Psychodynamische consultatie – College 2 Preliminaire gesprekken S. Freud (1890), Psychische behandeling “Psyche is een Grieks woord en luidt in Duitse vertaling ziel [Seele]. Psychische behandeling is bijgevolg zielenbehandeling [Seelenbehandlung]. Men zou dus kunnen denken dat daaronder verstaan wordt: behandeling van de ziekteverschijnselen van het zielenleven. Dit is echter niet de betekenis. Psychische behandeling verwijst veeleer naar de behandeling vanuit de ziel, behandeling – van psychische of lichamelijke stoornissen – met middelen die in de eerste plaats en onmiddellijk op het psychische van de mensen inwerken. Een dergelijk middel is in eerste instantie het woord, en woorden zijn ook het wezenlijke handwerktuig van de psychische behandeling.” In de psychologie bestaan er protocollen (stappenplannen etc.), maar in de psychoanalyse heb je dit niet! Elke persoon heeft een particulier verhaal, en elke persoon brengt dat particuliere verhaal op een particuliere wijze naar voren. Er zijn wel partiële antwoorden op de vraag: hoe doe je een analyse? Het artikel behandeld de voorgeschiedenis. Gedurende tien jaar doorging Freud het parcours van de neurologie naar de psychologie. Het artikel behandeld ook even de techniek van de hypnose. Seelenbehandlung = behandeling vanuit de ziel. We gaan echter niet uit van een Cartesiaans dualsme. We gaan ervan uit dat, wanneer je iemand lichamelijk behandeld, je ook de psyche behandeld, máár dat geldt ook omgekeerd! (Vb.: Hysterie heeft een impact op zowel geest als lichaam. Spreken is van héél groot belang! Hypnose: Men stelde dat er toen geen medisch behandelinstrument was, maar dat het woord van de hypnotiseur (vb. Charcot, Bernheim, Freud) misschien effecten kon teweegbrengen. De hypnotiseur sprak autoritair in op e patiënt en suggereerde het symptoom weg. Dit had slechts een kortstondige impact, maar desalniettemin werd de mogelijke impact van het spreken duidelijk. Hypnotherapie bestaat nog steeds, maar elke hypnotherapeut gebruikt het woord als instrument. De hypnotherapeut wordt als deskundige beschouwd in zijn spreken (in een context van suggestibiliteit). Freuds kritiek op hypnose: In die sfeer heeft suggestie een reëel effect. Echter, Freud stelde dat, zodra men uit de sfeer van de suggestibiliteit kwam, het effect verdween. M.a.w., zodra je uit die machtsverhouding van de hypnotiseur bent, verdwijnt het effect. Freud heeft dus kritiek. Bernheim: “Mijn macht als hypnotiseur is beperkt tussen de muren van mijn instelling.” Extra info uit de les: Patiënten associëren zich soms zodanig met anderen uit hun groep, dat ze symptomen overgeven/overnemen. S. Freud (1912), Adviezen voor de arts bij de psychoanalytische behandeling & S. Freud (1913), Verdere adviezen over de psychoanalytische techniek (I), Over het inleiden van de behandeling Adres van ‘Adviezen voor de arts bij de psychoanalytische behandeling’: Freud was al jaren aan het werk en kon ondertussen al collega’s warm maken voor z’n techniek, want ook zij ondervonden de beperkingen van de klassieke geneeskunde. Freud had enkele leerlingen, die ervaringen deelden, lezingen organiseerden… Freud organiseerde woensdagavondbijeenkomsten. In 1990 kreeg Freud de uitnodiging nar de V.S. te komen. Academische psychologen onthaalden hem daar goed. Freud kende internationale interesse: Duitsland, de V.S., maar ook de U.K. … Men wou z’n methode toepassen. Het adres van ‘Adviezen voor de arts bij de psychoanalytische behandeling’ was dus het geheel van deze geneesheren. De prof. geeft nog volgende raad mee: bewaar de eigenheid van je discipline. Verslaaf je niet aan het medisch discours, en maak je er ook niet ondergeschikt aan. Doe je tevens niet voor als een geneesheer. Afstand ‘protocol’ en aanpak psychoanalytici: Je kan wel adviezen geven, maar er zijn geen verplichtingen, behalve één voorschrift dan, één technische regel… Vergelijking die Lacan maakte (afgezien van die éne regel): ~ ambachtsman: Een ambachtsman maakt z’n instrumenten zelf. De instrumenten kunnen er anders uitzien bij ander ambachtsmannen. Gelijkzwevende aandacht: Freud werkte 6 op 7 dagen, zag 8 à 9 patiënten per dag voor telkens een vol uur. Z’n patiënten kwamen 6 keer per week in analyse. Daarnaast schreef Freud een oeuvre, waren er briefwisselingen. Hoe onthield Freud alles? Er zijn individuele verschillen in het vertellen van een verhaal. Sommige patiënten babbelen veel, zonder echt iets te zeggen. Anderen zeggen zeer veel. Nog anderen zeggen met de grootste moeite af en toe iets… Je moet het niet bekreunen om alles te onthouden, alles op te schrijven. Je moet de techniek van de gelijkzwevende aandacht hanteren. Je moet aandachtig luisteren zonder je te fixeren (en vb. te denken: wat zei hij nu weer?). De naam van de moeder van een patiënt, voorbeelden die en patiënt aangaf… moet je niet onthouden. Wat iemand een maand geleden gezegd heeft, kan je niet meer nazeggen. Echter, als er iets gezegd wordt dat ermee verbonden is, zal je het je wel herinneren. (Vb.: De prof. had een man in therapie. Wanneer hij hem na de therapie tegenkwam in de supermarkt, wist hij niet meer waarom hij ook al weer in therapie was gegaan. De man gaat op een bepaald moment terug in therapie, en verteld zaken verknoopt met oude sessies. De prof. herinnert die zich meteen.) Je moet in gelijke mate nota nemen, je mag niet selecteren en niet oordelen. Zodra je selecteert ontsnappen stukken van het verhaal je. Je moet goed luisteren op het niveau van de signifiant (betekenaar). Je moet zelfs niet begrijpen tijdens het luisteren, tijdens een sessie. Je moet betrouwen op je geheugen. Voor iedereen gelijkzwevende aandacht hebben is niet evident. Als je om één of andere reden een afkeer hebt van een patiënt, dien je hem/haar door te verwijzen Het maken van aantekeningen: De eerste sessie schrijf je ofwel tijdens de sessie, ofwel erna enkele zaken op, vb.: naam, leeftijd, nest, duur van de symptomen. Als je na de eerste sessie nog zaken wilt opschrijven, moet je dat na de sessies doen. Het maken van een selectie, het bezig zijn met nota’s, heeft immers een effect op jou als analyticus. Bovendien heeft het effect op het spreken van de analysand. (Vb.: De analysand hoort jou schrijven en denkt dat hij/zij iets belangrijks heeft gezegd. Of de analysand ervaarde een sessie als een belangrijke sessie, maar heeft jou niets zien opschrijven.) Let op: een bandopnemer kan ook een (storend) effect hebben. Echter, het maakt het subject wel bestudeerbaar (vb. voor een discoursanalyse). (Carl Rogers begon met bandopnames van therapeutische sessies voor onderzoeksdoeleinden, gezien hij de overdracht wou onderzoeken.) Als analyticus kan je aan de analysand uitleggen wanneer en wat je opschrijft. Sándor Ferenczi, een leerling van Freud, gaf een uitzondering aan qua noteren, meer bepaald: het bijhouden van een klinisch dagboek. Ook prof. Geerardyn beveelt dit aan. Bij het bijhouden van een klinisch dagboek, maak je na elke sessie 10 minuten vrij om te noteren wat je is opgevallen. Zaken zoals een reactie van een patiënt, een lapsus, een analytisch moment, een referentie naar een onbewuste waarheid kunnen hierin genoteerd worden. De psychoanalytische grondregel van de vrije associatie: Wanneer een patiënt geschikt is voor analyse en je wilt met hem werken, moet je die de psychoanalytische grondregel opleggen. Je moet hem/haar vragen alles te zeggen wat hem/haar te binnenvalt, niet te censureren, dit ongeacht of hij/zij het relevant, belangrijk vindt, ongeacht coherentie. (~ gelijkzwevende aandacht: Je vraagt eigenlijk iets soortgelijks aan de patiënt als wat je zelf doet, namelijk het uitschakelen van een moreel oordeel.) Redenen van vrije associatie: - Men brengt wat men niet wilt weten in woord. - Zo kan men zelf dingen horen. De ideale situatie is namelijk wanneer de analysand zichzelf iets hoort zeggen. Dit is beter dan wanneer de analyticus iemand iets (vb. een lapsus) hoort zeggen. “How do I know what I think until I hear what I say?” De grondregel klinkt misschien eenvoudig, maar dat is het niet. Voor sommigen duurt het even vooraleer ze de regel toestaan. Het maken van interpretaties: Als je een interpretatie maakt, moet je dat beschouwen als een mogelijkheid, niet als ene zekerheid. Je weet niet hoe de vork aan de steel zit. De analysand is degene die weet, ook al schrijft hij/zij jou wel het weten toe. ‘Dieptepsychologie’, ‘diep graven’ zijn eigenlijk slechte metaforen. Het ‘diepe’ onbewuste ligt eigenlijk aan het oppervlak. De persoon kan eigenlijk niet zwijgen over dat wat hij/zij niet wilt weten. Wat men niet wilt weten, spreekt in symptomen, dromen, gedrag… Supervisie: Een tweede regel is dat elke analyticus zelf in analyse moet gaan, gezien de analyticus botst op de moeilijkheid van de eigen ‘blinde vlek’ in het verhaal dat die beluistert. Supervisie is een goed instrument om zicht te krijgen op je eigen drijfveren, gebreken, ‘blinde vlekken’. Freuds theoretische ambitie: Freud schreef metapsychologische teksten, casussen, kanttekeningen en adviezen voor wetenschappelijke publicatie. Als je aan het werken bent, mag je echter niet nadenken over wat je ermee kan doen, wat je kan publiceren. Als je wilt publiceren kan je nota nemen, maar eigenlijk is dat tegenstrijdig als clinicus. Echter, zelfs Freud zondigde. Freud gaf vb. zelfs al lezingen in z’n woendsdagavondclubje over de Rattenman terwijl die nog in analyse was bij hem. Affect/emotionele kilheid van de therapeut: Als therapeut heb je menselijke reacties. Je kan geraakt, getoucheerd worden door wat een patiënt zegt. Echter, medelijden mag je niet ontwikkelen, en mag niet je motief worden. Freud praat zelfs over ‘emotionele kilheid’, maar prof. Geerardyn meent dat je als therapeut wel tijd en ruimte mag maken voor verdriet. De prof. is wel helemaal niet van mening dat therapie ‘samen huilen’ moet/mag inhouden. Huilen mag niet de kern van de therapie worden. Je mag wel aandacht hebben voor verdriet. Zo moet je een ‘krop in de keel’ opmerken en vermelden. De communicatie tussen de analyticus en de analysand: Men hanteert de metafoor van de ‘telefoon’: zelfde golflengte. Je moet materiaal laten opwekken door de reactie van de analysand. Wat je nodig hebt zal in je bewustzijn komen wanneer de analysand vrij associeert. Een interventie heeft iets weg van de vrije associatie. Een interventie is meer intuïtief dan beredeneerd. Duur van een analyse: Je mag niet overhaast zijn. Een analyse is een kwestie van halve of hele jaren. Analyses kunnen lang, jaren, duren. Er is geen vaststaande periode. Extra info uit de les: Een psychische problematiek komt voort uit een trauma. Men heeft niet steeds herinneringen, maar er is wel nog veel negatief affect. Men moet het zich herinneren en onder woorden brengen. Dit heeft een cathartisch effect: het affect verdwijnt, wordt afgevoerd of vermindert bij het herinneren en verwoorden.