Bijlage: Reactie Gemeente Alphen aan den Rijn op Voorloper Groene Hart Behoort bij brief 2008/13150 Algemeen De gemeente kan zich vinden in de visie maar heeft op details nog wel vragen en opmerkingen. In zijn algemeenheid komen de vragen en opmerkingen voort uit de onduidelijkheid in hoeverre de Voorloper en straks de structuurvisie maatwerk mogelijk maakt. De trend van ontwikkelingsplanologie en gebiedsgericht werken vraagt om maatwerk. Soms kan dat binnen de bestaande regels, soms is afwijken daarvan nodig om kwaliteitsverbetering mogelijk te maken. H1. de achtergronden Opvallend is dat er verder gekeken wordt tot 2040, iets wat tot voor kort onbespreekbaar was. We zien dat als een positieve ontwikkeling. H2. de visie In de visie wordt er van uit gegaan dat landbouwgrond die beschikbaar komt gebruikt wordt voor de ontwikkeling van natuur, recreatie of ten behoeve van de wateropgave. De vraag is of dit past binnen de steeds sterker opkomende discussie dat er gebrek ontstaat aan landbouwgrond door voedselschaarste en behoefte aan energie gewassen. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft ervoor gekozen geen landbouwgrond te onttrekken voor aanleg van natuur. Natuurontwikkeling wordt samen met de grondeigenaren tot stand gebracht onder andere door agrarisch natuurbeheer en groene en blauwe diensten. Voor het westelijk deel van het Groene Hart wordt de term metropolitane landschap gebruikt. Deze term doet iets anders vermoeden dan in de tekst wordt uitgelegd. Dit zorgt voor misverstanden en onrust. Een beter pasbare terminologie is gewenst. H3. het beleid In 3.1 wordt aangegeven dat voor ruimtelijke plannen beeldkwaliteitplannen moeten worden gemaakt en dat de kwaliteitsatlas als inspiratiebron kan dienen. Wanneer wordt verwacht dat de kwaliteitsatlas operationeel wordt? Het opbouwen daarvan kost aanzienlijk veel tijd. In 3.2.2 wordt onder andere gesproken over de diepe droogmakerijen. Op de kaart achter in de Voorloper missen een groot aantal belangrijke droogmakerijen. Daarbij wordt gesproken over het realiseren van de wateropgave door vernatting in combinatie met functieverandering. De polder Nieuwkoop wordt daarbij genoemd. De gemeente Alphen heeft juist de droogmakerijen als goede landbouwgebieden opgenomen in haar structuurvisie. Of in deze droogmakerij een wateropgave ligt is voor ons nog niet duidelijk. De keuze voor landbouw als drager van de polder, biedt minder ruimte voor natuurontwikkeling en recreatieve ontwikkelingen. Paragraaf 3.2.3 biedt ruimte aan ontwikkeling voor de landbouw, zowel in de vorm van schaalvergroting als in de vorm van verbreding. Zoals het in de Voorloper staat is schaalvergroting en verbreding overal mogelijk. Wij hebben er voor gekozen per polder te kiezen voor schaalvergroting of verbreding. In een polder met goede landbouwmogelijkheden zetten we eerder in op schaalvergroting dan op verbreding. Er zijn ook polders waar beide samen kunnen gaan en polders waar inzetten op verbreding beter past dan inzetten op schaalvergroting. Op deze manier is maatwerk mogelijk en kan beter worden ingespeeld op het realiseren van de kwaliteitsdoelen die de gemeente per polder heeft opgesteld. Ook op recreatieve routestructuren spelen we per polder in. In een polder met een belangrijke landbouwfunctie wordt minder ingespeeld op een recreatief route netwerk dan in een polder waar meer mogelijkheden zijn voor agrorecreatie. In de paragraaf wonen (3.3.1) wordt gesproken over migratiesaldo nul. Door de provincie Zuid-Holland worden we nu gehouden aan migratiesaldo nul per regio! Dus: bouwen voor onze eigen inwoners en niet voor vestigers van buiten de regio; Door de contouren is nieuwbouw in de kleine kernen (i.v.m. de leefbaarheid) slechts zeer beperkt mogelijk. Alphen kiest voor nieuwbouw relateren aan demografische ontwikkelingen (toename senioren -dus 1 a 2 persoonshuishoudens- en afname gezinnen). Er wordt gesproken (p. 15 voetnoot 2) dat de provincies waar nodig de contouren in hun toekomstige structuurvisies zodanig zullen aanpassen dat ze ruimte bieden tot 2020. Wij zijn benieuwd of dit ook in onze gemeente geldt en zo ja waar. Er wordt gesproken over een mogelijke (her)verdeling van woningen tussen provincies (p. 16). Wie bepaalt wanneer deze herverdeling plaats zal vinden? Realiseren van exclusieve woonmilieus in metropolitane parklandschappen, kan kansen bieden om in een exclusieve woningvraag te voorzien. Dit is geen volledige lokale/regionale woningvraag, maar veel meer een randstedelijke woningvraag. Het bieden van ruimte aan deze ontwikkeling betekent het loslaten van het begrip migratiesaldo nul, zoals dit wordt gehanteerd door de provincie Zuid-Holland en waarop de maatregelen uit onze gemeentelijke woonvisie (stimuleren van doorstroming zodat het woningaanbod aansluit op de vraag van Alphenaren door inzetten op samenspel tussen aanvullende nieuwbouw en maatregelen in de bestaande woningvoorraad) zijn gebaseerd. In paragraaf 3.3.2. is aangegeven als een van de beleidsdoelen “het actief streven naar verplaatsen verspreid liggende bedrijven die niet passen in het landschap vanuit kernkwaliteiten” Wat houdt dat in? Welke bedrijven passen dan bijvoorbeeld niet in die kernkwaliteiten? Er moet rekening gehouden worden met bedrijven die misschien niet passen bij de kernkwaliteiten van het landschap maar die ook niet passen bij de kernkwaliteiten van de bedrijventerreinen (intensief/hoogwaardig…etc). We moeten er rekening mee houden dat het verplaatsen vaak niet genoeg oplevert. Actief verplaatsen zonder dat je het mogelijk maakt de oude locatie de ‘kapitaliseren’ bijvoorbeeld in de vorm van woningbouw zal grote investeringen van de overheden vergen. Een ander beleidsdoel betreft dat er geen nieuwe kantoorlocaties gewenst zijn. In dit verband is een discussie over de strikte scheiding van de functies kantoren en bedrijven op z’n plaats. Opgave voor de provincie is het ‘realiseren’ van zorgvuldig ruimtegebruik. Welke rol wordt dan gepakt? In het kader van vraag en aanbod kwantitatief en kwalitatief op elkaar afstemmen in regionaal verband wordt ook opgemerkt ‘indien nodig vindt in de provinciale structuurvisies wel bijsturing plaats in de richting van de gebieden Oude Rijnzone en A2 corridor.’ Betekent dat dat we, indien nodig, ineens een bovenregionale opvangtaak erbij krijgen? Dit is nu niet in lijn met de afspraken in Oude Rijnzone verband. Gestelde gemiddelde ruimtewinst van 10/15 % is hoog. De paragraaf over stad- landrelaties (3.3.3) geeft aan dat er ruimte moet zijn voor recreatie dicht bij de steden. Echter het hele westelijk deel van het Groene Hart is als metropolitaan landschap neergezet, terwijl de randsteden leiden, den Haag en Zoetermeer relatief klein zijn als je het vergelijkt met de smalle corridors die voor de steden Rotterdam en Utrecht worden aangeven op de kaart. Maatwerk moet hier mogelijk zijn per deelgebied. Dichter bij de steden intensief, verder weg meer extensief en ook mogelijkheden om recreatie te beperken ten behoeve van de landbouw. Deze paragraaf staat haaks op het idee dat de landbouw de belangrijkste doelgroep is. Een uitgebreid recreatief netwerk gaat ten koste van de landbouw. Ook in deze paragraaf staat dat grootschalige niet gebiedseigen ontwikkelingen die de beleefbaarheid verstoren (waaronder grote windturbines) hier niet aanvaardbaar zijn. Dit staat haaks op het provinciale beleid waarbij in Alphen een locatie ligt voor windturbines. De gemeente organiseert hierover in het najaar een maatschappelijk debat. Dat debat gaat nog uit van de mogelijkheid om windturbines te plaatsen langs de N11 in Alphen. H4. beleidsstrategieën Om maatwerk mogelijk te maken is de gemeente blij met de mogelijkheid van verruiming van de rode contour met name voor de Oude Rijnzone. Kaart Op de kaart ontbreekt de Gnephoek als onderdeel van de Oude Rijnzone.