHIL TUSSEN JONGEN EN MEISJE OP NIVEAU HECHTING/SPENING o De ontwikkeling van een subject bestaat voor een groot deel uit het loskomen van de moeder als hechtingsfiguur Het kind ontwikkelt een eigen wil, neemt afstand en probeert echt als wezen zich te verzelfstandigen van dat moederwezen in het beste geval helpt de moeder daarmee, helpt het kind naar loskomen van zichelf Op het einde van de anale fase is het kind daar al een flink stuk in gevorderd Maar: belangrijk verschil tussen jongen en meisje: Meisje: in die eerste fase van het oedipuscomplex, wordt de moeder haar rivale (‘concurrentiestrijd’), ontstaat er een bepaalde vorm van agressie naar de moeder toe, wat het onafhankelijk/ matuur worden versnelt Jongen: tegenovergestelde: het loskomen dat aan de gang was tijdens de anale fase, de jongen wordt door het opkomen van de seksuele prikkel teruggeworpen naar de moeder: je krijgt een teruggezogen worden naar de moederfiguur zorgt voor een hernieuwde hechting aan de moeder in de oedipale fase Dat is ook goed merkbaar in het latere liefdesleven: de man (klassieke klacht van de vrouw) heeft altijd de neiging om terug te vallen in de positie van een kind t.a.v. de moeder (vaak voorkomende klacht: “verdoeme, hij denkt waarschijnlijk dat ik zijn moeder ben”) regressie Vanaf spiegelstadium, doorheen anale fase, progressie spening en loskomen van hechtingsfiguur (moeder) De graphe 3 en 4 Grote verklarende kracht m.b.t. het verschil tussen man en vrouw op het vlak van de liefde 78 Bij de jongen richt de genitale drift zich op de hechtingsfiguur en zorgt voor een hernieuwde ‘aanklamping’/hechting Bij het meisje zorgt de genitale drift voor concurrentie en bepaalde vijandigheid naar hechtingsfiguur en bespoedigt/versterkt ze de autonomie Merkbaar in latere liefdesleven: man plaatst liefdesobjecten gemakkelijk op positie van zorgfiguur/moeder neiging om terug kind te worden van de moeder DE GARANT VAN HET SYMBOLISCHE Verschillende keren vermeld dat de moeder, vanuit haar manque-à-être, verlangt naar de vader als garant van het Symbolische o o o Het oedipuscomplex zorgt voor een transformatie op het symbolische niveau Nieuwe dimensie door de oedipale identificatie in de referentie naar de vader Vanaf dan meer een symbolische orde, waar bepaalde wetten gelden en die een bepaalde verbondenheid tussen mensen creëert Garant van het Symbolische = complexe functie met veel verschillende aspecten Transformatie Symbolische: van moeder-taal naar symbolische orde met vaderfiguren als garant SYMBOLISCHE EN VERBONDENHEID Ritueel zeezwaluw (Tinbergen): (groeps)euforie bij uitwisselen object (visje) en overstijgen rivaliteit (verbondenheid > honger) ook dieren kunnen in bepaalde mate een heel klein beetje symbolische verbondenheid ervaren Bij dieren uitzonderlijk; bij mens algemeen: voor mens is dat gevoel van verbondenheid een veel frequenter observeerbaar fenomeen Taal primair: oprijzen taal zorgt voor herkenning en mogelijkheid om ervaring te delen/uit te wisselen; stimulans tot sociale interactie; als het woord komt, noopt het om te spreken (met ander) de taal faciliteert de mogelijkheid om zich verbonden te voelen Ervaring van talige verbondenheid wordt kracht bijgezet door de uitwisseling van vitale ‘objecten’ (vrouwen, voedsel, kledij, etc.), de objecten van de drift o o Taal verschaft structuur om verbondenheid van de groep te organiseren; woorden bakenen functies/posities (man, vrouw, kind, jager, etc.) af binnen de sociale groep taal als systeem om een sociale orde af te bakenen en organiseren SYMBOLISCHE EN MYTHE Heel belangrijk bij het ontstaan van de verbondenheid (samenleving, cultuur) is het ontstaan van de mythes De graphe 3 en 4 Je ziet dat bij gans die imaginaire driftregulatie waaraan de mens tot op bepaalde hoogte onderhevig is en die leidt tot een soort strijd om het liefdesobject, de symbolische dimensie en verbondenheid via de taal daar via de cultuur overwicht op probeert te krijgen Levi-Strauss: gans de structuur van de cultuur (wetten en regels) moet ervoor zorgen dat de verbondenheid primeert op de driften door de uitwisseling van objecten (eerste object: de vrouw) 79 o Mythes vind je op individueel niveau in de kliniek, maar zeker ook op het niveau van de cultuur: als je een cultuur wil samenhouden, moet je een gemeenschappelijk verhaal/mythe hebben die de cultuur fundeert o Structuur sociale groep verankerd in mythes; mythes funderen wetten, regels, taboes die groep duurzaam moeten organiseren en beschermen tegen imaginaire drift Grote beschavingen ontstonden vanuit grote, gedeelde mythes Om groep mensen te laten samenleven, heb je in eerste plaats gedeeld verhaal/mythe nodig Eerste grote, stabiele beschavingen verankerden mythes in materiële wereld Verhaal/symbolische/mythe primair: overschot landbouw leidde tot (mythische) cultus? Of leidde de cultus/mythe tot landbouw/beschaving? (zie tempel Göbekli Tepe, Harari, 2014, p. 104) meer en meer komt men tot de bevinding dat het dit laatste is: het is duidelijk dat de landbouw ontstaan is in functie van die grote bouwwerken (gebaseerd op mythe, materialisatie van de mythe) het verhaal/de mythe is primair! Claude Lévi-Strauss (1908-2009) o o o De man die gans de idee van het Symbolische heeft ‘uitgevonden’ Grootste antropoloog allertijden? Lacan heeft daar zeer veel van zijn inspiratie gehaald (o.a. gans de idee van het Symbolische ook, en ook gelinkt aan psychopathologie) Onderzoek: aantal jaren in Brazilië geleefd en gedoceerd Brazilië, Mato Grosso Staat: heeft daar een aantal maanden bij de Bororo indianen geleefd (zeer kleurrijk volk) en geprobeerd om iets te vatten van wat die samenleving organiseerde en determineerde Eerste wat hij opmerkte: alles van hun leven (wetten, gebouwen, geneeskunde, …) was strikt gedetermineerd door één centrale mythe Voorbeeld (foto van een dorp, circulair opgesteld met een hut in het midden): Acht groepen van drie hutten, en de drie soorten mensen leven daarin o Superieuren o Middelmatigen o Inferieuren Nog iets: een dorp is altijd gespiegeld rond de middenas Romantisch idee van een primitieve samenleving: ‘vrij’ leven realiteit: heel strenge/strikte wetten De mythe van de Bororo indianen Goden schiepen de wereld met drie soorten mensen, en een reeks geboden/ verboden/wetten De mythe fundeert een sociale structuur De graphe 3 en 4 o o o 80 HET SYMBOLISCHE (MYTHE) ALS SOCIALE STRUCTUUR Grondplan van dorp van Bororo indianen o o o o In het midden het huis van de mannen en een plein waar men dansen uitvoerde Op de rand de hutten van acht clans (families) Elke clan ingedeeld in 1. superieuren, 2. middelmatigen en 3. inferieuren De linker- en rechterhelft van het dorp zijn gespiegeld rond de Oost-West as (merk bijvoorbeeld op dat de volgorde superieuren-middelmatigen-inferieuren anders is in beide helften) Superieuren trouwen altijd met superieuren, middelmatigen met middelmatigen en inferieuren met inferieuren Superieuren van een clan mogen echter 1. niet trouwen met superieuren van de eigen clan en 2. niet trouwen met de superieuren van de zes andere clans beleving van de seksualiteit: uiterst gelimiteerd (imaginaire georiënteerdheid/voorkeur kon niet gevolgd worden het Symbolische limiteerde dit) Superieuren van een clan mogen slechts trouwen met superieuren van twee andere clans Besluit: helemaal geen seksuele vrijheid in ‘wilde’ stammen, zeer restrictieve regels omtrent seksualiteit De graphe 3 en 4 81 Doel is om (imaginaire) driftbeleving (in bijzonder seksualiteit) ondergeschikt te houden aan (symbolische) verbondenheid (zie Lévi-Strauss, 1951, p. 158) alles in functie van de groep Voorbeelden van (impliciete) regels omtrent seksuele verbintenissen (beleving van de drift): overblijfsels in onze hedendaagse samenleving: driftbeleving ondergeschikt aan de maatschappelijke verbondenheid o Vader – dochter o Moeder – zoon o Neef – Nicht o Maar ook: Arts – Patiënt(e) Psycholoog – Patiënt(e) Leraar – leerling Sociale klasse? Inwijdingsrituelen: plaats innemen in de symbolische structuur/orde (want een kind zit daar niet vanaf het begin in) vanaf dat moment wordt het kind geacht zich in te schakelen in die symbolische orde, en op dat moment wordt er ook verwacht dat de persoon in kwestie ook zijn specifieke functie vervult binnen de groep (symbolisch object leveren) o o De mythe en het lichaam o o Gans die mythe, sociale structuur en symbolische orde heeft implicaties/gevolgen voor het lichaam (cf. eerder: Marcel Mauss en de effecten van het symbolische op het lichaam modelleren/beïnvloeden/manipuleren zowel bewuste als reflexieve gedragingen) De mythe determineert dus niet enkel de sociale structuur, maar ook het lichaam Fictief voorbeeld Marcel Mauss: symbolische structuur en het lichaam o o o De sjamaan bij de Bororo: L’efficacité symbolique (Lévi-Strauss) maakten van die mythe gebruik bij het genezen van ziekten (bv. bij blokkering kind in geboortekanaal: in verband gebracht met de mythe) Hedendaagse mythe? Materialistisch/mechanistisch wereldbeeld? L’efficacité symbolique (= de effectiviteit van het symbolische) in de geneeskunde? Cfr. Placebo effect (Wampold, 2012) – Cfr. sterftecijfer bij geboorte bij Amish (Bonneux, 2011, p. 90) Beginnen we in onze huidige geneeskunde te beseffen Samenleving: mythe: symbolisch construct De dokter wordt als een soort garant van het symbolisch systeem beschouwd We zijn nog altijd geneigd om enorm te onderschatten in welke mate het symbolische werkzaam is en niet het chemische (cf. sterftecijfer bij geboorte: even sterke daling bij Amish als in de Westerse samenlevingen waar men wel hoogtechnologische geneeskunde toepast) De graphe 3 en 4 Specifieke bijdrage leveren/symbolisch object bijdragen aan de samenleving Equivalent van Oedipuscomplex (= eerste symbolische identificatie): het moment waarop een kind zich identificeert met een symbolisch figuur (‘ik stap ook in die symbolische orde’) Het Oedipuscomplex is een soort niet als dusdanig erkend inwijdingsritueel: een stap waarbij iemand ‘boenk’ zich binnen een bepaalde symbolische orde plaatst 82 Cfr. onderzoek naar het placebo-onderzoek: het feit dat we geloven in die mythe die de dokter representeert, is voor de meeste effecten verantwoordelijk Dit is een voorbeeld van hoe het symbolische beschouwd kan worden als een bepaalde mythe, die een sociale structuur oplegt en tezelfdertijd ook het lichaam determineert én een mythe/symbolisch systeem waar men moet binnen gevoerd worden DE POSITIE VAN DE GARANT VAN HET SYMBOLISCHE Stichting Babylonische rijk (zie Harari, 2014, pp. 117-119) Code Hammurabi (1776 van Chr.): o o o De garanten van het Symbolische zijn zelden de personen met de grootste fysieke kracht (Harari, 2014; p. 168); klemtoon ligt op weten: mensen bij wie een bepaald weten verondersteld wordt o o Functies van de garant van het Symbolische: o o Binnen een patriarchaal systeem is de garant van het Symbolische de vader en m.a.w. identificeert het kind zich bij het oedipuscomplex rechtstreeks (jongen) of onrechtstreeks (meisje) met de vader als de garant van het Symbolische DAT is het moment waarop het kind binnen de orde van het Symbolische stapt Zeer merkwaardig: bij niet-patriarchale samenlevingen is de garant van het Symbolische de oom langs moeders zijde (de wet binnen de familie wordt door hem gesteld: straft bij conflicten, …) Binnen die culturen heb je heel andere vormen van psychopathologie Het oedipuscomplex bestaat enkel in die culturen waarin de vader de garant van het Symbolische is, wat voor een vreemd spanningsveld zorgt (verbiedt de seksualiteit binnen de familie, maar overtreedt dit zelf) zorgt voor het ontstaan van de klassieke neurose in het oedipuscomplex In dit soort culturen heb je dan ook geen klassieke neurose Recht op spreken/ruimte vrijwaren voor elk subject binnen de groep: ervoor zorgen dat elk subject een bepaalde plaats heeft binnen het symbolisch systeem Erkenning van de bijdrage aan de groep: ervoor zorgen dat elk lid van de groep erkend wordt in de bijdrage dat hij levert (enorm belangrijk in het symbolische) Daarnaast een aantal ‘subtielere’ symbolische functies (en vooral deze zijn belangrijk) o Gekoppeld aan manque-à-être en verschil subject van uitspreken – subject van uitspraak: Een symbolisch figuur moet ook horen en zien wat de capaciteiten zijn van iemand, de passies en verlagen Als mens proberen we allemaal iets te zeggen omtrent ons verlangen, en we hebben allemaal iemand nodig die dit opmerkt, om ons er echt bewust van te worden en echt te voelen dat we bestaan als subject: HOREN wie De graphe 3 en 4 Mythe (Goden Anu, Enlil en Marduk hebben gesproken) Wetboek (300 juridische uitspraken; 2 geslachten, 3 klassen) Aanstelling Garant Symbolische (Hammurabi): de mythe specifieert dat er bepaalde mensen zijn die ervoor moeten zorgen dat de wetten en regels die in de mythe gespecifieerd worden, ook nageleefd worden Garanten van het Symbolische: mensen die er persoonlijk voor zorgen dat het Symbolisch systeem nageleefd wordt 83 o o het subject is, wat hem drijft, en ervoor plaats maken in het spreken om te tonen dat hij het subject hoort Subject kan niet precies zeggen wat het wil; heeft Ander nodig om verlangen te kennen; iemand die hoort/ziet wat subject passioneert/wil/verlangt zònder dat hij/zij eigen verlangen oplegt (!!) Garant symbolische moet ook deze functie vervullen: horen wat het subject graag doet, helpen om het verlangen van het subject te symboliseren Symbolische systemen hebben een inherente neiging om terug naar het imaginaire te kantelen o o o o o o Het Symbolische systeem is gemaakt om die imaginaire rivaliteit in te dijken, om te zorgen dat de imaginaire driftbeleving ondergeschikt wordt aan de symbolische verbondenheid Maar: je ziet eigenlijk dat elk symbolisch systeem de neiging heeft om terug te kantelen naar een imaginaire structuur Bv. elke vorm van machtsmisbruik, iemand die een belangrijke symbolische bekleedt (binnen de maatschappij of familie) heeft de kans om die symbolische macht te gebruiken op het imaginaire niveau (bv. rivalen uitschakelen) de imaginaire dimensie haalt het dan op het symbolische Symbolische posities worden gemakkelijk misbruikt in imaginaire strijd Voorbeeld: De Bororo’s beslisten op basis van mythe dat een deel van de bevolking inferieur is Klinische voorbeelden: PTR 0008: ‘Ik aanvaard positie van ‘vrouw’ niet en zal zorgen dat jullie mijn eigenheid respecteren via mijn symptoom.’ PTR 0020: ‘Wat jij geeft, stelt niets voor.’ PTR 0017: ‘Zwijgt gij, kleinen’. ‘Zwijgt gij, depressieven’ GARANT SYMBOLISCHE IN OEDIPUS Elke familie heeft zijn mythe (?) (vb. SCS0020: vader als verzetsstrijder tijdens WOII); elke familie heeft zijn garanten van het symbolische (?) o o o Elke familie heeft een bepaalde mythische geschiedenis, en het is door die mythe te herschrijven en de eraan verbonden wetten/regels/taboes/beperkingen te bespreken, bevragen door erover te bespreken kan je als psycholoog een impact hebben op de subjectiviteit Cf. Freud: ‘familiemythe van de neuroticus’ Cf. Lacan: het is die familiemythe die geanalyseerd moet worden Garant van het symbolische in Oedipus: vader komt tegemoet aan het manque-à-être van de moeder, bewaakt de rechten elk familielid, geeft erkenning Subject identificeert zich met de vader Korte herneming m.b.t. garant van het Symbolische: o o o Een tekort in de Ander komt naar voor samen met de genitale drift Daar richt het kind zich op een identificatie met de vader (voornaamste identificatiefiguur + symbolische garant) In het oedipuscomplex wordt de vader op het niveau van de identiteit het voornaamste referentiepunt, terwijl het daarvoor de moeder was De graphe 3 en 4 84 1. Het kind probeert zich te vatten in termen van de moedertaal (Lacan: het subject wordt gedeeld/verdeeld door de moeder): het kind meet zichzelf af en drukt zichzelf uit in termen van het moederlijke discours (moeder = maatstaf waaraan het subject zichzelf afmeet) pre-oedipale fase 2. En de moeder heeft de vader, als symbolisch figuur, als maatstaf tijdens de oedipale fase wordt dit naast (1) gezet, ermee vermenigvuldigd 3. Je kunt de moeder tweemaal schrappen en dan krijg je een subject dat als voornaamste referentiepunt die Symbolische Ander heeft Buitengewoon krachtig iets om te tonen hoe de realiteit fundamenteel van referentiepunt verandert door de symbolische identificatie Dat verandert volledig de manier waarop het subject zichzelf een realiteit construeert en zichzelf ook voelt Door die oedipale identificatie met de Symbolische Ander, ‘overschrijft’ gans die vroegere realiteit en vroegere vorm van subjectiviteit: doordat er een ander referentiepunt komt, wordt gans die eerste vorm van subjectieve ervaring overschreven ze verdwijnt, ze wordt een laag onder die Symbolische laag, onder de laag die gevormd wordt door de oedipale identificatie En dus: gans die eerste realiteit waarin men zich direct verhield tot het verlangen van de moeder, wordt het onbewuste met de oedipale identificatie, ontstaat het onbewuste, zijnde die subjectieve ervaringen en resem betekenaars en imago’s die in directe referentie naar het moederlijke verlangen werden gevormd Daardoor verandert de realiteit totaal van karakter en kleur 1 2 3 De oedipale identificatie zorgt voor het ontstaan van het onbewuste: de pre-oedipale wereld (‘wat wil de moeder?’) ‘kantelt/valt in de schaduw’ door nieuw referentiepunt (symbolische Ander) DE GRAPHE 4 – BOVENSTE NIVEAU Het bovenste deel (niveau 4 en 5) van de graphe is exact hetzelfde als het onderste deel (niveau 2 en 3) o o Onderste deel: Niveau 3: symbolisch niveau: ketting van betekenaars – het niveau van de betekenaar betreft het spreken van de eerste ander Niveau 2: imaginair niveau: het niveau van het imago, van de identificatie met een beeld Bovenste deel: Niveau 5: symbolisch niveau: verwijst naar de betekenaar De graphe 3 en 4 85 Niveau 4: imaginair niveau: verwijst naar het imago Er zijn ook verschillen tussen beide delen Het imaginaire niveau zit gegrepen in het symbolische niveau (zie pijlen) Symbolische niveaus: o o o o Op het onderste deel vind je een Ander zonder streep/tekort die een discours vertegenwoordigt en een aantal betekenissen genereert (retroactief): het kind gaat ervan uit dat de Ander weet wat hij zegt en wat hij wil “ik moet die boodschap weten te interpreteren” (lukt niet volledig kind = verantwoordelijk) Het onderste deel opent zich op een bepaald moment door de ontdekking/besef van het tekort en daaruit ontstaat er een totaal andere psychologische fenomenologie en register van subjectieve ervaringen die het kind tot dan toe niet had In die ervaring staat ($ <> D) centraal, is dat het eerste dat oprijst Als je naar die bovenste helft kijkt, valt er iets onmiddellijk op: De Ander is getekend met een streep, heeft een tekort De twee mathemen zijn complexer ($ <> D) lees je als de verhouding van het subject t.o.v. de vraag o D = demande (= schat aan betekenaars) (= matheem van de drift/pulsie) o <> drukt een bepaalde verhouding én afstand uit t.o.v. de vraag van de Ander zeer kenmerkend voor die bovenste verdieping: afstand ( samenvallen met betekenaar, met verlangen van de Ander) interpreteren, invulling geven, zelf iets maken van de vraag vrijheid: vraag wordt minder dwingend o Die schat aan betekenaars hier is bijzonder gemaakt door Lacan: het betreft de vraag van de Ander: vanaf dat het kind opmerkt dat de Ander een tekort heeft, wordt deze voor een stuk gereduceerd tot de vraag dat hij stelt (‘Wat is het dat hij vraagt?’) de volledige aandacht van het kind wordt gefocust op dat aspect van tekort o De schat aan betekenaars bestaat op dat moment uit het geheel aan vragen dat de Ander stelt aan het kind o ‘Matheem van de pulsie/drift’: verschillende interpretaties en invullingen mogelijk??? o Elk subject verhoudt zich op zijn typische manier tot die vraag; er is daar enorm veel verschil in (bij het ene subject leeft die vraag veel meer dan bij een ander) strikt gecorreleerd aan de totale gedrevenheid van het subject (drift van het subject is fundamenteel verschillend van het instinct bij het dier!) S(A/) is de betekenaar voor het tekort in de Ander o Dat is het moeilijkst te begrijpen van heel de graphe o De moeder in haar tekort, haar spreken daarover en de vraag die ze daarbij formuleert, verwijst in haar spreken ook naar een Ander: ze geeft een hint omtrent datgene wat er haar tekort invult De graphe 3 en 4 86 o o o Die hint kan subtiel zijn (nooit uitgesproken): bv. casus Kaat: hint van liefde bij de moeder bij foto van halfbroer op die manier wordt die foto en het discours daarrond, betekenaars voor het verlangen/tekort van de moeder o Op dezelfde plaats noteert Lacan (in het 5e seminarie) soms de symbolische functie/fallus: het eigen gebrek aan weten van de moeder, wordt ingevuld door iemand aan wie ze wel een weten toeschrijft o Lacan: “de liefde richt zich tot het weten” (weten omtrent verlangen, omtrent wie we zijn als verlangende wezens) o “Macht erotiseert” o Cf. aan het begin van een therapie moet er zoiets ontstaan als een ‘sujet supposé savoir’, m.a.w.: de persoon in kwestie die bij jou komt, moet je ergens op de positie van die S(A/) stellen (“ik geloof dat jij iets weet over mijn verlangen, dat jij me daarover iets kan bijbrengen”): je moet gezien worden als iemand die een symbolische functie kan vervullen MAAR: je moet als therapeut heel voorzichtig omgaan met dat weten dat je toegeschreven wordt! Geen meesterpositie Beter analytische positie Op het onderste niveau is er ook een vraag, een zeer aliënerende vraag: zorgt ervoor dat het kind iemand wordt vóór een Ander (het kind aliëneert zich qua verlangen aan diegene die de vraag stelt) De vraag op het bovenste niveau is een subjectiverende vraag die vertrekt vanuit het tekort (aan weten) bij de moeder, en de moeder getuigt daar ook van in haar vraag die vraag laat ruimte voor invulling/interpretatie open (= intransitieve vraag) Je hebt op het bovenste niveau ook jouissance en castration Onderste deel: Naarmate iemand spreekt en de ketting van betekenaars zich ontrolt, gebeurt er een bepaald proces van betekenisverlening, en in die situaties waar er veel betekenisverlening gebeurt schiet er weinig over en is de stem als subjectief gegeven weinig belangrijk (restproduct) hoe groter de betekenisverlening die geëxtraheerd wordt uit de betekenaar, hoe minder van de stem als subjectiviteit overschiet Op het bovenste niveau kun je die pijl op dezelfde manier interpreteren: je hebt die symbolische functie, betekenaar voor het tekort van de Ander, die sowieso beladen wordt met een stuk genot: jouissance (psychisch genot) Jouissance: hoe meer er een discours (verhaal, betekenaars) is omtrent dat tekort, hoe meer er van dat genot/jouissance op een symbolische manier gebonden wordt en daarbinnen beleefd wordt, en m.a.w. hoe minder castratie er over schiet als restproduct Zeer gelijklopende structuur, behalve dat het hier gaat om een Ander mét tekort De graphe 3 en 4 o 87 Imaginaire niveaus: o o Onderste deel graphe: er is een boodschap, het kind gelooft dat de Ander die boodschap kent, maar begrijpt het zelf niet helemaal het imago geeft een sluitend antwoord op wat die Ander wil van het kind: image de l’autre waarnaar het discours van de moeder/Ander, het kind richt + identificatie daarmee (moi: vormt het ideaal-ik die mee de boodschap die geëxtraheerd wordt uit het discours van de moeder, mee gaat bepalen) hetzelfde fenomeen krijg je op de bovenste helft Bovenste deel graphe: er is een Ander (bv. moeder) die iets zegt over zijn tekort, over zijn verlangen, en op welke manier hij dit vindt in een twee Ander daaruit ontstaat er een verlangen/désir (‘dat wil ik’, ‘dat wil ik zijn’) en dat verlangen wordt onmiddellijk fantasmatisch ingevuld (fantasie, dagdroom op imaginair niveau, een reeks visuele voorstellingen van hoe het zou zijn om dat tekort van de Ander effectief in te vullen) Dat fantasme wordt op de graphe voorgesteld door ($ <> a), die we lezen als de verhouding van het subject tot het imago van de kleine ander Lacan: imago van de kleine ander: identificatiefiguur die hét heeft op imaginair niveau (imago, uiterlijk, sociale status, …) Het niveau van het imaginaire op de bovenste helft van de graphe wordt daardoor gekenmerkt: het niveau van het imaginaire in de zin van de dagdroom en fantasie Onderste niveau: niveau van het Ego men neemt het Ego serieus omdat men denkt dat beeld te zijn, met dat Ego samen te vallen Bovenste niveau: de mens, het subject, beseft heel goed dat het dat beeld niet is (daarom: na elke periode van dagdromen volgt er een ‘lichte depressie’) Opnieuw ‘<>’: de verhouding van het subject tot het imago van de Ander er is afstand, het valt er niet mee samen Freud gebruikt de term ‘imaginair’ alleen in verwijzing naar de soort imaginaire fenomenologie op het bovenste niveau van de graphe (niveau 4) “Hoe neurotischer mensen zijn, hoe meer ze in het rijk van de fantasieën en dagdromen leven” Maar: bij psychoses vindt je dat totaal niet: als het register van het fantaseren en dagdromen totaal ontbreekt, kan dat een indicatie zijn van een psychose (en omgekeerd: als je het wel aantreft, is het geen psychose) De openheid die in het symbolische zit, zit op het bovenste niveau ook in het imaginaire: je hebt een Ander met een tekort, die ruimte laat voor het subject en aangeeft ook niet alles te weten, én een kind die de Ander ook als dusdanig ervaart (in de psychose ontbreekt die Ander met tekort) Twee soorten antwoorden op het tekort van de Ander: o Symbolisch: het oprijzen van een verhaal, betekenaars, iemand die iets zegt over waar het verlangen naar uitgaat o Imaginair: stroom van beelden, dagdromen, fantaseren, … waarin men zich voorstelt van tegemoet te komen aan het tekort van de Ander De graphe 3 en 4 88 Herhaling met variatie van onderste niveau Symbolische onderste vs. Symbolische bovenste niveau: op bovenste niveau een Ander met tekort (manque-à-être) die verwijst naar de garant van het symbolische als S(A/) o o o Imaginaire niveau onderste vs. bovenste niveau o o o o o ($ <> D) = manier waarop voor dit subject de vraag (Demande) van de Ander verschijnt Vraag van de Ander: de Ander vraagt vanuit manque-à-être aan het subject om bepaald iemand te worden Radicaal verschil met vraag op onderste niveau, die niet vertrekt vanuit tekort (of niet als dusdanig gepercipieerd wordt) Op onderste niveau identificatie met ideaalbeeld; sluitend antwoord op vraag wat ander wil Op bovenste niveau fantasmatisch antwoord op tekort Ander (fantasme, verlangen, zie ook dagdroom) Imaginaire onderste niveau: narcisme, valse zekerheid te weten wie men is Imaginaire bovenste niveau: sfeer van fantasie en dagdroom (zie invulling Freud imaginaire), besef van ‘irrealiteit’, besef dat beleving van orde van wens en niet realiteit is De vraag van de moeder zegt iets omtrent haar verlangen (d); het verlangen d leidt tot het fantasme; het fantasme beïnvloedt hoe/waar men de betekenaar van het tekort situeert (vb. SCS0008) Vector jouissance – castration Niveau 5 Niveau 4 Niveau 3 Niveau 2 Niveau 1 Garant van het symbolische in therapie: therapeut komt eveneens op de positie van de garant van het symbolische: o o (Recht spreken) Erkenning bijdrage subject De graphe 3 en 4 THERAPEUT ALS GARANT VAN HET SYMBOLISCHE 89 o Horen wat het subject verlangt (zonder eigen verlangen op te leggen) Verder uitgelegd a.d.h.v. discourstheorie DE GRAPHE 4 – BOVENSTE NIVEAU Onderste niveau: Imaginaire (niveau 2) gegrepen in symbolische (niveau 3) Bovenste niveau: Imaginaire (niveau 4) gegrepen in symbolische (niveau 5) ‘Idea vera debet cum suo ideato convenire’ (Spinoza, Ethica) SYMBOLISCHE BOVENSTE HELFT GRAPHE Symbolische onderste helft: A zonder streep – consistent verlangen – tekort aan weten wordt door kind langs eigen kant ervaren Symbolische bovenste helft: A met streep – Ander met een tekort – Ander weet zelf niet wat hij/zij wil/verlangt Mathemen: o ($<>D): equivalent A op onderste helft – schat aan betekenaars – gelezen als ‘verhouding subject tot vraag (van Ander) – het matheem van het drift/pulsie De <> (‘poinçon’) duidt op bepaalde afstand van subject tot ketting betekenaars/vraag. Typisch voor bovenste niveau Graphe Op bovenste niveau meer afstand wegens besef tekort Ander Opening ruimte voor subject binnen de grenzen van de (symbolische) wet (Zie eerder ‘symbolische als sociale structuur’) De vraag (la Demande) op bovenste vs. onderste niveau o Onderste niveau: Aliënerende vraag Vraag van meester naar ondergeschikte (cfr. slaaf Hegel) toe De graphe 3 en 4 o 90 o ‘L’amour, c’est donner ce qu’on n’a pas …’ (Lacan) o o o ‘When you get what you want, you don’t want what you get’ (Irwing Berlin, componist) o o ‘De liefde, dat is geven wat je niet hebt’ Het is een bepaalde vraag geven: iets vragen van de Ander, de Ander nodig hebben als de mens die men is, als subject “Ik geef je mijn vraag, ik geef je mijn tekort als mens” Iets vragen, maar het niet invullen Als de Ander in de liefde precies dat is wat je kon onder woorden brengen, wat je wilde, voel je dat het niet echt dat is Wat we echt willen en wat echt ons verlangen bevredigt, is iets wat we niet precies kunnen uitdrukken De man die precies wist waarom hij verliefd was op Simonne De Beauvoir … o o Eigenschap/kenmerk van de verliefdheid is dat je het eigenlijk niet goed weet Er zit iets in het verlangen, de liefde, dat niet precies determineerbaar is en dat precies uitgedrukt wordt door een onbepaalde, intransitieve vraag De vraag is slechts constituerend voor ons als subject, als er ruimte/plaats in is voor het subject (zodat men niet verdwijnt als mens) S(A/): betekenaar voor het tekort bij de Ander – in de confrontatie met het tekort verwijst de Ander naar iemand Anders – symbolische functie o o o o De subtielere symbolische functies ‘De liefde richt zich tot het weten’ (Lacan) vs. ‘Macht erotiseert’; symbolische (bovenste helft) vs. Imaginaire (onderste helft) liefde ‘L’amour c’est donner ce qu’on n’a pas … et recevoir ce qu’on ne peut pas posséder’ (Lacan) Draagt op beide niveaus een paradox in zich: Je kunt in zekere zin niet geven wat je niet hebt, maar op het niveau van het tekort wel En het is krijgen/ontvangen en toch aan de verleiding weerstaan om het als een verworven iets te gaan beschouwen: niet zomaar zeggen “ja ik heb dat, ik bezit dat (weten)” Liefde ~ therapeutische positie ‘Jij geeft jezelf als subject met een tekort aan mij, ik ontvang je, ik hoor je, maar ik geef je ook telkens aan jezelf terug.’ Essentie van de positie van de analyticus: zie discourstheorie De betekenis [s(A)] van de Ander vs. de betekenaar van het tekort van het Ander [S(A/)] De graphe 3 en 4 Vraag inhoudelijk strikt bepaald ‘Ik wil dat je x doet’ (zie Transitieve vraag, Lacan, 1966, p. 617) Bovenste vraag: Subjectiverende vraag Vertrekt vanuit tekort Ander ‘Ik heb je nodig zoals je bent als subject’ Inhoudelijk ONbepaalde vraag Intransitieve vraag (Lacan, 1966, p. 617) 91 o o o Het tekort in de Ander verwijst precies naar het punt waar de Ander zichzelf en zijn verlangen niet begrijpt, waar hij geen betekenis kan genereren, en enkel kan verwijzen naar een Ander die dit wèl kan Op het onderste niveau vinden we s(A), een betekenis van de Ander, een betekenis gegenereerd door de Ander het kind interpreteert het discours van de Ander in bepaalde mate en geeft er een invulling aan Op het bovenste niveau vinden we S(A/) de betekenaar van het tekort van de Ander (en NIET de betekenis van het tekort in de Ander) het tekort in de Ander is precies dat punt waar de Ander zelf geen betekenis kan genereren (‘ik weet niet alles, als mens ben ik zelf op zoek’) (de verwijzing naar de Ander wordt een pure betekenaar, en gaat niet over in het register van de betekenis) IMAGINAIRE BOVENSTE HELFT GRAPHE Imaginaire op onderste niveau: imago is sluitend antwoord op vraag naar verlangen moeder o o o Narcistisch, totalitair, ego-centrisch His majesty the baby Ideaal-Ik Imaginaire op bovenste niveau: o o o Verschuivend en dromerig karakter ‘Opener’ van aard dan op onderste niveau Openheid sluit aan bij aard van symbolische op bovenste niveau d: Verlangen, ontstaat uit besef van tekort in de Ander ($ <> a): fantasme; verhouding van subject tot imago gelijke/rivaal/perfecte kleine ander o o o o Dwangneurose: perfecte vriend/vriendin Concrete fenomenen: dagdromen – fantaseren Imaginaire in Freudiaanse zin In dagdromen/fantaseren verbeelden we ons imaginaire invulling van het tekort van de Ander; Ander verlangt iemand met perfect imago/die succesvol is in imaginaire Zie stationsromannetje – romantische film Bespreking vectoren waarmee imaginaire ingebed zit in symbolische op bovenste niveau VERDERE VERGELIJKING BOVEN-ONDER Verschillende soorten liefde/relaties (elk niveau van de graphe gaat samen met een typische vorm van relaties/liefde): o o Liefde Ego: ander is statussymbool door uiterlijk, positie, rijkdom, etc. (Imaginaire onderste niveau) een relatie met zo’n persoon zou mezelf op imaginair niveau, als Ego, strelen (het zou mij perfecter maken op het imaginaire niveau) Liefde op niveau hechting: veiligheid door duidelijke vraag/verwachting; ‘Blijf bij mij en ik zal alles doen wat je vraagt’ (Symbolische onderste niveau) men zoekt veiligheid in duidelijkheid: ‘ik wil bij jou zijn, en zeg mij wat ik moet doen, ik zal alles doen wat je vraagt’ (kom je in de kliniek enorm vaak tegen: heeft bij veel mensen een enorm wurgend effect) De graphe 3 en 4 92 o o o Angst: angst om uit verlangen almachtige Ander te vallen vs. angst voor wet o o Fantasmatische liefde; alsof dagdroom werkelijkheid wordt (Imaginaire bovenste niveau) dolle verliefdheid op het niveau van het dagdromen, fantaseren (past perfect binnen de manier waarop men fantaseert over de Ander) Liefde gelinkt aan kwaliteit spreken (Symbolische liefde op bovenste niveau): de manier waarop die persoon bestaat, geeft mij het gevoel dichter bij mezelf te komen en beter te voelen/weten wat ik wil Vaak mengvormen Onderste niveau graphe (cf. automatische, primaire angst): een angst die ultiem gekoppeld is aan de vrees om in de handen van een almachtige Ander (zonder tekort) te vallen die het niet goed met je voor heeft Vind je in het extreme in die structuur die eenvoudigweg zich geen andere voorstelling van de Ander kan maken dan de Ander zonder tekort (bv. paranoia: achtervolgingswaan) Zie je ook in de neurose: bv. vrees om iets te doen (bv. plots bepaalde agressie plegen) waardoor er mij niemand nog graag zou zien (almachtige Ander waardoor ze verworpen zouden worden) Bovenste niveau graphe (cf. angst voor de angst): de verwijzing naar/identificatie met een symbolisch figuur die een bepaalde wet handhaaft en zorgt dat er ruimte is voor elk subject en die ervoor zorgt dat het subject zich veilig kan voelen als het aan de wet gehoorzaamt angst om gestraft te worden als het de wet niet volgt Bestaat niet bij de paranoia (de wet volgen telt niet, want die Ander staat erboven) De wet limiteert én beschermt Seksualiteit: gebaseerd op machtsverhouding vs. subjectiverend o o Hoe meer iemand zich op dat onderste niveau van de graphe bevindt, hoe meer de seksualiteit getekend wordt door een zekere machtsverhouding (cfr. ‘macht erotiseert’, JA: in zoverre je je ophoudt op dat onderste niveau) Op het bovenste niveau is de seksualiteit veel meer gekoppeld aan het spreken en een proces van subjectivering: de seksuele prikkel die verbonden is aan het iemand ontmoeten die je als subject ziet, als subject doet bestaan en opmerkt GRAPHE IN HET DAGDAGELIJKSE LEVEN Zoektocht naar duidelijke verwachtingen Ander (prof. vs. duidelijk omschreven job; studenten die moeite hebben als proffen elkaar tegenspreken, etc.) o o In de kliniek kom je heel vaak tegen dat een subject door de Ander naar het onderste niveau van de graphe gepusht wordt Ook zeer vaak in het dagelijkse leven zie je dat mensen zelf zoeken om terug naar beneden te geraken (duidelijkheid m.b.t. wat de Ander verwacht, terug op z’n gemak zijn, …) Vrijheid/creativiteit vs. duidelijkheid en veiligheid Lacaniaanse teksten (= multi-interpretabel) dwingen subject naar bovenste niveau Graphe Mens wil naar onderste niveau Graphe, maar wel op eigen keuze … Verschil tussen subjecten die naar onderste niveau Graphe willen en subjecten voor wie bovenste niveau niet bestaat (!) De graphe 3 en 4 93 KLINISCHE VIGNETTEN Kaat SCS0020 SCS0008 SCS0017 SCS0023 GRAPHE EN DISCOURSTHEORIE Garant symbolische in therapie: therapeut komt eveneens op de positie van de garant van het symbolische de therapeut komt op de positie te staan van een symbolisch figuur, iemand waarop beroep gedaan wordt in zijn symbolische functie (vooral de subtielere invullingen van die symbolische functie) o o o (Recht spreken) (moet je in therapie toch ook tot op bepaalde hoogte doen; maar let hier mee op!) Erkenning bijdrage/kwaliteiten subject (moet je ook soms doen als therapeut) Horen wat het subject verlangt (zonder eigen verlangen op te leggen) Discourstheorie gaat over manieren waarop subjecten zich kunnen verhouden tot elkaar exact 4 types manieren waarop 2 mensen zich talig tot elkaar kunnen verhouden Lacan states that there are exactly four types of conversations, which he calls the four ‘discourses’: o o o o The discourse of the master The academic discourse The hysterical discourse The psychoanalytic discourse Lacan formalizes these four discourses in four formula’s: = meesterdiscours = hysterisch discours De graphe 3 en 4 94 = psychoanalytisch discours = academisch discours overall zelfde structuur: 4 posities met pijlen errond o 4 soorten effecten in psychotherapie Roterende structuur: zie pijlen Linker- vs rechterkant: Linkerkant: verwijst naar de ‘dominante’ persoon: in elke talige interactie is er één persoon die dominant is en een andere persoon die min of meer volgt (één van de twee personen bepaalt altijd het type interactie) Rechterkant: de persoon die volgt, die meegaat in het discours Boven- vs onderkant: Bovenkant: manifest niveau: hetgeen in de conversatie gebeurt dat duidelijk is (bv. lesgeven) Onderkant: latent niveau: de reden waarom iets gebeurt, verwijst naar de waarheid en het effect van het spreken Rotating structure 4 positions Represents a conversation between two persons Left = person that determines the type of discourse (conversation), called ‘the dominant’ by Lacan (Lacan, 1969, p. 48; English translation, p. 43) Right = person that experiences (undergoes) the discourse Upper part = manifest part of the discourse Lower part = latent part of the discourse De graphe 3 en 4 o o o 95 o Over die 4 posities (waarheid, ander, agens en effect) roteren er vier termen: Kleine a (≠ kleine a uit graphe!!) als object a Het verdeelde subject $ S1 S2 Die termen zijn in elke formule van de discourses gelijk! (en in zelfde volgorde; maar altijd één kwartje doorgeroteerd) Four terms are always in the same order Every term has a causal impact on the next term; the last term has a causal impact on the first term Explanation of the four terms within the context of the master discourse o o o Verwijst met het word ‘meester’ naar de antieke cultuur (Grieken, Romeinen) en de antieke slaaf, onderworpen aan de meester, alsook naar Hegel en de meesterslaaf dialectiek Meester = diegene die zegt wat hij wil Slaaf = diegene die moet uitvoeren wat hij wil Agens (linksboven) = S1 = meesterbetekenaar (het weten van de meester) De uitspraak, de woorden, waarmee de meester zijn verlangen kenbaar maakt De betekenaar waarmee de meester zijn verlangen oplegt aan de slaaf De meester wordt verondersteld van te weten wat hij wil en dit via de meesterbetekenaar te communiceren Maar: zeer opmerkelijk (volgens Lacan): de meester weet zelf niet wat hij wil (zit zelf boordevol twijfel) De meester (links; bepaalt het discours) legt zijn verlangen op (zie pijl), maakt duidelijk wat hij wil, en de slaaf (rechts) probeert het uit te voeren De slaaf reageert en probeert dat verlangen uit te voeren, en ontwikkelt zo een S2 Ander (rechtsboven) = S2 = de ‘savoir faire’ van de slaaf (een soort stielkennis) Terwijl de slaaf probeert uit te voeren wat de meester van hem vraagt, ontwikkelt hij een bepaalde ‘savoir faire’, ‘know-how’, stielkennis De graphe 3 en 4 Meesterdiscours 96 o o Dat heeft alle soorten echo’s naar Hegel zijn discours, die zei dat uiteindelijk op het einde van de geschiedenis, de slaaf wint (heeft leren werken en heeft voldoening om wat hij gerealiseerd heeft) Als effect heb je het gevoel van monddood gemaakt te zijn (rechtsonder) Effect (rechtsonder) = a = het object a = de positie van diegene die het recht niet heeft om te spreken (monddood gemaakt) Er zijn ook een aantal andere invullingen van het object a, die op het eerste zicht radicaal anders zijn (bv. dat deel van de drift dat niet gesymboliseerd is), maar die schijnbaar verschillende invullingen komen op hetzelfde neer Het is in de mate dat je je drift niet kan regelen volgens de vraag en de wet van de Ander, dat je geen recht hebt op spreken Bv. een pedofiel: krijgt een vorm van drift niet geregeld conform de wet nauwelijks recht op spreken Waarheid (linksonder) = $ = het verdeelde subject = de meester die op een bepaalde manier zijn verlangen uitdrukt Hij spreekt iets uit, maar is niet voldaan geconfronteerd met een verschuivend verlangen en met het manque-à-être (‘ik weet niet juist waarom ik dat allemaal wil’) Dit is een beetje het ‘drama’ van de meester: brengt hem niet echt naar het punt waar dat hij wilde zijn Voor de meester: alleen bij een ontmoeting met de Ander die hij echt graag ziet, krijgt hij het gevoel te existeren als subject Lacan (1969) refers to Hegel’s master-slave dialetics The master = the one who knows what has to be done and consequently is allowed to impose his knowledge to others (the slaves) The Master Signifier S1 = the knowledge of the master that is imposed to the slave o o The secondary signifier S2 = the know-how of the slave o Example: the know-how to construct a road Several definitions of the object a in the theory of Lacan o o They finally all converge and boil down to the same thing In the context of the discourse theory, the object a refers to the slave’s experience that he doesn’t have the right to speak because he doesn’t know, because he doesn’t have the knowledge (Lacan, pp. 42-43) Lacan, sem. XVII p. 32 English translation: ‘The slave knows many things, but what he knows even better still is what the master wants, even if the master does not know it himself, which is the usual case, for otherwise he would not be a master’ In the final analysis, the master – although he articulates his desire in a firm way to his slaves – doesn’t know his desire either. The ultimate object of his desire, remains unclear o o Human desire is constantly divided, we constantly feel more or less intense levels of conflict Therefore, human subjectivity, which is based on desire, is fundamentelly divided De graphe 3 en 4 Example: ‘I command you to construct roads and to build ships’ When a slave is confronted with the master’s imperative (‘Construct a road’), the slave tries to do as he is told, and in doing such, he develops know-how 97 HYSTERISCH DISCOURS Agens Ander Waarheid Effect o o o o o o o o De psychoanalyse is ontstaan in de confrontatie met een hysterisch discours Hier wordt er vertrokken van een verdeeld subject: het hysterisch subject demonstreert de verdeeldheid en brengt die naar het manifeste niveau Typische subject dat je tegenkomt in de praktijk: een subject die het niet meer weet, verdeeld is, … “mijn verdeeldheid als mens wordt ondraaglijk” Het gehysteriseerd subject (links boven: subject dat het discours bepaalt) richt zich tot de Ander met die verdeeldheid De Ander wordt initieel (meestal) aangesproken als meester: zal iets weten, iets kunnen zeggen, advies kunnen geven waarmee die verdeeldheid kan opgelost raken (= verwachting van het hysterisch subject) Degene die luistert ontwikkelt iets (leert het subject kennen; cf. Freud), een soort ‘savoir faire’, een S2, een stielkennis, een manier waarop je kunt luisteren naar dat subject De waarheid (langs de kant van het hysterisch subject) is het object a: de ervaring van monddood gemaakt te zijn schreeuwt uit de kliniek: “ik krijg geen adem, kan niet spreken, wat ik ook zeg …” Die formule vat de interactie van het hysterisch subject die zich tot de Ander wendt, in de hoop dat die Ander via het geven van de meesterbetekenaar, hem uit de verdeeldheid zal helpen Paradox: het subject is monddood gemaakt en wendt zich opnieuw tot de Ander met de vraag ‘zeg mij wat ik moet doen’ Dat is de reden waarom je zeer goed moet opletten in de kliniek van hoe je daarmee omgaat, daarop reageert Maar natuurlijk: het subject (dat zelf met een vraag binnen komt en het discours bepaalt), verwacht dat de therapeut aan de linkerkant gaat staan, het discours zal bepalen en de leiding zal nemen en dat gebeurt ook effectief: binnen de kortste keren zal je als therapeut iets moeten doen, een bepaalde richting moeten aangeven daar begint het: dat kun je doen op drie verschillende manieren De eerste, historisch de oudste en meest voor de hand liggende manier, is dat je als therapeut effectief die positie zal innemen die de patiënt je toeschrijft: meesterdiscours je geeft die meesterbetekenaar waarnaar gevraagd wordt (verdere bespreking; zie onder) Academisch discours (verdere bespreking; zie onder) Analytisch discours (verdere bespreking; zie onder) Hysterical discourse = conversation in which a hysterical subject is at the dominant position (left side of the discourse formula) o Hysterical subject = divided subject = someone who is confronted with conflicting desires (= everybody from time to time) De graphe 3 en 4 o o 98 o o o Conflicting desires usually provoke confusion and anxiety and manifest as neurotic symptoms People who are confronted with conflicting desires usually turn towards a master figure (S1 = priest, doctor, psychologist) to know what they have to do and how to get rid of it ‘Tell me what I have to do, because I don’t know it anymore’ The effect (at the lower-right position in the discourse formula) is that the therapist develops a certain know-how to deal with this kind of symptoms In the hysterical discourse, the therapist is on the right side, the patient on the left side. This means that the patient determines the structure of the discourse o o o This, however, is only the case in the beginning of the conversation The patient, of course, expects the therapist to react, to take the lead, to become the dominant According to Lacan, the therapist can do such in exactly three ways MEESTERDISCOURS Agens Ander Effect o o o o o o o Je stapt als therapeut van de rechterkant naar de linkerkant, neemt de leiding, en doet dat als meester meesterbetekenaar De patiënt staat nu langs de andere kant, in de positie van diegene die volgt en probeert te luisteren: ‘wat bedoel je juist dat ik moet doen?’ (typisch vb.: paniekaanval: ‘wat kan ik op korte termijn doen?’) patiënten zullen altijd verder blijven vragen en langzaam een S2 beginnen ontwikkelen (een weten van hoe ze met zichzelf als verdeeld subject moeten omgaan) Het uiteindelijk effect van het meesterdiscours is dat de patiënt zich nog meer object a voelt, nog meer gereduceerd voelt tot iemand die monddood gemaakt wordt Cf. paradox in het hysterisch discours: vertrekt vanuit een lijden (ik word monddood gemaakt) en stellen dan ook nog de vraag (wat moet ik doen?) als je daar effectief aan tegemoet komt, produceer je als effect datgene wat oorspronkelijk de oorzaak was van het lijden, het object a De waarheid die de therapeut drijft is zijn eigen verdeeldheid als mens, eigen subjectiviteit, eigen ervaringen, … (je spreekt als therapeut vanuit jezelf) Daar valt mee op te letten! MAAR: betekent niet dat een meesterdiscours altijd slecht is Lacan: kan op korte termijn zeer substantiële effecten hebben (bv. anesthesiste die op basis van hypnose werkte) Soms is het meesterdiscours perfect verantwoord De graphe 3 en 4 Waarheid 99 In sommige situaties moet je niet de analyticus uithangen (bv. in de oorlog als iemand de moed verliest om te vechten, moet je niet gaan nagaan hoe dat komt) Freud: ‘soms moet je het pure goud van de analyse, mengen met het koper en brons van de suggestie’ MAAR: op lange termijn heeft het zelden goede effecten Als je mensen suggestief behandeld hebt, komen ze om de zoveel tijd terug (om wat bij te suggereren) het vormt geen duurzame oplossing Het meesterdiscours zorgt eerder voor een vergroting van het gevoel van afhankelijkheid, dan voor een soort werkelijk duurzaam en goed effect op het niveau van de subjectiviteit First, the therapist can react as a master In this case, the discourse makes a quarter turn back and the therapist goes from the right to the left part of the formula o o This means that the therapist takes the lead as an S1, meaning that he imposes his knowledge to the patiënt For example: ‘I want you to take this or that pill to get rid of your symptoms’ While the master discourse can be a solution in the short run, it is seldom a solution in the long run, because it exactly creates what was at the origin of suffering: the object a (see explanation master discourse above) Agens Ander Waarheid Effect o o o o o o ‘Regressie’ van het meesterdiscours, waar je een meester hebt die uit eigen naam spreekt (“ik weet wat je moet doen”) Academisch/universitair discours: je hebt iemand die in naam van een meester spreekt Bv.: “onderzoek heeft aangetoond dat …” Op de plaats van de agens staat er iemand die een S2 beweert te zijn, die zegt ‘ik heb stielkennis, anderen hebben iets onderzocht wat ik kan toepassen om jou te genezen’ De S1, de meesterbetekenaar, staat op het niveau van de waarheid Op het niveau van de Ander staat er iemand die als een object behandeld wordt (min of meer op een geobjectiveerde manier) Op het niveau van het effect staat het verdeeld subject typisch effect van een academisch discours is dat iemand zich verdeelder en verdeelder begint te voelen Ook dit moeten we nuanceren: ook dit is in sommige gevallen een zeer verantwoorde manier van aan therapie doen De graphe 3 en 4 ACADEMISCH DISCOURS 100 The second possibility is that the therapist reacts as an academic In this case, the therapist takes the lead (moves to the left part of the formula and makes the discourse turn), by manifesting himself as know-how (S2) In doing such, he has to refer to the knowledge (S1) of a master, i.e. someone who guarantees that his know-how is effective The other then is treated as an object (a) that can be adequately manipulated on the basis of the know-how S2 The ultimate effect of this discourse in the long run – at the latent level – is that the other feels more and more a divided subject (as a consequence of being treated as an object) ANALYTISCH DISCOURS Agens Ander Effect o o o o o o Verdere formele bepaling van “L’amour c’est donner ce qu’on n’a pas … et recevoir ce qu’on ne peut pas posséder” en “De liefde richt zich tot het weten”, enz. Al die zaken zitten gevat in die positie die beschreven wordt door dat analytisch discours Je vindt iets paradoxaals: langs de linkerkant (van diegene die het discours bepaalt), vindt men de term van het object a (monddood, geen recht om te spreken) Dat object a zit hier op de positie van de therapeut: therapeut als iemand die het recht niet heeft om te spreken en die moet luisteren “De enige die echt kan weten wat de problemen zijn en hoe die in elkaar zitten, dat ben jij” Weliswaar gebeurt dit vanuit een ‘savoir-faire’ = S2: je bent niet zomaar eender wie die dit zegt (ik weet hoe ik moet luisteren, op wat ik moet letten): de therapeut stelt zich op als een symbolisch iemand die ruimte laat (die het niet invult voor de patiënt) stelt zich op als diegene die ultiem het recht niet heeft om te spreken Langs de rechterkant, diegene die dat ‘ondergaat’, de Ander, zien we dat er zich een verdeeldheid manifesteert het verhaal opent zich en alle verdeeldheden komen langzaam naar voor (tot op het punt dat het subject zegt van ‘eigenlijk ben ik mijn leven zo proberen te zijn, onder invloed van die en die ander…’) het is dan, als die verdeeldheid, na een lang proces, naar voor komt, in staat wordt om bepaalde zaken niet meer te doen, … Er ontstaat als effect een meesterbetekenaar S1 langs de kant van het subject: het subject zegt/bepaalt voor zichzelf wat hij zal doen in zijn leven (‘dat is mijn verlangen’) De structuur van het analytisch discours kun je direct verbinden met het bovenste en onderste deel van de graphe: het lang genoeg volhouden van het analytisch De graphe 3 en 4 Waarheid 101 o o discours, leidt tot een vastberaden intreden in het bovenste deel van de graphe waar er iets van het eigen verlangen kan gerealiseerd worden, waar de persoon zegt van ‘ik leef uit mezelf’ Vandaar dat Lacan de finaliteit van de analysekuur soms beschrijft als ‘devenir maître de soi-même’ (= zijn eigen meester worden): niet meer gaan zoeken naar een meester buiten zichzelf, de eigen koers varen Wil niet zeggen dat er geen Ander meer nodig is! Iemand die een stukje dit vermogen heeft ontwikkeld, beseft vaak veel beter nog dat hij iemand nodig heeft en hoeveel behoefte hij heeft om met anderen te spreken over zijn plannen Maar: het neemt wel de pathologische verscheurdheid weg en het gevoel te moeten luisteren naar iemand Soms moet je ook de andere posities kunnen innemen Vandaar: psychotherapeut is een stiel: je moet het leren aanvoelen wanneer je welke positie moet aannemen, … The third way to react is the psychoanalytic way. In this case, the therapist takes the lead of the discourse by embodying the object a This means that the therapist basically positions as someone that doesn’t have the right to speak (= definition of object a) It means that he considers the patient to be the only one who can really know the truth about his symptoms In this way, the patient can continue to manifest his dividedness at the level of his desires ($) The effect is that the S1 appears on the side of the patient Throughout the analytic cure, the patient develops knowledge about the conflicting desires that constituted his symptoms and slowly disentangles the impact of the different masterfigures on his life In doing such, he manages to separate the desire of these master-figures from his own desire ANALYTISCHE TECHNIEK – MANUALS Psychoanalyse heeft te maken met de logica in een verhaal, de logica van het verlangen, … o o Psychoanalyse: terughoudendheid om te zeggen hoe je een analyse moet doen Maar toch zijn er een aantal werken die proberen te beschrijven hoe psychoanalytische therapie eruit kan zien Freud (technische geschriften): heeft dat zeer goed samengevat op een aantal punten Luborsky (manual): ‘Principles of psychoanalytic psychotherapy’ Fink: ‘The fundamentals of psychoanalytic technique’ (overzicht van hoe je concreet tewerk gaat in een analytische cultuur) Algemene/gemeenschappelijke structuur: 1. Afspraken tijdens preliminaire/inleidende gesprekken (omtrent geld, tijd, wat er gebeurt als een patiënt niet op tijd of niet afzegt, … moet je op voorhand goed vastleggen!): je schetst een symbolisch kader met bepaalde regels en wetten waaraan beide partijen moeten tegemoet komen De graphe 3 en 4 102 2. (Ondersteunende vs. exploratieve) technieken in de body, het centrale deel van de kuur/therapie: bestaat hoofdzakelijk uit de kunst van het luisteren/HOREN (laat je toe om dingen te horen als iemand spreekt) 3. Afrondende gesprekken (vb. casus schijnzwangerschap): buitengewoon moeilijk: op het juiste moment afronden op dat punt (verdwenen symptomen) kom je op een heel moeilijk interpreteerbaar iets (‘moet ik nog komen?’ OF ‘mag ik nog komen?’) De graphe 3 en 4 Elk van die onderdelen is zeer belangrijk! 103 104 De graphe 3 en 4 KLINISCHE IMPLICATIES VAN DE OVERDRACHT (GASTCOLLEGE) OVERDRACHT EN TEGENOVERDRACHT Valse opdeling (Freud, Lacan) o Overdracht en tegenoverdracht maken deel uit van hetzelfde concept, staan in verband met elkaar Overdracht = herhaling van geschiedenis van verhouding tot de Ander binnen de therapeutische relatie Tegenoverdracht = eigenlijk hetzelfde, maar dan langs de kant van de therapeut Bij de patiënt: een zich herhalend cliché o o Overdracht is het door de patiënt herhalen van een cliché binnen de therapeutische verhouding Tegenoverdracht is hetzelfde langs de kant van de therapeut Bij de therapeut: abstinentie (de therapeut probeert niet op de gevoelens van de cliënt in te gaan, therapeut mag niet meegaan in overdracht) Problematisch concept: theoretisch, onderzoek, kliniek overdracht is overal mee verbonden en is moeilijk te bevatten o o o o o o Theoretisch: overdracht is moeilijk te omschrijven Onderzoek: overdracht is moeilijk te onderzoeken Klinisch: overdracht is moeilijk te reduceren/vast te stellen binnen kliniek In het onderzoek naar psychotherapie speelt overdracht een rol moeilijk om overdracht te reduceren: patiënt en therapeut spelen beiden een rol Klinisch gezien zou men zich kunnen afvragen of overdracht een probleem is (is het bv. problematisch als de patiënt je doet denken aan je vader?) Overdracht komt in elke vorm van behandeling voor (bv. medisch, gedragsmatig, ...) In elke vorm van therapie (CBT, systeem): overdracht vind je dus niet enkel binnen de psychoanalyse!! o o Binnen gedragstherapie (CBT): men erkent een bepaalde manier van zich gedragen tegenover de therapeut Er kunnen vragenlijsten ingevuld worden om de verhouding te bepalen (bv. roos van Leary) Tegenoverdracht is een geconditioneerde respons op de patiënt Het doel is dan ook om functieanalyses van jezelf te maken Het verschil met de psychoanalyse is dat er bij de gedragstherapie geen rekening gehouden wordt met het onbewuste: het onbewuste wordt minder onderzocht Binnen systeemtherapie: de therapeut is iemand die een actieve rol toebedeeld krijgt De therapeutische relatie staat centraal: Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) 105 Meervoudige partijdigheid Interpersoonlijke betrokkenheid Het gaat om het feit dat je binnen een systeem zit als therapeut en het je taak is om de homeostase van dat systeem te doorbreken Systeemtherapeuten gaan daar ook voor in leertherapie Interpersoonlijke betrokkenheid (wie is er nog aanwezig in de therapieruimte?): bv. eerst zaken vermelden aan de partner en dan pas aan de therapeut WAT WE GAAN ZIEN Casus gedreven De overdracht als motor van en rem op de behandeling De overdracht als herhaling: het Symbolische Over tegenoverdrachtsliefde OORSPRONG VAN DE PSYCHOANALYSE Breuer en Anna O. o o o Freud en de valse verknopingen o o o Voorbeeld: onder hypnose stelt de patiënt zelf voor om koude baden te nemen (terwijl ze dit niet wilde) en de dag erna is ze depressief Freud laat haar verder spreken Binnen de overdracht verplaatst er zich iets, wat we valse verknopingen noemen Valse verknoping = dingen bij de therapeut leggen die eigenlijk elders horen Valse verknoping = vorm van overdracht Freud en Dora o o Bij de eerste analytische behandeling kwam overdracht naar voor als een grote moeilijkheid Breuer paste daarvoor de catharsische methode toe, waarbij de persoon alles uitspreekt onder hypnose (soort trauma), wat ervoor zorgt dat het probleem verdwijnt Voorbeeld Anno O.: kwam in therapie met lichamelijke symptomen Er werden veel roddels verspreid over Breuer en Anna O., waarop hij de therapie stopzette Er ontstond een schijnzwangerschap en Anna O. beweerde dat Breuer haar zwanger had gemaakt (geërotiseerde overdracht) Freud zei dat je haar verder moet laten spreken en moet zien op welk materiaal je daarbij botst Voorbeeld Dora: zal de therapie stopzetten en de therapeut verwerpen Freud zal dit linken aan haar geschiedenis Overdracht = iets verschuift naar een andere inhoud Overdracht wordt aanvankelijk gezien als een probleem: het bezorgt de analyticus extra werk en is niet eenvoudig te handhaven (én over tegenoverdracht is er amper sprake) Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) 106 DYNAMIEK VAN DE OVERDRACHT Overdracht als motor van en rem op de psychoanalyse o o Motor: mogelijkheid om te werken in therapie (= positieve en bewuste overdracht) Rem: onbewuste, negatieve overdracht, het niet willen weten (= weerstand) Lustprincipe o o Het lustprincipe is één van de basisprincipes: de mens streeft lust na en wil onlust vermijden Daartegenover staat het realiteitsprincipe (je kan niet alles hebben: niet alle lust is mogelijk) Lust die niet in de realiteit kan beleefd worden, wordt dan in de fantasie beleefd Maar: ook de fantasie wordt niet draaglijk Mensen gaan die fantasieën dan verdringen Overdracht zien we dan wanneer het verdrongene terug naar boven komt maakt het mogelijk om te werken met de patiënt binnen therapie Overdracht als cliché Noodzakelijke voorwaarde Positieve & negatieve overdracht Onbewust en bewust o o o o Er zit zowel een bewuste als onbewuste kant aan de overdracht Op een bewust niveau moet er een positieve overdracht zijn (klik met de therapeut) overdracht als een motor voor de therapie Maar: botsen op de onbewuste overdracht is moeilijk (kan zowel positief als negatief zijn) dan begint de overdracht te werken als een rem: men wil om bepaalde redenen stoppen met de therapie Materiaal betrekken op de overdracht gebeurt ook in therapie: men gaat andere zaken erbij betrekken om over sommige zaken niet te willen spreken Herinneren versus herhalen o We zien een imaginaire en een symbolische as Symbolische as: revelerend spreken (verspreking die zaken duidelijk maakt) Imaginaire as: het communicerend spreken Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) 107 o Vrije associatie nodig om spreken bloot te leggen ! De bedoeling is dat de patiënt tijdens de therapie zoveel mogelijk vrij associeert; wanneer men botst op iets dat men niet wil weten, krijgt men een kanteling naar de arts “Puberproblemen” Verhouding t.a.v. de seksualiteit Actieve houding van de therapeut Verhouding met de ouders Verhouding met de zus Studies en geld Herhaling Interpretatie van de overdracht De patiënte is nog jong (17 jaar) en wordt door de huisarts doorverwezen omwille van ‘puberproblemen’ Haar grote klacht is dat ze moeite heeft om haar ‘grote liefde’ te vergeten met wie het nooit iets geworden is hindert haar om nieuwe relaties aan te gaan Ze komt ook op het thema van haar seksualiteit/maagdelijkheid terug Tijdens de therapie leert ze iemand nieuw kennen en zet ze de therapie stop een paar maanden later komt ze terug omdat haar lief haar heeft afgewezen (want: ze kon alleen maar denken aan haar eerste liefde) Het eerste waar ze veel over spreekt, zijn haar ouders (jong getrouwd, eerste liefde) die nu gescheiden zijn ze wilde liever dat haar ouders samen gebleven waren voor haar Ze spreekt ook over haar zus die sport en iedereen is daar veel mee bezig er is een zekere rivaliteit met die zus en ze voelt zich vaak alleen Dit weerspiegelt zich ook op vlak van relaties; vooral de verhouding met haar vader is problematisch: hij is dominerend en zit achter haar studies, ze mag niet uitgaan, … ze gaat hier weinig tegenin Ze kiest uiteindelijk zelf voor haar studies maar ze controleren haar uitgaven Ze komt eerst met het verhaal van haar eerste liefde, maar verder zie je ook dat ze er niet in slaagt om los te komen van haar vader (herhaling): ze klaagt erover dat ze niet kan loskomen, MAAR wil ze wel loskomen? Ze praat over dat ze vroeger goed kon spreken met haar eerste lief en haar vader, en de therapeut wordt ook in die reeks ingeschreven o o o o Ze maakt het moeilijk om de therapie te beëindigen omdat ze monotoon spreekt, stopt bij koppelwoorden, ... Ze heeft ook moeite om los te komen van de therapeut: ze wil de goedkeuring krijgen om de therapie te beëindigen Wat zich herhaalt binnen de overdacht, manifesteert zich in haar leven (wil loskomen van ander door iets te krijgen; maar wat wil ze krijgen?) ze wil ondervragen wat ze wil krijgen om los te komen van iemand Op een bepaald moment is de overdracht dus ook een rem: het is iets wat haar tegenhoudt om los te komen van iemand en dat ligt bij haarzelf Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) CASUS 1 108 Herhaling: o o o o Kan niet loskomen van eerste liefde herhaling: kan niet loskomen van vader Wil ze wel loskomen? Ze kan ook niet loskomen van de therapeut (wil zijn goedkeuring) De verhouding uit haar geschiedenis herhaalt zicht: ze wil er iets voor krijgen om zelfstandig te zijn…, MAAR WAT? Interpretatie van de overdracht: o o Motor: kon veel vertellen in de therapie Rem: wil stoppen met therapie maar iets houdt haar tegen… Eigenlijk wil ze niet echt stoppen met de therapie maar uit ze haar frustratie tegenover haar vader Het willen stoppen is gemakkelijker te zeggen tegen de therapeut dan tegen haar vader OVERDRACHT EN HERHALING Wat herhaalt zich binnen de overdracht? o Freud heeft het hierbij over onbewuste zaken Lustprincipe en daar voorbij Wat gebeurt er als iemand tot je spreekt? o Cf. film: “Another woman”; hoort andere vrouw waarvan haar verhaal een impact heeft op haar leven Tegenoverdracht: hoe verhoudt de therapeut zich tegenover de patiënt? Tegenoverdracht: wat gebeurt er als de patiënt tegen je spreekt? Luisteren heeft een sterke invloed, heeft ook effect op jezelf als therapeut Hoe zit het met de tegenoverdracht binnen deze casus? Hoe overdracht linken aan het concept tegenoverdracht? Slechts één proces !! TEGEN DE AANPASSING Vanwaar die titel? o o In de vroege theorieën van Lacan gaat het vaak over het symbolische Het boek van Lacan ‘Tegen de aanpassing’ is een repliek op een ander boek die uitgaat van het lustprincipe: een onaangepaste verhouding ten opzichte van de realiteit door onbewuste fantasieën Het doel van therapie is dan dat fantasieën bewust gemaakt en aangepast moeten worden Onaangepastheid en het lustprincipe o o Men gaat uit van het lustprincipe Volgens hen hebben mensen een onaangepaste houding ten opzichte van de realiteit Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) 109 Aanpassing en bewustmaking o Anna Freud: het Ik en de defensiemechanismen o o o o De therapie komt neer op het bewust worden van de fantasieën en adequaat leren omgaan met de realiteit (bepaald door therapeut) De oorsprong ligt bij Anna Freud Principe karakterneurose: neurose waarbij de persoonlijkheid één groot symptoom is (bv. oraal karakter) Het is de bedoeling om voorbij de karakterneurose te gaan Anna Freud spreekt over het Ik en de rest is verdrongen: het Ik bestaat uit defensiemechanismen De alliantie met de therapeut: het gezonde Ik versus het neurotische Ik o o Het Ik heeft een rationeel onderdeel waarmee de therapeut een alliantie kan aangaan: de therapeut gaat een alliantie aan met het ‘rationele Ik’ om tot een ‘volledige Ik’ te komen VEEL KRITIEK: dit was niet naar de zin van Lacan of Beck: volgens hen is er geen aangepaste verhouding mogelijk tegenover de realiteit omdat het subject een talig wezen is !!! Een kwestie van overtuigen Tegen de aanpassing (cf. Lacan, Beck) Cultuur, Symbolische orde, grote Ander Antropologie o Cultuur en natuur zijn concepten binnen de antropologie die Lacan inspireerden Marcel Mauss: Essai sur le don (de potlatch) o o De grondlegger van de moderne antropologie is Marcel Mauss Hij beschrijft in zijn boek hoe mensen omgaan met giften Bv. de potlatch: stammen overtreffen elkaar door extreem veel giften te geven door cadeaus te geven komt de ander in een schuldpositie terecht Hij stelt vast dat dit terugkeert in verschillende culturen die onmogelijk contact hebben met elkaar Is dit dan biologisch bepaald gedrag? Dit zien we ook terug in therapie/analyse, bv. schuld (voorbeeld onder vorm van betaling) De gift binnen de analyse: cadeaus binnen therapie zien we onder de vorm van betaling (materiële schuld) Claude Lévi-Strauss o o o Claude Lévi-Strauss heeft hierop verder gewerkt: onderzocht het incestverbod Geen materiële uitwisseling maar uitwisseling van vrouwen en kinderen Grens natuur en cultuur Het incestverbod: universeel en toch niet biologisch o o Enerzijds is het incestverbod universeel (in elke cultuur), maar anderzijds krijgt het in elke cultuur een andere invulling Dat verbod bevindt zich op de grens tussen cultuur en natuur: er zijn uitwisselingen mogelijk en sociale structuren volgen bepaalde regels (bv. tussen vrouwen, stammen) Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) 110 o Lacan merkt ook op dat er zaken zijn die zich herhalen en die men niet zomaar moet invullen (structuren binnen een verhouding die zich herhalen) Hoe gaat iemand om met andere mensen? Basis van het uitwisselingsysteem LÉVI-STRAUSS Linguïstiek & structuralisme o o Sociale structuren o Binnen de linguïstiek stelt men vast dat een taal zich structureert rond bepaalde regels (bv. woorden bestaan uit klankeenheden, verschillen per cultuur, …) We zien hetzelfde principe bij verwantschapsverhoudingen (structuralisme) Bv.: het totemsysteem van een stam bevat regels (bv. niet trouwen met iemand van dezelfde totem) Hij past dit toe naar andere culturele gebruiken (bv. culinaire gebruiken) Hetzelfde gebeurt bij de mythologie Zo worden complexe schema’s uitgewerkt Culturen zijn op structureel niveau ongeveer gelijk Eetgewoontes, mythes, etc. o Betekenis ten opzichte van elkaar L’efficacité symbolique Collectieve en individuele mythe Het symbolische circuleert, herhaalt o o Zaken herhalen zich en moeten niet zomaar ingevuld worden: structuren binnen verhouding herhalen zich Je moet niet aanpassen: je moet kijken welke positie je moet innemen bij het herhalen van de verhouding E.A. Poe – The purloined letter: brief = verschuiving van verhoudingen o o De koningin heeft een brief ontvangen en verstopt die voor de koning De minister ziet dit als hij binnen komt en neemt de brief van de koningin ongezien mee: hij wil de brief gebruiken om macht uit te oefenen op haar en zij schakelt de politie in o De detective gaat naar de minister en ziet de brief daar liggen, en kan de brief wisselen met een andere brief Het gaat hem voor Lacan over de verhouding: deze verhouding herhaalt zich in het tweede deel van het verhaal (bv. koningin/minister: denken dat niemand het ziet) De verschuiving van de verhoudingen ziet men in wie de brief heeft: wie de brief bezit, bepaalt welke positie je in de verhouding inneemt Binnen de overdracht in de therapie ziet men iets gelijkaardig: de therapeut krijgt ook ‘een brief in handen’, hij krijgt een bepaalde positie toegewezen Dit heeft ook een effect op de therapeut zelf en zegt iets over de tegenoverdracht De analyticus en de brief Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) 111 CASUS 2 Huilen “Er is minder kans dat u zal sterven” Passage van de dood Positie ten aanzien van de vader Positie ten aanzien van de man Differentiaaldiagnostiek? Casus 2 Tegenoverdrachtssymptomen Supervisie Verhouding ten aanzien van de dood Positie binnen de symbolische structuur? Spreken over de dood De patiënte is een vrouw van 40 jaar van Zwitserse origine Ze werd doorverwezen door een collega om therapie in het Frans te doen Ze is eerder al naar een psycholoog geweest maar heeft daar meer gehuild dan wat anders ze wil nu spreken in therapie, ze wil tegen de therapeut spreken omdat hij jong is en waarschijnlijk niet zal dood gaan tijdens de sessies De dood is al vaak aan bod gekomen in haar leven De eerste keer was toen ze vier jaar was en haar zus omkwam in een huishoudelijk ongeval (wordt weggestoken) Haar vader is volgens haar de boosdoener: zeer dominant/manipulatief en iemand die dood van haar zus verzwijgt Ze verwijt hem ook de dood van haar broer (werd vroeger onder druk van haar vader gezet en kreeg geen zelfstandigheid; heeft zelfmoord gepleegd) Haar man heeft ze leren kennen in het buitenland en maakt vaak carrièreswitches; hij heeft ook een drankprobleem Haar kinderen hebben allemaal een ontwikkelingsstoornis De therapeut vindt het een moeilijke therapie omdat het verhaal vlak klinkt en er geen dubbelzinnigheden inzitten De patiënte stelt haar eigen positie ook nooit in vraag Zou het kunnen gaan om een psychotische vrouw? Ze praat ook over extreme zaken Therapeut stelt zich vragen over de diagnose en over de waarheid van het verhaal De therapeut stelt zich ook de vraag of het aan haar of hem ligt (tegenoverdracht)? de therapeut ondervindt moeite om te spreken en besluit om in supervisie te gaan ! De vraag verschuift naar ‘houding ten opzichte van de dood’ Welke positie wordt de therapeut toegewezen? o o De patiënte haar vraag in het begin gaf aan dat therapeut niet mag sterven dus ook niet mag spreken Het niet kunnen spreken voor de patiënte over de overleden personen in haar leven weegt op haar Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) o 112 o o o o o o o o De vraag van de therapeut duikt op in haar eigen verhaal Achter die vraag ligt een andere vraag: wat was mijn aandeel in het ongeluk van mijn zus? (was er op dat moment bij) Ieder kind heeft fantasieën, soms ook doodswensen, maar op het moment dat het echt gebeurt, heeft dit een enorme impact; deze patiënte is daar ook mee bezig Ze spreekt daar nu over in haar familie, maar iedereen heeft zijn eigen verhaal Het belangrijkste is echter dat ze erover spreekt Ze ondervraagt ook waarom ze nooit veel gesproken heeft ervoor, ook over haar broer er herhaalt zich ook hier een structuur en de therapeut krijgt er een positie in (hier: positie van de cliënt) Haar eigen positie werd niet in vraag gesteld toen Dit had ook effect op de therapeut; hij ging zich anders gedragen de eigen gevoeligheden kunnen getriggerd worden door cliënten (tegenoverdracht) OVER TEGENOVERDRACHTSLIEFDE Het verlangen van de analyticus (Lacan) o o o o o De analyticus betaalt met zijn persoon o o We moeten aan het werk blijven, zodat het verhaal zich verder ontwikkelt Binnen de overdracht krijgt men een positie en men moet dit aanvaarden/ verdragen Supervisie is hier belangrijk in! Als analyticus neem je een bepaalde plaats in in het verhaal en je moet het stopzetten van therapie/verlies kunnen aanvaarden Tegenoverdrachtsliefde = je inzetten om het verhaal te reconstrueren en jezelf engageren in therapie De therapeut krijgt een positie toegeschreven en moet deze aanvaarden Supervisie is van belang Functie van de liefde binnen de analyse o o Liefde = bereidheid om te aanvaarden Vb. je moet het verlies van een patiënt kunnen aanvaarden Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) 113 114 Klinische implicaties van de overdracht (Gastcollege) PSYCHOANALYSE ALS DRIELUIK ETHIEK – PRAKTIJK – THEORIE INLEIDING Het gaat over de ethiek, de praktijk en de theorie van de psychoanalyse o o Er moet daar een duidelijke correctie aan toegevoegd worden: dé psychoanalyse bestaat eigenlijk niet Er zijn daar veel verschillende invullingen van, die aansluiten bij de verschillende praktijken Psychoanalyse is echt een containerbegrip geworden (UGent: combinatie Freud en Lacan) Men koos voor Freud omdat hij nog altijd de basislegger is van deze theorie Men koos ook voor Lacan omdat men dat omwille van bepaalde redenen een betere Europees-continentale benadering vindt dan de meer Anglosaksische richting Dat drieluik kan meteen aangevuld worden met een bepaalde uitspraak/boutade van Freud die hij terloops geproduceerd heeft (bij het schrijven van een inleiding voor een boek van Aichorn): “Er zijn drie onmogelijke beroepen: opvoeden, psychotherapie en politiek” DUS: wij hebben gekozen voor een ‘onmogelijk’ beroep Vandaag kunnen wij daar eigenlijk met de Lacaniaanse theorie een vrij goede structurele verklaring voor geven (dat is één van de winstpunten van de Lacaniaanse theorie): de discourstheorie We hebben het meesterdiscours waarbij iemand het weten bij de Ander gaat leggen Daartegenover staat een ander discours: het analytisch discours Als je beide formules visueel vergelijkt (qua structuur), zie je dat het één exact het omgekeerde is van het ander: de posities zijn verwisseld toont meteen de heel speciale verhouding die het analytisch discours inneemt t.o.v. de meesterpositie o Dit heeft te maken met het onmogelijke van die 3 beroepen Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie 115 Wat is de verhouding tussen de psychoanalytische praktijk en die therapeutische/ meesterpositie? o o o Lacan zal op een bepaald ogenblik zeggen dat je je als analyticus zo ver mogelijk verwijderd moet houden van elke meesterpositie tijdens de behandeling Bij het meesterdiscours vertrekt het weten van bij de meester die het bij de Ander gaat leggen het meesterdiscours heeft dat als doel en heeft die beweging in zich: het weten gaat vanuit één bepaalde figuur naar de Ander Bij het analytisch discours zien we iets helemaal anders: het weten staat onder de breukstreep (speelt dus nauwelijks een rol) en langs de andere kant zien we dat het product de meesterbetekenaar is (dat wordt dus heel enigmatisch, er gebeurt daar iets heel vreemds!) Het weten heeft daar een heel ander statuut (niet meer kennis, cognitieve) maar iets dat op een of andere vreemde manier werkt En ook waarbij het weten op een of andere manier aangevuld wordt met het affectieve Het onmogelijke van de meesterpositie binnen het psychoanalytische en ook ruimer het psychotherapeutische: de onmogelijkheid om die meesterpositie in te nemen kunnen we concreter gaan invullen Die onmogelijkheid heeft te maken met het feit dat geen enkele meester of therapeut in staat is om een sluitend antwoord te formuleren op de vraag die van de cliënt/patiënt komt Elke meester zal wat dat betreft mislukken Als je dat gaat proberen, of denkt dat je dat kan/moet doen (invullen van dat tekort), heb je wel een probleem Op dit ogenblik komen we bij de ethiek (zie onder) ETHIEK Drie onmogelijke beroepen: opvoeden, regeren, analyseren o Gemeenschappelijke kern: onmogelijke meesterpositie, kwestie van ethiek Freud: “Dass die analytische Beziehung auf Wahrheitsliebe gegrundet ist, das heist auf die Anerkennung der Realität und jeden Schein und Trug ausschliesst” Lacan: “mi-dire de la vérité Analytische ethiek ↔ postmoderne ethiek ethiek van het tekort ethiek van het verschil vs vs ethiek van het object ethiek van de conformiteit Toepassing op geestelijke gezondheidszorg: omgekeerd effect Noodzakelijk subversief (zie analytisch discours) Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie In elk van die drie ‘beroepen’ wordt eigenlijk (van de man of vrouw die zich daaraan waagt) gevraagd dat iemand een meesterpositie inneemt (die een garantie, zekerheid, weten, waarheid, … biedt) verklaart al onmiddellijk de mislukking Een dergelijke positie is onmogelijk Vandaar: ‘een onmogelijk beroep’ 116 Indien niet, dan succesvolle mislukking (zie USA) Ethiek heeft een heel duidelijke invloed op de praktijk – de analytische ethiek is niet iets “naast” het werk, het is bepalend zowel voor het doel (“maximale verschil”) als de techniek (zie abstinentieregel) o Er bestaat een soort spanningsverhouding tussen de psychoanalyse enerzijds en andere psychotherapeutische benaderingen anderzijds o o Een mensvisie is belangrijk: psychotherapie heeft op een of andere manier altijd de bedoeling om de mens te brengen tot bij een ‘ideaalbeeld’ (wij hebben een bepaalde invulling van hoe mensen het best kunnen functioneren, …) o o Dat spanningsveld wordt dan heel vaak vanuit een wetenschappelijke invalshoek bekeken (tot op zekere hoogte zijn daar ook argumenten voor) Maar: er is een veel belangrijkere reden waarom er een spanningsveld is daartussen: deze heeft alles te maken met de achterliggende mensvisie (manier waarop men denkt over de ‘ideale’ mens of over de mens als dusdanig) Iemand die bij ons komt, beantwoordt duidelijk niet aan dat ideaalbeeld, en wij zullen hem of haar helpen om dichter bij dat ideaalbeeld te komen Dat is natuurlijk een ethisch vraagstuk: hoe ziet die ideale mens eruit? Als we die vraag (Hoe ziet de ideale mens eruit?) gaan stellen vanuit het psychotherapeutisch perspectief (heel ruim: perspectief van de geestelijke gezondheidszorg) zien we dat erop dat vlak de laatste 15-20 jaar een heel merkwaardig iets opgetreden is (in vgl. met de voorbije 2000 jaar) o o De psychoanalyse is vrij ouderwets en sluit zich aan bij de voorbije 2000 jaar (en niet bij die voorbije 20 jaar) Het idee dat de voorbije 20 jaar – meestal impliciet – naar voorgetreden is en overal aanwezig is: op alles bestaat er een perfect antwoord (op voorwaarde dat je de juiste methode gebruikt, de juiste persoon zoekt en maar hard genoeg je best doet) dan zal het probleem per definitie opgelost zijn Bv. ruimere mediawereld de dag van vandaag: beeld dat de perfectie bereikbaar is (als je je voldoende inspant, kun je het perfecte lichaam hebben, de perfecte relatie met de perfecte seks, de perfecte kinderen, …) Dat betekent dat het TEKORT ontkend wordt: er is géén (structureel) tekort (als er al ergens iets ontbreekt of fout loopt, is dat een accidentje, per toeval) Dus: het tekort bestaat eigenlijk niet als een structureel gegeven, en hoogstens als toeval of een accident, waar we perfecte oplossingen voor hebben Dat is heel vreemd, want we hebben de laatste 20 jaar een ethiek die net uitgaat van het tekort: vertrekt vanuit het idee dat er in het menselijke leven een tekort is, iets dat ontbreekt, en wat het motief is dat ons in gang houdt Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie Concrete invulling: abstinentieregel 117 PSYCHOTHERAPIE Dit heeft ook te maken met psychotherapie: die veralgemeende opvatting die op dit ogenblik maatschappelijk gezien in het westen nagenoeg overal aanwezig is, heeft zich ook neergezet op de natuurwetenschap, en dan vooral binnen de menswetenschappen o Binnen de menswetenschappen hebben we ondertussen het idee dat er voor elk probleem, of toch voor het merendeel van de problemen, een evidence-based behandeling bestaat die berust op wetenschappelijk goed onderbouwde methodes, en bovendien in veel gevallen protocollair uitgewerkt o Dan is het alleen een kwestie om deze op de goede manier toe te passen, en dat probleem zal dan ook verdwijnen (want: de methode is evidence-based: we weten het, we kennen het, het werkt) o Dit zal zich ook vertalen in de overtuiging bij de cliënten/patiënten o Je ziet daar wel een klein beetje twijfel: die behandeling en methode werkt, maar we moeten wel de beste therapeut vinden dat zie je overal vandaag de dag: topdokter, second opinion, … (als er iets verkeerd loopt, is het niet de methode) o De eventuele foutfactor ligt bij diegene die de methode toepast: vandaar het enorme belang om de juiste persoon te vinden (bv. de juiste school, de juiste arts voor x, de juiste therapeut voor y, …) o “You have to deliver”: je moet het waarmaken MAAR: het lukt niet zoals je verwacht wat ga je dan doen? Dan heb je twee mogelijkheden: De schuld bij jezelf leggen (pijnlijkst: één van de klassieke effecten van die onmogelijkheid van die positie, is een burn-out of depressie) De schuld bij de patiënt leggen (dat betekent dan dat die patiënt ‘therapieresistent’ is) In beide gevallen blijven we het geloof houden dat het tekort of probleem ophefbaar is o De psychoanalyse heeft op dit vlak een andere ethiek! De psychoanalyse gaat uit van het idee dat het tekort als dusdanig niet ophefbaar is: er is sowieso geen antwoord o o o Vandaar dat we dan ook niet in staat zijn om daar een antwoord op te bieden, een definitief antwoord dat het tekort definitief zou invullen Dat betekent ook (en nu wordt het frustrerend) dat wij vanuit de psychoanalyse geen duidelijke regelgeving en technieken, geen duidelijke manual, geen duidelijk protocol, … hebben (en de protocollen die er zijn, blinken uit door vaagheid) Vandaar dat het zo frustrerend is, moeilijk is Vandaar ook de aantrekkingskracht van een therapie en praktijk die dat wel biedt Aangeraden: beginnen in de praktijk met een min of meer protocollaire aanpak De psychoanalyse heeft geen antwoorden en oplossingen, maar: Wat is dan de bedoeling? Wat is dan de mensvisie? Wat is de visie op psychopathologie? Wat kan men dan doen? Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie PSYCHOANALYSE 118 Ruime definiëring van de psychoanalytische visie op psychotherapie en op de finaliteit/bedoeling van de behandeling: men wil nagaan hoe iemand tot nu toe met het tekort omgegaan is o o o o Als we het ethisch aspect hernemen, zien we dat er geen definitieve invulling is: de formule blijft altijd o o Maar: er zijn invullingen die duidelijk veel meer ellende opleveren dan andere invullingen Onze finaliteit is dan om na te kijken hoe iemand met dit in de knoei geraakt is en kijken hoe we hem/haar kunnen helpen om daaraan een betere invulling te geven Wanneer we terug gaan naar het idee van het meesterdiscours en de onmogelijkheid: we hebben de bedoeling, maar we zijn nooit bij machte om dat in te vullen voor de patiënt, in plaats van de patiënt o o o o Op welke manier heeft iemand daar antwoorden op geconstrueerd? Wat is de geschiedenis daarvan? Op welke manier zit die man of vrouw daaraan vast? Zijn er betere manieren voor hem/haar om om te gaan met dat tekort? Structureel gezien: basisfantasma: Het subject (diegene die bij ons komt) heeft een bepaalde manier om om te gaan met het tekort a in verhouding tot de Ander A/ Als die verhouding zich herhaalt, als er daar een systeem in zit, beschouwen we dat als een basisfantasma Als iemand in de knoei geraakt (neurose, psychose, …) is men in de knoei geraakt met deze manier van zich op te stellen tegenover de Ander, met betrekking tot het tekort Dat tekort kunnen we ook ‘vrolijker’ benoemen: het gaat ook over het verlangen (want: datgene wat ontbreekt, is ook datgene waarnaar we verlangen), en het gaat ook over het genot (want dat ontbreekt altijd) DUS ook: we zijn op zoek naar de manier waarop iemand omgaat met het verlangen of het genot in verhouding tot de Ander dat is dezelfde uitdrukking Integendeel: de enige die dat uiteindelijk kan doen, is de patiënt zelf Wij kunnen daarbij op een of andere manier een context leveren, maar we kunnen het niet in zijn/haar plaats doen M.a.w.: wij kunnen hier niet zorgen voor een invulling: dat is niet onze taak en bovendien is het iets dat – zelfs mochten we dat proberen – per definitie zou mislukken We krijgen op dat punt een heel belangrijk ethisch concept uit de psychoanalytische ethiek: het concept van de abstinentie (< Latijn: de onthouding) Concept van de abstinentie: o o Platte invulling: je mag geen seks hebben met je patiënten Correcte invulling: wij als therapeuten, mogen de patiënt niet lastig vallen met ons verlangen, met onze invulling van het verlangen Dit om de heel eenvoudige reden dat wij geen invulling hebben waarvan wij zeker zijn dat die juist is Het enige waar wij zeker van zijn: dat die man/vrouw lijdt onder zijn/haar invulling en dat er best iets aan kan veranderen (maar wat er precies moet veranderen, is niet onze invulling) Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie 119 o o o o Ethiek van het tekort: o o o De boodschap is dus niet: “doe zoals ik, neem mijn invulling van het verlangen over en dan komt alles goed” Abstinentie betekent dat wij die ander niet gaan besmetten of lastig vallen met onze invulling van het tekort of verlangen, dat wij allemaal hebben Dit klinkt zeer eenvoudig, maar het is ontzettend moeilijk: dit is het punt waar iedereen van ons vroeg of laat fouten tegen maakt We maken fouten omdat die fout inbegrepen ligt in onze manier van zijn en van ons te verhouden tegenover de Ander De fundamentele verhouding die wij innemen tegenover de Ander, kan samengevat worden in één formule/uitdrukking: “le désir de l’homme est le désir de l’Autre” het verlangen van het subject is het verlangen van/naar de Ander (dubbele invulling): dat is onze basishouding Als wij geconfronteerd worden met het tekort van de Ander, gaan wij dat in het merendeel van de gevallen proberen in te vullen Heel banaal voorbeeld: je praat met 2 of 3 personen en er valt een stilte: die stilte wordt zeer snel ondraaglijk en men gaat dat invullen, om dat tekort weg te nemen en op het op te vullen Het laten bestaan van die opening, zal zich anders in een aantal gevallen vertalen in angst Vandaar het belang in therapie om te kunnen zwijgen Als therapeut moeten we leren om dat tekort in het spreken van de Ander aan bod te laten komen Het is moeilijk omdat onze basishouding eigenlijk neerkomt op het willen invullen van het tekort van de Ander, het willen beantwoorden van het verlangen van die Ander als therapeut mag je dat nu net niet doen! Wanneer je dit vergelijkt met een niet-professionele houding (bv. ‘psychotherapie op café’ waarbij iemand een probleem vertelt aan de ander) twee typische reacties: “Ik/iemand die ik ken heeft dat ook meegemaakt en ik of iemand anders heeft dat ook meegemaakt” “Je moet daar niet zoveel aan denken, het is mooi weer, het zal wel over gaan, …” banalisering van de klacht In beide gevallen wordt de persoon in kwestie niet gehoord en zal diegene die antwoordt, een antwoord geven dat voortvloeit uit zijn/haar verlangen, en vaak ook uit zijn/haar angst Professioneel mag je dat net niet doen: je moet eigenlijk die Ander aan bod laten komen en je mag hem/haar niet besmetten met je eigen invulling daarvan Dit is meteen ook de ethiek van het verschil: we worden geconfronteerd met een bepaalde invulling van het tekort bij iemand: een invulling waar hij/zij onder lijdt, en in het beste geval zal dat veranderen en komt er een andere invulling Die nieuwe invulling zal in nagenoeg alle gevallen niet de invulling zijn die de onze is (soms gebeurt dat wel dat het goed gelijkt op onze invulling, soms niet) Sowieso gaan wij uit van het idee van verschil: er zal een verschil zijn tussen de invulling die gemaakt wordt door de patiënt/cliënt, en dat is ook een goede zaak Binnen de hedendaagse opvattingen gaat men niet meer uit van een tekort, en niet meer uit van een verschil: men gaat uit van een uniformiteit en van een tekort dat ophefbaar of behandelbaar is Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie 120 o o Op het einde van de psychotherapeutische tunnel komen de subjecten eruit en trekken ze allemaal op elkaar conformiteit Men gaat ervan uit dat behandelingen ook zullen leiden tot een soort volledigheid Dit perspectief op het vlak van ethiek, bepaalt ook heel sterk de praktijk THEORIEGESTUURDE PRAKTIJK – PRAKTIJKGESTUURDE THEORIE Ondertussen grotendeels gerecupereerd door psychologie/psychiatrie, zij het meestal afgezwakt en herbenoemd Kern blijft behouden: o o o o Gewijzigd: o o o Oedipale theorie Theorie over seksualiteit Visie inzake therapeutisch werkzame factoren: van cognitief-inzichtelijk via interpretatie naar “durcharbeiten” via vrij associatie en overdrachtsanalyse Paradox: omvangrijke klinische theorie versus “sujet supposé savoir”; de “docta ignorantia” van de analist Die theorie is redelijk paradoxaal: er zijn heel veel verschillende invullingen van de term psychoanalyse, maar ondanks die vaak verregaande verschillen, zijn er ook een aantal overeenkomsten o o Een van de overeenkomsten die je overal zal vinden in alle psychoanalytische scholen, is de volgende: de theorie die vaak heel complex is en vrij omvangrijk, op het ogenblik dat je begint aan je praktijk, moet je vergeten Dit is paradoxaal: je moet je jaren inspannen om deze meester te worden en te doorgronden, … en dan zegt men dat op de dag dat je met je praktijk begint, je die theorie moet vergeten en die niet mag gebruiken Je krijgt daar een spanningsveld tussen het weten en het individu, het particuliere Elk individu is particulier en is anders, en als je je theorie te veel gaat toepassen, verlies je precies dat particuliere Dat is net waarover het gaat: je weet nooit waarmee je begint op het ogenblik dat je een nieuwe consultatie opstart De nieuwe patiënt maakt van jou als therapeut een expert: un sujet supposé savoir (een verondersteld wetend subject): een subject dat verondersteld wordt de kennis in pacht te hebben, te weten wat de problemen en de oplossingen daarvoor zijn, … Als goede therapeut weet je dat die positie niet klopt: over die persoon weet je niets De kennis, die je wel hebt, kun je eigenlijk niet toepassen, ondanks het feit dat je die positie toegeschreven krijgt Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie Onderscheid bewust – onbewust Symptoomvisie Overdrachtsverhouding Vrije associatie 121 We hebben een dubbele theorie: o o Uit hoofde van het feit dat die persoon ons die positie toeschrijft, spreekt hij, en beantwoordt hij onze vraag: we krijgen een voortdurende kennisoverdracht van de patiënt naar ons toe M.a.w.: daardoor is die positie waardevol: op grond van het ons toeschrijven van die positie, zullen wij precies die particuliere kennis krijgen o En gaandeweg zul je inderdaad, samen met die man of vrouw, die theorie herontdekken o Freud: “iedere keer dat je met iemand begint, herontdek en corrigeer je de theorie”: het is altijd geparticulariseerd, de theorie is altijd complexer dan de theorie (meer complex, eigenzinnig, …) Een theorie buiten de consultatiekamer die we moeten verwerven Binnen de consultatiekamer/praktijk moet die theorie als het ware van de kant van de patiënt komen (en het is ook zo dat deze theorie ontstaan is) Freud (cf. inleiding): het loont nog altijd om die theorie te bestuderen, maar er zijn ondertussen ook al een aantal zaken verouderd Wat is er overgebleven en wat is er veranderd? OVERBLIJFSELEN ONDERSCHEID BEWUSTE – ONBEWUSTE Freud heeft dat onderscheid geleidelijk ontdekt en er verschillende benamingen voor gebruikt o o o Het zijn niet zomaar statische begrippen: het is een poging van Freud om het volgende te begrijpen: hoe komt het dat er blijkbaar psychische processen aan het werk zijn, waar de patiënt geen kennis van heeft? (= kern van de zaak) o Eerste topologie: bewust – onbewust – voorbewust Tweede topologie: Es – Ich – Über-Ich (als een soort poging om dat bewuste en onbewuste op een andere manier te gaan beschrijven) Derde topologie (minder bekend) Wij weten dat die processen aan het werk zijn, omdat wij er de effecten van zien (= zijn klinisch uitgangspunt) Dat conceptapparaat of die ideeën zijn overgebleven en hebben zelfs furore gemaakt o o o o Jaren ’70: het merendeel van de psychologen waren ervan overtuigd dat het onbewuste niet bestond 20 jaar later is ongeveer elke psychologie bezig met de ‘impliciete’ of niet-bewuste processen Ondertussen zijn er ook razend interessante koppelingen gemaakt met de neurologie of neuropsychologie, en zelfs met de studie van neuroaffectieve processen (limbisch systeem, amygdala, … de koppeling met het affectief onbewuste): je kan daar eigenlijk de neurologische bevestiging vinden van Freuds verdringingstheorie DUS: dat is zeker overgebleven Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie 122 MAAR: het belangrijkste binnen die theorie – zoals gaandeweg ontwikkeld door Freud – is vandaag de dag niet overgenomen door de mainstream psychologie o o Er ontbreekt iets: datgene wat ontbreekt, heeft weer te maken met die mensvisie (zie eerder) De ontdekking door Freud van bewust en onbewust, en later dan dat Es, Ich en Über-Ich, heeft Freud tot de volgende stelling gebracht: ons psychisme, onze identiteit is fundamenteel verdeeld (wij vallen uit elkaar) De makkelijkste manier om dat voor te stellen is $ Maar: eigenlijk is dat veel te makkelijk, want dat laat uitschijnen dat je zo twee helften hebt (bewust en onbewust, links en rechts, …) In het merendeel van de gevallen is het een flink stuk complexer dan dat en zien we dat de ‘persoonlijkheid’, identiteit, … complex verdeeld functioneert Dat is een vrij belangrijke stelling, want vanuit het psychoanalytisch perspectief zullen wij daar juist het idee van pathologie aan koppelen: het is die verdeeldheid – die overigens bij ieder van ons aanwezig is – die de basis kan vormen van pathologie, het is daar dat er iets serieus verkeerd kan lopen Dat heeft men veel minder, en eigenlijk zelfs niet overgenomen: dat idee vind je nauwelijks in de ruimere psychologie vandaag: daar gaat men nog altijd impliciet uit van het idee dat er toch nog zoiets is als een persoonlijkheid, eenheid, ‘ik’ dat op het voorplan treedt en dat één en onverdeeld zou zijn SYMPTOOMVISIE De symptoomvisie is behouden en zelfs uitgebreid o De psychoanalyse gaat ervan uit dat eerst en vooral een symptoom strikt noodzakelijk is: als iemand geen symptomen heeft, is men er erg aan toe o o Op dat vlak (visie op het symptoom) is er tot vandaag een heel duidelijk verschil tussen een psychoanalytische benadering en een klinisch psychologische of psychiatrische benadering Een symptoom is dé manier waarop wij omgaan met die verdeeldheid, met dat tekort Onze particulariteit, onze eigenaardigheden, onze symptomen, … = onze manier om om te gaan met dat tekort en die verdeeldheid (‘copingsstijl’) Een symptoom: een constructie die gemaakt wordt bovenop iets, omdat hetgeen dat eronder ligt, ondraaglijk is o o o Een symptoom heeft een oplossingsfunctie, is een genezingspoging (= klassieke freudiaanse stelling) bovenop een onderliggend probleem Dat onderliggend probleem heeft altijd op een of andere manier te maken met een onderliggende verdeeldheid, die te maken heeft met een tekort en met de verhouding tegenover de Ander Deze visie op het symptoom, en ruimer op de problemen, heeft een heel sterk effect op de manier waarop wij een behandeling gaan denken en uitvoeren Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie 123 o Een symptoom is dus ook een balans tussen winst en verlies o o o Als constructie biedt een symptoom steeds winst, aangezien men met die onderliggende verdeeldheid of dat onderliggend conflict, daar veel minder of zelfs niet meer mee geconfronteerd wordt Het verlies, dat ook in elk symptoom zit, heeft dan te maken met de negatieve effecten ervan (heel vaak op sociaal vlak, bv. niet meer ruim/vrij kunnen bewegen, …) Een symptoom is een balans tussen winst en verlies, en dat verklaart waarom bepaalde mensen jarenlang een bepaald symptoom hebben en niet op consultatie komen: men komt niet op consultatie zo lang de winst duidelijk veel groter is dan het verlies Mensen komen op consultatie op het ogenblik waarop die balans doorslaat naar de negatieve kant: te veel verlies en te weinig winst Interessante diagnostische vraag: “Wat is er veranderd waardoor die balans – die oorspronkelijk positief was – omgeslaan is?” Dan zien we ook meteen dat we onze therapeutische bedoeling op twee niveaus kunnen zien: o Een groot aantal psychotherapieën ‘knutselt’ aan het symptoom en aan de balans van het symptoom (en de patiënt vertrekt wanneer de balans min of meer terug in evenwicht is), MAAR het probleem dat eronder ligt, is niet veranderd Dat is de pretentie die analytici hebben dat wij ‘daaronder’ willen werken, dat wij dat onderliggende willen aanpakken In veel gevallen slagen wij daar niet in, zitten wij ook een beetje te knoeien, te knutselen, aan dat symptoom erboven Ook al omdat nogal wat mensen, op het ogenblik dat die balans hersteld is, dan vertrekken (‘het lukt weer’) Dan krijg je bv. iemand in je consultatiekamer die je 25 jaar geleden ook al gezien hebt Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie Het symptoom waarvoor de patiënt komt, is NIET het probleem, het is op dat ogenblik de oplossing voor hen (het is geen goede oplossing, maar het is een oplossing) Wij moeten op een of andere manier proberen voorbij het symptoom te geraken (eronder, erboven, erachter, …) om die onderliggende problematiek vast te krijgen, want daar zit het hem Daar moet dan op een of andere manier een betere oplossing voor bedacht/gevonden worden (EEN betere oplossing, want DE oplossing bestaat niet) Met een dergelijke visie op symptomen (symptoom als oplossing, als constructie bovenop een onderliggend probleem) kun je ook begrijpen dat Freud stelt, wanneer we een behandeling opstarten, dat we ons altijd de volgende vraag moeten stellen: “Hebben wij iets beters te bieden?” Want: sommige mensen zijn beter af met hun symptoom, en het is dan geen goed idee om die symptomen zomaar te de-construeren Helaas weet je dat niet altijd op voorhand Maar: je zal die fout niet zo vaak maken, omdat je die macht niet hebt Het verklaart wel iets anders, een bepaalde metafoor, een bepaalde beeldspraak die gebruikt wordt, nl. het symptoom als een balans tussen winst en verlies 124 Wij gaan op zoek naar een symptoom o Onze visie op symptomen heeft alles te maken met onze visie op pathologie, namelijk dat elk subject functioneert op grond van een verdeeld zijn (dubbele verdeeldheid) dit zorgt onvermijdelijk voor moeilijkheden en deze worden een symptoom wanneer de verdeeldheid bewerkt wordt door er een bovenbouw op te zetten o Dus: een symptoom is een talige constructie bovenop de verdeeldheid hanteringsfunctie, bewerkingsfunctie een symptoom kan gezien worden als een genezingspoging, dat dient om een onderliggend conflict leefbaar te houden Deze visie op pathologie en symptomen heeft belangrijke diagnostische implicaties: o Men moet zich de vraag stellen waarom men nu precies komt (wat is veranderd?) o Het doel van de behandeling is niet het wegwerken van het symptoom, maar wel geraken tot bij wat eronder zit en daaraan werken (cf. deconstructie) o Het symptoom zal zich ten volle tonen tussen patiënt en therapeut, en zal aldus binnen die verhouding liggen o Een symptoom hoeft per definitie niet pathologisch te zijn (vb. van Freud op): het gelukt/mislukt zijn van een symptoom heeft te maken met de mate waarmee het de verdeeldheid overdekt, alsook de mate waarin het symptoom geaccepteerd wordt door de Ander (bv. faalangst vs slaagdwang) OVERDRACHTSVERHOUDING (‘TRANSFER’) Dit blijft ontzettend belangrijk om zowel conceptuele redenen (theorie) als pragmatischtherapeutische redenen (de praktijk) Conceptueel (zie ook KPSD II): heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis: zowel van de identiteit als van de problematiek o Wij gaan ervan uit dat een psychopathologie tezelfdertijd ontstaat als de identiteitsontwikkeling, en dat die ontwikkeling altijd in verhouding tot de Ander plaatsgrijpt: de subjectontwikkeling gebeurt in verhouding tot de Ander, en als er iets verkeerd loopt zal dat zich ook tonen in de verhouding tegenover de Ander o Dus: een symptoom heeft altijd een overdrachtsbetekenis o Identiteit en pathologie ontstaat in verhouding tot de Ander, en symptomen hebben altijd een betekenis t.o.v. de Ander Pathologie zal zich dan ook herhalen en tonen tegenover de Ander (bv. je bent altijd neurotisch in verhouding tot de Ander) De volgende stap is dan dat die zich ook gaan tonen in de behandeling Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie Het gebeurt soms ook dat je bij een eerste behandeling al aan die onderliggende problematiek geraakt (heeft meestal te maken met mensen die een vrij ernstige angstproblematiek hebben en bereid zijn het te blijven bevragen) Het is bv. typisch voor een neurose dat het over een keuzeproblematiek gaat: voor wie kies je? o De psychoanalyse zal niet werken aan het symptoom op zich, maar wel aan wat eronder zit: de bedoeling is om daartoe te komen Symptoomvisie, de manier waarop wij een symptoom begrijpen, is vrij bepalend voor de manier waarop wij denken over de behandeling! 125 o o Het therapeutisch belang heeft te maken met het feit dat dit precies het punt is waarop er een verandering moet plaatsgrijpen o o o Binnen de therapie wordt het een speciale situatie In de normale wereld is er altijd sprake van twee overdrachten (van twee personen) die met elkaar in interactie treden: Als je iemand leert kennen, ga je die benaderen vanuit je eigen verwachtingen tegenover de ander En de ander zal jou ook zo benaderen, volgens zijn eigen verwachtingen Binnen de context van de behandeling, is er een die niet meespeelt: de therapeut: als therapeut mag je je eigen subjectieve verhouding tegenover de Ander niet laten meespelen (je overdracht is enkel in functie van de behandeling, cf. abstinentie) Dus: in de behandeling betekent de overdracht dat de problematiek die de patiënt opgebouwd heeft tegenover de Ander, dat die zich zal herhalen tegenover ons Wij worden in die verhouding mee betrokken, wat de mogelijkheid opent om dat te bewerken Het is binnen de verhoudingen dat er iets moet veranderen Als therapeut moet je neutraal zijn (als reactie op die overdracht), wat betekent dat je je eigen invulling niet geeft Als je dat wel doen, zal je tegenoverdracht de behandeling moeilijker maken Vandaar het belang van die abstinentie Ook dit is ondertussen ruim onderkend binnen zowat alle therapeutische stromingen, en ook dit is vrij sterk aanwezig in alle effectiviteitsstudies (cf. ‘common factors’: therapeutische relatie en actieve deelname aan de eigen behandeling) De therapeutische relatie: authenticiteit, integriteit, … maar: volstaat niet om de werkzaamheid van die therapeutische verhouding te vatten (zal je eerder wel vinden in het psychoanalytische of systeemtherapeutische denkkader) VRIJE ASSOCIATIE /// Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie De problematiek is fundamenteel gekoppeld aan de Ander: het is daar ontstaan en toont zich daar ook Het is precies omdat het zich gaat voordoen tegenover ons in de behandeling (overdracht), dat we de mogelijkheid krijgen om daar iets aan te veranderen De overdracht bestaat al vóór dat iemand in behandeling komt: beperkt zich niet tot de therapeutische relatie de overdracht toont zich overal waar er belangrijke verhoudingen zijn Verhouding tegenover de Ander van de autoriteit, van het andere geslacht, de gelijke, … In elk van die verhoudingen krijg je overdracht 126 VERANDERINGEN OEDIPALE THEORIE Zeer ingrijpende verandering op dit vlak Karikaturale versie van het oedipuscomplex: het jongetje dat verliefd wordt op zijn mama en met haar wil trouwen, maar de vader zit in de weg en op grond daarvan zal het jongetje allerlei agressieve fantasieën koesteren tegenover zijn vader, waardoor hij zich schuldig gaat voelen en op grond van dat schuldgevoel wordt het jongetje braaf en neurotisch (oedipuscomplex van het meisje: hetzelfde, maar omgekeerd) Daar hapert vanalles aan (zeker met de bijkomende begrippen castratieangst en penisnijd) o o Abstractie van die Freudiaanse invulling en poging om het iets sociologischer te bekijken: het oedipuscomplex is de sociale machinerie (het traditionele gezin) om iemand binnen bepaalde rolpatronen te duwen o o o o o o Want het oedipuscomplex zoals Freud dat beschrijft, past uitdrukkelijk binnen het patriarchaat van de eerste helft van de vorige eeuw (met een strikte rolverdeling) Het oedipuscomplex installeert die verhoudingen op grond waarvan het jongetje zich zal identificeren met die vader (en hetzelfde zal verderzetten) en het meisje zich zal identificeren met de moeder, enz. Op grond daarvan worden vooral de onderliggende driften (het driftmatige) ‘gesocialiseerd’: het onderliggende driftmatige wordt verdrongen DUS: het oedipuscomplex is eigenlijk bij uitstek iets dat thuishoort in het patriarchaal model En de neurose zoals Freud die beschrijft (de hysterie, dwangneurose en fobie) horen ook uitdrukkelijk thuis in dat maatschappelijke, patriarchale model En wanneer Freud dat oedipuscomplex beschrijft, gaat hij ervan uit dat deze structuur eeuwig en onveranderlijk is (behalve bij primitieve volkeren) Ondertussen zijn we 100 jaar verder: het patriarchaat is op sterven na dood (zeer goede zaak) en we leven in een totaal andere gezinsstructuur (het huidige gezin deelt eigenlijk enkel nog de benaming met het gezin uit de eerste helft van de vorige eeuw) o o Dit heeft als gevolg dat we een heel ander socialisatiepatroon krijgen, en een heel andere invulling van de man-vrouw verhouding, alsook de ouder-kind verhouding Dus: dat model dat door Freud beschreven werd en toen al een aantal fouten bevatte, is nu verdwenen en is niet meer van toepassing heeft een aantal gevolgen (vanuit metastandpunt bekeken): Eerste helft vorige eeuw: we hebben meer dan genoeg wetenschappelijke argumenten om te stellen dat de psychopathologieën die we toen aantroffen, voor een flink stuk het gevolg waren van een toenmalig maatschappelijk bestel (Victoriaanse maatschappij met die patriarchale structuur) Dat is in het midden van de vorige eeuw gekanteld uiterst belangrijke maatschappelijke veranderingen andere verhoudingen tussen mensen (man-vrouw en ouder-kind), en het is in die verhouding dat we onze identiteit en problematiek ontwikkelen Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie Het is vrij duidelijk dat er aan die theorie vanalles hapert, en dat er iets inzit dat op een of andere manier juist is Maar: zeker bij Freud krijg je het niet goed te pakken 127 o DUS: als de determinerende verhoudingen en de cultuur, het maatschappelijke, veranderd is, krijg je andere problematieken en pathologieën De stoornissen uit het Victoriaanse tijdperk, komen vandaag niet of nauwelijks nog voor zoals ten tijde van Freud DUS: die oedipale theorie klopt vandaag niet meer Cruciale verandering: betrekking van de moederfiguur Oedipale theorie = theorie over het patriarchaat Freuds theorie = theorie over de vader (altijd) o De eerste uitbreiding van de analisten na Freud, is de figuur van de moeder o Bij Freud ontbreekt de moeder nagenoeg altijd compleet Vanaf de jaren ’60-’70 krijg je ook een uitbreiding naar een meer abstracte invulling daarvan: de verhouding tegenover de eerste en de tweede Ander Het onderscheid tussen een duale en een triangulaire verhouding (waarbij een verschil geïntroduceerd wordt) Die nieuwe woorden duiden op een fundamentele verandering De oedipale structuur zoals Freud deze beschreven heeft, kennen we eigenlijk niet meer Gevolg: we krijgen de dag van vandaag te maken met andere stoornissen die nauwelijks voorkwamen ten tijde van Freud: we hebben nu veel meer te maken met persoonlijkheids- en identiteitsstoornissen, genderproblematieken, angstproblematieken, en problematieken die rechtstreeks geënt zijn op het lichaam dit is op 30 jaar tijd veranderd o Cf. voorbeeld uit KPSD II: eetstoornissen: (jaren ’70: weinig aandacht voor, want kleine kans dat je daarmee geconfronteerd wordt in de praktijk) o o o o Naast de oedipale theorie, is ook de penisnijd is helemaal verdwenen De idee van castratie is wel behouden, maar op een heel andere manier (uitsluitend binnen de Lacaniaanse analyse): de castratie is niet de aanduiding van iets wat gevreesd wordt, of wat uitgevoerd zal worden door iemand anders, maar het is de aanduiding of aanwijzing voor het tekort als een existentieel gegeven Lacan: castratie: omdat de plaats/verhouding waar we het tekort zullen voelen, nog steeds de seksuele verhouding is (angst om tekort te schieten) Heel andere invulling dan deze die we bij Freud hadden THEORIE OVER SEKSUALITEIT De verandering op vlak van de theorie over de seksualiteit, is eerder een verschuiving Freud: o o o In het westen kregen wij, de 150 jaar voor Freud, gaandeweg een enger en enger seksualiteitsbegrip Ten tijde van Freud betrof seksualiteit alleen maar de genitale seksualiteit (alles daarbuiten: afwijkend, pervers, ziekte) M.a.w.: seksualiteit had een heel beperkte invulling Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie Dit is een eerste, maar heel fundamentele verandering 128 o o o o Freud ontdekt in zijn klinische praktijk dat seksualiteit een flink stuk ruimer is dan enkel genitale seksualiteit, en dat het niet beperkt blijft tot de volwassen leeftijd (ook kinderen beleven al plezier aan het eigen lichaam) Bij Freud krijgen we een uitbreiding: seksualiteit als de verhouding die we aannemen tegenover ons eigen lichaam, en het lichaam van de Ander, m.b.t. genot (= invulling die we hebben tot 1750) Seksualiteit als begrip was geen apart iets, maar maakte deel uit van de ruimere verhouding tegenover het genot (tot de 18e eeuw) Freud heeft dat terug uitgebreid op basis van wat zijn patiënten hem kwamen vertellen (die uitbreiding was nodig, want de pathologie was heel sterk gefixeerd op het verbod van dat seksuele) Dit verklaart waarom Freud eetstoornissen kan begrijpen als iets wat te maken heeft met een seksuele stoornis (in de betekenis van de verhouding tgov. het eigen lichaam, m.b.t. genot en verlangen) Wat is er nu veranderd? o o o VISIE Die beschrijving die Freud daar gaandeweg over ontwikkelde, is ondertussen compleet banaal geworden: de problematieken waarvoor zijn patiënten op consultatie kwamen m.bt seksualiteit, zijn vandaag de dag compleet banaal Betekent dat dat er niet meer geluisterd moet worden naar problematieken op dat vlak? Neen… De problematieken die we nu horen, hebben te maken met genderinvullingen: Hoe vul ik mijn identiteit in als man/vrouw? Hoe vul ik mijn identiteit in tegenover een andere man/vrouw? Enzovoort INZAKE THERAPEUTISCH WERKZAME FACTOREN (DE THERAPEUTISCHE TECHNIEKEN ALS Dat is al veranderd ten tijde van Freud zelf: die visie op wat de therapie werkzaam maakt Van cognitief-inzichtelijk via interpretatie naar “durcharbeiten” via vrij associatie en overdrachtsanalyse Wat werkt er eigenlijk binnen een behandeling, binnen een psychoanalytische therapie? o o o Karikaturale invulling/beeld van de psychoanalyticus: het beeld van de man die luistert naar iemand die op een divan ligt, en die op grond van dat luisteren een aantal heel diepzinnige interpretaties produceert, waardoor die man of vrouw dan plots een nieuw inzicht verwerft, en die inzichten werken genezend Die karikatuur (maar dan in een minder karikaturale versie) blijft Freud handhaven tot pakweg 1912-1913: vanaf die periode zal hij ze laten vallen en gaat hij gaandeweg een heel andere richting uit Die karikatuur is ontzettend belangrijk, omdat ze het gevolg is van een opvatting die wij allemaal hebben en delen, want het is een overtuiging die deel uitmaakt van onze cultuur (waardoor je ze zowel vindt in een religieuze, als in een seculiere/ vrijzinnige versie) Religieuze versie: gaat ervan uit dat als je iemand de juiste weg toont, die man of vrouw die juiste weg bijna vanzelf gaat volgen (met wat overtuiging, …) Cf. Christus: “Ik ben de weg en de waarheid” Het idee van juiste kennis die aangereikt wordt, zorgt ervoor dat iemand de juiste weg bewandelt Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie DUSDANIG) 129 We zien daarbij een fundamentele overeenkomst: in beide gevallen (religieuze + verlichting) gaat men ervan uit dat de juiste kennis genezend werkt o o o o o In de zin van: als je die kennis kent en verworven hebt, zal je automatisch de juiste dingen doen Belangrijkste verschil: juiste kennis komt bij de religie vanuit de godsdienst, en bij de verlichting komt de kennis vanuit de wetenschap Vanaf die periode worden psychiatrische patiënten in Frankrijk en Duitsland ‘les deraisonables’ genoemd (= mensen die de rede niet volgen) Men doet een appèl op de rede Dit model klopt niet: het is niet de kennis op zich, het verwerven van de kennis op zich, dat genezend werkt Freud had wel dat idee tot pakweg 1912 (= kind van de Verlichting) Heel zijn theorie over psychopathologie, kun je in dat licht interpreteren: iemand is een bepaalde kennis kwijt, want het zit in het onderbewuste, het is verdrongen en defensief bewerkt vandaar dat die persoon geen toegang meer heeft tot die kennis We moeten die onbewuste kennis weer in het bewustzijn brengen, en dan volgt de genezing bijna automatisch DUS: kennis werkt genezend (Freud zal dat 10-15 jaar proberen en moet dan toegeven dat dit niet werkt, en al helemaal niet als die kennis vanuit de therapeut aangeboden wordt) Dit is zeer belangrijk, omdat dit in onze cultuur zit (en tot vandaag de dag!) o o Het zit in onze cultuur, zowel religieus als seculier/vrijzinnig, en dit tot vandaag de dag Andere aspecten binnen de psychotherapie: bv. heel de beweging rond de ‘cognitieve therapieën’ (alleen al de term) aantal fundamentele overeenkomsten met de vroege psychoanalyse: Het idee dat er een aantal ‘foute beliefs’ zijn die gecorrigeerd moeten worden Freud stelde zich ook uitdrukkelijk op als een ‘leermeester’ die de juiste kennis had en door wilde geven aan zijn patiënten (via interpretatie) veel patiënten: weerstand Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie = Indoctrinatie Vanaf de 14e-15e eeuw begint men daaraan te twijfelen, en vanaf de 16e eeuw krijgt men dan de Verlichting Seculiere/vrijzinnige versie (Verlichting): Allemaal mensen die afstand nemen van dat religieuze idee dat de waarheid in pacht pretendeert te hebben (in de plaats daarvan zal men stilaan de wetenschap ontwikkelen) De wetenschap kan maar ontwikkeld worden op grond van een bepaalde overtuiging, cf. Kant o Kant: de rede/ratio o “Vergeet religie, je moet voor jezelf durven denken, en je moet bij dat denken de rede volgen. Dat zit bij ons, dus moeten we hard werken om dat naar buiten te kunnen brengen” o Dat wordt als model geplaatst tegenover de godsdienst 130 o o Freud zal jaren werken aan de weerstandsanalyse (maar: werkt niet) Hedendaags model: therapieresistente patiënten die daar eigenlijk niet van willen weten, en niet ‘rede-lijk’ zijn Het cognitieve: dit is vandaag hét centrale begrip binnen de volledige psychologie Maar: het affectieve ontbreekt Dit is geen toeval: het feit dat het cognitieve zo naar voor geschoven wordt, heeft te maken met onze basisopvatting die al 1000 jaar naar voor geschoven wordt: het gaat om kennis, begrijpen, … en op basis van dat begrijpen zal men veranderen Maar: wij lossen geen problemen op via kennis, via het redelijke, via de uitleg dit werkt niet Want: problemen zijn affectief: je moet een koppeling kunnen maken tussen het cognitieve en het affectieve, en dan werkt het en dan zit je met overdracht: dat cognitieve en affectieve zal zich in de overdrachtsverhouding tonen Dat kun je niet in dat cognitief model krijgen Ander voorbeeld van de huidige invulling over kennis, redelijkheid, …: psycho-educatie Het onderliggende idee is weer hetzelfde: we gaan iemand ‘opvoeden’ (educare), iemand de juiste kennis geven, en die kennis zal genezend werken dat werkt goed (dus zullen we dat in computers steken, …: en dan blijkt plots dat dat niet meer werkt) Maar: psycho-educatie gebeurt in een verhouding tussen een patiënt en therapeut (en die geeft in het beste geval om de patiënt, wil iets betekenen, …) het is de therapeutische verhouding die centraal staat! De therapeutische verhouding (en niet de kennis die doorgegeven wordt) zal het lukken of mislukken van de behandeling bepalen (en ook Freud zal dat ontdekken: zijn behandeling lukt bij sommige patiënten wel en bij sommige patiënten niet) Cf. boek (1930, Engelse anlayticus): ‘the therapeutic impact of inexact interpretations’: het is niet de juistheid of foutheid van de interpretaties, en het is niet de kennis die genezend werkt, maar het is wel de overdrachtsverhouding en overdrachtsanalyse die bepalend zal zijn voor het al dan niet werken Fundamenteel veranderd: het belang dat gehecht wordt aan de factor kennis als een therapeutisch/genezend iets, iets dat heilzaam zou zijn Oppositielijn: vroege Freud die alles begreep en alles ging interpreteren (perfecte karikatuur van de alleswetende analyticus) en Lacan met zijn uitspraak “Gardezvous de comprendre” Wij moeten als beginnende therapeuten leren zwijgen (want dan komt er na verloop van tijd plots heel ander materiaal, dat het vorige in een compleet andere context plaatst) Op grond van het verkeerd begrijpen kunnen we de patiënt de mogelijkheid ontnemen om die andere zaken naar voor te brengen = Technische maatregel (maar: niet comfortabel: we krijgen een appèl) Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie 131 132 Psychoanalyse als drieluik ethiek – praktijk – theorie FREUD IN VOGELVLUCHT Zie Thomas Kuhn: “Structure of scientific revolutions”: o o Eerst: paradigmatische shift Daarna: “normaalwetenschap” waarin ongemerkt aanpassingen en veranderingen optreden, en dit terwijl alles schijnbaar “hetzelfde” blijft Dit is NIET het geval: de psychoanalyse is nu serieus anders dan ten tijde van Freud, zowel op vlak van theorie als op vlak van praktijk Toch nodig: kennis van basisauteur! o o o Belangrijkste risico: psychoanalyse toepassen als theorie die perfect toelaat ‘alles’ te begrijpen, ZONDER dat er iets verandert; vaak in combinatie met psychoanalyse als verplichte ideologie o o Cf Lacan: “Il ne s’agit pas d’expliquer pourquoi votre fille est muette; il s’agit de la faire parler” (sem. XI) Pas op voor Het Grote Begrijpen, ook bij de patiënt Startpunt: “Studien Ueber Hysterie” 1895, Breuer & Freud o o Tégen de verwording en om het warm water niet opnieuw te moeten uitvinden MAAR: geen scholastiek, d.w.z. uitsluitend tekststudie als was het een bijbel Nodig: confrontatie met de praktijk en met de huidige maatschappelijke veranderingen = eerste VERBALE psychotherapie, eerste patiënte (Anna O) = paradigmatische shift: dementia paralytica model werkt niet, zoektocht naar iets anders spreken, in combinatie met hypnose & suggestie Cfr. hedendaagse shift: genetica o o Dergelijke kantelingen tussen psyche/soma telkens herkenbaar in ons vakgebied, en ook in de klinische psychologie Belangrijk om dit te begrijpen in termen van discours: universitair en/of meesterdiscours versus analytisch discours (en dit los van de inhoudelijke theorie) Dit stuk is eigenlijk vrij ‘onmogelijk’ om te brengen, omdat prof. Verhaeghe de bedoeling heeft om ons een beeld te brengen van de evolutie in het werk van Freud (= overambitieus): we moeten vooral onthouden dat het werk van zo iemand inderdaad een evolutie bevat, en dat we niet zomaar een tekst kunnen lezen uit 1906 en die kunnen plaatsen naast een tekst uit 1930 We moeten ruimer beginnen: met de periode voor Freud en dan ook nog eens een stuk van de periode die daarna komt Thomas Kuhn: ‘The Structure of Scientific Revolutions’: epistemoloog die de geschiedenis van verschillende wetenschappen bestudeert: hij bestudeert wetenschap als een organisme dat schoksgewijze ontwikkelingen doormaakt o Heel kort geschetst: een wetenschap (bv. psychologie, scheikunde, geologie, …) kent op een bepaald ogenblik een paradigma dat dominant is, omdat het oorspronkelijk vertrokken is bij iets dat zeer succesvol was Freud in vogelvlucht 133 Maar: het wordt super dominant en het omvat alles (men gaat alles verklaren met dat ene paradigma) dat dominant paradigma wordt gedurende een bepaalde periode de zogenaamde ‘normaalwetenschap’ Gevolg: het mislukt (er is niet één paradigma dat in staat is alles te verklaren) Die mislukking betekent dat er een ander paradigma die dominantie overneemt 19e eeuw: de psychiatrie is in volle ontwikkeling en rond 1850 gebeurt er een heel belangrijke ontdekking: men ontdekt dat er een organische oorzaak is voor psychiatrische aandoeningen o o o o Dat blijkt op dat ogenblik vrij succesvol te zijn Dat wordt het startpunt van de psychotherapie, en het dominante paradigma tot pakweg de jaren ’50 (dan: aflossing van de wacht door de toenmalige psychotherapie en de farmacologie) Het is ontstaan als een vrij ‘revolutionair’ model, in de zin van afstand nemen van een vorig paradigma en de installatie van iets compleet nieuws De ‘jonge Freud’ is 40 jaar als hij begint met psychoanalyse (voordien: neurologie en lijken ontleden) in zijn privépraktijk Hij komt in zijn praktijk tot de vaststelling dat datgene dat hij op de unief onderzocht en geleerd heeft, in de praktijk niet werkt Joodse milieu (vrij gesloten gemeenschap) en oudere collega met ‘wereldfaam’ (Breuer): Freud zet een soort samenwerking op met Breuer, die hem over een ‘vreemde patiënte’ zal vertellen waarbij hij een nieuw behandelingsmodel geprobeerd heeft (en dat deels gelukt en deels niet gelukt is) Dit was bij een patiënte waarbij Breuer heel veel twijfels had over de diagnose (in die tijd was zij met haar symptomen geen uitzondering) Freud zal die methode van Breuer overnemen en een beetje veranderen startpunt van de psychotherapie Freud in vogelvlucht Men ontdekt de oorzaak van één van de toenmalige ziektebeelden die toen in de psychiatrische instellingen vrij frequent aanwezig was (combinatie van paranoia en verlamming: dementia paralytica): een besmetting met een bepaalde bacterie (en die bacterie wordt veroorzaakt door syfilis) o Paradigma: psychiatrische ziektebeelden worden veroorzaakt door iets organisch (vergeet het morele: dat is ouderwets) o Gevolg: men gaat zich vanaf dan toeleggen op het zoeken naar de organische oorzaak van alle ziektebeelden Voornaamste wetenschappelijke onderzoeksmethode: anatomopathologie Alles wordt in dat model gedacht: men doet dat 50-60 jaar en men vindt niets o Het paradigma brokkelt af en is op sterven na dood Dan komt Freud (en daarvoor eigenlijk Breuer) die een heel ander model naar voor schuift: zij gaan niet meer in het lichaam kijken, maar naar de persoon luisteren 134 Breuer: het is bijna – letterlijk en figuurlijk – van-zelf-sprekend: symptomen die niet goed te vatten zijn een goede arts stelt vragen o o o Breuer zal zijn methode de ‘hypnocathartische methode’ noemen o o Het wordt een vraag- en antwoordspel, met de bedoeling om greep te krijgen op die anamnese en om te proberen een diagnose te hebben Maar: vanuit ons standpunt bekeken is dat vraag- en antwoordspel iets anders (het trekt op hetgeen wij doen) Het lukt niet: omdat die patiënte op heel veel vragen ‘ik weet het niet’ antwoordt Je krijgt antwoorden, en je ziet ook dat die vragen over het weten gaan (zelfde redenering: we moeten het weten) En dan komt het toeval (1890): in 1890 is er iets nieuws in de medische wereld (men probeert in die tijd vanalles): hypnose De meningen daarover zijn verdeeld: kwakzalverij vs bruikbaar Breuer is een wetenschapper en is nieuwsgierig, en hij wil het proberen (want de antwoorden die hij wil, komen niet) Breuer zal dezelfde vraag, iedere keer gefocust op een bepaald symptoom, stellen onder hypnose: vragen naar de geschiedenis van het symptoom o Wonder: onder hypnose krijgt hij antwoorden: die patiënte kan plots wel een min of meer coherent verhaal brengen o Tweede wonder: de verhalen zijn juist (want: de moeder van de patiënte had een dagboek bijgehouden) o Nog verwonderlijker: al naargelang de patiënte terugkeert in de tijd, naar de oorsprong van het symptoom (= hetgeen waar Breuer het meest naar op zoek was), gebeurt er iets helemaal anders (~ hysterische aanval): er komt een massale ontlading Emotioneel: vaak met angst en huilen en lachen door elkaar Iets waarbij het bewustzijn nog nauwelijks aan bod komt Er komt geen verbale uitleg meer: cf. catharsis (effect van een tragedie op het publiek): een soort reinigend effect op emotioneel vlak: affecten worden afgevoerd, verdwijnen, … Die patiënte is niet genezen: het is helaas niet alleen maar een succesverhaal, want er ontstaat een massale overdrachtsverhouding van de patiënte op de therapeut Breuer kan die overdrachtsverhouding niet meer hanteren en loopt weg Gevolg: alle resultaten verdwijnen en ze wordt voor een paar jaar opgenomen in de psychiatrie Het is nog niet zo slecht afgelopen met haar: zij is de eerste geweest die een huis opgericht heeft voor alleenstaande moeders en die haar leven daarop gericht heeft (ze wordt als één van de basisfiguren gezien binnen het sociaal werk) Dit was het verhaal dat Breuer aan Freud vertelde: Freud denkt van ‘ik ga dat ook proberen’ en hij kan Breuer overtuigen om samen een aantal patiënten (met ongeveer diezelfde problematiek: conversiehysterie) op diezelfde manier te behandelen Freud in vogelvlucht 135 o o Bij Freud zal het hypnotisch aspect compleet mislukken: hij kreeg zijn patiënten niet gehypnotiseerd (dit was niet zo gek: Freud was, in tegenstelling tot Breuer, ‘niemand’: hij had het niet gemaakt aan de universiteit) Gevolg: Freud zal diezelfde methode toepassen zonder hypnose (veel moeilijker, maar werkt ook): “cathartische methode” Dit is het vertrekpunt geweest van de verbale psychotherapie: een mislukte, uit de hand gelopen, behandeling waarbij de diagnostische fase (zonder dat de therapeut het wist) heel snel een therapeutische fase werd en waarbij toen al duidelijk werd (in terugblik) dat het niet zozeer de kennis was die werkte, maar wel de affectieve ontlading: abreaktion, het afreageren Freuds werk: evolutie daarbinnen o o o Nodig om dit te weten: die theorievorming is zo rijk en complex, dat we minstens moeten weten dat die evolutie er is Nadeel van een dergelijk oeuvre is dat hij heel selectief geciteerd kan worden: meest progressieve feminist van die periode vs meest archaïsche patriarchale ‘lul’ DUS: let op met citaten! (vooral van mensen met zo’n complex oeuvre) Belangrijk om de ruimere context te zien Freud heeft heel wat van zijn ideeën fundamenteel herzien (bv. Freud van 1900 vs Freud van 1920) EERSTE PATIËNTE: ANNA O. (“STUDIEN UEBER HYSTERIE”, 1895) Casus conversiehysterie: o o o Verlammingen, hallucinaties met zware angst, hysterisch mutisme, enkel kunnen spreken in andere talen dan moedertaal A.h.w. twee persoonlijkheden & twee bewustzijnstoestanden Aanleiding: “overwerkt” door verzorging van stervende vader (‘surmenage’) Behandeling: o o o Suggestie werkt niet, dixit Breuer Via hypnose verbale exploratie van de symptomen met als doel de ondergrond ervan terug te vinden (anamnese) en komen tot “Abreaktion” = “Hypnokathartische methode” Elk symptoom wordt als uitgangspunt genomen voor een retroactieve associatiereeks, ‘alles’ moet herinnerd worden, dan verdwijnt symptoom Breuer beschouwt hysterie als het resultaat van opgestapelde onbewuste traumatische herinneringen én ingeklemde emoties die NIET meer tot het bewustzijn kunnen doordringen De symptomen functioneren als SYMBOOL daarvoor, en dit terwijl het psychisch functioneren zelf GESPLITST is ( dissociatie, opdeling in bewustzijn en onderbewustzijn) o Voorbeeld: verlamde rechterarm: gaat terug op een hallucinatie tijdens de verzorging van haar vader De patiënte hallucineert over een zwarte slang die haar vader wil bijten Zij wil de slang afweren, wat niet lukt Freud in vogelvlucht 136 o Kenmerken behandeling: o o o o o o Freud: neemt die lijn op maar verlaat de hypnose en ontwikkelt in plaats daarvan de “cathartische methode”: o o o Verbaal = nieuw! (des te verrassend omdat Breuer duidelijk een medicus is, zie “Hering-Breuer reflex”) Patiënte neemt minstens gedeeltelijk de leiding: autonomisering Maar: overdracht wordt niet bewerkt Symptoomfocalisatie & hypnose waarbij symptomen = herinneringssymbolen Doel: bewustwording (én inhoud én emotie) + “abreaction” van de ingeklemde affecten Etiologie: accent op trauma Divansituatie, met als doel het spreken te bevorderen Eerst nog: symptoomfocalisatie, zonder hypnose Daarna, door interventie andere patiënte (Emmy von N.): meer en meer accent op vrije associatie, d.w.z. de patiënte beslist waarover gesproken wordt = nog meer autonomisering van de patiënt, met dien verstande dat de vrije associatie niet vrij is Andere theorie: meer en meer accent op de seksuele achtergrond o o Zowel op vlak van seksuele praktijk (abstinentie) als op vlak van trauma (verleidingstheorie) Duidelijkste illustratie: “Katherina”: seksueel misbruik door de vader “ABWEHR-NEUROPSYCHOSEN” (1894, 1896) EN “DIE TRAUMDEUTUNG” (1900) Centrale vraag: waarom zijn bepaalde psychische inhouden niet meer beschikbaar voor het bewustzijn? o Antwoord: intern conflict plus afweer of defensie, steeds gefocaliseerd rond seksualiteit Freud in vogelvlucht Op de koop toe veranderen haar vingers in kleine slangen met doodskoppen Ze wil roepen, maar kan niet Het enige wat opduikt zijn Engelstalige kinderrijmpjes Gevolg: hysterisch conversiesymptoom (verlamde arm) plus switch naar Engels i.p.v. Duits De herinnering aan het ontstaan is volledig verdwenen bij de patiënte zelf o Benaming, gegeven door patiënte zelf: “chimney sweeping” en “talking cure” Kritiek: NIET gezien: overdrachtsverhouding Breuer komt in de plaats van de vader, zij doet ‘alles’ voor hem ‘Suggestie’ is op een andere manier aanwezig De behandeling mislukt wegens geen overdrachtsanalyse Maar: er is toch een bepaalde vorm van resultaat 137 o Vragen: o o Freud moet zijn praktijk uitbouwen (als arts) en moet werken met patiënten botst op allerlei moeilijkheden: zal in eerste instantie proberen te begrijpen met welke problematieken hij te maken heeft o o Hoe symptoomopbouw? Ruimer: theorie over psychisch functioneren Hoe bewustwording bewerken? Ruimer: behandeling Heeft daarmee de basis gelegd van de huidige diagnostiek (buiten het veld van de psychose dat al vrij goed gekend was): neurosen en persoonlijkheidsstoornissen waren toen niet zo gekend Niet zo vreemd, want hoorden niet onmiddellijk thuis in de 19e eeuwse psychiatrie Daar gaat het allemaal van start Hij wordt in zijn ambulante praktijk geconfronteerd met een aantal problematieken die tot dan toe niet beschreven waren (dan wel enkele vuilbakcategorieën, bv. neurasthenie) gaat op zoek om dat te proberen begrijpen, wat zich zal kristalliseren in twee heel belangrijke diagnostische artikels, die tezelfdertijd meteen ook al een duidelijke aanzet geven voor zijn manier van kijken naar het psychisch functioneren: ‘Die Abwehr-Neuropsychosen’ Centraal begrip: afweerneuropsychosen o o o Freud heeft al door, op grond van de ervaringen van Breuer (Anna O.), dat die vreemde symptomen te maken hebben met inhouden die verdwenen zijn uit het bewustzijn, uit de bewuste kennis van die patiënten Met hypnose komen die antwoorden er wel (Breuer), maar er blijkt dat er een reden is waarom die inhouden/kennis niet beschikbaar waren in het bewuste Dat is een heel merkwaardig iets: niet zozeer omwille van dat feit op zich (iedereen heeft dingen die hij/zij liever niet meer wil weten resultaat: dringt zich nog veel sterker op), maar wel omwille van het feit dat het gelukt is die zaken te verdringen Maar: half succes: ondanks het feit dat ze verdwenen zijn, oefenen die ‘verdwenen inhouden’ toch een duidelijke invloed uit Zowel Freud als Breuer komen daar voor een raadsel te staan: er bestaan een aantal gedachten/Vorstellungen/associatieve complexen die uit het bewuste denken van iemand verdwenen zijn, en toch oefenen ze een invloed uit, aangezien ze een aantal van die vreemde symptomen gaan Freud in vogelvlucht Gevolg: Splitsing van het psychisch functioneren in bewustzijn en onderbewustzijn De afgeweerde inhouden verdwijnen NIET en blijven werkzaam vanuit een andere plaats, gaan de symptomen determineren Symptomen zijn betekenisdragers De oorspronkelijke afweer verschijnt opnieuw tijdens de behandeling, als vorm van WEERSTAND: niet willen/kunnen weten Behandeling moet daar tegenin gaan: terug bewustwording van + bewerking in het bewustzijn 138 bepalen (gaande van conversiesymptomen, meestal verlammingen, tot fobische symptomen, hallucinaties, enz.) Ze weten dat er een verband is (‘toevallig ontdekt’): als Breuer er via de hypnose in slaagde die verdwenen inhouden terug in het bewustzijn te brengen, en dit met de affectieve ontlading erbij, verdwenen die symptomen en was er plots een soort coherentie hersteld (men heeft het dus proefondervindelijk, “evidence-based” ontdekt) Raadsel: hoe komt het dat er bepaalde psychische inhouden verdwenen zijn uit het bewustzijn, maar toch nog een invloed uitoefenen op het functioneren? o Het antwoord daarop zal hij gaandeweg ontwikkelen, maar het eerste antwoord zit in die titel: de afweer (vandaag: defensie) er zijn bepaalde defensiemechanismen aan het werk geweest, die ervoor gezorgd hebben dat die, om een of andere reden gevaarlijke psychische inhouden, verwijderd zijn uit het bewustzijn en ‘elders zitten’, maar vanuit die andere plaats toch nog een invloed uitoefenen dat is wat Freud vaststelt o Hij stelt dat des te meer vast, omdat hij anders moet werken dan Breuer o Freud weet dat die associatieve complexen daar nog ergens moeten zitten en hij begint ‘aan te dringen’ bij zijn patiënten (zagen) om dat naar boven te brengen Patiënten hebben daar weinig zin in + nog fundamenteler dan dat: zelfs als de patiënt dat zou willen bereiken of willen formuleren, dan nog lukt het niet Hedendaagse illustratie: werken met traumatische patiënten: iemand die weet dat hij/zij een trauma meegemaakt heeft en dat dat een invloed heeft op de symptomen, zal je bij zo iemand het volgende horen: “ik weet dat het ergens zit, maar ik krijg het er niet uit” Freud zal dat allemaal samenvatten in de idee van afweer: bepaalde psychische inhouden of associatieve complexen zijn afgeweerd geworden (om een aantal redenen) en het is zo goed gelukt dat ze uit dat bewustzijn verdwenen zijn, maar ze oefenen wel nog een invloed uit Dus: het is eigenlijk toch niet zó goed gelukt Het pathologisch proces zit dus ook daar in Op grond van die redenering, krijgt Freud natuurlijk onmiddellijk een aantal andere vragen: die associatieve complexen zijn verdwenen uit het bewustzijn, MAAR: Waar zitten ze dan? Waar zijn ze naartoe? o o Eerste instantie: twee aparte psychische functioneringswijzen die naast elkaar staan Gewone manier van psychisch functioneren en denken Andere manier van psychisch functioneren en denken Freud zal aanvankelijk niet het idee van bewust en onbewust gebruiken Interessant: dit vinden we weer terug in de hedendaagse studies over trauma: dissociatie (twee aparte denkmodi) Ook: Franse psychiater Janet: dissociatie en Spaltung Pas gaandeweg zal Freud daar een andere term voor gebruiken: bewust vs onbewust De associatieve complexen die afgeweerd zijn en waartegen een afweermechanisme gebruikt geworden is: zijn op een andere plaats gebracht, het onbewuste Daartegenover staat het bewuste Freud in vogelvlucht 139 Freud zal nooit tevreden zijn met die opdeling Vrij ‘logisch’: het idee van het onbewuste, zeker als je het als een soort plaats gaat beschouwen (en dat roept dat bijna onmiddellijk op, cf. “topologie”), wordt het een soort ‘kelderverdieping’ waar al het materiaal ingestopt wordt en blijft zitten MAAR: dat is het nu net niet, want die inhouden die verdwenen zijn uit het bewustzijn zijn zeer actief en hebben een aantal effecten: ‘dynamisch onbewuste’ Het is veel interessanter om het onbewuste te gaan denken als een proces dat buiten het bewustzijn verloopt o o Er zijn twee manieren van denken: het bewuste en het onbewuste denken, of het primair proces en het secundair proces (vandaag: ‘impliciete psychisch functioneren’) Die ideeën zorgen ook onmiddellijk voor een aantal vraagtekens (waar is dat materiaal naartoe en hoe functioneert dat?) maar het heeft bovendien ook een belangrijke impact op de visie op de mens, en het psychisch functioneren van de mens als dusdanig Freud zal gaandeweg de idee ontwikkelen dat wij fundamenteel verdeeld zijn, dat elke mens (ook de niet-neurotische mens) per definitie een verdeelde persoonlijkheid (omdat wij functioneren met die twee verschillende pscyhische modi) (cf. Lacan: gedeeld subject) Er komen nog vragen bij: hoe gaat de symptoomopbouw in zijn werk? SYMPTOOMOPBOUW & PSYCHISCH FUNCTIONEREN “Falsche Verknüpfung”: foutieve associatieve koppeling tussen afgeweerde psychische inhoud enerzijds en ‘neutrale’ voorstelling anderzijds = symptoom (vgl.: conditionering & leerprocessen) Psychisch functioneren: opsplitsing tussen bewustzijn en onderbewustzijn o o o Onbewuste: niet zozeer onbewuste inhouden, dan wel onbewuste processen o o D.w.z. het “dynamisch” onbewuste: hoe verloopt dit denken, op grond waarvan een symptoom ontstaat als eindproduct? Belangrijkste uitwerking: “Die Traumdeutung” (1900) Zie droomanalyse: “droomarbeid”, mechanismen van verdichting, verschuiving, omkering Vrije associatie als omgekeerde van droomarbeid: analytische arbeid Centraal: idee van “Uebertragungen” (in het mv.) o Betekenissen (in het mv.) die bij voorstelling X horen, worden overgedragen op voorstelling Y, waardoor Y overgedetermineerd wordt, buiten het bewustzijn van het subject om Freud in vogelvlucht Vaststelling: kan veralgemeend worden “Psychopathologie des Alltagslebens” Bv. vergeten van titel boek “Ben Hur” Verklaring: wordt geassocieerd aan “Bin Hure” (ik ben een hoer), mag niet bewustworden, dus “vergeten” en substituutnamen in de plaats daarvan = “Fehlleistungen” 140 Hetzelfde gebeurt met de persoon van de therapeut: hij/zij wordt betekenissen toegeschreven die van elders komen Later: geen geïsoleerde visie meer op overdrachten als geïsoleerde fenomenen, wel uitbreiding naar overdrachtsNEUROSE Hoe gaat de symptoomopbouw in zijn werk? o o o Iets is uit het bewuste verdwenen, maar het heeft wel effecten, want het bepaalt de symptomen Symptomen zijn gedetermineerd: ze zijn niet toevallig, er zit een logica in er moet dus een verband zijn tussen het bewuste symptoom en hetgeen dat er achter schuilt: die symptomen zijn een “Falsche Verknüpfung” (volgens Freud) Foutieve verknoping: het symptoom is verknoopt met iets anders dat er niet bij hoort (cf. operante conditionering) Freud ontdekt dat bepaalde psychische inhouden geassocieerd liggen met bepaalde zaken die er niet bij horen, maar er wel het gewicht van gekregen hebben, van het affect dat erbij hoort (meestal angst, schuld en schaamte) Bv. Freud bespreekt een patiënt die een paniekaanval krijgt op het ogenblik dat hij een insect (klein zwart kevertje) ziet, alsook bij de herinnering aan dat klein zwart kevertje valse verknoping Het affect is verkeerd verknoopt: het hoort eigenlijk bij datgene wat verdwenen is uit het bewustzijn, maar het wordt gekoppeld aan iets anders analyse/associatie nodig om die link terug te kunnen vinden Freud zal er ook nog een andere term voor gebruiken (en zijn termen kwamen uit het normale, niet uit het medische taalgebruik): de “Uebertragungen” of overdrachten Het affect of de affecten die oorspronkelijk bij bepaalde ideeën of associatieve complexen hoorden, worden overgedragen of foutief verknoopt aan een andere uitdrukking, die dan een soort gewicht krijgt dat er intrinsiek eigenlijk niet bij hoort (en vandaar dat het ook een symptoom wordt) klassiek: fobische symptomen en conversiesymptomen Dat idee van overdrachten in het meervoud, zal later in het enkelvoud ook verschijnen in de term van overdracht en zal dan een heel specifieke valse verknoping aanduiden, waarbij bepaalde affecten gekoppeld worden aan de figuur van de therapeut (dus: zelfde mechanisme: iets dat foutief gekoppeld wordt aan een ander ideeëncomplex) Gedurende de 20-25 jaar die daarop volgen, zal dit stuk theorie overeind blijven, maar voortdurend uitgebreid worden in grotere gehelen en toegepast worden op andere pathologieën en alles wat daarmee samenhangt Bijkomende vraag (belangrijke vraag): hoe gaan we dan de behandeling gaan denken? Freud in vogelvlucht o 141 BEHANDELING = BEWUSTWORDING Methode: interpretatie o o D.w.z. via de vrije associatie moeten onderliggende betekenissen terug bewust gemaakt worden, waarna ze verondersteld worden hun pathogene werking te verliezen Vgl.: cognitieve aanpak, correctie van “beliefs” Interpretatiestijl: meesterdiscours & Sherlock Holmes-stijl (zie gevallenstudie Dora) en dus suggestie o Gevolg: weerstand verhoogt bij patiënt noodzaak aan “weerstandsanalyse” Mislukking: ofwel drop-out (Dora), ofwel wordt behandeling eindeloos (blijvende afhankelijkheid van de therapeut) Later: kanteling van meesterdiscours naar analytisch discours (zie: “Herinneren, herhalen & doorwerken”) Hoe gaan we de behandeling denken? o o Hier krijgen we een wijziging in vergelijking met Breuer: Freud zal die uit het bewustzijn verdwenen associatiecomplexen heel snel gaan benoemen in termen van kennis Dat betekent eigenlijk iets anders: door iets als kennis te benoemen zit je in een ander, minder neutraal veld dan dat je het als associatiecomplexen gaat benoemen Het zijn stukken kennis die verdwenen zijn uit het bewuste functioneren Dat betekent dan dat de behandeling zich erop moet richten om die stukken kennis terug in het bewustzijn te brengen (cf. idee van de verlichting/ratio – zie eerder) Er is maar één klein nadeel aan verbonden, en dat is dat het niet werkt ! Verschil mat Breuer: bij hem lag de nadruk op het affect, de ontlading Dat zal er bij Freud gaandeweg afvallen: dat verdwijnt Hoogstwaarschijnlijk zal het nog aanwezig zijn in zijn consultatiekamer Maar: in zijn theorievorming moeten we wachten tot na WOI voordat het terug aandacht krijgt De therapeutische techniek die daarbij hoort, is die van de interpretatie (maar: in de stijl van het meesterdiscours) De therapeut wordt dan een soort Sherlock Holmes die op zoek gaat naar verdwenen betekenissen in de associatiereeks van de patiënt hij moet die proberen zo snel mogelijk mede te delen en op te leggen Vergelijking met Breuer: hij kreeg via de hypnose vrij vlot toegang tot de verdwenen associatiecomplexen, die o.i.v. de hypnose samen met het affect naar boven kwamen Freud slaagt er niet in patiënten te hypnotiseren en moet dus via andere manieren proberen aan die associatiecomplexen te geraken: via aandringen en andere therapeutische manipulatietechnieken op den duur begint Freud zélf, op grond van zijn ervaring, die inhouden mede te delen: hij gaat die interpretaties geven én opleggen (meesterdiscours) Freud in vogelvlucht 142 o Je ziet eigenlijk een meestertherapeut die zijn patiënten tot leerlingen gaat maken en die verveeld zit met die leerlingen die teveel weerstand vertonen en die interpretaties niet willen aanvaarden (periode van de weerstandsanalyse) We krijgen daar een heel belangrijke verschuiving op het vlak van de bedoeling van de behandeling en de technieken die daarbij gebruikt worden Die verschuiving is belangrijk om twee redenen: Eerste reden: dit werkt niet (dus hou je daar ver van!) Tweede reden: het zal precies dit karikaturaal beeld zijn dat overblijft van de psychoanalyse, het beeld van de figuur die interpretaties produceert, op grond waarvan iemand tot inzicht komt en dan ook zal genezen (terwijl Freud dit zelf zal verlaten vanaf pakweg 1920) Dit is dus de tweede periode uit Freud zijn oeuvre INFANTIELE SEKSUALITEIT EN OEDIPUSCOMPLEX: “CHILD IS THE FATHER TO MAN” Verschuiving van accent op trauma naar accent op fantasma, van externe realiteit naar psychische realiteit Derde periode: o Drei Abhandlungen zur Sexualtheorie, of de drie afhandelingen over de theorie van de seksualiteit o Oedipuscomplex (heel bekend, maar als je daarnaar op zoek gaat in het werk van Freud, vind je daar bijna niets over) Men gaat er eigenlijk van uit, ook Freud zelf, dat zo vanzelfsprekend is dat dat eigenlijk niet zoveel uitleg behoeft Die twee zaken hangen nauw samen Het belangrijkste is niet het Oedipuscomplex, maar het klein boekje, de ‘Drei Abhandlungen …’, omdat Freud daar de drift zal uitwerken, zijn visie op seksualiteit Verlaten van trauma als exclusieve etiologie, accent op onderliggende eigen drift en psychische bewerking ervan via fantasma’s Ontdekking van de infantiele seksualiteit: partiële pulsies en genot, d.w.z. drift als reële factor: orale en anale seksualiteit, voorafgaand aan genitale drift Daarnaast: maatschappelijke ontkenning o o Resultaat: verplichte verdringing ten gevolge van schuld, schaamte en moraliteit Gevolg: intern conflict op vlak van verlangen en ontstaan van onbewuste seksuele fantasieën Freud in vogelvlucht “DREI ABHANDLUNGEN ZUR SEXUALTHEORIE” (1905): INFANTIEL DRIFTLEVEN EN HET REËLE 143 Dus: neurose is veel ‘ouder’, gaat terug op kindertijd, “infantiele amnesie”, en terug geactiveerd na puberteit, telkens als de drift eisen stelt (cfr. declencheringen bij volwassenen: steeds t.g.v. driftmatige eis); in die zin wordt de neurose gekenmerkt door herhaling Maar: reeds besef bij Freud dat iets anders een rol speelt, voorbij de maatschappelijke hypocrisie en de daardoor veroorzaakte verdringing (later: idee van confrontatie met eigen drift als intern trauma) Accentverschuiving: het seksuele kadert binnen een fantasmatische Freud ontdekt dat seksualiteit zich niet beperkt tot de volwassen leeftijd, noch tot de manvrouw verhouding, de heteroseksualiteit, … (hij stampt daar heel wat ‘heilige huisjes’ in) seksualiteit begint al heel vroeg in de kindertijd, is in eerste instantie auto-erotisch en is in eerste instantie bovendien gericht op andere lichaamszones en andere activiteiten dan de genitale o o Die drifttheorie zal eigenlijk de kern worden van de psychoanalyse, tot vandaag de dag Het is duidelijk dat dat in de toenmalige maatschappij, en eigenlijk tot vandaag de dag, niet echt verteerbaar was/is OEDIPUSCOMPLEX EN OVERDRACHT ALS HERHALING Oedipuscomplex: het driftmatige van de infantiele seksualiteit wordt binnengevoerd in wat later “gender identity” zal heten: ontstaan van mannelijke en vrouwelijke positie binnen de oedipale driehoek o = via Freuds zelfanalyse: Ontdekking van liefde voor de moeder, rivaliteit met en dus haat voor de vader Omgekeerd: nood aan de vaderlijke autoriteit voor driftregulatie, en dit via speciale identificatie (Ueber-Ich), met als gevolg stopzetting van infantiele seksualiteit en verdringing van infantiel-seksuele fantasieën (zie: “Tussen hysterie en vrouw”, pp. 169-194) Angsttheorie: castratieangst aan de kant van de jongen, penisnijd en angst voor het verlies van de liefde aan de kant van het meisje; theorie over vrouwelijke oedipus eerder zwak Stelling: het niet-opgelost zijn van de oedipale verhoudingen geeft aanleiding tot onbewuste (seksuele) oerfantasieën ( basisfantasma’s), die later (na de zogenaamde latentieperiode) terug geactiveerd worden; de symptomen zijn daarop gebaseerd (als compromisoplossingen van onderliggende conflicten) en worden bovendien overgedragen op andere figuren, waaronder de therapeut Voorbeeld: gevalsstudie Dora: infantiele liefde voor de vader, rivaliteit met de moeder; wordt overgedragen op de figuur van Mr. K, zij het met ontkenning daarvan door de patiënte; de symptomen tonen zowel het infantiel verlangen naar de vader als de defensie daartegen; wordt vervolgens ook overgedragen op de figuur van de therapeut, samen met de defensieve ontkenning Wat ontbreekt: o Theorie over de “pre”-oedipus en het belang van de moeder Freud in vogelvlucht 144 o Theorie over de angst als vooreerst traumatische angst ten gevolge van het niet psychisch bewerkt zijn van de eigen aandrift, en vervolgens als secundair bewerkte oedipale angst Lacans eerste herwerking blijft freudiaans: metafoor van de naam-van-de- vader; verbod treft moeder (niet het kind) Lacans tweede herwerking verlaat Freuds theorie: jouissance is a priori onmogelijk, dit wordt via het sociale hervertaald in een verbod, met een bepaalde rolverdeling: moeder als zetel van een verboden genot, vader als operator van het verbod Voorbeeld: Dora: Freud heeft niet gezien dat Mevr. K. de centrale figuur is, en dat het uitgangsprobleem alles te maken heeft met de vraag naar de invulling van haar identiteit als vrouw binnen een oedipale driehoek (zie: “Tussen hysterie en vrouw”, pp. 59-64) Het oedipuscomplex zal door Freud naar voor geschoven worden als dé structuur waarlangs het driftleven in de ‘juiste wegen’ geduwd wordt en waarmee we onze genderidentiteit gaan verwerven o o o Deze oedipale theorie is grotendeels achterhaald Fout die Freud maakt: wat op dat ogenblik hét systeem van socialisatie is (het patriarchale gezin) zal hij naar voor schuiven als een eeuwig en onveranderlijk iets, iets dat tot de essentie behoort vandaag weten we dat dat niet het geval is vandaag: uitdaging (maatschappelijk gezien): dat driftleven moet op een of andere manier gesocialiseerd worden en binnengevoerd worden binnen de sociale verhoudingen (het klassieke traditionele gezin werkt daar niet meer voor, is verdwenen) Maar: er blijft dus wel een of andere manier van socialisatie nodig, en we zijn die nu aan het “heruitvinden” Verband met pathologie en psychotherapie: Freud zal ontdekken dat zeker de neurosen heel veel te maken hebben met fout gelopen zaken op het vlak van seksualiteit en de bijhorende affecten (angst, walging, schuld, schaamte, …) en dat die affecten niet zozeer gekoppeld zijn aan de driften op zich, maar wel aan de drift in verhouding tot de Ander (vader, moeder, opvoeding die men daarover gekregen heeft, …) daar ontstaan de neurosen: in dat socialisatieproces, in de partiële pulsies van die driften binnen het traditionele gezin o o Vandaar het belang van de vader, van de moeder én van de overdracht (want later zal de therapeut heel vaak geassocieerd worden met één van die twee figuren, of soms ook met alletwee) Wat Freud daarbij uit het oog verliest is de figuur van de moeder (Freud: vadertheorie) én dat de oudste angst de separatieangst is het is die theorie die later zal herwerkt worden in andere postfreudiaanse uitwerkingen Dubbele aanleiding: o o Mislukking: negatief therapeutische reactie in combinatie met het eindeloos worden van de behandeling “laatste” woord kan niet gezegd worden; Hernieuwde confrontatie met traumatische neurose t.g.v. WO I Freud in vogelvlucht “JENSEITS DES LUSTPRINZIPS” (1920): TRAUMA EN HERHALINGSDWANG 145 Hername van traumatheorie, zij het op een ander niveau: impact van het Reële als wat nietsymboliseerbaar is (≈ hedendaagse opvattingen over PTSD) en als wat ook te maken heeft met de eigen aandrift (≠ hedendaagse opvattingen over trauma) o o Indien enkel intern trauma, dan neurose en herhaling Indien ook reëel extern trauma, dan herhalingsdwang (≠ herhaling) Paradigma: “fort da”-spelletje bij kleuter o o = bemeesteringspoging van separatie-angst in functie van eigen arousal (= intern trauma) Bovendien later in combinatie met reëel overlijden van de moeder (= extern trauma) Herhaling: het niet-ophefbare van het oorspronkelijk tekort (drift in combinatie met separatieangst) geeft aanleiding tot een eindeloze herhaling (= overdracht) in gevarieerde contexten, met mogelijkheid tot creatie van iets nieuws; indien accent ligt op de herhaling (en niet op het creatieve), dan neurose Herhalingsdwang: het niet-ophefbare van het oorspronkelijk tekort in combinatie met een trauma in de realiteit (dood, seksueel misbruik, ....) geeft aanleiding tot een niet-gevarieerde herhaling binnen een dissociatieve context Gevolg: doel van de behandeling is overdrachtsanalyse; symptoomanalyse is daarbij slechts een middel, meer niet. In geval van combinatie met trauma in de realiteit moet er bovendien eerst een werkzame overdrachtsverhouding geïnstalleerd worden 1920 (na WO I: breukvlak in het denken – einde van het patriarchaat): iedereen die in onze sector werkt (psychiatrisch, psychotherapeutisch, sociaal) wordt massaal geconfronteerd met wat we vandaag PTSD noemen in de consultatiekamers wordt men overspoeld met PTSD’s die op de meest vreselijke manieren behandeld werden (er zijn ook heel wat processen over gevoerd) o o Freud zal altijd heel duidelijk ingaan tegen alle wreedaardige methodes die gebruikt werden De confrontatie met die patiënten verplicht Freud een fundamenteel idee/axioma te herzien Werken in de GGZ: je vertrekt altijd uit een bepaald mensbeeld (want: het is altijd pre-wetenschappelijk) Één van de axiomata waar Freud bij vertrokken was (niet zelf uitgevonden, maar bij die Duitse denkpsychologen gehaald): de mens – net zoals elk levend organisme – functioneert op basis van het lustprincipe Lustprincipe ≠ Freudiaanse term! Basisidee: elk levend organisme streeft ernaar om zoveel mogelijk lust te hebben (in de betekenis van positieve bekrachtiging, iets dat aangenaam voelt, … geen specifieke seksuele betekenis, maar wel een gevoel van algemeen welbehagen) + elk levend organisme vermijdt zoveel mogelijk onlust Dat is het idee waarop Freud zijn theorie tot pakweg 1920 grondde: het lustprincipe MAAR: dat klopt niet o Dat dat niet klopt, moet hij vaststellen op grond van twee redenen: Freud in vogelvlucht 146 De eerste reden had hij al, maar hij was nog wat blijven twijfelen: de negatieve therapeutische reactie confrontatie met die getraumatiseerde mensen zal dan de doorslag geven Tweede bevestiging dat het lustprincipe niet het exclusieve principe is: de getraumatiseerde patiënten: iemand die een traumatische voorgeschiedenis heeft, lijdt daaronder omdat fragmenten van die traumatische voorgeschiedenis herhaald en herbeleefd worden, wat voor de nodige ellende zorgt Twee redenen om het lustprincipe te herzien: o De therapeutische negatieve reactie: de therapie slaagt vrij goed (o.b.v. alle, min of meer geobjectiveerde criteria), en de patiënt voelt zich daardoor slechter Freud zegt: er klopt iets niet, dit is iets wat ingaat tegen dat idee van het lustprincipe Hij had dat ook al min of meer vastgesteld, maar niet begrepen, binnen heel de studie van de seksualiteit en voornamelijk binnen heel de studie van de impact van het Victoriaanse tijdperk, enz. toont dat hij toch een zekere genialiteit in zich had Victoriaanse tijdperk: op vlak van seksualiteit is alles verboden Freud stelt vast dat heel veel van de neurotische problematieken daarmee te maken hebben Maar: tezelfdertijd schrijft hij al heel vroeg het volgende: bij mensen die niet blootgesteld zijn aan een dergelijke negatieve maatschappelijke impact van maatschappelijke restrictieve toestanden (mensen die ‘vrij’ zijn), vinden we ook een problematiek op het vlak van seksualiteit DUS: die neurotische ellende kan niet alleen maar te maken hebben met dat Victoriaans tijdperk er moet ook iets intern/intrinsiek in de drift en seksualiteit zitten waardoor dat perfect lustfunctioneren nooit perfect mogelijk is (schrijft hij reeds in 1898) o De herhaling en herbeleving bij getraumatiseerde patiënten: moest men vanuit het lustprincipe werken, zou men dat niet doen, dan zou het gedaan zijn eenmaal het trauma of de traumatiserende gebeurtenis stopt Daarnaast zijn er ook PTSD-symptomen die pas nadien optreden Jenseits des Lustprinzips: er ligt iets voorbij het lustprincipe, iets dat dat lustprincipe tegengaat L. Ellenberger. The discovery of the unconscious. The history and evolution of dynamic psychiatry. Harper & Collins, Fontana Press, London, 1994 (ook in Franse vertaling; nog steeds het beste historische en inhoudelijke overzichtswerk inzake Freud en zijn onmiddellijke leerlingen) Laplanche & Pontalis. Vocabulaire de la psychanalyse. PUF, Paris (ook in Engelse vertaling; zonder twijfel het beste conceptuele naslagwerk i.v.m. Freuds theorie, waarbij de concepten in alfabetische volgorde besproken worden) Freud in vogelvlucht AANBEVOLEN LITERATUUR 147 POSTFREUDIAANS: OBJECTRELATIE-THEORIE; EGO-ANALYSE; ATTACHMENTTHEORIE; LACAN Na Freud zowel enorme uitbreiding (qua toepassingen) als inperking (qua theorie) o o Uitbreiding: Naar psychotherapie, met Ferenczi als hoofdfiguur (leeranalyse, abstinentie, authenticiteit, therapeutische relatie als dé werkzame factor,...) Naar kinderen: Anna Freud, M. Klein,.. Naar ‘lichaamswerk’: Reich, Pankow,.. Naar psychose: Jung, Rosenfeld, Pankow, Bion, Lacan,… Naar groepen: Balint, Bion, Yalom, .. Naar persoonlijkheidsstoornissen: Reich, Kernberg, Kohut,.. ... Inperking: hoofdzakelijk op vlak van theorie (zie Kuhn: “normaalwetenschap”) Die theorie zal slachtoffer worden van zijn eigen succes theorie is breed uitgewaaierd en daar zijn veel verschillende theorieën aan gekoppeld De theorie zal zich aanpassen aan de nieuwe plaats en het veranderde tijdskader Grosso modo: o o o o GB: objectrelatietheorie VS: ego-analyse Dichter bij ons in tijd: attachmenttheorie Daarnaast: lacaniaanse theorie Objectrelatietheorie: zal twee belangrijke uitbreidingen kennen: zal met kinderen beginnen werken, waarbij dan de moederfiguur naar voor geschoven zal worden Ego-analyse: zal zich toeleggen op de ‘persoonlijkheidsstoornissen’: Kernberg werkt met de zwaar gestoorden (Borderline) en Kohut met de minder gestoorden (narcistische persoonlijkheidstheorieën) Attachmenttheorie: maakt een combinatie tussen de objectrelatietheorie en infant studies, en werkt met de vroege moeder-kind verhoudingen, dat men uitdrukkelijk zal gaan toepassen op volwassenen (leunt heel dicht aan bij het Freudiaans-Lacaniaans model: meer overeenkomsten dan verschillen) Lacaniaanse theorie (zal hij beginnen uitbouwen vanaf pakweg 1950): o o o Context: op dat ogenblik keert de psychoanalyse terug uit Amerika (vrij sterk egoanalytisch) naar het Europese continent (in GB was het blijven bestaan met de objectrelatietheorie) Lacan zal zich tegen dat ego-analytische verzetten dat niets te maken heeft met de Freudiaanse analyse Lacan zal terugkeren naar de oorspronkelijke teksten van Freud Het echte belang van Lacan begint op het ogenblik dat hij de koppeling zal maken tussen die Freudiaanse analyse en de linguïstiek + structuralisme en antropologie soort kruisbestuiving Koppeling met de linguïstiek en het structuralisme: zal toelichten waarom zoiets als ‘vrije associatie’ werkt Freud in vogelvlucht 148 Koppeling met de antropologie: zal toelaten dat Lacan een aantal tijds- en plaatsgebonden zaken kan loslaten Lacan was zelf iemand die eerst heel traditioneel dacht (patriarchaal, naam-van-de-vader) Op het einde van zijn oeuvre zal hij dat klassieke denken (dat aansloot bij het Victoriaanse tijdperk) verlaten en meer spreken in termen van eerste en tweede Ander, … Claude Lévi-Strauss: Franse antropoloog die jarenlang met indianenstammen gewerkt heeft en heel mooi kon aantonen dat zij heel andere gezinsstructuren hadden, en dat die effecten hadden op de identiteitsontwikkeling, seksualiteit, seksuele verhoudingen, … OBJECTRELATIONEEL MODEL (KLEIN, MAHLER, WINNICOTT, BION) Objectrelatie = innerlijke representatie van de relatie met belangrijke ander(en) die volledig gedetermineerd wordt vanuit de infantiel-libidineuze ontwikkelingsstadia o o Pathologie = fixatie op pregenitale verhouding Daardoor ligt het accent op de pre-oedipale determinanten (= pregenitale objecten) en de bijbehorende onbewuste fantasieën Behandeling: accent ligt op separatie en individuatie, d.w.z. op het doorwerken van de infantiele angsten om tot autonomie te komen o o De therapie wordt beschouwd als een emotioneel corrigerende ervaring via de therapeutische verhouding, waarbij de therapeut niet abstinerend optreedt, maar zichzelf aanbiedt als een nieuw object waartegenover een nieuwe verhouding kan opgebouwd worden Kritiek: de oedipale structuur wordt in de theorie uit het oog verloren, met als risico dat de therapeut in de praktijk de Algoede Moeder wordt EGO-ANALYTISCH OF EGO-PSYCHOLOGISCH MODEL (KOHUT, KERNBERG) Geen accent meer op onderliggende drift, wel op een deficiënte identiteitsontwikkeling deze dient bijgestuurd te worden tijdens en door de behandeling Vooral gericht op (narcistische en borderline) persoonlijkheidsstoornissen met voortdurende wankeling tussen (over)idealisering en verwerping, telkens op basis van een tekort in de identeitsontwikkeling pathologische vormen van het “Zelf” Kernberg: accent op agressie & conflict binnen persoonlijkheid en primitieve afweermechanismen als conflicthantering Behandeling: bewustwording onderliggende conflicten en afweermechanismen, vooral analyse van de negatieve overdracht pathologische Kohut: accent op deficiënte persoonlijkheidsorganisatie en gestagneerde ontwikkeling ten gevolge van het falen van oedipale figuren o Behandeling: aanbieden van corrigerende emotionele ervaring via positieve (tegen)overdracht Freud in vogelvlucht o 149 Overzicht: Kritiek: risico op verglijding naar een bewustzijnspsychologie met accent op een louter cognitieve aanpak, bovendien vaak in combinatie met maatschappelijke adaptatie als therapeutisch doel RECENTE COMBINATIE EN (FONAGY ET AL.) AANVULLING VAN DE TWEE VORIGE: ATTACHMENTTHEORIE Wetenschappelijke (ontwikkelingspsychologische) onderbouw van identiteitsontwikkeling en overdrachtsverhoudingen Zelfde nadelen: vergeten van de oedipale dialectiek (vooral: vergeten van de vaderfunctie) en risico dat de behandeling uitsluitend een in dit geval cognitief corrigerende ervaring wordt in de richting van adaptatie Voordeel: combinatie van driftregulering en identiteitsontwikkeling: wordt beschreven als één en hetzelfde proces Standaardwerk, zowel conceptueel als klinisch zeer goed: Fonagy, Gergely, Jurist, Target (2003), Affect regulation, mentalization and the development of the self (The Other Press, New York) STRUCTUREEL MODEL: LACAN EN “RETOUR À FREUD” Terugkeer naar basistheorie: o o o Via linguïstiek (de Saussure): wetenschappelijke ondergrond van vrije associatie Via antropologie (Lévi-Strauss): intersubjectieve determinering van gender- en generationele identiteit Via structuralisme: verlaten van individu-model en van naïef interactionisme Functioneert samen met Freud als constante achtergrondstheorie voor deze colleges Voor een goed overzicht van de belangrijkste post-Freudiaanse auteurs, zie: M.Kinet, Freud & Co in de psychiatrie. Klinisch-Psychotherapeutisch Perspectief. Leuven, Garant, 2006 Freud in vogelvlucht 150 PSYCHOANALYSE EN PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE DRIE INLEIDENDE BEMERKINGEN Deze bemerkingen gelden voor élke vorm van psychotherapie ! PSYCHOANALYSE IS OP ZICH GÉÉN PSYCHOTHERAPIE Klassieke psychoanalyse hedendaagse leeranalyse ≠ psychoanalytische psychotherapie Zijn verschillend op vlak van motief, organisatie en doel: o Leeranalyse binnen de klassieke IPA-scholen: Motief: zelf analyst(e) worden Organisatie: klassiek Doel: minimaal analyse van het motief, hopelijk overdrachtsanalyse, maar op vlak van dat laatste loopt het nogal eens verkeerd Psychoanalytische psychotherapie: Motief: lijdensdruk (“rencontre manquée”) Organisatie: in functie van angst en overdracht (cfr. Infra: materiële situatie) Doel: overdrachtsanalyse via symptoomanalyse (Nb: Lacaniaans wordt er theoretisch geen onderscheid gemaakt tussen leeranalyse en therapeutische analyse) Indicatiestelling voor psychoanalytische psychotherapie: o o o o Zelden of nooit ‘verse’ patiënten, meestal reeds voorafgaandelijk therapeutisch parcours (steeds ondervragen, vooral in termen van vroegere overdrachtsverhoudingen) Klassiek: neurose en persoonlijkheidsstoornissen Bij de neurose meestal duidelijke symptomen Bij de persoonlijkheidsstoornissen is de ‘persoonlijkheid’ het symptoom Begrijp: de overdrachtsverhoudingen, ook buiten de behandeling Recent ook: aktuaalpathologie en niet-acute psychose, mits aanpassingen techniek Meest bevorderlijk startpunt: confrontatie met een “rencontre manquée” op grond waarvan de symptoombalans overgeslagen is naar de negatieve kant Voorbeeld: relatiebreuk, met heropduiken van vroegere somatisatiefenomenen aandacht voor differentiaaldiagnostiek: aktuaalpathologie? indien ja, andere therapeutische houding (minder accent op interpretatie, meer op constructie, zie verder) Voorbeeld: nachtmerrie waarin patiënt zijn zoon vermoordt, angstdoorbraken overdag, heropduiken oedipale problematiek t.o.v. eigen vader Beide gevallen: bereidheid tot analytische arbeid op grond van lijdensdruk; cfr. Onbewuste als “boordproces” (Lacan, sém. XI): de subject- Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie o 151 o o Oorspronkelijk was er bij Freud alleen maar psychoanalyse, maar hij zal gaandeweg een onderscheid maken tussen psychoanalyse en psychoanalytische therapie o o Psychoanalytische therapie is vandaag het meest frequente Psychoanalyse in de klassieke betekenis van het woord is eigenlijk een vrij zeldzaam iets geworden Vrij karikaturaal beeld (dat nog altijd vrij goed klopt): 4 keer per week op de bank, met de analyticus achter de analysant die bijna niets zegt Freud zelf zegt dat je psychisch zeer gezond moet zijn om dat te kunnen verdragen dus niet direct de bedoeling om daar een therapeutisch effect bij te hebben Dit kun je eventueel zelf meemaken binnen je leeranalyse, al zijn deze ook al meer geëvolueerd naar een psychoanalytische therapie Freudiaans model: analyses die minimum 3 maand duren en dit 5 keer per week (toen hadden mensen nog tijd, wat vandaag ondenkbaar is) Als je te maken hebt met serieuze problematieken is 2 keer week samenzitten een minimum, anders werkt het niet! (en minstens een jaar) Belangrijkste verschil: binnen het psychotherapeutische ligt de finaliteit anders Iemand komt met een bepaald (vaag, niet afgelijnd) klachtenpatroon niet zo eenvoudig om daar zicht op te krijgen (maar is wel de bedoeling) Praktische raad bij de eerste sessies: probeer je een beeld te vormen van wat volgens die man of vrouw het probleem is: “Wat Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie verdeeldheid ligt aan de oppervlakte met een dwingende eis om er iets mee te doen Aard van de subjectstructuur in combinatie met een negatieve symptoombalans is niet voldoende om te besluiten tot psychoanalytische psychotherapie Daarnaast noodzakelijk: mogelijkheid tot implementatie van de overdracht met die bepaalde therapeut, waardoor de analytische arbeid kan plaatsgrijpen Dit onderzoeken is hét doel van de preliminaire gesprekken of “proefanalyse”: In eerste drie gesprekken nagaan of een werkzame therapeutische verhouding geïnstalleerd kan worden (naast differentiaal-diagnostiek) Indien negatieve overdracht: interpreteren Indien positieve overdracht: hanteren, pas later interpreteren Indien geen werkzame verhouding: nù doorverwijzen (en niet later!) In eerste drie gesprekken nagaan of patiënt bereid/in staat is tot analytische arbeid, d.w.z. In staat is om voorbij het symptoom te gaan naar onderliggende structuur = Het onderscheid tussen “to recover” en “to uncover” De meest voor de hand liggende reactie op de opening van de subjectverdeeldheid is “to re-cover”, d.w.z. het terug dichtlijmen van de opening, al dan niet met behulp van een ondersteunende behandeling Psychoanalytische psychotherapie bedoelt “to un-cover” ten einde voorbij de symptomatische oplossing ook te komen tot een structurele verandering in de verhouding tussen subject en Ander Als de patiënt kiest voor “to recover”, dan doorverwijzing 152 Wat zijn de klassieke indicatiestellingen? Welke problematieken kunnen we behandelbaar achten volgens de psychoanalytische psychotherapie? o o Onderscheid: je kan eigenlijk de psychische en zelfs de psychiatrische problematiek indelen in twee groepen: conflictgebonden pathologieën en defectpathologieën Conflictpathologie: heeft te maken met die interne verdeeldheid, dat intern conflict (dat Freud eigenlijk al vrij vroeg ontdekte, cf. afweerneuropsychosen) symptoomconstructie bovenop dat conflict moet gedeconstrueerd worden Hier krijg je de klassieke neurosen en voor een flink stuk ook de psychosen Dit is het klassieke veld waar psychoanalytische therapie bij uitstek op van toepassing is Je kan dit ook nog op een andere manier nog gaan verwoorden (klinisch/diagnostisch meer bruikbaar): als je tot de vaststelling komt dat de problematiek waar iemand mee worstelt zich voor de zoveelste keer weer herhaalt (= historische lijn), heb je te maken met een conflictpathologie: iemand die systematisch dezelfde conflicten meemaakt, intern en extern Intern conflict: binnen, subject beste manier om dit te bewerken: dat ene (meestal slechte) stuk bij iemand anders leggen en daar gaan bevechten (en in het merendeel van de gevallen is dat iemand die men graag ziet en waar men dicht bij staat), cf. belang huisdier Extern conflict: buiten, Ander Voorbeeld: van hoe dat in zijn werk kan gaan en van hoe een therapie het best kan werken: wanneer iemand ‘gedwongen’ wordt tot vrije associatie en ‘gedwongen’ om die weerstand (cf. conflict) te overwinnen Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie vindt hij/zij dat het probleem is?” + van wat volgens hem of haar de oplossing is (= beeld van de verwachtingen) Daarnaast moet je ook uitdenken wat volgens jouw (vanuit jouw benadering) het probleem en daarbij aansluitend de oplossing is We zullen vaak merken dat er een verschil is tussen wat de patiënt denkt en tussen wat je zelf denkt: spanningsveld Psychotherapie zal eruit bestaan om te kijken in welke mate dat die twee visies op elkaar afgestemd kunnen worden: wat kan ik met mijn methodiek bieden, en in welke mate gaat dat beantwoorden aan wat die man of vrouw verwacht? Cf. fameuze indicatiestelling: waarvoor is deze behandeling wel en niet geschikt? Ook tweede vraag stellen (maar: meer privé): zal een behandeling bij deze man of vrouw lukken bij mij? o Het kan zijn dat er iets is in de verhouding dat wringt, dat niet werkt o Dan moet je doorverwijzen (helemaal in het begin!) o Als je aanvoelt dat het niet zal werken bij jou, maar dat die man/vrouw wel geholpen kan worden door die methode, moet je doorverwijzen naar een collega 153 o Voor Freud zal het uitsluitend conflictpathologie geweest zijn die in aanmerking kwam voor het klassieke Freudiaanse model o Man, tegen de 40 jaar dringend op consultatie (dringend = meestal angstproblematiek) Heeft droom gehad waarin hij zijn zoontje (enige zoon, ongeveer 12 jaar) vermoordt met een mes in paniek wakker geworden rijdt naar zijn werk en heeft indruk dat hij een kind geraakt heeft schrik blijft toenemen, tot hij zelfs niet meer met de auto durft rijden Hij beseft dat zijn angst compleet irrationeel is, maar eigenlijk heeft hij enorm veel angst Symptoomfocalisatie: wil enkel maar spreken over zijn zoon, enige kind Iemand met een dwangneurotische structuur moet verplicht worden die vrije associatie aan te passen wegduwen van angst dan komt het heel snel (= voordeel van iemand die door zo’n angst gedreven wordt): hij heeft een week voordien een telefoon gekregen dat zijn vader gediagnosticeerd is met een kanker die vergevorderd is en geopereerd moet worden, en zijn vader gaat ervan uit dat hij hem zal opereren, wat hij absoluut niet ziet zitten (slechte verhouding) Het conflict breekt hier door wanneer er iets in de realiteit een appel gaat gaan uitoefenen, wanneer hij gesommeerd wordt om op een plaats te gaan staan waar hij niet wil staan Defectpathologie: iets ontbreekt, er is iets wat niet voldoende of geen doorgang gevonden heeft andere vorm van psychisch functioneren met een aantal compensatiemechanismen, maar er is nauwelijks een conflict (en als die er zijn, zijn die niet vergelijkbaar) Vandaag de dag is dit het best te begrijpen als aktuaalpathologie: ontbreken van mentalisatie, psychische bewerking, … Dan zitten we heel snel in het veld van de persoonlijkheidsstoornissen in artikels: vaak onderscheid tussen low functioning Borderline en higher functioning Borderline Het onderscheid zit hem in de mate van het defect, en in het soort defensiemechanisme dat gebruikt wordt De defensiemechanismen bij de conflictpathologie zitten in de taal, zijn talig (verdringing, verschuiving) De lagere defensiemechanismen zijn pre-talig: acting-out, automutilatie, … zaken die zich op het lichaam gaan fixeren Bij persoonlijkheidsstoornissen heb je een mengeling van de twee De laatste 50 jaar begon men ook met defectpathologie, maar daar worden andere technieken voor gebruikt Opening van de behandeling: was voor een stuk een diagnostische fase, maar ook een diagnostische fase die zich moet richten op de mogelijkheid van psychotherapie bij jou als therapeut o Er zijn verschillende aspecten die daar een rol in spelen en die je zeer moeilijk kunt formaliseren Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 154 o o o Overdracht: o o Is in die eerste sessies vrij beperkt, in de betekenis van: het is nog geen complexe overdracht, het is nog geen overdrachtsneurose waarbij de figuur van de therapeut vervat wordt in die complexe betekenisverlening uit de geschiedenis van die man/vrouw Drie vormen: negatief, positief en relatief onverschillig Positieve overdracht: plaatst je in de expertpositie, in de positie van het verondersteld wetend subject weten daar blijf je af, dat gebruik je (om vragen te kunnen stellen, antwoorden te kunnen krijgen, …) Negatieve overdracht (zeker binnen de context van conflictpathologie): moet je heel snel gaan interpreteren en duiden Bv. heel vaak bij mensen met een dwangneurotische structuur (want heel sterk getekend door intrusie-angst) Deze negatieve overdracht is meestal vanaf het begin sterk aanwezig als je dat niet duidt of interpreteert, zijn die weg Hoe interpreteren? Hoe duiden? o In die gesprekken of dat gesprek dat je met hem/haar hebt, kun je zo snel mogelijk proberen op het spoor te komen waar hij/zij elders al vertrokken is (andere consultaties, …) duiden/pointeren (“daar ben je vertrokken, … en je gaat dat hier ook doen, en zo werkt dat niet”) shock-effect o Zet mensen aan tot nadenken Een negatieve overdracht bij een defectpathologie (persoonlijkheidsstoornissen, vooral Borderline) kun je niet interpreteren: interpretatie werkt daar niet, want het besef van historisering ontbreekt bij die patiënten (er is geen geschiedenis) negatieve overdracht heeft daar te maken met het enorme wantrouwen t.o.v. de Ander in het algemeen, en die negatieve houding is eigenlijk ook een manier van uittesten juiste therapeutische houding: daar niet in meegaan (je zeker niet geviseerd voelen) en telkens dezelfde boodschap geven dat je ze de week nadien verwacht (en als ze niet komen, hen opbellen en vragen voor nieuwe afspraak) Wat bij de een bruikbaar en nodig is, mag je bij de ander niet doen (bv. hysterisch subject vs defectpathologisch subject): je moet opletten welke subjectstructuur (en pathologie) je voor je hebt en in functie daarvan kun je je houding bepalen Onverschillige houding: vaak het meest werkzaam en kan alle kanten uitgaan Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie Bv. bovenstaand voorbeeld: duidelijk dat die man met zijn angstproblematiek op het juiste moment kwam De idee dat er voor iets een juiste en een foute tijd kan zijn, is moeilijk te vatten of uit te leggen Wat je dus ook moet nakijken: is het eigenlijk het juiste moment om daarmee van start te gaan? 155 HET “AANLEREN” VAN PSYCHOTHERAPIE Kennis & techniek: noodzakelijk en liefst zo grondig mogelijk, maar niet voldoende; cfr. Het eisenpakket van de overkoepelende Europese organisatie voor psychotherapie: steeds noodzaak tot “leertherapeutische” ervaring, en dit voor alle richtingen Zwart wit regel: eigen analyse is noodzakelijk Reden: zonder leertherapie is het risico zeer groot dat de patiënt als spiegel functioneert waar men de eigen barsten wil gaan lijmen; concreet: abstinentie wordt onmogelijk Achtergrond: o o Dit idee is veel ruimer dan het strikt klinisch psychologische veld Cfr. Wat W. James “The psychologist’s default” noemt: “Whilst part of what we perceive comes through our senses from the object before us, another part (and it may be the larger part) always comes out of our own mind” (The Principles of Psychology) Ongeveer alle recente outcomestudies leggen het accent op de therapeutische relatie als de meest werkzame factor Zie Freud: overdracht en tegenoverdracht, zie Lacan: “le désir de l’analyste” en “le désir de l’homme, c’est le désir de l’Autre” (gevaar dat de therapeut zelfbevestigende spiegels creëert) Centraal concept: de abstinentie = de therapeut moet zich onthouden van het maken van keuzes in de plaats van de patiënt (ruimer: de therapeut weigert de rol te spelen die de patiënt hem/haar oplegt, en houdt de nodige afstand) o o o o Sluit het geven van steun niet uit, wèl het in de plaats treden van Gaat in tégen de idee van ‘hulpverlening’; cfr. “je veux le bien des autres à l’image du mien” (Lacan, sém. 7) = de patiënt dwingend genezen naar het eigen spiegelbeeld van de normaliteit Heeft alles te maken met de psychoanalytische invulling van “authenticiteit” van de therapeut (als werkzame factor binnen de therapeutische verhouding): respect voor het verschil met en de autonomie van de patiënt als ander Consequentie: patiënten die onmogelijk in staat zijn tot eigen keuze, komen niet in aanmerking voor psychoanalytische psychotherapie (toxicomanie, acute psychose) Indien abstinentie ontbreekt, dan risico (bij élke vorm van psychotherapie) dat de behandeling een “traitement moral” wordt, d.w.z. het opdringen van een (al dan niet alternatieve) ideologie als oplossing Leertherapie: bewustwording en doorwerken van eigen keuzes, d.w.z. van de eigen positie t.o.v. het tekort en de Ander (aldus: spiegel veranderen in venster) op grond daarvan wordt een werkzame therapeutische verhouding mogelijk Overigens: leertherapie is op zich niet voldoende, daarnaast kennis (differentiaaldiagnostiek; psychisch functioneren) en kunde (controle-analyses) vereist vertoont artisanaal karakter o Risico: het zelf therapeut/analyst worden via identificatie met de meester, als symptomatische ‘oplossing’ voor niet-onderkende problemen Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 156 Psychoanalytische therapie leer je niet uit een cursus (je leert geen enkele therapie uit een cursus, dat kan je hoogstens wat helpen!): de eigenlijke praktijk zul je leren, deels door zelf in therapie te gaan, en deels door intervisie en supervisie o Idee dat als je als psychotherapeut wil werken, je zelf een leertherapie moet doormaken (daarbij moet niet het accent liggen op ‘leer’, maar wel op ‘therapie’) o Achterliggende redenering: idee komt van Sander Ferenci (leerling van Freud die alle therapieën uitgeprobeerd heeft) botste op het feit dat psychotherapie kan mislukken door de figuur van de therapeut (zelf onverwerkte conflicten of problematieken, die een negatieve rol speelden in de behandeling van patiënten) Oplossing: vooraleer iemand zelf aan de slag kan gaan, moet die minstens voldoende tijd besteed hebben in het oplossen van de eigen conflicten en problematieken minimaal nodig: een zicht hierop o Tweede concept (eveneens van Ferenci): idee van abstinentie Op grond van je leertherapie, waarin je liefst je problemen voldoende bewerkt hebt en kent, om ze buiten de behandeling te houden (zodat je je patiënten daar niet mee gaat besmetten) Belangrijkste plaats (leertherapie) waarin je psychotherapie kan leren o Daarnaast zijn ook intervisie en supervisie belangrijk om psychotherapie te leren ELKE VORM VAN PSYCHOTHERAPIE IS NAAR DE LIMIET TOE ONMOGELIJK Stelling Freud: opvoeden, regeren en genezen zijn drie onmogelijke beroepen o o Welke keuzes? T.o.v. drie punten waar het Symbolische geen antwoord geeft op het Reële: seksuele identiteit, autoriteit, seksuele verhouding; waar we een vierde aan kunnen toevoegen: dood o Elke psychische problematiek draait rond (het vermijden van) keuzes op die vlakken (cfr. supra: afweer, conflict) Onmogelijkheid: betreffen telkens ethische vragen waarop geen definitief antwoord mogelijk is; toch vrààgt de patiënt gegarandeerde antwoorden daarop van de therapeut o Gemeenschappelijk punt: het moeten incarneren van de autoriteit (S1), d.w.z. diegene van wie verwacht wordt dat hij/zij de keuzes aanbrengt en de juistheid ervan garandeert Merk op: gaat telkens over de installatie van een bepaalde verhouding Bv. relatieproblematiek: echtscheiding of niet? Cfr. Achterliggende ideologie, eventueel in karikaturale vorm (puriteins vs. progressief) Hierbij onderscheid maken tussen twee fundamenteel verschillende opties: o o Psychotherapie (1) = iemand duidelijk maken dat zijn/haar vroegere (gebrek aan) keuzes verkeerd zijn, en hem/haar de juiste aanleren Impliceert therapeut in de positie van garanderende meesterfiguur Almachtsgevoelens bij de Wilde Weldoener Psychotherapie (2) = iemand in een dusdanige context (d.w.z.: verhouding) brengen dat hij/zij vroegere keuzes (meestal: het vroeger vermijden van keuzes via symptomen) kan herzien en tot (nieuwe) keuzes kan komen Impliceert afstandname van de meesterpositie Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 157 Merk op: een dergelijke therapeutische houding is een a priori houding, los van de aangeleerde technieken, en in het beste geval het resultaat van de leertherapeutische ervaring het is een dergelijke houding die de werkzaamheid van de therapeutische relatie zal bepalen: o o Bij (1): Blijvende “werkzaamheid”, d.w.z. afhankelijkheidsrelatie, waarbij de meesterfiguur vroeg of laat ingeruild wordt voor een verondersteld betere Basishouding therapeut: “wetend subject” dat zijn/haar weten oplegt aan de patiënt (verdringing wordt afgelost door opdringing) Bij (2): Tijdelijke werkzaamheid: doel van de psychotherapie is het overbodig maken van de psychotherapie (en dus van de therapeut ...) Basishouding therapeut: “verondersteld wetend subject” en precies daar het weten losmaken bij de patiënt (verdringing wordt afgelost door bewustwording) Ter info: het belang van de therapeutische relatie (onafhankelijk van de gevolgde theorie of techniek) en dus van de manier waarop de therapeut daarin functioneert, verklaart waarom er in alle psychotherapeutische stromingen goeie en slechte therapeuten zijn Elke psychotherapie (dus niet enkel psychoanalyse) is naar de limiet toe onmogelijk o o Waarbij je het accent moet leggen op ‘naar de limiet toe’ Hier zijn twee redenen voor: Enerzijds leidt therapie altijd tot existentiële problemen doordat men geconfronteerd wordt met zijn/haar onderliggende problematiek Anderzijds zijn er heel wat zaken die voorbij het woord of de taal liggen, terwijl men binnen therapie hoofdzakelijk verbaal te werk gaat Conflictpathologie heeft te maken met een verdeeldheid waar het nagenoeg altijd over dezelfde vraagstukken gaat: seksualiteit, gender(identiteit), trauma, autoriteit, … Hoe regelen wij dit? o Dat is problematisch op het ogenblik dat je je daar bewust van bent (het merendeel is zich daar nauwelijks van bewust) omdat je keuzes moet maken (en: er zijn daar geen juiste antwoorden op) o Je hebt bij conflictpathologie te maken met een aantal problematieken die op een symptomatische manier bewerkt zijn er zitten daar symptomen bovenop die meestal angstbeladen zijn, enz. o Therapie lukt daar waar die symptomen gedeconstrueerd kunnen worden en waar een affect bijgebracht kan worden dan zal dat symptoom en ingeklemde affect kunnen loskomen en afgevoerd kunnen worden, en dan heb je op dat ogenblik een therapeutische winst (vooruitgang, verandering) o MAAR: er is ook een “verlies”: die onderliggende problematiek waar de patiënt liever niet mee geconfronteerd werd, komt in alle hevigheid naar boven daar hebben wij geen antwoord op Maar het probleem is dat er van ons gevraagd wordt om daar wel een antwoord op te geven: positie van meesterfiguur Dan kom je terecht in heel het parallelle veld dat altijd naast de psychotherapie bestaan heeft: dat van de goeroes, sjamanen, … die op Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 158 o De tweede onmogelijkheid heeft te maken met het werkinstrument: psychotherapie is in essentie een verbale therapie (werkt via het woord, het spreken en via de overdrachtsverhouding) MAAR: er zijn heel wat zaken die voorbij het woord/de taal liggen en waar men geen greep op heeft o o Cf. Freud: “Jenseits” Een ideale therapie zou waarschijnlijk een combinatie vormen tussen een verbale therapie en een gedragstherapie Gedrag ligt voorbij het woord: wij bestaan niet enkel uit woorden en denkbeelden, maar ook uit gedragspatronen en gewoontepatronen (die heel moeilijk te veranderen zijn!) er zit daar zeker een factor die bruikbaar is binnen een psychotherapeutische context Bij de limiet van het spreken, begint het handelen en het gedrag Deze opmerking is des te belangrijker in het licht van de hedendaagse illusie dat alles perfect behandelbaar en oplosbaar is, met de perfecte methode o o Die overtuiging wordt vandaag de dag ‘populair’ geïnstalleerd en het is dan ook een verwachting die in de buitenwereld bestaat (+ patiënten delen deze overtuiging meestal) We worden vaak geconfronteerd met die dwingende vraag naar antwoorden WAT MAAKT EEN PSYCHOTHERAPIE TOT EEN PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE? Karikatuur: praten over seks, kindertijd en ouders? komt in elke ontdekkende psychotherapie aan bod, inhoud is geen criterium Karikatuur: divansituatie met grotendeels zwijgende therapeut in een donkere Victoriaanse setting? Freud heeft een aantal analyses al wandelend gedaan, en was alles behalve zwijgzaam; de divan is een middel, geen doel op zich, en zwijgen is vaak een poging om de meesterpositie te handhaven Karikaturale invullingen zijn helaas legio o o Technieken moeten steeds begrepen worden in functie van hun bedoeling en zijn nooit de essentie! Finaal doel: overdrachtsanalyse Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie een of andere manier pretenderen de waarheid in pacht te hebben (over seksualiteit, genderposities, …) Als je de geschiedenis van de psychotherapie (vanaf jaren ’70) bekijkt, is het niet zo moeilijk om te zien dat elke psychotherapeutische school, een soort ‘paraschool’ ernaast heeft waarbij het serieuze en het nuchtere en het operationele van dat bepaald therapeutisch model, uitgeleidt naar iets volledig anders, naar het ‘alternatieve circuit’ risico dat altijd in dit werkveld aanwezig is, omdat de vraag gesteld wordt Therapie mondt altijd uit op existentiële problemen dan vraag je als cliënt ook antwoorden, die niet gegeven kunnen worden: dat is de limiet waar psychotherapie onmogelijk is 159 Wat maakt bv. het verschil tussen een psychoanalytische psychotherapie en een experiëntiële of gedragsmatige psychotherapie? o o o Jonge therapeuten zullen volgens het boekje werken en daardoor heel verschillend zijn Maar: eigenlijk zijn er niet zoveel verschillen zijn (de confactors die de therapeutische werkzaamheid bepalen, zullen dominant aanwezig zijn, waardoor de verschillen uitgewist worden) Maar: er zijn natuurlijk wel verschillen Karikaturale invulling van psychoanalytische therapie: beeld van een setting waar er een divan of bank bij gebruikt wordt, waarachter een bepaalde figuur zit (meestal man met grijze bank) en de patiënt op de bank wordt vooral verondersteld te praten over seks of over zijn ouders Onderwerp: seksualiteit, kindertijd, ouders, … dit gebeurt in ongeveer elke psychotherapie waar mensen de kans krijgen hun eigen agenda naar voor te schuiven Merendeel van de gevallen: vooral over kindertijd en ouders gepraat, en minder over seksualiteit (want: “als er niet naar gevraagd wordt, spreek je daar toch niet over?”) Je zal die onderwerpen automatisch zien verschuiven (in combinatie met hedendaagse situatie) Dat betekent dat die onderwerpen niet typisch zijn voor psychoanalytische therapie dus daar kan het verschil niet mee te maken hebben Dus: andere antwoorden nodig: 3 antwoorden (allen nauw gekoppeld): Bepaalde spreekstijl die gevraagd wordt langs de kant van de analysant Onbepaalde manier van luisteren langs de kant van de therapeut “Materiële” situatie: de manier waarop dat spreken en luisteren georganiseerd wordt door een aantal materiële factoren o Spreekstijl: vrije associatie dit is het allerbelangrijkste: dat maakt het verschil o o o Normaal voorbeeld van een beginnende psychotherapie waarbij de therapeut, in hoofde van zijn opleiding, vooral de patiënt laat spreken: de cliënt bepaalt waar hij/zij over wil praten gewoonlijk is men na 3-4 sessies uitgepraat (familieverhaal, levensverhaal, …) en in een aantal gevallen gaat dat zelfs nog veel sneller (bv. mensen die al een psychiatrisch circuit doorliepen) Daar kun je niet veel mee doen: men vertelt een verhaal dat men ‘wel zo moest geworden zijn’ in het licht van wat men meegemaakt heeft dit is een gesloten, secundair ge-elaboreerd, verklarend verhaal Zolang we daarbij blijven, wordt verandering eigenlijk onmogelijk Tijdens het vertellen van het verhaal, luisteren wij niet enkel naar het verhaal, maar ook naar wat er niet klopt: tegenstrijdigheden, hiaten, … we vragen daar een stuk naar door Tijdens die eerste gesprekken zijn we ook bezig met onze diagnostiek Iemand voor psychoanalytische therapie? Juiste moment? Bij mij? Wanneer op die vragen ‘ja’ komt, komt er een moment waarop de overgang geïnstalleerd wordt (tussen vorige manier van spreken en de vrije associatie) Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 160 o Overgang van ‘zelf gekozen’ spreken, naar vrije associatie: Die overgang is belangrijk, en zal bovendien een aantal maal herhaald worden (niet eenmalig) Het is ook een overgang waarbij je uitleg heeft (over het technische aspect, en over de bedoeling ervan) Technisch aspect: je geeft aan dat je verwacht dat hij/zij vanaf nu het verhaal als volgt brengt: “je spreekt je gedachten uit zoals ze zich aan jou aandienen” (= ‘je denkt luidop’) betekent dat je twee zaken niet meer doet: o Je laat de inhoudelijke censuur vallen (op agressieve en erotische inhouden, al dan niet m.b.t. de figuur van de therapeut, alsook op de banale dingen) 90% van onze gedachten en associaties zijn banaal, maar ze zijn wel belangrijk als schakel: het zijn netwerken (associatieve connecties) Bv. Freud: hoofdstuk over het belang van getallen/cijfers (liet mensen associëren rond een zelfgekozen cijfer) Ook: uitleggen: “vroeg of laat ga je toch iets verzwijgen, maar dat zal systematisch blijven terugkeren tot je het zegt” o Men moet de coherentie laten vallen: het opbouwen van een logisch, semantisch verhaal Als wij een bepaalde boodschap overbrengen, kiezen wij in ons spreken een bepaalde logica (corpus – staart – besluit) De bedoeling is om een andere coherentie aan bod te laten komen, een interne coherentie, netwerken, … (cf. Freud: valse verknopingen) Uitleg over het waarom, en waarom je denkt dat deze manier van werken zou kunnen helpen o Uitleggen dat zijn/haar problematiek duidelijk te maken heeft met de geschiedenis, en dat er daar een herhaling in zit, die besloten zit in het levensverhaal, waartoe men toegang kan krijgen via het associatieve en het spreken o Je kan ook aangeven dat je niet begrijpt hoe dat werkt Dit werkt! Iemand op deze manier laten spreken en hen op deze manier beluisteren (belangrijke voorwaarde dat er iemand luistert en af en toe ook tussenkomt) De gelijkzwevende aandacht (als bepaalde manier van luisteren door de therapeut/analyticus) o o o Je zit niet met een soort ‘a priori’ focus: alles wat door de analysant gezegd wordt is even belangrijk of onbelangrijk De belangrijke zaken zijn die zaken die systematisch terugkeren, en daar moet je zelfs niet veel voor doen Dit betekent wel dat je luistert (en dat is absoluut niet simpel) normaal gesprek: twee mensen die praten en niemand die luistert Echt gesprek: een iemand die spreekt en een iemand die luistert (en dat luisteren is i.f.v. dat spreken) Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie o 161 o o Betekent ook dat je systematisch ingaat op versprekingen, raar woordgebruik, … Bedoeling hiervan (te maken met de finaliteit van de behandeling en met de vraag wat werkzaam is): Freud: belangrijke verschuiving: Het eerste idee is dat die vrije associatie en gelijkzwevende aandacht moeten leiden tot het vinden en formuleren en verbaliseren van de ultieme inhouden (bv. onderliggend trauma) dat is niet het geval! Wat het therapeutisch effect heeft, is het overlopen van die associatieve reeksen, in combinatie met het affect (dat vroeg of laat de kop op steekt bewegingen die zich voortdurend herhalen, zonder eindpunt of catharsis) o Deze bedoeling maakt het een stuk minder moeilijk om er een eindpunt aan te zetten: wanneer is men klaar? o Meestal eindigt een behandeling in een soort ‘leeggelopen iets’, de vaststelling dat men daar geen last meer van heeft, maar wel van andere zaken waarbij men keuzes moet maken Met die gewijzigde visie op de bedoeling, kunnen we meteen ook de wijziging in de techniek bespreken Ten tijde van Freud (tot pakweg 1920): de interpretatie was betekenisverlenend (ultieme waarheid reveleren, waarna een soort inzicht zou volgen): deze nam het symptoom als een soort betekenisdrager, en die ‘verborgen’ betekenissen moesten gegeven worden aan de patiënt, waarna de problemen zich automatisch zouden oplossen o Voorbeeld (pc-probleem): een neurotisch iemand is iemand die vastzit, en die schermen die vastzitten zijn de symptomen het heeft geen zin om uit te leggen waarom die schermen vastzitten o Dat is een voorbeeld van de klassieke interpretatie, maar daar ben je niet mee geholpen Vrije associatie: een symptoom is een fixatie in een betekenaarsketting (cf. “dit moet iets betekenen”): de associatie zorgt ervoor dat de associatieve reeksen weer beginnen voortschuiven o De nieuwe interpretatie is niet zozeer betekenisverlenend, maar betekenis in vraag stellend (interpretatie komt in vraagvorm, waardoor er iets naast komt) o Helpt mensen los te komen van het gefixeerde, wat wel helpt en ervoor zorgt dat er andere betekenisverleningen kunnen komen Paradoxale uitdrukking bij Lacan over de interpretatie: de interpretatie is paradoxaal in het licht van de klassieke opvatting (betekenis blootleggen): “l’interpretation psychoanalytique, vise le non-sens” Technisch aspect: Drie technieken: zwijgen – interpretatie/duiding – constructie Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie o 162 Zwijgen is het moeilijkst, omdat het niet in ons zit (we zijn geneigd om tussen te komen) Er zijn verschillende soorten zwijgen, met bepaalde effecten Je kunt zonder twijfel een genealogie van stiltes opstellen: o Dragende stilte: samen met iemand anders iets dragen (bv. wanneer de patiënt iets vertelt dat erg is, zoals het verlies van een kind) o Vijandige stilte: iemand die zwijgt door kwaadheid (mag niet bij de therapeut) o Confronterende stilte: wanneer iemand iets vertelt met de impliciete vraag dat wij in een soort medeplichtigheid meegaan (en waarbij je op dat ogenblik moet zwijgen, wat niet simpel is aangezien men een appel doet op je) Zwijgen heeft minimaal als voordeel dat de ander meer spreekruimte krijgt, en een heel groot voordeel dat je een aantal fouten zal vermijden (bv. gesproken/tussengekomen met iets foutief of op fout moment) De bedoeling is dat de vrije associatie weer kan verder gaan Interpretatie Constructie: Freud zal dit naar voorschuiven bij getraumatiseerde patiënten waarbij iets ontbreekt of ze iets niet gezegd kunnen krijgen Dit idee is bij Freud niet zo sterk ontwikkeld Postfreudiaans heeft dit aanleiding gegeven tot de idee dat we bij getraumatiseerde patiënten de gebeurtenissen volledig zouden kunnen reconstrueren dat is FOUT De moderne invulling daarvan (cf. defectpathologie) is mentalisatie: iets mee gaan construeren dat er niet was werkt bij die groep van defectpathologie, maar heeft een gevaarlijk kantje: men gaat automatisch een aantal zaken mentaliseren die raken aan die existentiële vragen Materiële context: gebruik van de fameuze bank/sofa o Je moet dit een stuk ruimer bekijken: het al dan niet gebruiken van een divan, maakt deel uit van de ‘materiële context’ waarbinnen psychoanalytische therapie plaatsvindt o Ideale situatie: therapie op vaste tijdstippen en op vaste dagen dit schept een kader/structuur waarbinnen kan gewerkt worden Factor weerstand en verdeeldheid in het subject: altijd aanwezig Dit kan zich zeer snel vertalen (als die weerstand actief wordt) in het ‘plots geen tijd meer hebben’ Dat wordt in de hand gewerkt als je niet met zo’n vast raster werkt Als iemand afwijkt van dat raster, kun je dat ook gaan duiden Vast stramien helpt om die behandeling te beveiligen o Belangrijkste doel van een materiële context: beveiliging Een psychotherapie is altijd tot op zekere hoogte ‘onveilig’ (confrontatie met een aantal, al dan niet gekende, affecten, zaken bespreken die dicht op de huid zitten, …) eerste reactie: vluchten Dus: belang van een beveiliging waardoor men toch binnen dat kader kan werken Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 163 o Een ander aspect van beveiliging: een soort ritualisering van het geheel, waarbij er op een zelfde manier begroet wordt, afscheid genomen wordt, … terugkerend aspect Ander aspect: het behouden van afstand, je moet geen vrienden worden met je patiënten (je niet laten aanspreken met je voornaam) door die professionele barrière zal men veel beter in staat zijn om iets te zeggen (minder sociale wenselijkheid, …) Deontologisch en pragmatisch gezien: nooit iemand uit je kennissenkring, vrienden of familie in therapie nemen Wat is nu de plaats van de divan daarin? Interessant om de achtergrond daarvan te weten (anekdotisch en toevallig): Breuer Hij was een arts (Freud ook) en zijn patiënten lagen in een bed de arts ging naast het ziektebed zitten en de gesprekken gebeurden op die manier (eerst: naast het ziektebed, later uit het blikveld) Het is nog niet zo lang geleden dat de psychiatrische patiënten nog in een bed lagen met een pyjama aan en dat de verpleegkundigen een witte schort droegen (1950-1960): wij komen eigenlijk uit een medische voorgeschiedenis, waarvan de sporen nog altijd aanwezig zijn Freud heeft dat vanaf een bepaald ogenblik geïnstalleerd omwille van de functie van angsthantering: bescherming, praktische organisatievorm om de angst hanteerbaar te worden Verklaart waarom het gebruik van de divan de dag van vandaag bij een aantal mensen nodig is, niet nodig is, of contra-geïndiceerd is Maar: welke angst? o De angst bij de klassieke neurotische patiënt (Freud): angst die te maken heeft met schuld, schaamte en straf die patiënten moeten spreken (associatie verplicht hen daartoe) over seksualiteit, ideeën die absoluut niet zomaar gezegd kunnen worden, … o Het gaat over sociale wenselijkheid en verbod, en een bod die beschouwd wordt als controlerend, veroordelend dat zorgt ervoor dat men een aantal dingen niet kan of durft zeggen Tweede reden: als je face-to-face zit, nodigt dat veel meer uit toe een dialoog dat is ook niet de bedoeling van vrije associatie In die situaties (= eerste groep) is het gebruik van een sofa zeer goed De controlerende blik is weg, de uitnodiging tot dialoog is weg, en de vrije associatie verloopt een flink stuk vlotter Tweede groep (meerderheid vandaag): mensen bij wie het niet uitmaakt Je start een diagnostisch, psychotherapeutisch gesprek met iemand, en op grond van een aantal gesprekken kom je tot de vaststelling dat psychoanalytische therapie aangewezen is, je legt dan de werkwijze en bedoeling uit, … In het merendeel van de gevallen zijn mensen in staat tot een ‘normale’ positieverdeling waarbij men de blik kan vermijden typisch: hoek van 90° Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 164 o Daardoor kruisen de blikken elkaar niet constant, en kan de blik voor een stuk afgewend worden o Dan is het naar het aanvoelen van de prof niet nodig om die divan te gebruiken Bij de derde groep is een divansituatie ten stelligste af te raden: de volledige groep van de persoonlijkheidsstoornissen (vooral mensen met een traumatische voorgeschiedenis of Borderline) Drie redenen waarom het afgeraden is om de divan te gebruiken (met een onderlinge koppeling): o Deze groep heeft absoluut geen vertrouwen in de mens: basic distrust (op grond van hun ontwikkeling, ervaring met anderen, …), die ook naar ons terugkeert Iemand die achter hen zit, is angstuitlokkend ( angsthantering bij eerste groep) zorgt ervoor dat ze een aantal zaken niet kunnen formuleren en dat de angst absoluut onhanteerbaar wordt o Bij deze groep is de identiteit veel minder stevig uitgebouwd: zowel de object- als subjectpermanentie is zwak als ze de blik van de ander niet hebben, bestaan ze niet en worden ze geconfronteerd met een innerlijke leegte (men bestaat eigenlijk enkel via de blik van de ander) o De behandeling: de mentalisatie gebeurt onder andere via de spiegeling die we geven met ons gezicht, met ons lichaam (dus: we moeten zichtbaar zijn) Bij deze groep zal je meemaken dat je zelf gespiegeld wordt: verrassend De spiegelprocessen zijn daar heel sterk aanwezig Dus: face-to-face werken met deze groep is zeker noodzakelijk Je hebt natuurlijk datgene wat zich binnen de consultatiekamer afspeelt, maar je hebt ook de ‘wisselmomenten’: het binnenkomen (beginnen) en het buiten gaan (vertrekken) dit zijn geen neutrale momenten: deze maken deel uit van de materiële situatie! (bv. na langere periodes (weekends), vakantieperiodes, …) Cf. aliënatie (samenvallen met de Ander, het dicht willen zijn met de Ander, het zich willen identificeren met het verlangen van de Ander) en separatie (afscheid nemen van de ander, zelf maken van keuzes, weggaan van de ander) Mentale stoornissen en psychiatrische problematieken kun je bekijken op die twee assen: welke as overweegt? Separatie-angst of intrusie-angst? Die twee verschillende groepen zullen zich vertalen in de manier waarop iemand binnen komt en buitengaat, en in de manier waarop iemand omgaat met onderbrekingen van de behandeling o Negatieve reacties of gevolgen, kun je vermijden door dat op voorhand te bespreken, of iemand aangeven dat ze tijdens die onderbreking een mail mogen sturen (principiële bereikbaarheid wordt door heel veel mensen als belangrijk ervaren) Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie o 165 Dezelfde problematiek zul je ook vrij gemakkelijk herkennen op het moment dat men wegblijft: op voorhand afspreken dat gemankeerde sessies betaald moeten worden (tenzij er een grondige reden is) cf. simpele vraag: “kon je komen?” o Dat opent de mogelijkheid om de reden bespreekbaar te maken waarom iemand wegblijft, een paar sessies overslaat o Je zal zien dat daar bij langdurige therapieën vaak een systeem in zit (bepaalde onderwerpen, conflicten, …) PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE WORDT GEKENMERKT DOOR EEN BEPAALDE SPREEKSTIJL BIJ DE PATIËNT: DE VRIJE ASSOCIATIE Vrije associatie: hét technische middel bij uitstek o o o Is alles behalve ‘vrij’: wordt ten volle gedetermineerd door het onderliggende associatieve netwerk Laat aldus toe de betekenisverlenende verbanden te ontdekken (nb: het ‘weten’ ligt bij de patiënt) die de symptomen bepalen ‘Vrije’ associatie voert automatisch tot interpretatie, op voorwaarde dat de therapeut het proces niet belemmert/stuurt (cfr. Lacan: de voornaamste weerstand is de weerstand van de analyticus; zie Freud t.o.v. Dora, hij ‘weet’ hoe een jonge vrouw zich hoort te gedragen tegenover een man; zie “Tussen hysterie en vrouw” pp. 55-71) Interpretatie als activiteit van de therapeut is vaak een kwestie van t Timing: interpunctie Recombinatie: reeds geproduceerd materiaal combineren met nieuw associatief materiaal werkt dus altijd op de associaties van de patiënt zèlf Vb. In de eerste sessie vertelt patiënte over een jeugdtrauma: vader gestorven toen zij puber was, geen afscheid kunnen nemen, ervaren als in de steek gelaten zijn; binnen dezelfde sessie vertelt ze dat ze haar vorige therapeut heeft laten stikken (sic) omdat hij een sessie afgebeld had o Interpretatie: hier tussenkomen (= interpunctie, er komt een “point de capiton” van waaruit retroactief betekenisverlening ontstaat) met de vraag of er een verband is met het gevoel in de steek gelaten te zijn door de vader (= recombinatie) o Gezien het een eerste sessie is, meteen ook een kans om de mogelijkheid tot analytische arbeid te wegen = functie van de preliminaire gesprekken Psychoanalytische psychotherapie begint niet met vrije associatie (slechts sporadisch in de preliminaire gesprekken) o Daarbinnen komt in eerste instantie het secundair geëlaboreerde verhaal van de patiënt aan bod, dat wat hij/zij reeds weet, een heel vaak defensief vervormd sjabloon als dat verhaal ‘klaar’ is, dan wordt de therapeut vervolgens verondersteld het op te lossen Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 166 Analytische houding: het “van-zelf-sprekende” van het secundair geëlaboreerde verhaal doorbreken, luisteren naar de haperingen (verdeeldheid) o o o Cfr. Freud & Dora: hij vraagt naar haar subjectieve implicatie binnen de driehoekssituatie (Lacan: “rectification des rapports du sujet au réel”) Merk op: vragen naar, niet: beschuldigen van Bedoeling: to un-cover, in combinatie met een erkenning van de subjectieve problematiek (erkenning in plaats van toedekkende banalisering) Wanneer het secundair geëlaboreerde verhaal ten einde is, en de mogelijkheid tot een analytische behandeling bevestigd is, dan pas overgang naar de ‘vrije associatie’ als dusdanig installatie van een bepaalde spreekstijl bij de patiënt: hoe en waarom? Het ‘hoe’ van de vrije associatie: o o o o o Gegroeid uit Freuds ervaring: hypnose lukt niet, symptoomfocalisatie levert ook niet het gewenste resultaat op daarom precies het tegenovergestelde: associatieve denkprocessen zo breed mogelijk laten uitwaaieren om aldus onderliggend conflict bewust te maken Gaat in tégen de normale (norm-ale) manier van spreken, dat 1) geordend is om 2) een boodschap over te brengen een dergelijke ordening impliceert steeds censuur en selectie, en precies dat moet doorbroken worden Vandaar de regel van de vrije associatie: alles uitspreken op de manier en in de volgorde waarop de gedachten zich aanbieden op het psychisch oppervlak d.w.z. : Alle inhoudelijke censuur laten vallen Klassiek: op vlak van seksualiteit, agressie en overdracht Minder verwacht maar minstens even belangrijk: de censuur op de verondersteld onbelangrijke, banale inhouden achterliggende gedachte: ik mag hier enkel belangrijke dingen vertellen (mag mijn therapeut toch niet vervelen), kan toch niet spreken over de prijs van de tomaten... élke schakel in de betekenaarsketting is belangrijk, al was het maar als verbinding ! Formeel: de logische ordening laten vallen, d.w.z. de “entrelignes”, de tussengedachten, die zogenaamd wegleiden van de hoofdlijn van het verhaal, moeten eveneens uitgesproken worden Indien niet, dan enkel secundair geëlaboreerd verhaal, d.w.z. defensief (“hij/zij kan het nogal goed uitleggen” = rationalisaties) Een dergelijke vorm van spreken is alles behalve eenvoudig: de technische regel moet duidelijk uitgelegd worden De opdracht is: “vertel uw levensverhaal, maar dan wel op een vrij associatieve manier, begin met wat U nu bezig houdt” (karikatuur: alleen praten over eerste vijf levensjaren, of omgekeerd, alleen over hic et nunc houden alle twee een selectie in, en dus anti-analytisch) Heeft tot gevolg dat heel wat privé-materiaal aan bod komt noodzaak tot allerstrikste discretie onmogelijk om mensen uit eigen sociale/familiale kring in behandeling te nemen ruimere abstinentieregel: geen sociaal contact buiten behandeling Het ‘waarom’ van de vrije associatie: o Hangt samen met het therapeutisch doel Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 167 o o o Oorspronkelijk bij Freud: via vrije associatie volledige bewustwording van alle onbewuste inhouden Cfr. droomanalyse: volledige vertaling van de latente inhoud in de manifeste inhoud Dit mislukt: de associatieketting is eindeloos, er is een structureel bepaald tekort Bovendien: technisch gezien is het onmogelijk alles uit te spreken omdat het denken synchroon verloopt (= meerdere gedachten terzelfder tijd) en het spreken diachroon (= lineaire uitgestrektheid in de tijd) Vrije associatie heeft dus zijn beperkingen Herdefiniëring van het doel: via vrije associatie analyse van de symptomen mogelijk maken = Terugkeer van symptoomfocalisatie, zij het dan niet als uitgangspunt, maar eerder als effect Het herstellen van de betekenaarsketting in al zijn vertakkingen heft de betekenisfixatie op, die voordien besloten lag in het symptoom Nb: doel van de interpretatie is niet het terugvinden van betekenis, wel het opheffen van een pathologische betekenisfixatie Zie definitie van het symptoom (colleges Klinische Psychodiagnostiek II) Dit lijkt een herdefiniëring in de zin van: van totaal (‘alles’ zeggen) naar partieel (een deel blijkt onzegbaar); vanuit een andere invalshoek is het evenwel precies het omgekeerde: de behandeling mikt nu op het subject als dusdanig, in diens verhoudingen ten opzichte van (a) en Ander Daardoor nieuw probleem: hoe en wanneer een behandeling beëindigen? Cfr. infra: separatieproblematiek Subject = narratieve identiteit in verhouding tot de Ander en tot (a), d.w.z. een aaneenschakeling van betekenaars Pathologie: komt neer op een pathologische verhouding t.o.v. A en (a), waarbij de symptomen fixaties zijn aan een pathologische betekenis (merk op: huidig ‘verdwijnen’ van symptomen, meer accent op persoonlijkheid als pathologie) = Subject lijdt aan een betekenis die hij/zij niet kent (het symptoom), maar dit symptoom is slechts een onderdeel van de ruimere verhouding tussen subject en Ander & (a) dit laatste is het doel van de behandeling Vrije associatie = reconstructie van de subjectwording in verhouding tot de therapeut als Ander, die daarbij het gewicht van de geschiedenis toegeschreven krijgt (= overdracht) interpretatie van de symptomen wordt dan een middel om tot analyse van de overdracht te komen Een dergelijke manier van spreken veronderstelt langs de andere kant een bepaalde manier van luisteren (= gelijkzwevende aandacht) en van spreken (interpretatie, constructie) Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 168 PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE WORDT GEKENMERKT DOOR EEN BEPAALDE Ook hier afstand doen van de ‘normale’, d.w.z. gefocaliseerde aandacht, waarbij de focus bepaald wordt door een voorafbestaand weten bij de therapeut (paradigmatische luisteren versus docta ignorantia!) – de focus wordt bepaald door het spreken van de patiënt Heeft alles te maken met leeranalyse en abstinentie: op grond daarvan moet de eigen weerstand van de therapeut voldoende bewerkt zijn, zodat zijn/haar vooroordelen (morele en conceptuele) binnen het luisteren geen rol spelen; komt neer op het vermijden van het paradigmatisch redeneren Positie van de therapeut = “sujet supposé savoir”: de patiënt veronderstelt dat hij weet, en op grond van die positieve overdracht zal de patiënt aan de therapeut vertellen wat hij moet weten, en precies daardoor wordt het bewerkbaar; als de therapeut ervan overtuigd is dat hij weet, dan hoeft luisteren niet meer daardoor ook geen ont-dekken mogelijk, enkel bevestigen van wat hij op voorhand reeds wist en dit bovendien opleggen aan patiënt Op grond van de gelijkzwevende aandacht kan de therapeut tussenkomen met: 1) zwijgen 2) interpretatie 3) constructie o o o Interpretatie en constructie kunnen zowel op het symptoom als op de overdracht gericht zijn dergelijke tussenkomsten kunnen slechts begrepen worden in functie van hun eerste bedoeling, met name de vliegwielbeweging van de vrije associatie op gang te houden Zwijgen: kan heel verschillende gewichten hebben; Zwijgen om de ander te laten spreken Is vermijden van een normaal gesprek (twee die spreken, niemand die luistert) en vervangen door één sprekende en één luisterende Zwijgen om de ander te doen spreken Is vermijden van invullingen te geven op het ogenblik dat er een duidelijke vraag komt, waarbij het antwoord een soort compliciteit zou scheppen (klassiek: patiënt plus therapeut tégen partner, veronderstelde bron van alle ellende) = gezamenlijke sluiting van de verdeeldheid; Nb: dit betekent niet dat alle vragen per definitie onbeantwoord moeten blijven! Dragende stilte (“porter la parole”): Zwijgen als interpunctie, vaak steunend bedoeld Interpretatie: gericht op symptoom en/of overdracht, met als bedoeling een vastgelopen associatieketting (vastgelopen subject) weer op gang te krijgen, sleutel die volgende deur opent Dus NOOIT: x betekent y !!! Op dit vlak enorme evolutie: oorspronkelijke interpretaties waren betekenisverlenende interventies van de therapeut (cfr. populaire droomduiding) in de zin van x = y Dit is precies anti-analytisch en vooral symptoomvervangend: de ene betekenisfixatie (van het subject) wordt vervangen door een andere (van de therapeut), maar aan de structuur verandert er geen zier Zie het onderscheid tussen het imaginaire (= symptoom) en het symbolische: het imaginaire bevat een betekenisfixatie, het symbolische Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie LUISTERSTIJL BIJ DE THERAPEUT: DE GELIJKZWEVENDE AANDACHT 169 o o Bedoeling van gelijkzwevende aandacht en daarop gebaseerde interventies: analyse van het onderliggend basisfantasma via analyse van de overdracht PSYCHOANALYTISCHE PSYCHOTHERAPIE MATERIËLE SITUATIE: TIJD EN RUIMTE Klassiek: divansituatie, 2 à 3 maal per week, bij voorkeur op vaste tijdstippen, en dit in combinatie met minimaal sociaal contact buiten de behandeling o Onderliggende conflicten en verdeeldheid hebben steeds te maken met angst, die via de behandeling bewust zal worden, en dit vaak in combinatie met depressieve reacties een op voorhand stevig geïnstalleerd kader maakt dit hanteerbaar Verwar het kader niet met de bedoeling! o o Moet begrepen worden in functie van (1) en (2), hebben als doel de installatie van een bepaalde veiligheid (= meesterdiscours om analytisch discours mogelijk te maken) waardoor spreken en luisteren mogelijk worden Waarom veiligheid? o WORDT GEKENMERKT DOOR EEN BEPAALDE Bv. vrije associatie liggend op de divan heeft als doel de verondersteld beoordelende en daardoor beangstigende blik van de therapeut-als-ander uit te schakelen aldus minder censuur, vlottere associaties Maar: voor bepaalde patiënten (borderline, aktuaalpathologie) is het loslaten van de blik van de ander zeer beangstigend, omdat daardoor controleverlies ontstaat in dit geval is de divansituatie contraproductief en moet dus precies vermeden worden Belangrijk op vlak van tijd en ruimte: separatieproblematiek & beëindigen van de behandeling Waarom? o Elke pathologie wordt begrepen binnen de verhouding tussen subject en Ander, d.w.z. binnen aliënatie en separatie, met als risico dat het beëindigen van de behandeling een herhaling is van die problematiek Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie impliceert een betekenisverglijding en dit laatste is het doel van de interpretatie (Lacan: “l’interprétation vise le non-sens”, sém. 11) Interpretatie ligt inbegrepen in het associatief materiaal van de patiënt zèlf, maar het is de therapeut die ervoor zorgt dat de patiënt het eruit haalt Zie bv. in oefening: Freuds “Käfer”-analyse; = bevroren woordbrug die weer bewandelbaar gemaakt moet worden Dus: geen toevoegingen door therapeut, wel interpunctie en recombinatie Constructie: Voornamelijk binnen de context van de aktuaalpathologie, waar de psychische bewerking ontbreekt Meestal in combinatie met het ontbreken van een werkzame overdracht (nodig: snelle interpretatie van negatieve overdracht) o Hierbij moet de therapeut veel actiever tussenkomen en wèl materiaal aanbieden dat niet rechtstreeks uit de associaties van de patiënt komt o Doel: mentalisatie en opbouw van een werkzame verhouding tussen subject – Ander & (a) 170 Separatie: o o Ofwel te veel en te vroeg: Patiënten kunnen de behandeling niet stoppen: het stoppen wordt ervaren als een wegzenden Resultaat: eindeloze behandelingen, Freuds probleem van de “unendliche analyse” Ofwel te weinig en te laat: patiënten willen de behandeling zo snel mogelijk beëindigen, drop-out In beide gevallen: nood aan overdrachtsanalyse, en dit reeds vanaf het begin van de behandeling Besluit: het doel van een psychoanalytische psychotherapie is niet “het leegpompen van het onbewuste”, wel (1) het mogelijk maken van een bewuste reflectie over onbewuste processen, via de vrije associatie en de interventies van de analist(e) gebaseerd op de gelijkzwevende aandacht, waarlangs (2) een bewustwording én een doorwerkende verandering mogelijk wordt van de onderliggende verhouding tussen subject en A & (a) Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie 171 172 Psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie PSYCHOPATHOLOGIE INTERPRETATIE – DUIDING – CONSTRUCTIE Worden beschouwd als de klassieke analytische technieken, waarbij onbewuste betekenissen gereveleerd worden via de analyse maar: kan zeer snel verglijden naar een karikaturaal meesterdiscours Bij Freud onderscheid tussen: o o o Belangrijk: o o o o Het geven van duidingen, interpretaties, constructies mag niet beschouwd worden als een soort louter kennisverwervingsproces waardoor de patiënt nu, op grond van betere inzichten, ook betere keuzes zal maken De werkzaamheid van duidingen/interpretaties/constructies wordt volledig bepaald door de overdrachtsverhouding, en niet door hun verondersteld juist of fout zijn (zie Freuds droomanalyses bij Dora: inhoudelijk vermoedelijk juist, therapeutisch effect nul of negatief) – zie discourstheorie! Operationeel doel is niet zozeer het vinden van de juiste betekenissen, wel het op gang brengen van een betekenisverleningsproces waarlangs de patiënt los kan komen van een gefixeerde betekenis Zie symptoomvisie: het symptoom overdekt een onderliggend conflict via een constructie binnen de betekenaar; operationeel doel van de behandeling is hier dan deconstructie (bij interpretatie/duiding) waarlangs het onderliggend conflict weer zichtbaar wordt, met inbegrip van de daarbij behorende verhouding tegenover de Ander (dit laatste wordt te vaak vergeten) Dit gaat over de manier waarop wij interveniëren (duiding – interpretatie – constructie) o o Let op: dit zijn niet zomaar technieken, niet iets dat je puur technisch kan gaan toepassen (wat Freud aanvankelijk dacht) De draagwijdte/werkzaamheid van élke interventie die we doen, wordt bepaald door de overdracht: de verhouding die de patiënt installeert tegenover ons, én de manier waarop wij daarmee omgaan Psychopathologie Duiding: iets wordt aangeduid door de analist in de vrije associatie van de patiënt – de aandacht wordt erop getrokken. Gebeurt meestal simpelweg door bepaalde uitspraken te herhalen, al dan niet in vraagvorm (patiënt: “en toen ik in team verband met hem wilde werken”; analist: “in welk intiem verband?”) Interpretatie: ruimer dan duiding; hierbij worden meestal verschillende uitspraken van de patiënt door de analist gebundeld en terug gegeven Let op: steeds werken op de uitspraken van de patiënt zelf, niet iets er bovenop gaan gooien (verkeerde aanpak: zie Freuds droomanalyses bij Dora) Constructie: hier wordt er effectief iets toegevoegd aan het verhaal van de patiënt door de analist, weliswaar op grond van wat de patiënt zelf gebracht heeft; volgens ons nagenoeg uitsluitend bruikbaar bij aktuaalpathologie 173 o o Psychoanalyse staat wat de techniek betreft eigenlijk voor interpretatie (= klassiek beeld van de psychoanalyticus: de man die interpreteert en een bepaald weten naar voor zal schuiven) o o o Bij Freud is het minstens gedurende 20 jaar zo geweest (Freud als meesterfiguur die zijn patiënten een nieuwe kennis wil meegeven, de symptomen gaat interpreteren en dat op een ‘meesterlijke manier’ bij hen gaat opleggen) Meesterdiscours analytisch discours Dit zijn de twee vertogen in de discourstheorie die exact tegenover elkaar staan: het analytisch discours is het omgekeerde van het meesterdiscours Dat is geen toeval: als we ons toeleggen op het meesterdiscours, zitten we in een compleet andere verhouding (die eventueel ook kan werken) en het zal niet zorgen voor een therapeutisch-analytisch proces Het is niet zo dat het gaat om goed vs slecht: zo eenvoudig is het niet In een aantal zaken is men verplicht het meesterdiscours te hanteren (bv. in een crisissituatie, zoals een acute psychotische doorbraak) MAAR: de grote vraag is of je nadien kan switchen van een meesterdiscours naar een analytisch discours Psychopathologie Dat betekent dat we daar (andermaal) afstand moeten nemen van het oorspronkelijke idee van Freud, dat vandaag de dag nog steeds bestaat: het idee dat psychotherapie neerkomt op een leerproces waarbij een aantal kenniselementen moeten doorgegeven worden, foute opvattingen moeten gecorrigeerd worden, enz. Illustratie bij onszelf: wij hebben geleerd bij leerkrachten/personen met een goede verhouding tussen lesgever en klas De meeste leerkrachten laten ons volmaakt onverschillig, en daar leer je technisch Je hebt ook leerkrachten waarbij je een negatieve verhouding hebt, en daar komt de leerstof zelfs niet binnen Een aantal leerkrachten slaagt erin een dragende verhouding t.o.v. de groep te ontwikkelen, en daar leer je wel Leren is dus voor een groot deel i.f.v. het opbouwen van een werkzame verhouding Ook in de therapie zal de verhouding dus bepalend zijn voor het al dan niet ‘doorgeven’ van bepaalde inhouden de cliënt/patiënt gaat deze verhouding installeren vanuit zijn/haar geschiedenis ( pedagogische situatie: leerkracht gaat voor een flink stuk de verhouding installeren), en de vraag is hoe wij daarmee omgaan Die verhouding zal bepalend zijn voor het welslagen van de behandeling De therapeutische verhouding is hierbij zeer belangrijk: Cf. effectiviteitsonderzoek: het is de therapeutische verhouding die vrij sterk zal bepalen of de behandeling lukt of niet Deze verhouding moet je goed in acht nemen, en die technieken zijn een stuk minder van belang dan dat je zou vermoeden 174 o Bij sommigen lukt dit wel, sommigen niet Dit is alleszins geen eenvoudig iets Zo gaan sommige klinieken de crisisafdeling apart houden van de gewone psychiatrische afdeling Voorbeeld uit de vroege periode van Freud, waarbij we kunnen begrijpen hoe dat interpretatie werkt, en van waar deze komt (van de meesterfiguur): brief van Freud aan Flies Freud voerde een briefwisseling met een collega van hem in Berlijn (minstens 2 à 3 per week) en daarin zien we hoe hij gaandeweg zijn theorie ontwikkelt Het grote voordeel daarvan is dat Freud niet hoefde te censureren Laat ons toe een onderscheid te maken tussen een analytische en een niet-analytische aanpak Patiënt met dwangneurotische structuur: bij Freud op consultatie met als centraal symptoom de besluiteloosheid (kan niet beslissen, niet kiezen): over het relationele leven (man-vrouw verhouding) en professionele leven Dit is hét kenmerk van de neurose: een neuroticus kan niet kiezen en blijft bij wijze van spreken jarenlang ‘in de wachtkamer zitten’ Zo gaat het leven ondertussen voorbij en verergeren de symptomen alleen maar Een aantal van de symptomen zijn duidelijk gekoppeld aan die besluiteloosheid Mogelijke aanpak: twee manieren Gefocuste aanpak: mensen met schema’s proberen helpen, bepaalde opdrachten, hiërarchie maken, … (in een aantal gevallen zal dat ook lukken) op het probleem zelf proberen focussen Niet-gefocuste aanpak (aanpak die Freud ‘toevallig’ toepast): het komt eigenlijk ‘vanzelf’ Wat gebeurt er: terwijl de man over zijn besluiteloosheid aan het spreken is, duikt er plots een herinnering op (die hij vroeger al verteld had) Het is altijd interessant om te kijken wannéér het terugkeert Als klein jongetje is hij op een bepaald ogenblik aan het spelen, waarbij hij een zwarte kever probeert te pakken te krijgen tijdens die poging, krijgt hij een paniekaanval Die herinnering is vooral interessant omdat ze terugkeert, en dat op bepaalde momenten Hier komt ze terug op het moment dat hij bezig is met over die besluiteloosheid te praten Freud weigert de betekenis die de patiënt daaraan geeft (waarschijnlijk zonder goed te beseffen wat hij met die interventie teweeg brengt) De volgende sessie komt er een hele cascade aan betekenissen (“woordbrug”): daarin zal de patiënt beginnen met een herinnering aan een gesprek tussen zijn tante en zijn grootmoeder, die het hebben over zíjn moeder, die ondertussen al overleden is (het is dus allemaal in retrospect) Ze praatten over de periode waarbij zijn moeder nog niet getrouwd was, en vooral over de twijfel van die moeder of dat ze Psychopathologie 175 Psychopathologie wel zou trouwen, met een bepaalde man, de man die later dan de vader geworden is van die patiënt Historisch detail: in die periode was Frans dé taal van de Bourgeoisie in Europa Uitdrukking waar die moeder haar twijfel mee ter sprake bracht: “Que faire?” (= homoniem van het Duitse woord voor kever) je krijgt daar een woordbrug die die twee begrippen samenvoegt, en dan krijg je een soort cascade Er zitten in zijn verhaal een aantal sleutelbetekenaars die samen een woordbrug vormen (rond die twijfel, moeder, herinnering, …) We kunnen hier een soort technische analyse maken (cf. Lacan: werken op de ‘materialiteit’ van de betekenaar, op de klanken) dit leert ons, voorbij de ‘woordspelletjes’ dat het symptoom van die patiënt een identificatie met het symptoom van zijn moeder betreft (besluiteloosheid) Zijn symptoom, en de deconstructie ervan, heeft te maken met angst (achtervolging kever paniekaanval die hem bijgebleven is) Maar: wat blijft er over, wat weten we niet? Waarom komt die associatie NU op? Wat maakt dat die jongeman daar NU mee geconfronteerd wordt? Dat is een vraag die je eigenlijk altijd moet stellen (als er iets terugkeert): waarom komt het nu terug? Cf. Freud: “de verdringing komt ons tegemoet uit de toekomst” o We worden geconfronteerd met die verdringing en vroegere processen, omdat er iets NU daar een appel op doet We kunnen veronderstellen dat die man waarschijnlijk zelf ook aan het twijfelen is over een bepaalde liefdesverhouding, en zit daar een hele geschiedenis in verweven (maar dit is ‘fantasie’, want daar hebben we geen enkele informatie over) Hamvraag: wat is de werkzaamheid daarvan, en waarom is het werkzaam? Dit is zo’n eenvoudig en kort fragmentje, dat je erover leest en het niet eens opmerkt Als je er niet op let, ga je ervan uit dat die duiding en interpretaties van Freud komen Maar: Freud heeft niets gezegd: de patiënt komt de sessie nadien binnen en herneemt zelf het vorige: “moet je nu weten wat er mij ingevallen is?!” de patiënt vertelt deze lezing, deze connecties als iets wat hem ingevallen is tussen de sessies (we krijgen het post factum te horen: nadien) Dit is vrije associatie! De interpretatie rijst op en komt vanuit de vrije associatie zelf (mooie illustratie van het analytisch discours) Doel van de vrije associatie (en van de ‘interpretatie’, die hier vanzelf gekomen is): o Werkzaamheid hiervan: de betekenissen worden van de zwarte kever afgetrokken, en er vervloeit weer iets Deze jongeman weet nu niet wat zijn symptoom betekent, of wat de verborgen betekenis ervan is 176 o o o Freudiaanse idee vs postfreudiaanse of lacaniaanse idee over therapeutische werkzaamheid o Freud: duidelijk zicht op een eindpunt: een behandeling moet kunnen afgesloten worden (wanneer een aantal zaken die uit het bewustzijn verdwenen zijn, terug in het bewustzijn komen) idee: “het laatste woord moet kunnen gezegd worden” Dat lukt niet, en dat zal Freud serieus ambeteren Dat leunt aan bij een praktijk die een meesterdiscours, of minstens een universitair discours is, en bij een praktijk die ervan uitgaat dat Psychopathologie Wat je hier krijgt, is dat als gevolg van dit proces, er een betekenisverlies ontstaat (die zwarte kever was overgedetermineerd) klassieke aanpak van Freud: interpretatie meegeven 2 mogelijke reacties: o Afwijzend: vergezocht, … geen enkele werkzaamheid o Aanvaardend: goed gezien, akkoord, … eventueel therapeutisch effect (maar: alleen maar van de orde van de suggestie) In beide gevallen hebben we géén analytisch proces Wat het therapeutisch effect had kunnen geweest zijn bij die man: dat hij minstens geconfronteerd kon worden met zijn eigen besluiteloosheid, en niet die van zijn moeder Zijn besluiteloosheid heeft een ‘surplusgewicht’, dat van zijn moeder (die weggevallen is) Als we deze casus even gaan bekijken in termen van de discourstheorie, kunnen we zien dat het analytisch discours subjectiverend werkt: we krijgen het verdeelde subject dat op de plaats van de Ander komt te staan Het meesterdiscours werkt objectiverend: het subject wordt daar eigenlijk buiten gehouden De bedoeling is om subjectiverend te werken, waarbij het subject dan zelf vanuit die verdeeldheid een aantal dingen kan doen Het objectiverende werken is iets anders, een compleet ander discours Pragmatisch: als je objectiverend werkt (als de interpretatie gegeven wordt vanuit een soort betekenisverlening, of werkt vanuit een behandelingsmodel dat een soort oplossing gaat geven), zit je hier in een eindpunt Freud: heeft door wat het betekent, en deelt die betekenis mee eindpunt: het is gedaan (“we weten het nu, het is dat, en nu moet het genezen zijn”) Als je subjectiverend werkt is er geen eindpunt, en gaat er zich iets openen: er is geen duidelijk eindpunt aangekoppeld De therapeutische werkzaamheid begint eigenlijk op het ogenblik waar dat die verschuivingsmogelijkheid zich opent en er andere zaken aan bod komen, enz. We kunnen dit verder proberen begrijpen door de link te leggen tussen het symptoom en het fantasma Het symptoom functioneert binnen een ‘ruimere context’, het basisfantasma Deze verhouden zich t.o.v. elkaar, en de therapeutische werkzaamheid zal daarbij aansluiten 177 Het subject in zijn verdeeldheid (en problematiek) geeft een bepaalde invulling aan de Ander, rond datgene wat ontbreekt en waarrond een tekort ontstaat Cf. voorbeeld Freud: vergeten van de naam Signorelli (basisfantasma: hij wil een meesterfiguur zijn die hét antwoord heeft) o Het basisfantasma zal zich tonen in de verhouding tot de Ander De overdracht is dan de installatie van de verhouding die uit het basisfantasma komt Elk van ons zal een bepaalde basisverhouding installeren tegenover de Ander op grond van onze geschiedenis, ontwikkeling, … dat wordt dan voor ons dé verhouding De winst van de Lacaniaanse formule, is dat die verhouding daar zo ‘leeg’ getoond wordt Psychopathologie o interpretaties een soort eindpunt (en niet beginpunt) markeren: “nu weten we wat het is en wat het betekent; nu is het ongeveer klaar” In een dergelijke praktijk ligt alle accent ook op symptoomanalyse: symptomen aanpakken via de omweg van de vrije associatie, met de uiteindelijke bedoeling om ze te interpreteren, waardoor ze hun kracht verliezen Postfreudiaans en Lacaniaans: open systeem ( gesloten systeem) waarbij het idee van eindpunt verdwijnt: er is een structureel tekort en verdeeldheid ($) als interne reden waardoor er geen eindpunt bereikt kan worden Lacan zal ervan uitgaan dat het subject symptomen opbouwt als een verwerkings-/antwoordpoging (~ Freud) binnen een onderliggende structuur, namelijk het basisfantasma Symptoom: is meestal relatief eenvoudig te achterhalen, omdat dat precies datgene is waar de patiënt over klaagt en waarvoor iemand op consultatie komt (maar: vandaag minder het geval dan vroeger, door de persoonlijkheidsproblematiek) o Het symptoom verschijnt (samen met de interpretatie) automatisch in het spreken o Een symptoom is altijd (imaginair) gekoppeld aan de Ander Basisfantasma: een onderliggende structuur waarbinnen het symptoom op een bepaalde manier functioneert hierover hoor je eigenlijk niets o Het fantasma komt niet automatisch in dat spreken of de vrije associatie aan bod o Het fantasma is iets dat de therapeut moet ‘de-canteren’: iets dat eruit gehaald kan worden (uit de associaties, symptoomanalyse, de manier waarop dat aan bod komt, …) o Het basisfantasma bepaalt de identiteit van het subject en de identiteit van de Ander 178 Invulling van overdracht in de verschillende therapeutische modellen: o o o o Freud: overdracht gaat altijd over de vaderfiguur voor hem lijkt het alsof er geen andere overdracht mogelijk is Melanie Klein: overdracht gaat alleen maar over de moederfiguur, en dan bovendien nog een verslindende moederfiguur Adler: de overdracht gaat alleen maar over de minderwaardigheid (mensen die zich minderwaardig voelen t.o.v. de Ander) Je krijgt daar een heel mooie illustratie van het feit dat tegenoverdracht heel sterk de overdracht zal determineren (als effect van het eigen basisfantasma, op grond waarvan men blijkbaar niet in staat is om te zien dat er andere mogelijkheden zijn) Doel/pretentie van een psychoanalytische behandeling, is dat men iets kan veranderen aan die basisverhouding (niet enkel sleutelen aan het symptoom), waardoor iemand een andere verhouding kan installeren tegenover de Ander De deconstructie van een fantasma veronderstelt minimaal dat de behandeling een tijd duurt (lukt niet bij kortdurende behandelingen) die basisstructuur wordt bij wijze van spreken ‘blootgelegd’ omdat ze systematisch terugkeert Dat veranderen betekent dat men voor een flink stuk zijn identiteit zal moeten veranderen (= niet eenvoudig) Onderscheid tussen de klassieke Freudiaanse interpretatie en de hedendaagse: o o Freud is eigenlijk de geschiedenis ingegaan als de man die voor een nieuw soort interpretatie/betekenisverlening gezorgd heeft kunnen we op 3 vlakken zien: Hij is de man geweest die gezorgd heeft voor een nieuw betekenisveld binnen het symbolische, nl. dat van het verdrongene (en toen hoofdzakelijk seksuele) Hij heeft gezorgd voor een nieuw veld van interpretatie: hij zal aandacht besteden aan een aantal randfenomenen waar voordien niet op gelet had (‘symptomen’): versprekingen, dromen, fouthandelingen, … (werden voordien als onbelangrijk beschouwd) Hij zorgde voor een nieuwe methode: de vrije associatie om tot betekenis te komen Postfreudiaanse betekenis van interpretatie ( Freud: dé betekenis vinden): niet op zoek naar dé betekenis zal zich uitdrukken in de manier waarop de interpretatie ‘gegeven’ wordt Vroegere invulling: geven van betekenis Hedendaagse invulling: creëren van een context waardoor de betekenis bij de patiënt kan komen 3 technieken: Werken op de interpunctie (‘leestekens’): andere leestekens plaatsen in het spreken van de patiënt o Linguïstiek: spreken = lineaire opeenvolging van betekenaars, die een arbitrair verband hebben met het onderliggende betekende, en de betekenis rijst op uit de context betekenis ontstaat altijd retroactief (eerst een bepaald eindpunt, interpunctie nodig) elke betekenis is voorlopig o Wij kunnen interveniëren door de interpunctie te leggen, of op een andere plaats te leggen Psychopathologie 179 Interpunctie verleggen andere betekenisverlening Dit gebeurt altijd in vraagvorm en nooit als betekenismededeling De allusie: alluderen op iets (~ duiding): wijzen op iets, er iets uithalen (bv. vreemde uitdrukking) en vragen dat de analysant daarbij stilstaat Het homofone/homonieme (cf. woordbruggen van Freud): betekenaars die hetzelfde klinken, maar een andere betekenis hebben Die technische kant is eigenlijk niet zo belangrijk: wat wel belangrijk is, is de stijl waarin ze gegeven wordt: altijd aanbiedend en vragend o De interpretatie is nooit mededelend, uitleggend o ≠ stilleggend o o TOEPASSING VIA DROOMANALYSE Droomduiding is bij een breed publiek zogenaamd bekend ‘zogenaamd’, want de essentie van Freuds droomleer wordt vaak miskend, zijnde: o o o Onderscheid tussen manifeste inhoud en latente gedachten Onmogelijkheid om droom te duiden zonder te beschikken over de bijhorende associaties van de dromer Proces van de droomarbeid is het wezenlijke aan de droom DE ANALYSE VAN EEN DROOMVOORBEELD: DE ‘TABLE D’HÔTE-DROOM’ De table d’hôte-droom zoals Freud die zich herinnert en neerschrijft: o o ‘Een gezelschap, dis of table d’hôte… Er wordt spinazie gegeten…Mevrouw E.L. zit naast mij, keert zich geheel naar mij toe en legt vertrouwelijk haar hand op mijn knie. Ik verwijder haar hand afwerend. Zij zegt dan: “U hebt altijd zulke mooie ogen gehad”…Ik zie daarna onduidelijk iets als een tekening van twee ogen of iets als de omtrek van een brillenglas…’ (Freud, S. (1901/1990). ‘Over de droom.’ Psychoanalytische duiding 4, pp. 26-31) Deze droom is voor Freud aanvankelijk onduidelijk, verward en onzinnig Hij heeft nooit vriendschappelijke banden gehad met Mevrouw E.L. Hij heeft bij zijn weten ook nooit een meer hartelijke relatie gewenst met deze vrouw Het is lang geleden dat hij deze vrouw zag Deze vrouw is ook niet ter sprake gekomen de voorbije dagen De droom ging niet gepaard met een of ander gevoel Verder ‘nadenken’ over deze droom brengt hem geen stap verder Wat doet hij in de plaats? o o Past regel van de vrije associatie (die hij aanvankelijk enkel in een psychotherapeutische context gebruikte) toe op deze droom Gaat er dus vanuit dat de droom net als het hysterisch symptoom een zin (Sinn) heeft (gaat er m.a.w. vanuit dat de droom net als het symptoom analyseerbaar is) Psychopathologie 180 Technisch: hoe gaat Freud concreet te werk? In drie stappen o o o Toepassing op de table d’hôte-droom o o Freud laat zijn associaties starten bij het eerste brokstuk van de droom: ‘Een gezelschap, dis of table d’hôte’ Voor de verdere analyse: zie Freud, S. (1901/1990). ‘Over de droom.’ Psychoanalytische duiding 4, pp. 26-31 Resultaat: o o o o Vertellen of neerschrijven van de droom Neemt de droom niet in zijn geheel, maar splitst deze op in verschillende delen Laat de vrije associatie aanknopen bij de verschillende onderdelen Het volgen van de associaties bij de brokstukken van de droom leidt tot een reeks van gedachten en herinneringen die in het psychisch leven van Freud een belangrijke rol spelen Dit psychisch materiaal staat in een duidelijk verband met de droominhoud (al hadden we dit verband echter onmogelijk op een rechtstreekse manier uit de droominhoud kunnen afleiden) In tegenstelling tot de verwarde droominhoud is dit psychisch materiaal wel op een logische manier geordend en gaat het gepaard met duidelijk gemotiveerde gevoelens Bepaalde voorstellingen of thema’s die niet zijn voorgesteld in de droom blijken som herhaaldelijk terug te keren in dit psychisch materiaal Voorlopige conclusies: o o o Het lijkt waarschijnlijk dat de droom een soort surrogaat is voor het psychisch materiaal waar Freud via vrije associatie op uitkomt (de droom drukt dit psychisch materiaal m.a.w. uit) Een onbelangrijk voorval van de avond voordien werd als droomverwekker blootgelegd Freud noemt dit de dagrest van de droom De analyse van deze droom is niet volledig Praktisch: omwille van discretie Structureel: ‘navel van de droom’ Een punt waar een soort kluwen van de droomgedachten begint, een knooppunt dat zich niet laat ontwarren, het is de plaats waar de droom aan het onbekende (Unerkannte) vastzit Vandaar Freuds waarschuwing tegen de opvatting dat men over elke droom het laatste woord zou kunnen zeggen o Er zijn ‘grenzen aan de duidbaarheid’ van elke droom o Zie later: kern van het Reële in elke analyse is de driftmatige kern (object a) TERMINOLOGIE Enkele begrippen op een rijtje: o Manifeste inhoud (manifeste droom) = de droom zoals die in de herinnering beschikbaar is (m.a.w. de droom zoals hij verteld of neergeschreven wordt) Psychopathologie 181 o o o M.a.w.: de manifeste en latente inhoud kunnen we beschouwen als twee verschillende uitdrukkingswijzen van hetzelfde psychisch materiaal o De droomarbeid is het proces waarbij dit psychisch materiaal van de ene in de andere uitdrukkingswijze wordt omgezet De uitdrukkingswijze van de latente gedachten is zonder meer begrijpelijk (het is een logisch en coherent geheel) De uitdrukkingswijze van de manifeste inhoud is veel minder begrijpelijk (zie dan de verwarde en onzinnige indruk die de table d’hôte-droom op Freud maakte) Gevolg: hoe groter het verschil is tussen de manifeste inhoud en de latente gedachten, hoe groter de verwarde indruk zal zijn die een droom op ons maakt, en omgekeerd vandaar dat we dromen op basis van dat verschil tussen de manifeste en de latente inhoud kunnen classificeren in twee grote groepen: o o Latente inhoud (latente droomgedachten) = het door analyse gevonden bijbehorend materiaal Droomarbeid = proces van verandering van de latente gedachten in de manifeste inhoud (wijze waarop de droom dus door het psychisme geconstrueerd werd uit de latente gedachten) Analytische arbeid = omgekeerde van de droomarbeid, wijze waarop men via analyse van de manifeste droom opnieuw bij de latente gedachten terecht komt Zinvolle en begrijpelijke dromen (dromen waarbij de manifeste en latente inhoud quasi samenvallen, waarbij er dus bijna geen droomarbeid werkzaam was en er bijgevolg ook geen analytische arbeid nodig is om ze te begrijpen: het gaat om dromen die we zonder verder beletsel kunnen inpassen in ons psychisch leven, meestal zeer korte dromen) Gecompliceerde, onzinnige of verwarde dromen (dromen waarbij er een duidelijk verschil is tussen de manifeste en de latente inhoud: het merendeel van onze dromen) Hierbij aansluitend: 2 vragen o o Hoe werkt het psychisch proces dat de latente gedachten in de manifeste inhoud van de droom omzet (m.a.w.: hoe werkt die droomarbeid? ) Wat zijn de motieven die een dergelijke vertaling (van latente inhoud in manifeste inhoud, van begrijpelijk naar onbegrijpelijk) noodzakelijk maken? Om een antwoord te vinden op bovenstaande vragen beginnen we bij de meest eenvoudige, want meest begrijpelijke categorie van dromen (categorie 1): de meeste kinderdromen zijn van deze vorm (voorbeelden, zie Freud ‘Over de droom’, pd 4, pp. 34-36) Twee zaken vallen onmiddellijk op bij deze dromen: o o Ze vervulllen zonder uitzondering een wens: et zijn m.a.w. eenvoudige en onverhulde wensvervullingen Er blijkt steeds een samenhang te zijn met het leven van overdag: de wensen die erin vervuld worden, zijn wensen die overdag opgewekt en onvervuld gebleven zijn Psychopathologie DE DROOM IS EEN WENSVERVULLING 182 Opmerking: ook volwassenen hebben dergelijke dromen (zie bv. ‘gemakzuchtige dromen’: i.p.v. op te staan om zich te wassen en aan te kleden slaapt men verder en droomt men dat men reeds gewassen en aangekleed in de les aanwezig is) Elk van deze dromen kan worden vervangen door een zin die een wens uitdrukt: o o “Was ik maar alvast gewassen en aangekleed” “Had ik de kersen maar mogen houden i.p.v. ze aan oom te moeten geven” Meer nog: die dromen geven zelfs steeds meer weer dan deze zinnen die in de wensende wijs of optatief staan: ze stellen de wensen als vervuld voor, ze beelden die vervulling als iets reëel en actueel uit het materiaal van de droomuitbeelding bestaat in grote mate uit situaties en zintuiglijk waargenomen beelden (zie verder: het gaat om een bepaalde vorm van hallucinaties) Conclusie: bij deze begrijpelijke dromen heeft er dan toch een minimale vorm van droomarbeid gewerkt, er is een kleine vervorming van de latente gedachten: een in de optatief staande gedachte is door een voorstelling in de indicatief praesens vervangen Freud noemt dit proces van minimale droomarbeid: ‘dramatisering’ De wensvervulling geldt ook voor de gecompliceerde dromen, zij het dat de afstand tussen de manifeste en latente inhoud daar zo groot is, dat de onderliggende wens vaak nauwelijks herkenbaar is Ultiem heeft elke droom bovendien één centrale wens: helpen om de dromer verder te laten slapen o Vandaar dat een droom die ons wakker maakt, een mislukte droom is ONBEWUSTE DENKPROCESSEN = DROOMARBEID Vanwaar de noodzaak aan droomarbeid, en dan blijkbaar vooral bij volwassenen en minder bij kinderen? Reden: onderliggend conflict en bijbehorend verlangen plus weerstand daartegen o De droom is het prototype van een symptoom, in de analytische betekenis van het woord Droomanalyse is bijgevolg symptoomanalyse (vandaar: vrije associatie, duiding en interpretatie), waarlangs het onderliggend conflict en verlangen bewust gemaakt kan worden, en dit steeds in verhouding tot (a) en A NB: dit is zelden of nooit van de orde van een volledige interpretatie, eerder integendeel: de bewerkingen ervan (van alle symptomen) cirkelen rond een kern die precies daardoor meer en meer afgelijnd wordt Opvallend bij gecompliceerde dromen: de omvang van de latente gedachten waar men na analyse op uitkomt, is veel groter dan de omvang van de manifeste droominhoud o Het lijkt dus alsof de droomarbeid bij het creëren van de droom die latente gedachten samengeperst heeft tot een gebald geheel Dit proces van besparing noemt Freud: verdichting Psychopathologie Verdichting 183 o Toepassing ‘table d’hôte droom’: tafelscène verbergt eigenlijk drie verschillende tafelscènes Voorwaarde voor die ineenschuiving van verschillende gedachten (voor die gemeenschappelijk uitbeelding van verschillende gedachten) is de aanwezigheid van gemeenschappelijke trekken in die componenten o Toepassing ‘table d’hôte droom’: bij die tafelscènes is dat zeer duidelijk: 3 x aan tafel Ontbreken die gemeenschappelijke trekken, dan zal de droomarbeid die daar waar nodig zelf creëren om zo toch een gemeenschappelijke uitbeelding in de droom mogelijk te maken o Vaak gebeurt dit door op de taal (de betekenaar) te spelen: zie metafoor en homoniemen o Toepassing ‘table d’hôte droom’: dubbelzinnig woord ‘Kosten’ brengt twee verschillende voorstellingssferen samen Gevolg van deze verdichting voor de interpretatie: elk der elementen van de manifeste droominhoud is overgedetermineerd o o M.a.w: X ≠ Y !!! Elk element uit de manifeste inhoud is via verschillende associatieve ketens verbonden aan meerdere latente droomgedachten en omgekeerd Verschuiving Hoofdzaken uit de manifeste inhoud blijken vaak slechts bijzaken te zijn in de latente gedachten en omgekeerd tussen de manifeste en de latente inhoud gebeurt m.a.w. een “herwaardering van de psychische belangrijkheid” Deze herwaarderingsarbeid noemt Freud verschuiving o Toepassing table d’hôte droom: de manifeste droom is anders gecentreerd dan de latente inhoud. In de manifeste droom staat de situatie waarin een vrouw avances maakt tot Freud op de voorgrond, in de latente gedachten daarentegen staat de wens om eens onbaatzuchtige liefde te kennen centraal. Op deze wens worden slechts zeer vage toespelingen gemaakt in de manifeste inhoud via de zegswijze van de ‘mooie ogen’ en de ‘spinazie’ Via het proces van verschuiving kan ook verklaard worden waarom in de manifeste droom soms alleen sporen van onbeduidende dagresten zijn terug te vinden Talig mechanisme: de metonymie, waarlangs betekenissen voortdurend verglijden doorheen de betekenaarsketting, zonder een eindpunt te vinden Opmerking: droomverschuiving en droomverdichting zijn de twee belangrijkste processen van droomarbeid ze zijn de grootste oorzaak van het feit dat men de latente droomgedachten nauwelijks herkent in de manifeste inhoud Dit proces heeft alles te maken met de beperking die in de droom aanwezig is: gedachten moeten uitgedrukt worden via beelden, ze moeten “darstellbar” zijn o o De taal die de droom hanteert, is in hoofdzaak een visuele taal: het zijn beelden Dit betekent dat het visueel materiaal dat zich onder de latente gedachten bevindt een bevoorrechte plaats zal innemen in de manifeste droom (zij het Psychopathologie Rücksicht auf Darstellbarkeit (inachtneming der uitbeeldingsmogelijkheid) 184 onder een verminkte vorm), terwijl de latente gedachten zonder visueel karakter een omwerking tot aanschouwelijkheid zullen moeten ondergaan Concreet heeft de droom het zeer moeilijk met het uitdrukken van logische relaties en ingewikkelde verbanden o Cfr. vergelijking van Freud: “Stel je eens de taak voor om de zinnen van een politiek hoofdartikel of van een pleidooi in een rechtszaal te vervangen door een reeks getekende prenten en dan zal men zonder moeite begrijpen waartoe de droomarbeid wordt genoodzaakt door deze inachtneming der aanschouwelijkheid.” Voorbeelden: o o o Logische samenhang tussen latente gedachten zal de droom weergeven door convergentie in tijd en ruimte Het alternatief ‘of-of’ zal in de droom visueel uitgedrukt worden door ‘en-en’ De negatie bestaat niet voor de droom Rücksicht auf Verstandlichkeit (inachtneming der begrijpelijkheid, secundaire elaboratie) Freud gaat ervan uit dat deze laatste factor van de droomarbeid pas achteraf inwerkt op de reeds voorbereide droominhoud o o Concreet is de secundaire elaboratie te beschouwen als een soort eerste en voorlopige duiding door de patiënt zèlf, waarlangs lacunes ingevuld worden, logische verbanden toegevoegd worden, enz. o De functie van de secundaire elaboratie is de droombestanddelen zodanig te ordenen zodat ze zich min of meer tot een samenhang aaneenvoegen Het is een proces van rationalisering waarbij men van de droom een coherent en dus begrijpelijk geheel maakt Deze eerste bewerking levert meestal een flagrante misvatting van de droomgedachten, er wordt een verhaaltje van gemaakt Bij de analyse van de droom moet men zich dan ook daarvan bevrijden vandaar is de eerste stap in de techniek van het droomduiden na het vertellen van de droom: de droom opnieuw opsplitsen in verschillende brokstukken waarop men dan in tweede instantie de regel van de vrije associatie toepast MISLUKTE DROMEN: NACHTMERRIE (ANGSTDROOM) EN TRAUMATISCHE DROOM De droom is in eerste instantie te beschouwen als een psychische bewerking van een onderliggend Reële (d.w.z. de drift) in verhouding tot de Ander o o Het kunnen uitdrukken in betekenaars (in dit geval meestal visuele) houdt een defensieve bewerkingsmogelijkheid in, waardoor de dromer bovendien kan verder slapen Hoe beter de droom gelukt is, des te beter de slaap (cfr. “ik heb zeer goed geslapen” = zeer goed gedroomd, zonder dat men zich de dromen nog herinnert) Omgekeerd, dromen die op dit vlak mislukken zijn dromen die er niet in slagen dit Reële te bewerken en de dromer te “beschermen” o Vandaar de typische reactie: wakker worden Psychopathologie 185 o Nog een stap verder binnen hetzelfde proces: niet in slaap geraken Nachtmerrie (of angstdroom) Volgens Freud slechts schijnbaar in tegenspraak met de wensvervullende tendens van de droom o o o Ook de nachtmerrie poogt een vervulling van een verdrongen wens uit te drukken Het verschil met de normale droom is dat de droomarbeid (droomvervorming die normaal bescherming biedt tegen de verboden latente gedachten) bij deze dromen faalt: de verdrongen wens dreigt hierdoor onverhuld tot uitdrukking gebracht te worden Om deze rechtstreekse confrontatie te vermijden, treedt de angst in de plaats van de droomarbeid, waardoor de dromer gewekt wordt uit zijn slaap voordat de verdrongen wens zich volledig in de droom zou tonen Traumatische dromen Volgens Freud zijn dit de enige dromen die werkelijk in tegenspraak zijn met de stelling dat de droom een poging tot wensvervulling is o o Deze dromen hebben een andere, meer primaire taak in vergelijking met wensvervulling, met name het psychisch binden van de spanning (voortvloeiend uit het Reële van het trauma) waardoor het trauma en de angst psychisch hanteerbaar zouden worden Deze dromen vallen onder de herhalingsdwang, net zoals heel wat andere symptomen bij de traumatische neurose In tegenstelling tot de wensvervullende dromen draait het hier dus niet om een conflict/defensie t.a.v. A en a maar uitsluitend om conflict/defensie tov (a) o Deze dromen zijn a.h.w. therapeutisch op zich: ze betreffen de (re)constructie van het Reële De droom is de ‘koninklijke weg’ naar het onbewuste (meest rechtstreekse weg naar het onbewuste), is hét symptoom bij uitstek Geen duiding van de droom mogelijk zonder associaties van de dromer (zie Freuds mislukking bij Dora: meesterdiscours, Tussen hysterie en vrouw, pp. 55-71) Associaties laten aanknopen bij stukken van de droom (de manifeste droom dus opsplitsen) Via de vrije associatie rond die fragmenten krijgt de analysant toegang tot het verlangen en tot het onderliggend conflict (combinatie van volwassen en infantiel verlangen in verhouding tot A) Functie van de droomduiding is hier: bewustwording en assumeren van verlangen & bewerken van conflict Nagenoeg alle dromen behoren tot de categorie van de wensvervulling en dus tot de in betekenaars uitgedrukte verhouding tussen subject, (a) en Ander Psychopathologie BESLUIT: DROOMDUIDING EN THERAPEUTISCHE WERKZAAMHEID 186 o Uitzondering: bij traumatische dromen staat de verhouding tussen subject en (a) centraal: functie van de droom en therapeutische werkzaamheid van de droomanalyse heeft in dit geval alles te maken met de constructie: d.w.z. poging om de angst voor het traumatische reële te bewerken via representatie → zie aktuaalpathologie Traumatische dromen tonen ons dus een ander (en meer oorspronkelijk) niveau waarop de droom naast het niveau van de wensvervulling eveneens werkzaam is Elke droom bevat een verwijzing naar dit niveau, naar die verhouding tussen subject en (a) Dit is voor Freud: het Unerkannte, de navel van de droom Dit idee zal hij later veralgemenen Lacaniaans kunnen we dit als volgt uitdrukken: elke subjectwording bevat een kern van Reële dat nooit in betekenaars uitgedrukt kan worden Elke analyse (als behandeling) ontmoet dan ook daar haar limiet – zie dan Freuds “Unendliche Analyse” OVERDRACHT ALS MIDDEL EN DOEL VAN DE BEHANDELING Zonder twijfel het belangrijkste onderwerp, zowel conceptueel als therapeutisch Drie freudiaanse basisteksten, liefst later herlezen vanuit een eigen klinische praktijk: Dynamiek van de overdracht (KB 4) Opmerkingen over de overdrachtsliefde (KB 4) Wegen der psychoanalytische psychotherapie (KB 4) o o Intervention sur le transfert (Ecrits) Le séminaire, livre VIII: le transfert Lacan: Waar Freud mee geëindigd is, waar Breuer mee begonnen is: de overdracht of ‘therapeutische verhouding’ Technische betekenis: dat iets van vroeger/elders met andere figuren, overgedragen wordt in het hier en nu en daar een invloed gaat uitoefenen Twee frequente problematieken in de consultatiekamer: depressie en verslavingsproblematieken beiden notoir moeilijk om te behandelen o In beide gevallen botsen we op een onmogelijkheid, of minimaal een moeilijkheid, op vlak van de overdracht Depressie: geen beweging meer (en dus ook geen beweging naar ons toe) Cf. “Ik verlang naar niemand”, “Niemand verlangt naar mij”, “Ik beteken niets” Bevroren dialectiek we moeten daar op een of andere manier toegang toe proberen krijgen, je moet de psychotherapie in gang krijgen Confrontatie met een afwezigheid van de overdracht Psychopathologie o o o 187 o Het concept van de overdracht is pas gaandeweg bij Freud van belang geworden o o o o Eerst had hij het over verschuivingen, valse verknopingen, … en dan over overdrachtEN ambetant iets dat zo snel mogelijk moet weggewerkt worden: overdracht als weerstand In dezelfde optiek (overdracht als weerstand) zal Freud overdracht in eerste instantie ook beschouwen als een pure herhaling: hij of zij zal dat overal gaan herhalen Dit klopt niet Maar: wel een verhouding/verband, eventueel het omgekeerde (bv. een andere en betere versie zoeken) sowieso is het er wel aan gerelateerd Het herhalingsaspect opent meteen ook de mogelijkheid tot verandering, en dat is cruciaal: elke nieuwe overdrachtssituatie houdt potentieel ook de mogelijkheid tot verandering in Zo is het basisfantasma ook meteen een manier om de overdracht aan te duiden Die verhouding gaat zich opnieuw implementeren tegenover een nieuw iemand daardoor ontstaat de mogelijkheid om er een andere bewerking van te geven Die mogelijkheid is er altijd: elke serieuze verhouding begint op basis van overdracht en zal ook iets nieuws installeren Bij elke serieuze verhouding krijg je twee overdrachten, MAAR: binnen de context van psychotherapie mag een van de twee partijen zijn bagage niet meebrengen, wat de kans vergroot dat er iets verandert Freud zal gaandeweg tot de ontdekking komen dat overdracht ook een instrument is, maar hij zal die dubbelheid (weerstand vs instrument) blijven behouden, wat we ook terugvinden bij andere auteurs na Freud overdracht als iets dat twee kanten kan uitgaan: Belangrijkste middel om deze vorm van therapie (en niet alleen deze vorm van therapie) te laten slagen Belangrijkste bron van mislukking Freud heeft hier drie belangrijke teksten over Bij Lacan zal het één van de vier belangrijke concepten worden Psychopathologie Toxicomanie: negatieve overdracht Eigenlijke verslaving (= iemand die zijn problemen opgelost heeft via een product) omgeving niet akkoord: verplichte behandeling Dan ontstaat een heel andere verhouding, waarbij de therapeut in de rol geplaatst wordt van controleur er ontstaat een soort paranoïde verhouding, en dit werkt niet Heeft vaak het gevolg dat vrije associatie niet mogelijk is (cf. sociaal wenselijke uitspraken) Toont aan dat overdracht de mogelijkheidsvoorwaarde bepaalt om een behandeling te kunnen opstarten Als er geen overdracht is, werkt het niet Als er een negatieve overdracht is, werkt het ook niet (cf. toxicomanie) 188 HET “WAT” VAN DE OVERDRACHT Overdracht = de manier waarop iemand zijn/haar interpersoonlijke relaties installeert, gebaseerd op een interne structuur die het resultaat is van de levensgeschiedenis, met als doel het hanteren van angst, verlangen en genot Klassieke driedeling: positief (liefde) versus negatief (haat); daaraan toegevoegd door Lacan: het niet-willen weten Onderliggend: altijd de angst Klassieke vraag: is overdracht “echt” of niet? o o Merk op dat de vraag quasi uitsluitend gesteld wordt met betrekking tot de overdrachtsliefde, zelden in verband met de overdrachtshaat ( narcisme van de therapeuten…) Nochtans is de vraag daar even legitiem Antwoord van Freud daarop (“Opmerkingen over de overdrachtsliefde”, KB 4, p.158 ff) = subversie van de vraag, d.w.z. élke liefde (ruimer: zie driedeling) heeft te maken met overdracht, ook buiten de analytische situatie in het zogenaamde ‘echte’ leven Die interne structuur bestaat los van een eventuele analyse, en is bepalend voor élke manier van in interactie treden met de ander o o De vraag verschuift: o o Hoe doet de overdracht haar intrede tijdens de behandeling? Via overdrachtssymptoom Ruimer: overdrachtsneurose (cf. infra) Wat is het verschil met het optreden van die structuur in het ‘echte’ leven in vergelijking met het optreden binnen de behandeling? Het verschil heeft alles te maken met het feit dat binnen de behandeling de ander (zijnde de analyticus/ca) zich anders opstelt via een “positieve non-respons” In het ‘echte’ leven gaat de ander er wel op in (desnoods via afwijzing) gebaseerd op zijn/haar eigen interne structuur, met als gevolg dat het resultaat niet-ontwarbaar wordt: wat komt er van wie? Gevolg: ping-pong spel Dit verschil heeft alles te maken met het doel van de behandeling Overigens: de vraag of liefde/haat “echte” liefde of haat betreft, kan derhalve eveneens in het ‘echte’ leven (buiten de behandeling) gesteld worden Freuds subversie zegt veel over liefde en haat op zich, met name dat het aandeel van het imaginaire daarin meestal levensgroot is o Imaginair betekent hier onder andere een duale gelijkschakeling: Psychopathologie Niet alleen in het liefdesleven, maar ook in een onderwijssituatie, werksituatie, … Kortom: telkens we het tekort in de Ander ontmoeten (cf. Freud: opvoeden, regeren, analyseren: dit zijn bij uitstek de situaties waarin liefde en haat patent zijn, en de meest negatieve reactie onverschilligheid is; cf. Lacan: de drie tekorten in het symbolische: seksuele identiteit, autoriteit, seksuele verhouding) 189 Op grond van de hoger gegeven definitie: idee dat overdracht enkel en alleen herhaling is, zowel binnen als buiten de behandeling Klopt slechts gedeeltelijk: o o o De mate van herhaling de mate van psychopathologie: Hoe meer pathologie, des te sterker het herhalingsaspect (belang van anamnese!) Hoe minder pathologie, des te meer de mogelijkheid tot variatie Begrijp: er is géén éénduidig antwoord op het tekort in het Symbolische, in het beste geval getuigen de antwoorden steeds zowel van een keuze als van creativiteit (“Ce qui ne cesse pas de ne pas s’écrire”) De mate van herhaling `de hantering van de “tegenoverdracht” precies dit laatste kan en moet iets nieuws introduceren, voorbij de loutere herhaling Aanbevolen literatuur: Yalom, “When Nietzsche wept” (Nietzsches tranen) Overdracht = de manier waarop iemand zijn/haar interpersoonlijke relaties installeert, een soort interne structuur, als resultaat van de levensgeschiedenis en ontwikkeling, met als doel het hanteren van angst, verlangen en genot De meest bekende invulling gaat het accent leggen op het affect dan krijg je al heel snel een reductie van overdracht tot hetzij positieve, hetzij negatieve overdracht o o Positieve overdracht: te maken met liefde, verliefdheid Negatieve overdracht: te maken met haat Lacan heeft daar een derde ‘passie’ aan toegevoegd (verrassend): de passie van het nietwillen-weten o o o In eerste instantie is dit compleet onbegrijpelijk Bv. in een relatie: irritatie omdat de ander van je uitleg niet wil weten Het niet willen assumeren van een aantal betekenaars, van de implicatie van een aantal zaken dit zit in ons dagelijks leven inbegrepen! Dat is één van de cruciale vaststellingen die Freud naar voor zal schuiven in één van zijn kleinere teksten Psychopathologie De ander heeft/is het antwoord op mijn tekort (liefde) De ander wil mij datgene afnemen/niet geven wat ik nodig heb voor het antwoord op mijn tekort (haat) o Merk op dat de twee tendensen dicht bij elkaar liggen en hetzij vermengd (hysterie), hetzij successief (dwangneurose) kunnen optreden o Dit heeft alles te maken met het tekort en de verdeeldheid van het subject en van de Ander daartegenover In beide gevallen: spiegelrelatie waarin de Ander nooit als anders onderkend wordt met zijn/haar verhouding ten opzichte van het tekort en het verlangen Het onderscheid tussen een imaginair/narcistische liefde en een symbolisch gestructureerde liefde heeft alles te maken met de erkenning van het tekort en het verschil als dusdanig 190 Freud stelt zich de vraag of de overdracht echt is of niet o o o Overdrachtsgevoelens, gevoelens van liefde of haat, … echt, of een kunstmatig bijproduct/artefact/gevolg van de relatie? (laatste = voor de hand liggend antwoord) Freud kiest niet voor dat voor de hand liggend antwoord: hij zegt dat we de vraag moeten omdraaien: buiten de analytische situatie, in het echte leven, als daar iemand iemand anders haat of daar iemand verliefd wordt op iemand anders is dat echt? Daar is iets bezig dat de situatie als dusdanig overstijgt Elke vorm van initiële verliefdheid of haat, heeft altijd een overdrachtsaspect typisch daaraan: het feit dat het zich ‘ogenblikkelijk’ installeert Die initiële indruk is heel sterk en installeert zich onmiddellijk en in alle situaties Freud zal stellen dat overdracht geen artefact is dat zich beperkt tot die heel bijzondere situatie van psychoanalytische psychotherapie het bijzondere daaraan is dat datgene wat ook daarbuiten voorkomt, in het ‘echte’ leven, naar een laboratoriumsituatie gebracht wordt, waarbij één van de twee niet meespeelt en ‘blanco’ blijft, zich niet in die rol of patronen zal gaan duwen Wanneer ontstaat overdracht? Waarom ontstaat overdracht? Overdracht structureel proberen begrijpen: als gekoppeld aan het basisfantasma: o o Ontmoeting Subject – Ander Moment: op het ogenblik dat het tekort op een of andere manier naar voor komt Overdracht in elke situatie waarbij het aspect van tekort, genot en verlangen aan bod komt (liefdesverhoudingen, werkverhoudingen en onderwijssituaties) OVERDRACHT STRUCTUREEL BESCHOUWD Nadeel van (1) is nadeel van meeste besprekingen inzake overdracht: leggen teveel accent op het affectief-emotionele, met als risico o o Verstrikt raken in het imaginaire spiegelgevecht (“le sentiment ment”; “un sentiment en cache un autre” Een verglijding naar “le frotti-frotta affectif” (therapeutische “cocooning”) Bijkomend nadeel: overdrachtsverhouding lijkt plots beperkt 1) tot de herhaling van de verhouding tot de ouders 2) als wat gereactiveerd wordt in de man-vrouw verhouding 3) met de vrouw als patiënte en de man als therapeut Wat doe je met therapeutische verhoudingen man/man, vrouw/vrouw, en dit nog los van de eventuele homoseksuele/heteroseksuele objectkeuzes? Wat daarin vergeten wordt: o Oorspronkelijke verhouding betreft de Ander, die nadien uitgesplitst wordt in eerste en tweede Ander, maar ook eventueel naar broers en zussen toe het ‘oorspronkelijk’ object bestaat niet, en zelfs de eerste invullingen ervan kunnen zeer divers zijn (cfr. impact van broers/zussen in Freuds gevallenstudies!) Een verwachting, bij de therapeut, van een ‘vaderlijke’/’moederlijke’ overdracht maakt ten volle deel uit van zijn/haar imaginaire, en kan in die zin een dergelijke verhouding implementeren (cf infra, tegenoverdracht) Psychopathologie 191 o Een overdrachtsverhouding bevat steeds een dubbele laag (net zoals elk symptoom): één op het niveau van de drift (a) en één op het niveau van de betekenaars (A) anders gesteld: genot en verlangen, rond een tekort Antwoord tégen reductie tot affectief-emotionele en tot het parentale: structurele redenering = de overdracht is een functie van het basisfantasma Enorme voordelen van een dergelijke formulering: o o Is structureel, dus leeg, dus ruim van toepassing Is variabel in functie van verschillende subjectstructuren (zie colleges klinische psychodiagnostiek) o Bevat binnen een verhouding de twee niveaus: subject in verhouding tot drift en ander, en dit bovendien in relatie tot het tekort en dus tot de angst: overdrachtsangst o Legt ten volle het verband met de subjectwording/identiteitsontwikkeling: overdracht is géén geïsoleerd fenomeen: de overdrachtsverhoudingen van het subject zijn het subject, in diens verdeeldheid o Wat meteen betekent dat binnen de overdrachtsverhouding de twee centrale mechanismen van de subjectwording aan het werk zijn en blijven: aliënatie (identificatie) en separatie Aldus noodzakelijke coherentie tussen etiologie, diagnostiek en behandeling: De identiteit, ook de (psycho-)pathologische, ontstaat in de verhouding ten opzichte van de Ander en het tekort De diagnose dient zich op die verhouding te richten De behandeling impliceert een automatische implementatie van die verhouding met als doel er een verandering in teweeg te brengen door een bepaalde hantering van die verhouding als doel en als instrument Cfr. besluit van ongeveer alle effectiviteitsonderzoekingen: de therapeutische relatie is dé bepalende factor van het therapeutisch resultaat, en dit onafhankelijk van de therapeutische school of strekking Recapitulatie (zie “Over normaliteit en andere afwijkingen”, hoofdstuk 6 & 8): o o o Het subject verwerft een verdeelde identiteit via de verhouding ten opzichte van de Ander, met als doel een antwoord te formuleren op (a) Concreet: met als doel de spanningsstijging (angst & genot) hanteerbaar te maken Deze identiteit is steeds talig (representatie, “theory of the mind”), omvat het subject en de Ander in een bepaalde verhouding, en is steeds dubbel verdeeld (verdeeldheid van het subject ten opzichte van a; verdeeldheid van subject en Ander door de betekenaar) Het basismotief (angst/genot) gaat verscholen onder de ver-taling ervan, waarvan de verschijningsvorm het verlangen is Binnen de verschuiving van (a) naar (A), d.w.z. van genot/angst naar verlangen, en van subject naar Ander, treedt een aspect van defensie op: eigen impulsen worden bewerkt via de Ander, die daarvoor de ver–antwoord–elijkheid krijgt Cfr. het niet-willen-weten van de eigen implicatie Dit gebeurt in een dubbele richting: 1) de A is verantwoordelijk voor mijn tekort 2) ik ben verantwoordelijk voor het tekort van de A Psychopathologie 192 o Belangrijk gevolg: symptomen kunnen derhalve nooit geïsoleerd begrepen worden o o o o Een vergelijking tussen symptoom en fantasma levert het volgende op (J.A.Miller, 1984 ; zie ook Tussen hysterie en vrouw », pp. 141 – 194, vooral de tekstgedeeltes over Anna O en over de kleine Hans): o o o o De verschillende betekenislagen moeten telkens opnieuw geïnterpreteerd worden binnen de onderliggende verhouding, concreet: binnen het basisfantasma Het doel van een analytische psychotherapie is derhalve NIET het reveleren van “de” betekenis(sen) van het symptoom, wèl de (re-)constructie van het onderliggende basisfantasma (als verhouding) waaraan de symptomen hun betekenis(sen) ontlenen én het doorwerken ervan Cf. Freud: “durcharbeiten” Cf. Lacan: “traversée du fantasme” cognitief inzicht is niet voldoende Het subject klaagt over het symptoom, maar geniet van het onderliggende fantasma; het fantasma lijkt een ‘troostende’ functie in te nemen tegenover het pijnlijke symptoom. Cf. Anna O en haar “Privattheater” Dit wordt vooral duidelijk omdat het symptoom quasi voortdurend in het spreken verschijnt, terwijl de patiënt in alle talen zwijgt over de bewuste vormgevingen van het basisfantasma, met name de dagdromen Cfr. hysterie: eigen dood Cfr. dwangneurose: dood van de ander Ruimer: alle dagdromen/fantasieën waarin de verhouding van het subject ten opzichte van de anderen en het verlangen/genot gerepresenteerd worden Reden voor het zwijgen: de verdeeldheid, want in de dagdroom komt een genot aan bod dat niet bekend mag worden, en dat nauwelijks toelaatbaar is voor het subject zelf (schaamte, schuld & angst) Cf. het niet-willen-weten Het symptoom is voer voor interpretatie via de vrije associatie meer nog: de vrije associatie levert quasi automatisch de interpretatie van het symptoom op Het basisfantasma, als onderliggende structuur, moet gedecanteerd worden uit de symptoomanalyses en vooral: uit de overdrachtsanalyse In tegenstelling tot de interpretatie van het symptoom betreft het bij het fantasma veeleer de (re)constructie Omgekeerd, al naargelang het onderliggend basisfantasma duidelijk wordt, zullen de betekenissen van de symptomen makkelijker aan bod komen Symptomen halen hun betekenis steeds uit de onderliggende basisfantasmatische structuur Het basisfantasma is steeds het antwoord van het subject op de Ander, in termen van verlangen en genot De koppeling tussen overdracht en subjectwording laat toe de twee centrale richtingen in de overdracht (liefde/haat) structureel te begrijpen, in combinatie met het niet-willenweten Psychopathologie Aangezien deze bewerking binnen het talige (ruimer: het representationele) plaatsgrijpt, zullen de concrete verschijningsvorm daarvan betekenisvolle symptomen zijn binnen een bepaalde structurele verhouding 193 o o o Steeds daaraan gekoppeld: de onderliggende angst o o Op het bovenliggende niveau (verlangen): angst om niet genoeg te kunnen voldoen aan het verlangen van de Ander (hysterische structuur), angst om teveel te voldoen aan het verlangen van de Ander (dwangneurotische structuur) Vergeet niet: in beide gevallen (hysterie, dwangneurose) is de tegenovergestelde angst eveneens aan het werk, zij het minder duidelijk Op het onderliggende niveau: angst voor de eigen aandrift, het zich verliezen in het oncontroleerbare van het Reële Typische situaties waarin overdracht aan bod zal komen: situaties waarin tekort, genot en verlangen aan bod komt (liefdesverhoudingen, werkverhoudingen en onderwijssituaties) o o o In die drie gevallen gaat het over het tekort en speelt overdracht een rol Het is ook geen toeval dat dat juist de drie velden zijn waar er misbruik van kan gevonden worden misbruik vindt binnen dergelijke verhoudingen plaats Telkens waar we een situatie hebben waarin het tekort centraal staat (verlangen, genot en angst), heb je zonder de minste twijfel potentieel een situatie waarin overdracht aan bod zal komen Dit betekent ook dat er een aantal situaties zijn waar die structuur zich niet in voordoet en waar overdracht dus niet aan bod zal komen Overdracht is dus géén particuliere situatie die zich enkel voordoet binnen psychotherapie: het is een algemeen iets Overdracht kan zich overal voordoen: in die interpersoonlijke verhoudingen waar dat tekort op één of andere manier aan bod komt Als je overdracht op die manier gaat definiëren, betekent dat dat we een andere vraag kunnen stellen, m.b.t. de psychotherapie: als overdracht algemeen is, wanneer zal het zich dan gaan aandienen in het verloop van de behandeling? Wanneer zal het zich specifiek daar gaan aandienen? Het zal gebeuren binnen de context van de behandeling Op een bepaald ogenblik gaat die overdracht, die al klaar lag, zich daar gaan implementeren de vraag is: waarom? En waarom op dat ogenblik? Freud: “op een bepaald ogenblik zal de neurose, een overdrachtsneurose worden”: de neurose, die op zich te maken heeft met de verhouding tussen Subject en Ander, zal zich a.h.w. Psychopathologie “Liefde” incorporatie, identificatie, aliënatie: het in zich opnemen van (betekenaars van) de Ander, ten einde een antwoord te hebben op (a) Klassiek: “positieve” overdracht maakt de therapeutische verhouding en vooral de therapeutische interventies (interpretaties) verteerbaar voor de patiënt; ‘alles’ wordt overgenomen “Haat” separatie: het afwijzen van (betekenaars van) de Ander, omdat de Ander, ten einde beschermd te zijn tegen het opgegeten worden door die Ander Klassiek: “negatieve” overdracht maakt de therapeutische verhouding onwerkzaam en zorgt voor de kortste keren voor een drop-out In beide gevallen: een onderliggend niet-willen-weten, de ver- antwoordelijkheid in de positieve of negatieve zin wordt unilateraal toegeschreven aan de Ander 194 Een structurele visie op overdracht klinkt op het eerste zicht vreemd, omdat overdracht alles te maken heeft met een gevoel o o De werkzaamheid van een behandeling heeft ook alles te maken met het affectieve, met het doorwerken van affectieve gegevens (en niet echt met het cognitieve aspect) Maar: waarom bekijken we de overdracht dan op een structurele manier? Het structurele perspectief belet ons om twee fouten te maken: o Een verglijding naar het emotionele: Een accentlegging op het affectieve binnen de ruimere klinische psychologie en binnen de toepassingen daarvan, verglijdt zeer snel naar het emotionele Daarenboven gaat men het emotionele vaak nog eens in een “Flair-versie” bekijken en dit wil je niet binnen de context van therapie Het louter emotionele is iets anders dan een ‘gevoel’ o Terugvallen op de meest klassieke invulling van de overdracht (ernstigere fout): Iedereen bouwt een bepaalde verhouding uit tegenover zijn ouders (klassiek Freudiaans: ten opzichte van de vader) en iedereen van ons zal die verhouding tegenover de ouders (vader) later gaan herhalen, overal, ook in de context van een psychoanalytische therapie De overdracht wordt hier klassiek Freudiaans gereduceerd tot de verhouding tegenover de vader Nog een stap verder: overdracht als herhaling van de verhouding van de vrouwelijke patiënte tegenover de mannelijke therapeut, waarbij de mannelijke therapeut in de positie van de vader geschoven wordt Hier zitten we helemaal in een karikatuur De overdracht is veel ruimer en complexer dan dat! Vandaar de formule van het basisfantasma: Dit is ook een formule waarmee we de overdracht kunnen begrijpen Die formule laat ons ook toe om het verband te begrijpen tussen identiteitsontwikkeling, overdracht, pathologie en behandeling De basisidee blijft echter hetzelfde hierbij: wij ontwikkelen onze identiteit in verhouding tot de Ander o Die Ander staat voor een verzameling van zowel concrete anderen als de taal o Op grond van die omschrijving kan je begrijpen dat een reductie van de grote Ander tot enkel de vader of de moeder, veel te beperkt is: wij zijn opgegroeid in een Psychopathologie gaan kristalliseren op de figuur van de analyticus die overdrachtsneurose zal zich gaan toespitsen op het veld van de therapie De neurotische problematiek focust zich en kristalliseert zich op één figuur: die van de therapeut o Als therapeut moet je dat leren verdragen én bewerken o Overdracht als turnus: die overdracht kan dan een andere verhoudingsmodaliteit openen 195 omgeving waar heel veel andere figuren aanwezig zijn, buiten onze ouders Een aantal figuren zullen daar zeer belangrijk zijn en een aantal andere figuren veel minder belangrijk Het is perfect mogelijk dat de overdrachtsfiguren niet meteen de ouders zijn, maar dat andere figuren daar veel meer centraal stonden Je weet dus niet op voorhand als je met iemand een gesprekstherapie begint welke de overdrachtsfiguren van de cliënt zijn o De formule van het basisfantasma is structureel en dus leeg dit is een voordeel: we kunnen er verschillende invullingen aan geven o De overdrachtsverhouding richt zich niet alleen op de Ander maar ook op het driftmatige: wij hebben allemaal ook een overdracht tegenover onszelf Hoe ga je om met je eigen lichamelijkheid, met je driften, en hoe zal die manier van omgaan daarmee, zich gaan vertalen in de verhouding tegenover de Ander? Waarom is dit belangrijk? Als je dit er niet bijneemt, is de overdrachtstheorie louter een variant op de intersubjectieve theorie, op de systeemtheorie; dan hebben we de psychoanalyse niet nodig en kan je beter op systeemtheorie overstappen Maar: wat is dan het verschil? Bij de psychoanalyse krijg je de verhouding van het ik tegenover de aandrift er bij die verhouding zal zich gaan vertalen/uitdrukken tegenover de Ander er is dus een binnen- en buitendialectiek Psychopathologie Voorbeeld van of correctie op Freud: Freud was geobsedeerd door de verhouding tegenover de vader Freud heeft een zeer eigenaardige kant: ondanks zijn preoccupatie met die verhouding tot de vader, vinden we in zijn beschrijvingen altijd voldoende argumenten om datgene wat daarbuiten is, ook te kunnen lezen De Dora-analyse is een perfect voorbeeld van een mislukte analyse, van een manier waarop je het niet moet doen Freuds beschrijving is daar echter zo ruim dat we zijn fouten kunnen zien: we krijgen voldoende materiaal om op basis daarvan te zien wat er verkeerd gelopen is Wat betekent dit binnen de context van de overdracht? Freud is geobsedeerd door de vaderfiguur, maar in al zijn studies vind je evidentie om te zien hoe belangrijk de broers en zussen ook zijn Freud zag dit niet, maar hij moet het op een bepaalde manier wel gezien hebben, gezien het in zijn gevalsstudie zat hij heeft er gewoon niks mee gedaan Het is dus perfect mogelijk dat een overdracht verschuift: op een bepaald ogenblik zal je als therapeut een andere positie worden toegewezen dan die waarbij je vertrokken bent, dit is perfect mogelijk 196 o Door het feit dat we de overdracht binnen die structuur gaan plaatsen, kunnen we ook verwijzen naar de subjectwording o o o Dan zie je dat overdracht en subjectwording heel nauw bij elkaar aansluiten De subjectwording vindt plaats in die verhouding tot de Ander, draaiend rond het reële van het lichaam, rond dat tekort Onze identiteit is ten volle gekleurd door die verhoudingen die wij gaan aannemen tegenover de Ander Los van de inhoud, kunnen we ook in die verhoudingsmodaliteit (subject – Ander) twee richtingen onderscheiden Een richting waarbij het subject voornamelijk zoveel mogelijk wil samenvallen met de Ander (aliënatie/identificatie) Een richting waarbij iemand zoveel mogelijk afstand wil houden van de Ander (separatie) Dit zal zich ook tonen in de consultatiekamer, tegenover de therapeut (overdracht) Dit zegt iets over de richting, niet over de inhoud Afhankelijk van die twee richtingen en van de dominantie van een daarvan (aliënatie – separatie), kun je voorspellen welke overdrachtsangst het meest dominant aanwezig zal zijn Bij mensen met een dominante neiging tot identificatie/aliënatie, is er de angst om afgewezen te worden, om niet goed genoeg bevonden te worden De therapie wordt hier bijna een examen: ben ik wel goed genoeg? Zal ik wel aanvaard worden? In het omgekeerde geval, bij mensen waar het accent ligt op de separatie en waar de patiënt zoveel mogelijk afstand wil houden, ligt het accent op de intrusieangst o De interventies, komende van de therapeut, zullen afgeweerd of geneutraliseerd worden o Die neutralisatie kan soms de vorm aannemen van iets wat als het ware perfect meewerkend is o Klassiek voorbeeld van iemand met een dwangneurose: die persoon wil afstand houden van de Ander, en de manier om dit te doen, is door de therapie over te nemen Een dwangneuroticus zal, als hij in therapie blijft, de hyperperfecte patiënt worden Psychopathologie De verhouding tegenover de Ander heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat we (a) als tekort kunnen benoemen: er bestaat geen voldoende antwoord op in het symbolische Die verhouding tegenover het tekort kan een positieve versie aannemen, namelijk de vorm van het verlangen: het tekort is iets wat ons gaande houdt, wat ons doet verlangen Daarnaast kunnen we dit ook nog een andere invulling geven: die verhouding tegenover het tekort is ook de verhouding tegenover de angst En: dat wat wij verlangen, is ook altijd een object van angst Zo zie je hoe die affecten van verlangen en angst kunnen samenkomen 197 o o De koppeling tussen overdracht, zoals we die ontmoeten in de behandeling, en de subjectwording, laat toe die twee centrale lijnen in de overdracht te begrijpen (klassiek: de liefde en de haat) De liefde is dan de identificatie of aliënatie, het willen samenvallen met de Ander, het willen overnemen van alles wat die Ander brengt Daartegenover heb je de overdracht van de haat, van de separatie waarbij men dat wat de Ander (therapeut) brengt, gaat afwijzen (want: het kan niet toegelaten worden in die eigen ontwikkeling) In beide gevallen, zowel bij een positieve als een negatieve overdracht, krijgen we die derde versie van de overdracht die Lacan beschreven heeft: de passie van het niet-willen-weten Hoe kunnen we dit begrijpen? o o Negatieve overdracht: een overdracht die teruggaat op het mechanisme van de separatie Daarbij kunnen we vrij goed begrijpen dat wat Lacan de passie van het niet-willen-weten noemt, dat dat daar ten volle aanwezig is Datgene wat wij zeggen, wordt niet gehoord of wordt onbruikbaar gemaakt, al is het door dit perfect over te nemen Positieve overdracht: de patiënt identificeert zich met dat wat wij aanbieden en zal dat ten volle aannemen Door het feit dat de patiënt dat overneemt, lijkt het alsof het weten wel aanwezig is Maar: dit is niet het geval Het weten zal langs de kant van de Ander blijven: het is geen gesubjectiveerd weten, geen weten dat deel uitmaakt van het subject Die positieve overdracht kunnen we veeleer beschouwen als suggestie: die kennis zal geen deel gaan uitmaken van het subject als dusdanig Bewijs: die kennis die zogezegd verworven is en die zogenaamd overgenomen is als om een of andere reden die overdracht plots kantelt naar een negatieve overdracht, zie je dat alle resultaten die bereikt werden, op één dag tijd verdwijnen: de therapeut is zijn of haar positie kwijt, is zijn of haar geloofwaardigheid kwijt Dus: alles wat voordien doorgegeven werd, is weg Psychopathologie Dit vertaalt zich in een vrije associatie die men tot de perfectie wil uitvoeren, en bij cognitieve gedragstherapie zal men de oefeningen en huiswerken tot in de perfectie uitvoeren In beide gevallen zal hij daardoor de therapie compleet lam leggen: de therapie blokkeert Dat is het moeilijke bij dit soort patiënten: je ziet dat het zich volledig inschakelen in de therapie, geen enkele ruimte meer laat voor verandering: men wordt vastgezet en dat is hun manier om die angst hanteerbaar te houden 198 De subjectivering van kennis is moeilijk om over te brengen o o o o Soms gebeurt het dat je die kennis, zeker als het gaat om kennis die je vroeger reeds verwierf, plots herkent bij jezelf, dat dit plots een soort inzicht meebrengt, dat je plots iets ziet bij jezelf Op dat ogenblik is die kennis van jou, is dat geen kennis meer: het is gesubjectiveerd Dan werkt het! Dan mag die overdracht tegenover de therapeut nog verdwijnen; dat speelt geen rol meer die kennis is van jou geworden Dit is het subjectiverende (= de kennis wordt van jou) Dit gaat altijd gepaard met iets dat veel verder gaat dan het cognitieve, nl. een complex affect Dit soort ervaringen heb je opvallend vaker binnen de algemene literatuur of binnen de kunstwereld Als je bijvoorbeeld een boek leest, wil je een passage in de kantlijn markeren omdat je iets herkend hebt: je hebt niets geleerd, je hebt iets herkend Die herkenning kan vrij ver gaan: het kan een verwoording zijn van iets waar je zelf niet in staat was om dat te verwoorden Dit is hoe een therapeutisch effect kan ontstaan in verhouding tot een boek of film Die Ander hoeft dus geen concrete figuur te zijn: daar (bv. literatuur, kunst, …) kan die werkzaamheid ook functioneren We krijgen dus drie passies: haat, liefde en niet-willen-weten o o Dit niet-willen-weten kan makkelijk doorheen die andere twee passies (liefde en haat) verlopen Het daaraan onderliggende affect (zowel aan de haat, als aan de liefde, als aan het niet-willen-weten), is de angst Enerzijds de angst om niet te voldoen aan het verlangen, om niet goed genoeg te zijn, om in de steek gelaten te worden Anderzijds de angst dat de Ander ons zal gebruiken om het eigen tekort in te vullen: men wordt te goed bevonden en door de houding van de Ander krijgt men zelf geen plaats meer In beide gevallen zal dit als motief werken om de eigen houding te bepalen: dit is een zeer defensieve houding die alle verandering zal tegengaan Zoals gebleken uit het bovenstaande: de overdracht bestaat reeds voor een behandeling start Vandaar het belang van de anamnese & diagnostiek in dit verband: via de preliminaire gesprekken kan men een zicht krijgen op de te verwachten overdrachtsstructuur: o o Nagaan wat de verhoudingen zijn tegenover de significante anderen (= al de anderen i.v.m. opvoeden, regeren, genezen, seksualiteit) In het bijzonder: als er reeds vroegere behandelingen geweest zijn, wat was het resultaat daarvan, niet zozeer met betrekking tot de symptomen, maar wel Psychopathologie OVERDRACHT EN BEHANDELING 199 o op het vlak van de verhouding ten opzichte van de therapeut(e) hoe en waarom is de behandeling gestopt? welke herhaling mag je verwachten? Waar men vooral zicht op moet krijgen, is 1) welk mechanisme er overheerst, identificatie/aliënatie of separatie? 2) hoe het niet-willen-weten functioneert In geval van overwicht identificatie (en dus positieve overdracht): voorlopig geen probleem In geval van overwicht separatie (en dus negatieve overdracht): risico op drop-out zeer groot, analyse van de negatieve overdracht zo snel mogelijk In geval van een volledig niet-willen-weten wordt de reflectieve functie onmogelijk, en meteen ook het analytisch proces Risico bij élke vorm van psychotherapie: dat de behandeling een loutere herhaling wordt van de vooraf bestaande structuur en derhalve voor dezelfde impasses zorgt: o Hetzij een eindeloze afhankelijkheid, het niet kunnen separeren (hysterie), met als vormgeving ofwel een eindeloze behandeling, ofwel een radicale breuk, waarna hetzelfde proces bij een volgende Ander herhaald wordt o Hetzij een moeten separeren, waarbij de patiënt er meestal voor zorgt dat hij/zij aan de deur gezet wordt In beide gevallen is de overdracht geen instrument of middel, maar veeleer een element van weerstand Deze weerstand kan niet uitsluitend langs de kant van de patiënt gesitueerd worden: de tegenoverdracht (cf. infra) heeft er eveneens alles mee te maken Een analytische behandeling – ruimer, een psychotherapie – slaat slechts aan vanaf het ogenblik dat er zich een “therapeutische alliantie” ontwikkelt In psychoanalytische termen: vanaf het ogenblik dat de symptomen en de neurose de figuur van de analyticus/-ca in de positie van de Ander plaatsen o o Merk op: vanaf dit ogenblik kan men de overdracht nauwelijks nog isoleren, ‘alles’ gebeurt onder overdracht o o Het idee van als therapeut beroep te kunnen doen op het ‘gezonde’ gedeelte van het ego om daarmee in alliantie te treden ter genezing van het ‘ziekte’ gedeelte van het ego, is een gevaarlijke illusie Dit komt neer op de versterking van een gedeelte van het verdeelde subject, meestal het veroordelende gedeelte, tegenover een ander deel, meestal het verdrongene; kortom, een alliantie met het Ueber-Ich, met als resultaat zelfbestraffing en desgevallend depressie De kanteling van neurose naar overdrachtsneurose gebeurt automatisch (onverschilligheid eerder zeldzaam) omdat het precies inbegrepen ligt in de functionering van het subject o De symptomen worden overdrachtssymptomen De neurose wordt een overdrachtsneurose Typische kentekenen: overdrachtsdromen, waarin de therapeut een rol speelt Vanaf dit ogenblik wordt alles ‘gehoord’ in functie van de overdracht noodzakelijke reactie hierop: positieve non-response o Hierbij dubbel risico langs de kant van de therapeut: Duale interpretaties: gaat zichzelf in de positie van de Ander plaatsen, zich daarmee identificeren en er zich al dan niet tegen verdedigen Psychopathologie 200 Hier gaat het over de manier waarop de overdracht in de praktijk zal verschijnen o o o Technische opmerking: overdracht is geen artefact van de psychoanalyse in de redenering die Freud uitwerkte: daar kwam overdracht overal voor Alle menselijke verhoudingen die wij aangaan, worden gekleurd door onze identiteitsontwikkeling en ons basisfantasma Dat betekent dat die betekenisvolle verhoudingen meteen ook concretiseringen/vormgevingen zijn van die overdrachtsstructuur We vinden die overdrachtsstructuur overal waar er een uitwisseling is rond het tekort: in het onderwijs, het professionele leven en liefdesleven Op die drie vlakken zal je altijd overdrachtsfenomenen aantreffen Waarom is dit voor ons van belang? We krijgen als therapeuten in het merendeel van de gevallen een periode waarin we de kans krijgen om de geschiedenis van die overdracht vast te krijgen, zonder dat we daar zelf in geïmplementeerd zijn Dit is heel belangrijk! Concreet: iemand komt op consultatie, wat betekent dat wij op dat moment (in normale omstandigheden) wel een overdrachtspositie krijgen toegewezen: de positie van de expert, van het wetend subject Dat is ook al een overdrachtspositie! Maar: het is een min of meer werkzame, neutrale overdrachtspositie o Ze is werkzaam omdat wij vanuit die positie die ons toegeschreven wordt, ook de autoriteit krijgen om vragen te stellen en om antwoorden te krijgen op dat ogenblik kunnen we, tijdens die preliminaire gesprekken, een aantal dingen nakijken o Ze is neutraal omdat er op dat ogenblik nog geen overdrachtsverhouding tot ontwikkeling gekomen is die de pathologie ten volle in zich draagt Op het ogenblik dat de neurose een overdrachtsneurose wordt en we in de positie van die Ander zitten, kunnen wij die vragen niet meer stellen Dan zullen al onze vragen gehoord worden vanuit die positie die ons toegeschreven wordt Dit maakt het veel minder makkelijk en daarom zijn die eerste sessies zo belangrijk! o Je moet ten volle van die sessies gebruik maken om zicht te krijgen op de overdrachtsgeschiedenis van die man of vrouw o Je kan zicht krijgen op die geschiedenis, bijvoorbeeld omdat er al een aantal therapeuten aan voorafgegaan zijn Karikaturaal voorbeeld: je krijgt een patiënt bij je van wie je snel te horen krijgt dat zij de laatste zes jaar al zeven verschillende therapeuten gehad heeft, de ene al Psychopathologie Vb. Freud in de plaats van de vader van Dora Vb. therapeut in de plaats van subject-dat-weet meesterdiscours Vb. therapeut die de plaats van subject-dat-weet afwijst Niet-gecontroleerde tegenoverdracht 201 o Overdracht is een complex gegeven o o Dat dient benadrukt te worden om te beletten dat men terugvalt in die karikatuur van de overdrachtsverhouding tegenover mama en papa Maar: daar zit ook een zekere eenvoud in: het accent op de separatie, de identificatie, of allebei Heb je te maken met iemand waar het accent ligt op de identificatie, dan ben je redelijk gerust: dan zal de behandeling wel lopen, dat is niet iemand die onmiddellijk zal afhaken Ligt het accent op de separatie, dan weet je dat de kans levensgroot is dat die persoon vrij snel afhaakt en dan kun je je daar op voorbereiden (anticiperen) en daarmee aan de slag gaan In beide gevallen functioneert de overdracht als weerstand Psychopathologie langer dan de andere + je krijgt ook te horen dat al die therapieën geëindigd zijn in een conflict Tegelijkertijd voel je de tweede of derde sessie dat de positie die aan jou toegeschreven wordt, een geïdealiseerde positie is waarbij je op een bepaald voetstuk geplaatst wordt Dan weet je wat er op komst is en kan je al narekenen dat je waarschijnlijk te maken hebt met iemand waar de overdrachtsverhouding een combinatie is van het accent op aliënatie EN separatie (een combinatie die we terugvinden bij borderline) Het zal dan maar een kwestie van tijd zijn vooraleer dat men zelf in die verhouding geduwd wordt Dit betekent dat je kan anticiperen: je gaat niet mee in het ene en niet in het andere je kan de geschiedenis opmaken van de manieren waarop het de vorige keren mislukt is en in welke mate die mislukkingen ook een mislukking waren in het privéleven Wat zit daar in en wat zijn de stappen daarin? De bewustwording daarin kan de patiënt en de therapeut helpen om het minstens een stuk langer uit te houden in de therapie De kans dat het mislukt, blijft ongeveer 80% maar je zal een stuk verder geraken in de behandeling, je zal een traject kunnen toevoegen wat anders niet het geval zou zijn In die aanvangssessies krijg je dus de mogelijkheid om daar zicht op te krijgen en op grond daarvan kan je heel goed voorspellen wat er zal gebeuren Dit is een makkelijk voorbeeld van een duidelijke overdracht: het aan- en afstoten door de borderline patiënt Een ander, minder duidelijk voorbeeld: iemand die bij jou komt en je bent voor hem/haar de eerste therapeut Hoe kan je daar dan zicht krijgen op de overdrachtsgeschiedenis van die patiënt? Denk dan aan die andere velden, die andere verhoudingen tegenover figuren die deze positie innamen: figuren in het onderwijs, in het liefdesleven en op de werkvloer Ook op grond daarvan kan je redelijk goed zicht krijgen op die fundamentele verhoudingen en kan je min of meer weten waar je je aan kan verwachten 202 o o Vanaf een bepaald ogenblik zal die aanvankelijk algemene overdracht zich gaan verbijzonderen Die verbijzondering betekent dat de therapeut geplaatst wordt binnen het basisfantasma: de therapeut wordt daarin een bepaalde positie toegeschreven Dit is moeilijk omdat wij niet weten welke positie dat is en omdat vanaf dat ogenblik alles wat wij wel of niet zeggen en doen, gehoord zal worden vanuit die positie Je mag denken dat je iets objectiefs zegt, dat je een mededeling doet, dat je aan therapeutische educatie doet, dat je een duiding geeft, … NEE! Alles wat je zegt, wordt gehoord vanuit die positietoeschrijving Een uitdrukking van Freud binnen de context van de neurose: de neurose is een overdrachtsneurose geworden Vaak is dat vrij duidelijk markeerbaar Psychopathologie o Freud zal dit al vrij vroeg naar voor schuiven en ook daar klinkt het vreemd als we dit toepassen op de positieve overdracht Negatieve overdracht: hier is er weerstand tegen verandering en tegen de Ander Het is een weerstand om een aantal dingen op te nemen van de Ander, net door afstand te nemen van die Ander Dit is duidelijk, en vandaar dat we ook vrij vroeg moeten tussenkomen om zo iemand toch voldoende lang in therapie te houden Positieve overdracht: hier wordt alles dat de Ander zegt, overgenomen en geloofd, maar het wordt niet gesubjectiveerd De weerstand zit hem precies daar in Men neemt het over omdat het van jou komt, binnen die positieve overdracht, maar het is ook een manier om het zelf niet te moeten weten, niet te moeten opnemen Algemeen: die factor wordt zwaar onderschat binnen de psychotherapie Heel veel van de psychotherapeutische effecten berusten op suggestie en aldus op een positieve overdrachtsverhouding Er is onderzoek dat aantoont dat de sterkste therapeutische effecten optreden tussen de vierde en de zesde sessie, helemaal in het begin, als die overdracht zeer positief is Nadien gaat het vaak de slechte richting uit: die positieve resultaten brokkelen af, omdat die overdrachtsverhouding geen stand houdt Je kan dit dus beter begrijpen als effect van suggestibiliteit, maar dit is natuurlijk geen verklaring Wij verklaren dingen door er een woord op te plakken, maar dat verklaart niets! Dat is een beschrijving die we geven aan een bepaald fenomeen: iemand neemt iets over van iemand anders en blijkbaar gebeurt dat zomaar Maar: Waarom gebeurt dat zomaar? Dat weten we niet! Het is interessanter om het zo te beschrijven: iemand neemt iets over van een ander, omdat dat een herhaling is van een andere structuur 203 o o Overdracht in de behandeling: therapeutische reactie van abstinentie en non-respons o Abstinentie = er niet in mee stappen, zich er niet mee identificeren, noch afwijzen Binnen de overdrachtsverhouding worden wij een bepaalde positie toegeschreven en de cliënt zal zich daar ook naar gedragen tegenover ons Hier is het risico vrij groot dat we daarin meegaan, al was het maar door ons te verdedigen: je neemt die positie op jou om deze te gaan ontkennen en treedt aldus in een duale verhouding Die duale verhouding houdt twee mogelijkheden in: ofwel ga je als het ware gaan samenvallen met die positie, ofwel weiger je ermee Psychopathologie Klassiek voorbeeld: de cliënt vertelt je dat je voor de eerste keer in zijn of haar dromen opgetreden bent: je wordt opgenomen binnen dat imaginaire, binnen dat denkkader Ander voorbeeld: bepaalde symptomen of fenomenen worden gekoppeld aan de analyse zelf, aan het tijdstip van de analyse Bv. iemand die een ernstige eetstoornis had en die na drie maand zei dat dat probleem zich bijna niet meer voordeed, behalve net na de sessie: het probleem werd gelokaliseerd rond het tijdstip van de behandeling Hier kun je je afvragen welke dialectiek daar gaande is o Eetstoornissen gaan om dingen naar binnen en naar buiten brengen en psychotherapie gaat daar ook over: over het hebben van controle daarover of het niet hebben van controle o Daar krijg je een moeilijke situatie: je krijgt er zicht op, maar je zit er tegelijkertijd middenin o Door het feit dat je erin zit, wordt dat wat je zegt niet meer objectief gehoord! Theater van Brecht: Brecht gebruikte het theater ook om het publiek een bepaalde opvoeding of boodschap mee te geven In het theaterstuk zelf kwam soms een onderbreking omdat er een derde figuur uitleg kwam geven over wat er gebeurde Tijdens het verloop van een psychotherapie zou je dus een ‘brechtiaanse scene’ kunnen invoeren Je zegt tegen je patiënt: “We gaan even stoppen, allebei uit de scene stappen en ik ga je uitleggen wat er bezig is. Jij verhoudt jezelf op die of die manier tegenover mij en je moet daarmee stoppen, want dit is deel van de problematiek, …” Je gaat uitleg geven m.b.t. hoe hij of zij zichzelf in de ellende helpt door systematisch bepaalde dingen te gaan herhalen of te installeren Dit werkt niet! Je kan niet uit de scene stappen! Je wordt precies binnen die positie geduwd en gepercipieerd: alles wat je doet en zegt, wordt gehoord vanuit die positie MAAR: Hoe kun je dan wel reageren? Dit klinkt makkelijk: je reageert met de abstinentie en met een positieve non-respons Dit is echter zeer moeilijk en bepaalt of een behandeling lukt of niet 204 samen te vallen en ga je je verdedigen (“Ik ben helemaal niet kwaad op jou, wat denk je wel?”) Dit wordt nog moeilijker bij die belangrijke groep die wij vandaag de dag in onze consultatiekamer krijgen, met name de borderline pathologie: daar krijg je het mechanisme van projectieve identificatie o De patiënt projecteert een aantal inhouden van zichzelf op ons en zonder dat wij dat weten, nemen wij die over o Het is zeer moeilijk zich daartegen te weren o Het wordt een herhaling van wat die man of vrouw al veel te vaak meegemaakt heeft. o Positieve non-respons = je moet die verhouding gaande en positief houden Non-respons: je mag er niet in meegaan, maar het moet positief zijn omdat je die verhouding moet blijven dragen De therapeutische alliantie moet zich verder blijven ontwikkelen Deze beide concepten hebben alles te maken met wat Freud uitwerkte onder de benaming van de tegenoverdracht Dit is datgene wat vanuit onze kant komt, ons basisfantasma, onze verhouding tegenover de Ander en de manier waarop wij die in de behandeling ook een rol laten spelen Samenvatting van de tegenoverdracht door Lacan: het geheel van onze vooroordelen, onze passies, onze verlegenheid, en zelfs van onze onvoldoende informatie Vooroordelen (als onderdeel van de tegenoverdracht): de cruciale inhouden waarvoor iemand op consultatie komt, gaan altijd over de verhouding tegenover de Ander en de verhouding tegenover de Ander met betrekking tot genot en autoriteit o De lichamelijkheid, de seksualiteit, de ouder-kind verhouding, … m.b.t. die verhoudingen zijn er geen exacte objectieve antwoorden Je kan niet zeggen hoe een man-vrouw verhouding eruit moet zien, in elkaar moet zitten Daar is geen antwoord op: je kan daar alleen je eigen weg en je eigen keuzes in maken Het moet wel jouw eigen weg en jouw eigen keuzes zijn Die eigen keuzes en eigen weg zijn jouw subjectiviteit, maar dit kan fungeren als een vooroordeel o Bv. “ik vind dat een man-vrouw verhouding er zo moet uitzien” dat is je goed recht, maar dan moet je niet in de behandeling gaan brengen, dan word je plots zeer moraliserend o Voorbeeld uit de analyse van Dora: Freud krijgt een 18-jarige op consultatie die heel duidelijk op zoek is naar haar invulling als vrouw, naar de invulling van haar seksualiteit In plaats van de vragen (die weliswaar op een neurotische, symptomatische manier gesteld worden) ernstig te nemen, geeft Freud antwoorden: hij geeft aan hoe hij, als 45-jarige man, vindt dat de man-vrouw verhouding zou moeten functioneren Psychopathologie 205 o Geheel van de passies: bij passie denken wij natuurlijk aan liefde en haat o o o Er zijn patiënten die je heel graag ziet of die je vreselijk vervelend vindt In het merendeel van de gevallen zul je je daar wel bewust van zijn en zul je dit wel kunnen controleren Maar: de belangrijkste passie die lastiger is, is je angst Dit speelt ook een rol langs de kant van de therapeut: de angst die wij ervaren wanneer wij geconfronteerd worden met de verwachtingen om een antwoord te geven Wij zijn een verdeeld subject dat geconfronteerd wordt met een Ander die antwoorden wil dit zorgt er vaak voor dat therapeuten vreemde dingen doen Extreem voorbeeld: de therapeut gaat zichzelf aanbieden als opvulling van het tekort De therapeut die alles wil doen voor zijn patiënten zodat zij zich maar beter voelen Dit zal natuurlijk grandioos mislukken, afhankelijk van de invullingen die daar gegeven worden Verlegenheid hoort ook bij die angst Als laatste heeft de tegenoverdracht ook te maken met onvoldoende informatie o o Je moet voldoende weten over iemand vooraleer je je een mening kan vormen MAAR: hoe meer je weet, hoe minder je je een mening vormt Dit klinkt vreemd: je leert iemand kennen en hebt iemand gedurende een half uur gezien en je hebt een duidelijke mening over die persoon Als je die persoon nadien beter leert kennen, is de kans dat je je mening herziet, zeer groot want je krijgt meer informatie Psychopathologie Freud geeft daar de meest klassieke en patriarchale antwoorden op Resultaat: de jonge vrouw vertrekt na 4 sessies met slaande deuren Freud geeft haar niet de kans om dingen te bevragen op een normale manier Wat zou een goede behandeling geweest zijn? Deconstructie van de symptomen: het meisje stelt haar vragen via symptomen, en dit is geen goede manier Freud had die symptomen kunnen deconstrueren en dan zouden die vragen als vragen naar boven gekomen zijn (maar: daar mag je nog altijd geen antwoorden op geven) Je mag mee helpen zoeken naar antwoorden maar dat is niet hetzelfde als jouw antwoorden gaan opleggen! Het vervelende van onze vooroordelen is dat wij ze niet kennen: deze zijn voor ons zo vanzelfsprekend, dat ze letterlijk vanzelf spreken en dat is nog een reden om te zwijgen 206 Later zal je op een bepaald ogenblik horen dat volgens Lacan de tegenoverdracht niet bestaat Wat bedoelt Lacan daarmee en wat is de draagwijdte daarvan? o o o Hij oppert inderdaad die stelling omdat hij iets anders in de plaats stelt, iets anders in de plaats van overdracht en tegenoverdracht Overdracht en tegenoverdracht zijn eigenlijk een en hetzelfde proces, maar dan in twee richtingen Het is iets dat zich afspeelt tussen twee mensen, tussen twee subjecten Overdracht en tegenoverdracht zijn geen twee aparte concepten: die vloeien in elkaar over en vormen een geheel Drie uitdrukkingen: “Le désir de l’homme, c’est le desir de l’autre”: het verlangen van de mens en dat van de Ander lopen in elkaar over Denk aan spiegelen: wie spiegelt wie aan wat? Dit werkt wederzijds! “L’inconscient, c’est le discours de l’autre”: je onbewuste is een invulling van het discours van de Ander Cf. cartoon: o Dit toont een patiënt op de divan, maar die is een kat o Op de stoel van de analyticus zit een muisje, de analyticus is een muisje o In de tekstballon staat de vrije associatie van de analysant: die gaat over kaas Mochten katten kunnen associëren, zouden zij zeker niet associëren over kaas, muizen doen dat! Wat daar in zit: de associaties van de kat modelleren zich naar de verwachting van wat de kat denkt dat de muis belangrijk zou kunnen vinden Je krijg daar al een wisselwerking tussen beiden Als een kat echt vrij zou associëren, zou de kans groot zijn dat die kat over muizen associeert, over muizen die hij wil opeten daar zit dus nog een laag onder Die cartoon toont de complexiteit van de intersubjectieve verhouding, van bovenstaande uitdrukkingen Overdracht en tegenoverdracht kunnen niet meer gesplitst worden, het loopt door elkaar! Terug naar de praktijk: hoe ga je om met de overdracht? o o De Brechtiaanse interpretatie, waar we als therapeut naast de scene staan en uitleg geven, werkt niet Wat werkt dan wel? Psychopathologie Hetzelfde geldt voor de therapeutische verhouding: je krijgt heel veel informatie en je zal voortdurend je mening moeten herzien Klassiek voorbeeld: de diagnose: in veel gevallen zullen wij na drie sessies al een diagnose klaar hebben, maar na 30 sessies ga je massaal twijfelen en op dat ogenblik wordt die diagnostiek veel minder belangrijk! 207 o o We moeten een onderscheid maken tussen een duale interpretatie, een duaalimaginaire positie-inname en een symbolische triangulaire positie-inname Duale positie-inname (fout): de houding waarbij wij gaan samenvallen met de overdrachtspositie die ons toegeschreven wordt of waar wij ons gaan verdedigen In beide gevallen blijft het duaal De wijze waarop de overdracht zich hier voordoet, kan nagenoeg altijd gekoppeld worden aan één figuur daar staat de therapeutische werkelijkheid vrij dicht bij de karikatuur Cf. analyse van Dora: Freud zal daar duale overdrachtsinterpretaties geven o Dora gedraagt zich tegenover Freud zoals zij zich tegenover haar vader gedraagt o Freud heeft dat door en zal dat ook op die manier gaan interpreteren Dit werkt niet! “Jij zegt wel dat ik me zo gedraag als tegenover mijn vader, en dan?” Dit werkt niet, dit is een spiegelconfrontatie Die mag dan nog wel juist zijn, maar deze is niet werkzaam! Wat Freud mankeerde is het feit dat die verhouding dochter-vader in functie stond van een derde punt, dat van de moeder Daar draaide iets rond: het is de blik van die derde figuur die ter sprake gebracht moet worden Symbolische triangulaire positie-inname: Een overdracht, zeker binnen de neurose, moet je altijd in termen van driehoeken denken DUS: zoek dat derde punt en hou dat derde punt goed in de gaten Dan zou je kunnen denken: dan hebben we de structuur als dusdanig, met dat derde punt, en dan zal dat een betere interpretatie opleveren o Maar: ook dit is niet helemaal correct! o Het gaat om het symbolische Dat derde punt kun je vaak koppelen aan een bepaalde figuur, maar dat derde punt moet je uiteindelijk begrijpen als een afwezigheid Want: die derde figuur, dat is het punt waarop het begint te verschuiven, er is geen duidelijke invulling, geen duidelijk antwoord Op het ogenblik dat wij dat derde punt als een driehoek kunnen beschouwen, dan is er ruimte voor een andere invulling, dan kunnen we beginnen verschuiven o Het imaginaire is altijd een volheid, een volledigheid: daar ontsnap je niet aan o In het symbolische zit echter iets dat een opening toelaat, een tekort Psychopathologie o 208 TEGENOVERDRACHT VOLGENS LACAN “La somme des préjuges, des passions, des embarras, voire de l’insuffisante information de l’analiste” (Ecrits, p.225) o Kortom: de analist(e) die denkt dat hij/zij vanuit het eigen weten en/of passie (niet) in staat is het antwoord te bieden op het tekort van de Ander o Kortom, het opdringen van een eigen oplossing, via een meesterdiscours (vanuit de S1 positie), meestal via een universitair discours (vanuit de S2 positie) Voorbeeld: Freud die weet hoe Dora, als jonge vrouw, zich moet positioneren tegenover het verlangen van een man, in casu Mr. K Een dergelijk antwoord zal steeds gehoord worden in functie van de basisfantasmatische structuur van het subject, en hetzij “in dank” aangenomen worden, hetzij afgewezen worden (Dora: afwijzing, ondanks hysterische structuur!) o o In geval van afwijzing kan de analist zich beroepen op “weerstand” langs de kant van de patiënt, terwijl de voornaamste weerstand langs zijn/haar kant ligt: het niet-willen- weten ligt hier bij de therapeut Voor de patiënt hoogstens een suggestieve therapie, en dus een bijkomende aliënatie LATERE LACANIAANSE THEORIE Overdracht en tegenoverdracht vormen één geheel o o o Reden: zie de subjectwording, waarbij de ver–antwoord–elijkheid door het subject voor (a) bij de Ander gelegd wordt Als de therapeut als ander dan inderdaad de eigen antwoorden biedt, dan kan de patiënt zich daarmee identificeren of dit afwijzen (“Le désir de l’homme, c’est le désir de l’Autre”; “l’inconscient, c’est le discours de l’Autre”) Hoe dan ook, de inhoudelijke invulling van de overdracht komt dan van de therapeut Vb.: cartoon van Le Chat Dit mechanisme verklaart waarom bepaalde therapeuten telkens opnieuw op dezelfde overdrachtsproblematiek botsen, met name hun eigen … Lacan: onderscheid tussen “le désir de l’analiste” versus “le désir d’un analiste” o Désir de l’analiste: komt neer op het mogelijk maken van een analyse Psychopathologie 209 o Désir d’un analiste: komt neer op het willen invullen van een eigen verlangen Het onderscheid tussen de twee is de aan- of afwezigheid van de abstinentie Algemeen: hier het risico van de “furor sanandi” o o Indien de therapeut een hysterische structuur bezit, wil hij/zij per se het tekort van de patiënt invullen (zij het dan zoals hij/zij dat ziet) De ultieme eis van de patiënt is evenwel dat de therapeut het tekort invult met zichzelf, en zelfs dat is niet genoeg Immers: het tekort is niet invulbaar Op dit punt: niet alleen overdrachtsliefde, maar steeds daaronder: overdrachtsangst o o DUALE Voldoe ik wel aan het verlangen van die ander? Wat verlangt die ander eigenlijk van mij? Waarbij het niet duidelijk is wie “ik” is: de therapeut of de patiënt typische onduidelijkheid voor een duale verhouding INTERPRETATIE VAN DE OVERDRACHT Is daar het gevolg van, meer bepaald het wordt een ik – jij spiegeling Daartegenover symbolische interpretatie: o o o o Voert steeds een derde punt/figuur in Bv. Freud komt in de plaats van de vader van Dora (net zoals Mr. K.), in functie van mevr. K Een symbolische structuur is triangulair De mise-en-scène van de overdrachtsstructuur tussen twee figuren veronderstelt steeds een derde voor of tegen wie de opzet gebeurt Klinisch concreet: meestal het invocatieve (de stem) of het skopische (de blik): het subject wordt bekeken of becommentarieerd in zijn doen en laten met een ander (de tweede) door nog iemand anders (de derde) Voor zover de interpretatie van de overdracht zich beperkt tot het duale, verandert er niets, en wordt de spiegelspiraal alleen maar verder gezet Symbolische interpretatie van de overdracht is metonymisch: het is niet de bedoeling het tekort in te vullen (is per definitie onmogelijk), het is de bedoeling de onderliggende structuur als dusdanig aan bod te laten komen en daartegenover keuzes mogelijk te maken bij het subject zèlf Dergelijke keuzes zijn steeds symptomatisch, zij het met een belangrijk verschil: Voordien getuigde het symptoom van een geloof in de Ander Hetzij door ermee samen te vallen Hetzij door de oplossing van de ander af te wijzen Hetzij door voortdurend te wankelen en niet te kiezen Nu wordt het een “sinthome” (zie F. Declercq, Het Reële bij Lacan, Gent, Idesça): een keuze voorbij de afhankelijkheid van de Ander en rekening houdend met het reële van de eigen aandrift: Pulsie = “Anforderung zum Bearbeitung” Is van de orde van de sublimatie, zoals beschreven door Lacan: “élever l’objet à la dignité de la chose” (Zie Mark De Kesel, Eros en ethiek. Een lectuur van J.Lacans ‘Séminaire VII’. Leuven, Acco, 2002) Psychopathologie 210 Concreet: Géén eigen invullingen/oplossingen geven Zoek de derde stem of blik voor wie de duale verhouding opgevoerd wordt TYPISCHE SEQUENS VAN DE OVERDRACHTSANALYSE Normaal vertrekpunt: overdrachtsverhouding waarbij de therapeut de positie van het verondersteld-wetend-subject toegeschreven krijgt (sujet-supposé-savoir), dat gevolgd of geweigerd wordt o o o o Indien weigering (separatie, negatieve overdracht): vroege interpretatie noodzakelijk Indien volgen: overdracht als instrument Op voorwaarde dat de therapeut die positie gebruikt om het weten van de patiënt aan bod te laten komen = Toepassing van de vrije associatie Daarlangs wordt de interpretatie van de symptomen automatisch mogelijk, via de door de patiënt geproduceerde betekenaars Onderliggende fantasmatische structuur, als verhouding ten opzichte van de Ander, dreigt duidelijk te worden Als gevolg daarvan: ontstaan van overdrachtssymptomen en overdrachtsneurose D.w.z. een particuliere overdracht, voorbij het SsS, op de therapeut Op dit punt dreigt het risico van overdracht als weerstand, d.w.z. als toedekking van én via het basisfantasma Analytische houding: abstinentie en positieve non-response o Dit klinkt simpel, maar is het alles behalve: steeds confrontatie voor de therapeut met de eigen verdeeldheid, zowel op het vlak van het ‘eigen’ verlangen als de eigen driftmatigheid (hier vaak nood aan controle-analyse & supervisie, voorbij het technische element) o Reactie bij de patiënt: confrontatie met zijn/haar invulling van (het verlangen/ genot van) de Ander in functie van een derde Ander Dit met als gevolg het ontstaan van een leegte = “destitution subjective” Lijkt klinisch op een depressie: wat doe ik hier eigenlijk? Wat verlangt die ander van mij? Wat verlang ik van hem/haar en waarom? = “Durcharbeiten” of “traversée du fantasme”: de oude « formule » werkt niet meer Risico: dat ze wèl werkt, met de figuur van de therapeut als Ander: dan geen passage naar iets nieuws, maar enkel een herhaling van hetzelfde Er moeten andere keuzes gemaakt worden, eigenlijke keuzes Belangrijk: cognitief inzicht volstaat niet Blijkbaar moet dit doorleefd worden en pas daar kan het eventueel veranderen Bv. Rattenman: rationeel inzicht volstond niet, slechts via overdracht verandering o Psychopathologie 211 Hier gaat het om een sequentie, een soort volgorde in de manier waarop de overdacht zich voordoet o o o Die sequentie zal je zeker vaak in de praktijk meemaken, als je verder zou gaan in de psychoanalyse Maar: in een aantal andere gevallen zal het ook anders verlopen Je kan daar geen 100% perfecte voorspellingen over doen (behalve over het beginpunt: dat is vrij goed te beschrijven) Het normale vertrekpunt van een behandeling, van elke vorm van psychotherapie, is deze waar wij de positie van de expert toegeschreven worden, de positie van diegene die het weet en van wie een aantal antwoorden verwacht worden Hier zijn twee mogelijkheden: dit kan zich binnen een positieve of binnen een negatieve overdracht ontwikkelen o o Bij een negatieve overdacht gaan wij heel snel interpreteren en dit bespreekbaar maken door het te koppelen aan bv. vroegere, vorige behandelingen die vrij abrupt geëindigd zijn Je mag daar zelfs voorspellend werken: “Meneer, de kans dat je binnen twee sessies stopt, acht ik zeer groot, we kunnen misschien beter meteen daarover beginnen praten? Hoe komt het dat u zo snel gestopt bent?” Je verplicht iemand hierover na te denken, om daarover materiaal te brengen, en dit kan zelfs gelinkt worden aan de (hulpverlenings-) geschiedenis van iemand Van de positieve overdracht moet je afblijven Positieve overdracht laat ons toe om vragen te stellen en om onze techniek te implementeren In het geval van de psychoanalytische therapie zal die techniek de vrije associatie zijn De formele structuur blijft echter hetzelfde over verschillende therapiestromingen: positieve overdracht laat ons toe onze specifieke technieken op te nemen In de context van de psychoanalytische therapie wordt dat de vrije associatie, die we ook de automatische associatie zouden kunnen noemen Dit verloopt eigenlijk vanzelf en onze interventies spitsen zich voornamelijk toe op het bevorderen van die vrije associatie, zodat die verder doorgang vindt Onze interventies moeten er voor zorgen dat er zo weinig mogelijk een normaal gesprek komt, dat is niet de bedoeling; die associatie moet doorgaan Dan krijg je een merkwaardig fenomeen: voor zover je te maken hebt met een psychoneurose, kom je via die vrije associatie automatisch uit bij de interpretaties, die komen vanzelf o Daar moet je een interpunctie geven, er de aandacht op vestigen o Je moet deze interpretaties niet zelf aanbieden! o Soms is iemand aan het doorracen, vaak omdat men het zelf niet wil horen hier moet je tussenkomen: “Wacht even, wat zei je daar? Heb je gehoord wat je daar zei?” Psychopathologie 212 o Overdrachtsanalyse o o o o o Om tot een analytisch eindpunt te komen, moet men verdergaan met de overdrachtsanalyse Daar krijg je in het beste geval het bloot komen te liggen van de onderliggende structuur van het basisfantasma: De blootlegging daarvan zal nagenoeg altijd gepaard gaan met het uit de respectievelijke posities vallen Het subject neemt een bepaalde positie in tegenover de Ander, wat betekent dat die positie van de A (therapeut) geconstrueerd wordt, men heeft zichzelf een identiteit aangemeten of laten aanmeten Al naargelang die vrije associatie doorgaat, wordt dit als structuur gedeconstrueerd Het effect daarvan langs beide kanten is dat beide protagonisten daaruit vallen, zowel de cliënt als de therapeut Lacan: de subjectieve destitutie langs de kant van het subject (het uit die positie gehaald worden) en het des-être langs de kant van de Ander (het niet-meer-zijn) Op dat ogenblik krijg je vaak uitdrukkingen als “Wat zit ik hier te doen? Wat heb ik hier al maanden verteld? Wie ben jij eigenlijk? Ik heb jou dingen toegeschreven maar die klopten niet?” Daar is een verlies aan identiteit: men valt uit een bepaalde positie Freud beschreef dit als het “doorwerken” (durcharbeiten) en Lacan benoemde dit als het “traverseren van het fantasma” Men gaat daar doorheen kijken Dit gebeurt niet vaak; daarvoor moet iemand voldoende lang in analyse zijn Vaak stopt men wanneer de symptoombalans in de positieve richting gaat Psychopathologie Onze functie is vaak om te luisteren en om de ander te verplichten om te horen wat hij zelf zegt en om dat ernstig te nemen o Dit doet denken aan een typische Vlaamse uitdrukking: ‘wij moeten iemand serieus nemen’ Wat betekent dit? We moeten de reeks horen, het seriële daarvan, en dat ook teruggeven, waardoor iemand zichzelf serieus kan nemen en stilstaan bij wat hij zelf gezegd heeft Dit is het subjectiveren van de kennis en het doorbeken van het niet-willen-weten Veel behandelingen zullen hier stoppen, bij de werkzaamheid van de vrije associatie, en van de vrije associatie op de symptomen en interpretatie Dat betekent dat daar een winst is: bepaalde symptomen zijn veranderd in de verbeterende richting o Het is een therapeutische vooruitgang, maar geen analytisch eindpunt o Het analytisch eindpunt heeft als doel ook iets te veranderen aan de overdracht overdrachtsanalyse 213 Als dit dan toch gebeurt, is dit vaak in de context van een herhaalde therapeutische tranche, iemand die voor de derde of vierde keer een stuk therapie komt doen en als het ware op een ander startpunt begint Herinnering m.b.t. belangrijke effectiviteitsfactoren: de therapeutische relatie en de mate waarin een patiënt of cliënt actief kan deelnemen aan de therapie o o Via de overdracht en de beschrijving van het proces zoals hier gebracht, kan je zien dat een psychoanalytische therapie in het beste geval daar vrij sterk bij aanleunt en dat verklaart de werkzaamheid ervan De therapeutische relatie staat centraal en de mate waarin men actief kan bijdragen tot de behandeling is ten volle wat wij bedoelen met de vrije associatie: de cliënt moet dat zélf doen en wij blijven daar eerder op de achtergrond FINALITEIT VAN DE BEHANDELING: AFFECTIEF DOORWERKEN VERSUS COGNITIEF INZICHT Wat is de bedoeling van een behandeling? En wat is het onderscheid tussen cognitief inzicht enerzijds en het affectief doorwerken anderzijds? o o o Elke psychotherapie zit eigenlijk op de balans tussen cognitief inzicht (kennisaspect) en affectief doorwerken (affectief aspect) We werken voornamelijk met het cognitieve, maar we weten allemaal wel dat we dat affectieve moeten bereiken (maar: we geraken er niet goed wijs uit) Onze theorievorming van de psychotherapie schiet tekort op vlak van dat affectieve, en daar is een structurele reden voor Dit heeft te maken met de epistemologische splitsing waar wij mee opgescheept zitten sinds Plato: de splitsing tussen psyche en soma Dit werd nadien hernomen binnen de christelijke opvattingen als splitsing tussen lichaam en ziel Van daaruit kregen we ook de opsplitsing tussen de geneeskunde en de psychologie Sinds Plato zijn wij in het Westen verplicht om te denken in termen van die dualiteit! We zijn niet alleen verplicht zo te denken, we hebben zelfs twee verschillende praktijken: een medische en een psychologische praktijk o In de medische praktijk gaat men werken op het lichaam, op die affecten o In de psychologie gaat men veel meer werken op het cognitieve, op het weten Maar: ondertussen weten we echter beter Een paar eenvoudige voorbeelden: kijk naar je eigen ervaring: wanneer word je ziek? Niet alleen als je oververmoeid bent, maar heel vaak na een emotioneel conflict Ondertussen weten we dat onze immuniteit daalt wanneer wij een vervelende emotionele periode (zacht uitgedrukt) meemaken: zo worden wij plots veel gevoeliger voor infectieziektes Psychopathologie 214 Een ander voorbeeld: iemand die op één nacht grijs wordt na het meemaken van een ernstig trauma Nog een ander voorbeeld: iemand die in traumatische omstandigheden haar partner verloor en die 15 jaar na de feiten, op het ogenblik dat zij over het ongeluk wil spreken, haar stem verliest; zij kan letterlijk niet meer spreken, hoewel zij er wel over wil spreken Hier zie je die wisselwerking tussen die twee zaken die wij gesplitst hebben Wij hebben het lichamelijke van het cognitieve gesplitst, maar in werkelijkheid is dit niet opgedeeld Ondertussen hebben wij dit opnieuw gedefinieerd in een veronderstelde splitsing tussen het cognitieve en het emotionele o Een dergelijke opdeling is even kunstmatig als de opdeling tussen lichaam en geest o We hebben daar vandaag de dag een aantal neurologische gegevens over: Het cognitieve, het verbale ligt prefrontaal, vooraan in de hersenen Het affectieve ligt centraal in de hersenen, in het limbisch systeem Hier is iets eigenaardig aan de hand: tussen die twee hersengebieden liggen geen rechtstreeks verbindingen Dit is vreemd: het affectieve systeem bevat het geheugen, het geheugen voor gevaarlijke situaties, maar ook voor zeer lustvolle situaties Waar vóel je dat, die gevaarlijke of lustvolle situaties? Dit voel je in je buik en soms ook een beetje lager: je wéét ze niet, je voelt ze Het gaat naar beneden, daar voel je die signalen en dan keert het terug naar boven en dan begin je daar cognitief over na te denken Er is zo’n typische uitdrukking: “Ik voel het in mijn buik” Als je het in je buik voelt, heeft het meestal te maken met angst, met iets dat angst losmaakte in je limbisch systeem o Wij hebben cognities en affecten in ons denksysteem, in onze theorievorming opgedeeld, terwijl het natuurlijk hetzelfde lichaam blijft Die neurologische beschrijving zorgt vandaag merkwaardig genoeg niet voor een holistisch denken, wat we hadden kunnen hopen, maar voor de klassieke fout: het bevoorrechten van één van beiden Psychopathologie 215 Therapeutische werkzaamheid en datgene wat wij niet begrijpen o o o Freud begon zijn carrière bij Breuer en nam een aantal zaken van hem over, zoals de hyno-cathartische methode Als je die methode beschouwt, komt die eigenlijk neer op vrije associatie, met dien verstande dat die vertrok bij een bepaalde focus De patiënt werd door Breuer gevraagd te vertrekken bij een bepaald aandachtspunt en die vrije associatie gebeurde onder hypnose dit mondde uit bij wat Breuer een catharsis noemde Het therapeutisch effect had uitdrukkelijk te maken met het geheel: die vrije associatie, die catharsis en ook de overdracht dat wat Breuer niet gezien had Freud neemt die associatie over en maakt daar een hele theorie over o MAAR: daarbij zal hij het idee van affectontlading en catharsis vergeten o Als je die teksten van Freud bestudeert, merk je dat zijn therapeutische techniek hoe langer, hoe minder werkzaam wordt o Freud zal zijn theorie herzien en komen tot een aangepaste theorie waar de affectieve doorwerking centraal komt te staan en waar hij meer aandacht heeft voor het affect o Hij kan dit minder op cognitief vlak uitleggen, maar de therapie wordt wel beter, de patiënten worden er beter van Hedendaagse illustratie: EMDR therapie (= Eye movement desensitization and reprocessing) Dit gaat om een behandeling met oogbewegingen, wat toegepast wordt bij getraumatiseerde patiënten Het werd ontdekt door Shapiro, heel toevallig, wanneer zij met zichzelf in de knoei zat Zij hielp zichzelf hiermee, paste dit toe op patiënten en tot vandaag is dit een van de meest effectieve, kortdurende behandelingen voor een enkelvoudig trauma De studies die hiernaar gedaan zijn, zijn erg overtuigend: als je iemand hebt met een enkelvoudig trauma, die daar een posttraumatische stressstoornis aan overgehouden heeft, stuur die maar bij zo’n therapeut, dat is het meest efficiënt Binnen de universiteiten krijgt EMDR nauwelijks krediet, wat zeer merkwaardig is Psychopathologie Die neurologische bevinding zorgt ervoor dat mensen zeggen “Zie je wel, het is lichamelijk, het heeft niets te maken met de psychologie” Je krijgt daar een voorkeur voor een van beide kanten, terwijl de correcte conclusie moet zijn dat het een geheel is, waarvan we het ook best als een geheel gaan bestuderen 216 o We hebben een methode waarvan de effectiviteitsstudies op alle mogelijke manieren aan de regels van wetenschappelijk onderzoek beantwoorden, die methode blijkt telkens effectief en toch blijft die methode verdacht Ze staat in een soort statuut dat dicht bij het esoterische, het alternatieve aansluit, terwijl dit niet het geval is We begrijpen het gewoon niet In eerste instantie leek het wel begrijpelijk: die oogbewegingen die gevraagd worden, kon men linken aan neurologische ideeën waar allerlei theorieën over gemaakt werden die het even acceptabeler maakten Tot bleek dat die oogbewegingen er weinig toe doen, je kan het doen met een geluidssignaal of nog op een andere manier Binnen de kortste keren wordt heel die methode verdacht: de EMDR therapeut wordt niet meer serieus genomen o Een stelling die Verhaeghe daar tegenover stelt: Wat is de voorwaarde opdat die behandeling kan toegepast worden? o Je mag dit enkel toepassen bij patiënten met een enkelvoudig trauma o Bij patiënten met meervoudig trauma, moet je zeer veel ervaring en heel speciale vaardigheden hebben! Hoe werkt EMDR? Je vraagt aan de patiënt of hij/zij nog op een of andere manier een spoor (een “herinnering” is nog te concreet geformuleerd) heeft van het trauma, een spoor dat bovendien duidelijk affectbeladen is (dus: geen neutraal spoor) Men moet een spoor hebben van het trauma en moet daar duidelijk een negatief affect aan hangen Dan gaat men vragen om dit in zich op te nemen, zowel het spoor als dat affect: men moet het echt aanvoelen Dan vraagt men ‘vrije associatie’ (die term wordt niet gebruikt, maar daar komt het wel op neer): de gedachten moeten uitgesproken worden Men mag als therapeut niet interveniëren, behalve om die ‘trein verder te laten rijden’ Die vrije associatie begint te lopen en die ketting mondt uit op een affectbeleving en een affectontlading Heel vaak mondt het uit op iets wat een nieuw vertrekpunt wordt voor een volgende ketting, voor een volgende associatiereeks, wat op zich waar aanleiding geeft tot een affectontlading In de gevallen waar EMDR gelukt is, kwam één ding systematisch terug: een enorme vermoeidheid nadien Men voelt zich letterlijk en figuurlijk leeg, het is iets dat mensen serieus onderuit kan halen Als je dit aan therapeuten vraagt, wordt die leegte ook door hen gevoeld: het is dus ook voor hen zeer vermoeiend Laat ons dit vergelijken met Breuer: dit is hypnose Hoe hypnotiseerde Breuer zijn patiënten? Met de pendule die heen en weer ging, dat zijn oogbewegingen! Psychopathologie 217 o Tijdens een psychoanalytische therapie zal die vrije associatie ook automatische verlopen o o Nog veel meer automatisch omdat die niet vertrekt bij opgelegde vertrekpunten Tijdens die associatie zal je ook die affectontladingen hebben: waarom kiest men voor dit woord? Het gaat niet om emoties in de hogere, bewuste betekenis van het woord Het is veel basaler, veel primitiever In die zin is het ook minder makkelijk te benoemen, maar die affectontladingen krijg je daar ook, hoewel zij meer gedoseerd zijn, waardoor de effecten ook niet zo spectaculair zijn als bij EMDR + het duurt ook een stuk langer Waarom passen we dan niet meteen allemaal EMDR toe op alle patiënten? Om twee redenen: o Bij iemand met een enkelvoudig trauma (typisch iemand die een auto-ongeluk of een geval van agressie meemaakte) heb je een duidelijk vertrekpunt, een duidelijk afgebakend iets Je hebt daar niet een complexe neurotische structuur die daar achter zit, je hebt een vrij stevige basisidentiteit Dit betekent dat de overdracht daar veel beter hanteerbaar is, dat de overdracht daar niet het probleem op zich zal worden Breuer: hij paste dit toe bij personen met een complexe neurotische voorgeschiedenis, waarbij de neurose een overdrachtsneurose wordt en dan is het niet meer hanteerbaar EMDR toepassen bij een borderline pathologie, waar we ook een traumatische voorgeschiedenis hebben, betekent dat wij leerling-tovenaar spelen Psychopathologie Hypnose is aandachtafleiding: “concentreer je op mijn vingers”, maar ondertussen is die bewuste aandacht weg terwijl die bewuste aandacht weg is, kan iets anders naar boven komen dit is de truc van de psychoanalyse! Dat is de truc van de psychoanalyse: je komt bij mij en we gaan over alles praten, behalve over het probleem Dit is de truc: laat die andere dingen maar komen Merkwaardig is dat hier een automatisme in zit: het zijn geen toevallige associaties; dit automatisme voert tot een affectontlading en blijkbaar werkt dit Waarom werkt dit? Dat weten we niet! Daar bestaan allerlei theorieën over en hypothesen, maar je kan dat eigenlijk niet bewijzen Dit is de eigenaardigheid in de wetenschap: als wij iets niet begrijpen, dan bestaat het niet; als wij iets niet kunnen invoeren in onze theorie, in ons weten, dan is het verdacht en dan willen wij daar niet van weten 218 o en deuren openen waar wij geen controle over hebben, en die wij niet meer gesloten krijgen De effecten daarvan zijn niet mooi, wees daar heel voorzichtig mee! EMDR leer je zeer snel, op een tweetal uur kan je dat aanleren Als je weinig ervaring hebt, dan pas je dit al snel toe bij mensen waar je dat beter niet doet en zo open je een aantal deuren die je niet meer dicht krijgt Voer je diagnostiek zeer goed uit! Weet bij wie je het toepast en bij wie je het beter niet toepast Als je genoeg ervaring hebt, kun je het misschien toepassen binnen een ruimere therapie Wij werken sowieso, welk model wij ook volgen, via een cognitieve insteek, maar we proberen bij het affectieve te geraken We proberen op dat affectieve vlak dingen te veranderen Dat affectieve is niet zomaar een kenmerk van het lichaam, dat zit in die (a) dat is hetzelfde als dat reële van het lichaam dat we niet begrijpen Die aandriften die we niet begrijpen en die zich voordoen tussen het verdeeld subject en de verdeelde Ander, wat daar uitgewisseld wordt Een voorbeeld van die uitwisseling: bij een geslaagde sessie van therapie zal niet alleen de patiënt vermoeid zijn, maar de therapeut ook Dit kan je cognitief niet vatten, daar schiet onze theorie te tekort Dit verklaart ook waarom medicijnen werken: zij werken op een of andere manier in op die dingen o Zij werken op twee manieren: zij duwen het naar beneden of zij brengen het naar boven o Je kan de psychofarmaca in die twee groepen onderverdelen, maar dit is zeer rudimentair Klassiek probleem: sinds Plato scheiding lichaam/geest o Met als gevolg daarvan scheiding in de opleiding, met een onbekendheid over het ene bij de specialisten van het andere, naïeve causaliteitsredeneringen en zelfs een letterlijke onmogelijkheid om holistisch te denken (geen woorden voor) Psychopathologie INLEIDING 219 Het idee van de splitsing wordt meer en meer onderuit gehaald, maar in de praktijk heeft dit nog nauwelijks invloed o o Kortom: causaliteit is veel complexer dan een simpele lineaire redenering en moet aldus steeds circulair gedacht worden o o Bv. de vaststelling dat na een emotioneel conflict de lichamelijke immuniteit gevoelig daalt, waardoor de kans op een infectie verhoogt Omgekeerd: bij een bepaalde lichamelijke toestand (gewijzigde hormoonspiegel; vermoeidheid; ….) is de mens veel vatbaarder voor bepaalde psychische reacties “Circulair” is hier al een illustratie van de onmogelijkheid om de mens als een geheel te denken “Circulair” vooronderstelt andermaal een interactie tussen twee aparte entititeiten: lichaam en geest) Moderne vertaling van het probleem: splitsing tussen ratio en passie, tussen cognitie en emotie o o Psychoanalytisch: tussen het betekenaarsniveau en het driftmatig- affectieve Dit is ondertussen neurologisch aangetoond; ruw geschetst: de neocortex (= taal en bewuste cognities) en het limbisch systeem (lust-onlust) functioneren quasi onafhankelijk van elkaar (“Le coeur a ses raisons que la raison ignore”, zie A.Damasio, The feeling of what happens. Body, emotion and the making of consciousness, London, Vintage, 2000) De belangrijkste verbindingsweg tussen die twee verloopt niet corticaal, maar wel via het lichaam: de lust-onlust signalen ter hoogte van het limbisch systeem geven top-down aanleiding tot lichamelijke fenomenen, die vervolgens bottom-up door de neocortex bewust waargenomen worden, zonder bewust besef vanwaar ze komen (cfr. “gut feeling”, visceraal gevoel; cfr. de ‘herinnering’ aan - beter: re-evokatie van - een trauma: verloopt via het lichaam, niet via het declaratieve geheugen) Vandaar nadien vaak “secundaire elaboratie”! o Lacaniaans gelezen: het Reële is het driftmatig-“affectieve” (met daarin angst en genot als centrale gegevens), het Symbolico-Imaginaire is het representationeelcognitieve Tussen de twee is er nauwelijks of zelfs een negatief verband: het Reële “biedt weerstand” aan de symbolisering Freudiaans gezien kunnen we hier het onderscheid leggen tussen het bewuste en het onbewuste als twee aparte systemen Nb: deze moderne neurologische vertaling leidt vaak tot een terugval in een monistische redenering: “Dus het is toch allemaal een kwestie van het organisch- biologische”, d.w.z. het psychische (bewustzijn, emoties) speelt geen rol o o Ongemerkt voert men daarmee de hoger vermelde splitsing terug in, waardoor er een cirkelredenering ontstaat We moeten het accent leggen op de vreemde wisselwerking tussen wat bewust en wat niet bewust is, tussen een rationeel weten en een affectief ervaren Dit brengt ons bij wat vermoedelijk hét kernprobleem is van ongeveer elke vorm van psychotherapie: wat de patiënt aan “inzichten”/”cognities” verwerft tijdens de behandeling, geeft niet automatisch aanleiding tot verandering op het vlak van het affectieve Op dit vlak is er duidelijk een evolutie merkbaar bij Freud Psychopathologie 220 o o o o o Dit accent qua finaliteit zal in Freuds theorie geleidelijk naar de achtergrond verschoven worden, al naargelang het accent komt te liggen op het niveau van de betekenis, en vooral: op het ontbreken van de bewuste kennis, bij de patiënt, inzake de betekenissen van zijn/haar symptomen o o De therapeutische techniek wordt interpretatie en weerstandsanalyse, en de behandeling wordt een “inzichtstherapie” Karikaturaal resultaat: de patiënt “kent” de betekenis(sen) van zijn symptomen, heeft ten volle inzicht in de oedipale voorgeschiedenis, maar er verandert geen iota in zijn/haar gedrag… Freud zal dit zelf ook als dusdanig ervaren én corrigeren, waarbij hij voornamelijk een duidelijke accentverschuiving zal leggen naar de overdrachtsanalyse (in plaats van op de loutere inzichtstherapie) en naar de “Durcharbeitung” o o o Doorheen zijn volledige theorie heeft hij het steeds over de koppeling tussen een “Vorstellung” (representatie, betekenaar, idee) en een “Affektbetrag” of energetische bezetting daarvan Psychopathologie zal hij o.a. begrijpen als een foutieve koppeling tussen een bepaalde representatie en een daar niet bijbehorend affect (cfr. hedendaagse leertheorieën), maar ook als de onmogelijkheid om het affect “af te reageren” Dit laatste is zelfs de kernfinaliteit van zijn oorspronkelijke behandeling Cfr. Breuer, met zijn idee van katharsis en toepassing van hypnotherapie Cfr. Freud, met zijn idee van “Abreaction” Valt vandaag terug te vinden in de psychoanalytische interpretatie van EMDR (cfr. infra, zeer effectief bij behandeling van PTSD) Hierbij kan één van zijn teksten als scharnier beschouwd worden: “Erinnern, Wiederholen und Durcharbeiten” Merk op: deze tekst laat ook toe een bepaalde karikaturale invulling van de psychoanalyse te corrigeren: het gaat niet per se over het zich “alles herinneren”, het is niet zomaar de “kindertijd” die centraal staat Het accent dient te liggen op de vrije associatie (zonder vooringenomen selectie) en op de overdrachtsanalyse, waarbij de dimensies van het object en van de drift aan bod komen (zie F. Declercq: Het Reële bij Lacan, Gent, Idesça) “Weten” dat roken ongezond is, betekent niet dat men stopt, “weten” dat men zijn medicatie moet nemen, betekent niet dat men ze automatisch neemt, enz. Cfr. Lacan: “Mais l’analyse n’est pas de retrouver dans un cas le trait différentiel de la théorie, et de croire expliquer avec pourquoi votre fille est muette – car ce dont il s’agit, c’est de la faire parler, (…) », Le Séminaire, livre XI, Paris, Seuil, 1973, pp. 15-16) BESLUIT Freud komt tot een fundamentele herziening van het lustprincipe: er is een “jenseits” o o Bovendien klopt zijn gelijkschakeling tussen lust-spanningsdaling en onlustspanningstijging niet Daarbij aansluitend verschuift het accent van “inzicht”, van het bereiken van nieuwe kennis, terug naar een implementatie daarvan op het vlak van het affect Psychopathologie 221 en het driftmatige (cfr. Lacaniaans idee: het “assumeren” van wat men reeds wist) De repercussies op de behandeling zijn verregaand: alleen maar werken volgens het lustprincipe (en dus volgens de betekenaar) is noodzakelijk maar niet voldoende o o o Lacan: er ligt een dimensie van “jouissance” voorbij de betekenaar, wat meteen betekent dat een louter verbaal-cognitieve behandeling nooit voldoende is Dit betreft de dimensie van de drift (het “affect”, energetische bezetting, affectgedrag,….) Cfr. de oudste freudiaanse definiëringen over “Abreaction” en “Katharsis” Op die manier kan de behandeling in twee logische tijden gedacht worden o o o De eerste tijd betreft de “klassieke” analyse (zie schema hydraulisch model) binnen de betekenaar en met alle accent op de vrije associatie De tweede tijd betreft de limiet daarvan, waar er gebotst wordt op de jouissance en de positie-inname ten opzichte van (a) Voor Freud ligt het accent, wat deze tweede tijd betreft, op de overdrachtsanalyse, d.w.z. de neurose wordt een overdrachtsneurose, de symptomen worden overdrachtssymptomen, waarbij de affectladingen ten volle opnieuw geïmplementeerd worden, tijdens de behandeling, op de figuur van de therapeut, met de bedoeling tot “Durcharbeitung” te komen Lacaniaans vinden we hier de “traversée du fantasme” In tegenstelling tot de eerste tijd (hydraulisch model) die een gesloten en afwerkbaar geheel presenteert, is deze tweede tijd “open” Technisch gezien is dit nauwelijks onderwijsbaar: het accent dient vooral te liggen op de abstinentie en op de noodzaak aan de beveiligende aspecten van het kader Psychopathologie 222