Document

advertisement
Jezus wandelt op het water
Mt 14, 22-36 (NBV)
[22] Meteen daarna gelastte hij de leerlingen in de boot te stappen en alvast vooruit te gaan naar de
overkant, hij zou ook komen nadat hij de mensen had weggestuurd. [23] Toen hij hen weggestuurd
had, ging hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en hij was daar helemaal alleen.
[24] De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de
tegenwind, door de golven geteisterd. [25] Tegen het einde van de nacht kwam hij naar hen toe,
lopend over het meer. [26] Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze
riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst. [27] Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik
ben het, wees niet bang!’ [28] Petrus antwoordde: ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het
water naar u toe moet komen.’ [29] Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water
naar Jezus toe. [30] Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en
schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ [31] Meteen strekte Jezus zijn hand uit, hij greep hem vast en zei:
‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ [32] Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. [33] In
de boot bogen de anderen zich voor hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’
[34] Toen ze overgestoken waren, gingen ze aan land bij Gennesaret. [35] De mensen daar
herkenden hem en maakten zijn komst overal in de omgeving bekend, en men bracht allen die ziek
waren bij hem. [36] Die smeekten hem alleen maar de zoom van zijn kleed te mogen aanraken. En
iedereen die dat deed werd genezen en was volkomen gezond.
Afbakening en situering in het bijbelboek
Evangelie volgens Matteüs
Deze passage is de afsluiter van hoofdstuk 14.
Hoofdstuk 14 begint met de dood van Johannes de Doper (Mt 14, 1-12). Bij het horen van dit nieuws
zondert Jezus zich af, maar de menigte volgt hem. In deze context vindt het eerste wonder in dit
hoofdstuk plaats (Mt 14, 13-21). Jezus voedt deze menigte van ongeveer vijfduizend man met vijf
broden en twee vissen. Na dit wonder stuurt Jezus zijn leerlingen met de boot naar de overkant met
de boodschap dat hij ook zal komen nadat hij de mensen heeft weggestuurd. Op het meer vindt het
tweede wonder in dit hoofdstuk plaats (Mt 14, 22-36). Jezus wandelt over het water en laat Petrus
over het water naar hem toewandelen.
Parallelteksten
Mc 6, 45-52 (NBV)
[45] Meteen daarna gelastte hij zijn leerlingen in de boot te stappen en alvast naar de overkant te
varen, naar Betsaïda; intussen zou hijzelf de menigte wegsturen. [46] Nadat hij afscheid van de
mensen had genomen, ging hij de berg op om er te bidden. [47] Bij het vallen van de avond was de
boot midden op het meer, en hij was alleen aan land. [48] Toen hij zag dat de leerlingen door de
hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen, hoe hard ze ook roeiden, liep hij tegen het einde
van de nacht over het meer naar hen toe, en hij wilde hen voorbijlopen. [49] Toen ze hem over het
water zagen lopen, dachten ze dat hij een geestverschijning was en ze schreeuwden het uit. [50] Ze
hadden hem allemaal gezien en raakten in paniek. Maar hij sprak hen meteen aan en zei: ‘Blijf kalm! Ik
ben het, wees niet bang.’ [51] Hij stapte bij hen in de boot en de wind ging liggen. Zijn leerlingen
waren helemaal van hun stuk gebracht. [52] Ze waren niet tot inzicht gekomen door wat er met de
broden was gebeurd, omdat ze hardleers waren.
[53] Nadat ze waren overgestoken, kwamen ze bij Gennesaret aan land en daar legden ze aan. [54]
Toen ze uit de boot stapten, werd hij meteen herkend. [55] In het hele gebied ontstond een druk
komen en gaan van mensen, die zieken op draagbedden meenamen naar elke plaats waarvan ze
hoorden dat hij daar was. [56] Overal waar hij kwam, in dorpen, steden en gehuchten, legden ze de
zieken op het plein. Ze smeekten hem of ze ten minste de zoom van zijn kleed mochten aanraken. En
iedereen die hem aanraakte, werd gered en genas.
Parallelteksten
Joh 6, 16-21 (NBV)
16] Bij het vallen van de avond daalden zijn leerlingen af naar het meer; [17] ze stapten in een boot en
zetten koers naar de overkant, naar Kafarnaüm. Het was al donker geworden, en Jezus was nog niet
naar hen toe gekomen. [18] Er stak een hevige wind op en het meer werd onstuimig. [19] Toen ze
vijfentwintig of dertig stadie geroeid hadden, zagen ze plotseling Jezus over het meer lopen; hij was
dicht bij de boot en ze werden bang. [20] Maar hij zei: ‘Ik ben het, wees niet bang.’ [21] Ze wilden hem
aan boord nemen, maar meteen kwam de boot aan land op de plaats waar ze naartoe wilden.
Parallelteksten
Synopsis1
Mattheüs
Marcus
[22] Meteen daarna
gelastte hij de
leerlingen in de boot te
stappen en alvast
vooruit te gaan naar de
overkant, hij zou ook
komen nadat hij de
mensen had
weggestuurd.
[45] Meteen daarna
gelastte hij zijn
leerlingen in de boot te
stappen en alvast naar
de overkant te varen,
naar Betsaïda; intussen
zou hijzelf de menigte
wegsturen.
[23] Toen hij hen
weggestuurd had, ging
hij de berg op om er in
afzondering te bidden.
De nacht viel, en hij
was daar helemaal
alleen.
1
Lucas
[46] Nadat hij afscheid
van de mensen had
genomen, ging hij de
berg op om er te
bidden.
C. FAHNER, Synopsis van de vier evangeliën: Mattheüs, Markus, Lukas, Johannes, Utrecht, Banier, 1981, p. 180-183.
Johannes
[16] Bij het vallen van
de avond daalden zijn
leerlingen af naar het
meer;
[17] ze stapten in een
boot en zetten koers
naar de overkant, naar
Kafarnaüm. Het was al
donker geworden, en
Jezus was nog niet naar
hen toe gekomen.
Parallelteksten
Synopsis1
Mattheüs
Marcus
[24] De boot was
intussen al vele stadiën
van de vaste wal
verwijderd en werd, als
gevolg van de
tegenwind, door de
golven geteisterd. [25]
Tegen het einde van de
nacht kwam hij naar hen
toe, lopend over het
meer. [26] Toen de
leerlingen hem op het
meer zagen lopen,
raakten ze in paniek. Ze
riepen: ‘Een spook!’ en
schreeuwden het uit van
angst.
[47] Bij het vallen van de
avond was de boot
midden op het meer, en
hij was alleen aan land.
[48] Toen hij zag dat de
leerlingen door de
hevige tegenwind maar
nauwelijks
vooruitkwamen, hoe
hard ze ook roeiden, liep
hij tegen het einde van
de nacht over het meer
naar hen toe, en hij
wilde hen voorbijlopen.
[49] Toen ze hem over
het water zagen lopen,
dachten ze dat hij een
geestverschijning was en
ze schreeuwden het uit.
Lucas
Johannes
[18] Er stak een hevige
wind op en het meer
werd onstuimig.
[19] Toen ze vijfentwintig
of dertig stadie geroeid
hadden, zagen ze
plotseling Jezus over het
meer lopen; hij was dicht
bij de boot en ze werden
bang.
Parallelteksten
Synopsis1
Mattheüs
Marcus
[27] Meteen sprak
Jezus hen aan: ‘Blijf
kalm! Ik ben het, wees
niet bang!’
[50] Ze hadden hem
allemaal gezien en
raakten in paniek. Maar
hij sprak hen meteen
aan en zei: ‘Blijf kalm!
Ik ben het, wees niet
bang.’
[28] Petrus
antwoordde: ‘Heer, als
u het bent, zeg me dan
dat ik over het water
naar u toe moet
komen.’
Lucas
Johannes
[20] Maar hij zei: ‘Ik
ben het, wees niet
bang.’
Parallelteksten
Synopsis1
Mattheüs
[29] Hij zei: ‘Kom!’
Petrus stapte uit de
boot en liep over het
water naar Jezus toe.
[30] Maar toen hij
voelde hoe sterk de
wind was, werd hij
bang. Hij begon te
zinken en schreeuwde
het uit: ‘Heer, red me!’
[31] Meteen strekte
Jezus zijn hand uit, hij
greep hem vast en zei:
‘Kleingelovige, waarom
heb je getwijfeld?’
Marcus
Lucas
Johannes
Parallelteksten
Synopsis1
Mattheüs
Marcus
[32] Toen ze in de boot
stapten, ging de wind
liggen. [33] In de boot
bogen de anderen zich
voor hem neer en
zeiden: ‘U bent
werkelijk Gods Zoon!’
[51] Hij stapte bij hen
in de boot en de wind
ging liggen. Zijn
leerlingen waren
helemaal van hun stuk
gebracht.
[52] Ze waren niet tot
inzicht gekomen door
wat er met de broden
was gebeurd, omdat ze
hardleers waren.
Lucas
Johannes
[21] Ze wilden hem aan
boord nemen, maar
meteen kwam de boot
aan land op de plaats
waar ze naartoe
wilden.
Parallelteksten
Synopsis1
Mattheüs
Marcus
[34] Toen ze
overgestoken waren,
gingen ze aan land bij
Gennesaret.
[35] De mensen daar
herkenden hem
[53] Nadat ze waren
overgestoken, kwamen
ze bij Gennesaret aan
land en daar legden ze
aan.
[54] Toen ze uit de boot
stapten, werd hij
meteen herkend.
Lucas
Johannes
Parallelteksten
Synopsis1
Mattheüs
Marcus
en maakten zijn komst
overal in de omgeving
bekend, en men bracht
allen die ziek waren bij
hem.
[55] In het hele gebied
ontstond een druk
komen en gaan van
mensen, die zieken op
draagbedden
meenamen naar elke
plaats waarvan ze
hoorden dat hij daar
was.
[56] Overal waar hij
kwam, in dorpen,
steden en gehuchten,
legden ze de zieken op
het plein.
Lucas
Johannes
Parallelteksten
Synopsis1
Mattheüs
Marcus
[36] Die smeekten hem
alleen maar de zoom
van zijn kleed te mogen
aanraken. En iedereen
die dat deed werd
genezen en was
volkomen gezond.
Ze smeekten hem of ze
ten minste de zoom
van zijn kleed mochten
aanraken. En iedereen
die hem aanraakte,
werd gered en genas.
Lucas
Johannes
Genre
Wonderverhaal
Een wonder is een opvallend of buitengewoon gebeuren dat verbazing of verwondering oproept. Een
wonder gaat in tegen de wetten van de natuur. Een wonder kan op verschillende manieren
geïnterpreteerd worden. Een gelovige kan hierin een daad van God zien.
In de Bijbel zijn er heel wat wonderen terug te vinden. Een wonderverhaal in de Bijbel is een literair
genre waarin het wonder beschreven wordt door de bril van de verteller. “Een wonderverhaal is nooit
een louter objectieve weergave van het gebeuren, maar ook uitleg en interpretatie”1.
In de vier evangeliën zijn ongeveer dertig wonderen aan Jezus toegeschreven. Jezus wordt dan ook
vaak gezien als een wonderdoener. “De wonderverhalen tonen ons een Jezusfiguur die geraakt wordt
door de menselijke nood en die zich inzet om de noden en de pijn op te heffen. De wonderen die Jezus
doet, verlopen meestal sober. Alleen de verwondering van de luisteraars en toehoorders achteraf
wordt uitvoerig beschreven”³. “Een wonderverhaal wil vooral kenbaar maken dat Jezus heel bijzonder
en belangrijk is”². Jezus wil met deze wonderen duidelijk maken dat God belangrijk is en dat de mens
centraal staat. Door wonderen te verrichten wil Jezus ons laten zien hoe het Rijk Gods, de droom van
God voor onze wereld, dichterbij kan komen.
1
S. LAMBERIGTS, De wonderen van Jezus – 2, in Het Teken 76 (2003) nr. 5, 132-137, p. 132.
² H. ACHTEN & A. BRANS, Parables en wonderverhalen. Hoe ja je ermee aan de slag tijdens een godsdienstles? (onuitgegeven eindwerk Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs, KHLeuven ), 2001;
http://doks.khleuven.be/doks/do/files/FiSeff8080812d7fd54e012d83e7497d01c9/Eindwerk_parabels_wonderverhalen_HanneAchten_AnneBrans.pdf?recordId=SKHLff8080812d7fd54e012d83e7497d01c8
(toegang 16.01.2015), p, 79.
³ Ibid., p. 75.
Genre
Wonderverhaal: verschillende soorten
Er zijn verschillende soorten wonderverhalen terug te vinden in het Nieuwe Testament1
 Genezingen: Jezus geneest mensen van koorts, melaatsheid, verlamming, blindheid, doofheid,
stomheid, bloedvloeiingen, …
 Duiveluitdrijvingen: Jezus verdrijft duivels uit bezeten mensen, vb. de bezetene in de synagoge
 Natuurwonderen: Wonderen die niet met mensen, maar met dingen en met natuurelementen
geschieden, vb. lopen over het meer, wijnwonder, wonderbare visvangst.
 Dodenopwekkingen: Jezus wekt doden terug op, vb. opwekking van het dochtertje van Jaïrus
Mt 14, 22-36 kan ondergebracht worden in de categorie ‘natuurwonder’.
1 Zie
S. LAMBERIGTS, De wonderen van Jezus - 1, in Het Teken 76 (2003) nr. 4, 101-106; F. VAN SEGBROECK, Het nieuwe testament leren lezen. Achtergrond – methoden – hulpmiddelen, Leuven, Acco, 2004, p. 129; G. VAN
BELLE, Machtig in woord en daad. De wonderverhalen in de evangeliën, in Wereld en zending 27 (1998) nr. 2, 3-10; H. ACHTEN & A. BRANS, Parables en wonderverhalen, p. 76-77.
Genre
Wonderverhaal: hoe lezen?
Een wonderverhaal moet beschouwd worden als een geloofsverkondiging van de auteur en niet als
een objectieve weergave van de feiten. De evangeliën zijn immers niet geschreven op het moment dat
Jezus leefde, maar is een geordend verslag van de woorden van en verhalen over Jezus die in de
christelijke gemeenschappen werden doorverteld1. De uiteindelijke vorm van de wonderverhalen is
dan ook beïnvloed door de context waarin deze verhalen zijn neergeschreven: de ervaringen en de
problemen van de eerste christelijke gemeenschappen, discussies en conflicten met de joodse en
hellenistische wereld, … De auteurs van de evangeliën schrijven vanuit het geloof in Jezus’ verrijzenis2.
Bij het lezen van een wonderverhaal moeten we ons dan ook niet afvragen: ‘is dit nu echt gebeurd?’
maar wel ‘wat kan de verrezen Heer vandaag voor ons betekenen?’ Wat wil de auteur ons leren? Wat
is de boodschap van dit verhaal? Hoe kunnen we daardoor groeien als gelovigen en hoe zorgt het
ervoor dat we ons kunnen inzetten voor Gods droom?3
1
Zie F. VAN SEGBROECK, Het nieuwe testament leren lezen, p. 113.
S. LAMBERIGTS, De wonderen van Jezus – 2 , p. 134.
3 H. ACHTEN & A. BRANS, Parables en wonderverhalen, p. 77.
2 Zie
Genre
Wonderverhaal: vaste structuur
Een wonderverhaal heeft een vaste structuur1
 Situatieschets
 Onmacht
 Ontmoeting met Jezus
 Manier van genezing of voltrekking van het wonder en het effect
 De reactie van de omstaanders na het voltrekken van het wonder
1 Zie
S. LAMBERIGTS, De wonderen van Jezus – 2 , p. 133; H. ACHTEN & A. BRANS, Parables en wonderverhalen, p. 77-78.
Structuur/opbouw van het verhaal
Mt 14, 22-36
 Situatieschets: v. 22-25
De leerlingen stappen bij het begin van de nacht alleen in de boot richting overkant. Op het meer
staat een hevige wind. Jezus is alleen achtergebleven op het land en gaat bidden op de berg. Tegen
het einde van de nacht wandelt hij over het meer naar de boot van de leerlingen, die geteisterd
wordt door de wind, toe.
 Onmacht: v. 26
De leerlingen zijn in paniek. Ze denken dat ze een spook over het water zien wandelen.
 Ontmoeting met Jezus: v. 27
Jezus stelt hen gerust en zegt dat hij het is.
 Manier van genezing of voltrekking van het wonder en het effect: v. 28-32
Jezus wandelt verder over het water naar hen toe. Om de leerlingen te laten geloven dat hij het
werkelijk is, laat hij Petrus over het water naar hem toekomen. Jezus redt Petrus wanneer hij
begint te twijfelen. Eenmaal Petrus en Jezus aan boord zijn, gaat de wind liggen.
 De reactie van de omstaanders na het voltrekken van het wonder: v. 33-36
De leerlingen erkennen hem als Zoon van God. Eenmaal op het land willen alle zieken Jezus
aanraken. Iedereen die Jezus aanraakt geneest.
Leessleutels
Personages
 Jezus wandelt over een stormachtige zee. Hiermee toont hij dat hij ‘de onzinkbare’ is. Hij
bemoedigt de leerlingen in de storm en vraagt een blijvend geloof van hen. In het verhaal wordt
Jezus erkend als ‘de Christus’. In Gennesaret geneest hij de zieken. Dit doet hij niet door het
gebruik van bepaalde technieken, maar door zijn persoon zelf.
 Petrus wordt voorgesteld als een angstig en twijfelend persoon. In het begin van de passage is hij
niet zeker dat het Jezus is en ook als hij over het water aan het lopen is begint hij te twijfelen. Hij is
dan niet bang voor de geest, maar wel voor de storm, voor de bedreiging en onzekerheid die
hiermee gepaard gaat1. Petrus wil met zijn lopen over water geen magische daad verrichten. Zijn
vraag aan Jezus om over het water naar hem toe te lopen bevestigt zijn geloof en vertrouwen in
Jezus. Het gegeven dat hij zinkt en vraagt om redding toont aan dat dit geloof nog niet standvastig
en groot genoeg is. Petrus’ geloof is nog gemengd met angst.
 De leerlingen zien Jezus eerst als een spook en zijn bang. Na het ‘ik ben het’-antwoord van Jezus
belijden ze het paasgeloof in Hem als Zoon van God.
 De omstaanders herkennen Jezus en maken zijn komst aan iedereen bekend. De zieken onder hen
raken Jezus aan en worden weer gezond.
1
U. LUZ, Matthew 8-20. A Commentary (Hermeneia: A Critical and Historical Commentary on the Bible), Minneapolis, Fortress, 317-324, p. 320.
Leessleutels
Symbolische woorden
 Water: In de bijbel staat vanaf het begin water symbool voor het vijandige en chaotische element
dat God moet overwinnen1. Het staat symbool voor de dreigende en donkere doodsmachten2.
 Storm: De storm kan symbool staan voor de dreiging aan de overkant. Matteus maakt dit duidelijk
door te kiezen voor het woord basanizein (folteren)3. De golven ‘teisteren’ de leerlingen in hun
dienst aan Jezus. Op het einde van het verhaal maakt de storm plaats voor aanbidding.
 Boot: De boot kan symbolisch geïnterpreteerd worden als ‘de Kerk’4. De Kerk beleeft in die tijd een
uiterst moeilijke periode. Er heerst een ‘storm’, ze is aan het wegzinken in verdeeldheid. De
leerlingen moeten zonder Jezus de gemeenschap verder uitbouwen. Nu dat Jezus er niet meer is, is
het ‘schip in nood’. Het verhaal maakt duidelijk dat de boot ook een veilige plaats is voor de
leerlingen zolang ze vertrouwen dat Jezus bij hen is. De boot is de plaats waar het geloof in Jezus
wordt uitgesproken.
1 H.J.
RICHARDS, De wonderen van Jezus. Wat gebeurde er werkelijk?, Baarn, Ten Have, 1981, p. 60.
H. ACHTEN & A. BRANS, Parables en wonderverhalen, p. 87.
3 Zie J. VAN BRUGGEN, Matteüs. Het evangelie voor Israël, Kampen, Kok, 1994, p. 279; U. LUZ, Matthew 8-20, p. 318. Zie ook J. SCHNEIDER, Basanonos, in G. KITTEL & G. FREIDRICH (ed.), The Theological Dictionary of the
New Testament, Grand Rapids, Eerdmans, 1995, 96-97.
4 Zie U. LUZ, Matthew 8-20, p. 322; J. DEVIJVER, Zondagsvieringen in het A-jaar, Averbode, Altiora, 2001, p. 211.
2
Leessleutels
Mt 14, 22-36 samen lezen met Mt 8, 23-27
Het verhaal van wandelen op het water kan beschouwd worden als het antwoord op een ander
wonderverhaal bij Matteüs, namelijk Mt 8, 23-27. In deze passage bevindt Jezus zich samen met de
leerlingen op een boot. Jezus is aan het slapen wanneer een hevige storm uitbreekt. De leerlingen zijn
bang dat de boot zal vergaan en maken Jezus wakker. Jezus antwoordt ‘waarom hebben jullie zo
weinig moed, kleingelovigen?’ en doet de storm liggen. De passage eindigt met een vraag van de
omstanders ‘Wat is dit toch voor iemand, dat zelfs de wind en het water hem gehoorzamen?’ (Mt 8,
27 NBV) In Mt 14, 33 wordt het antwoord gegeven op deze vraag: ‘Werkelijk, U bent de Zoon van
God!’
In beide verhalen staan angst en twijfel centraal: “Hoezeer ze ook vertrouwden op Jezus en ze alles
hadden verlaten om hem te volgen, toch waren angst en twijfel in sommige omstandigheden hun deel.
Maar het punt dat beide verhalen willen maken, is dat (het vertrouwen) in de nabijheid van Jezus in
wezen geen angst of twijfel toelaat. Wie gelooft in hem, hoeft niets te vrezen want die is nooit
alleen”1. Dit wonderverhaal maakt duidelijk dat de aanwezigheid van God niet betekent dat er geen
stormen zullen zijn, maar dat God aanwezig is in de storm. Twijfel is een onderdeel van het geloof,
maar ook in de twijfel is God aanwezig2.
1 J.
2
Mettepenningen, Toegepaste Blijde Boodschap. Waarom geloven mij (en anderen) gelukkig maakt, Tielt, Lannoo, 2012, p.
Zie U. LUZ, Matthew 8-20, p. 321.
Leessleutels
Mt 14, 22-36 lezen in het licht van het verrijzenisverhaal
Dit verhaal kan gelezen worden in het licht van de verrijzenis van Jezus. Er zijn enkele opvallende
overeenkomsten tussen het verhaal van het wandelen over het water en het verrijzenisverhaal
waarmee het Evangelie eindigt. “Bepaalde sleutelwoorden zijn gemeenschappelijk: ‘Zij waren
bevreesd’, ‘Jezus kwam binnen en ging in hun midden staan’, ‘Weest niet bang, het is geen geest, Ik
ben het’”1.
De vraag van Petrus: ‘Heer bent gij het?’ kan vertaald worden door de vraag: ‘Leeft de gekruisigde
Jezus voor mij, of is hij nu slechts een geest van de Onderwereld?’ Petrus blijft geloven dat Jezus niet
door de dood overwonnen is. “Petrus ontdekte dit en zijn getuigenis versterkte het geloof van zijn
broeders dat Jezus de onzinkbare is, machtiger dan de dood die hem overmeestert, en dat hij iedereen
oproept over de wateren van de dood naar hem toe te komen. Geloven is niets anders dan de hand
grijpen van hem die over het water wandelde, om te leven zoals hij te midden van de dood”2.
1 H.J.
2
Richards, De wonderen van Jezus, p. 60.
Ibid., p. 63.
Leessleutels
Mt 14, 22-36 en de openbaring van de oudtestamentische godsnaam
Het antwoord ‘Ik ben het’ van Jezus aan de angstige leerlingen kan in verband gebracht worden met
de openbaring van de oudtestamentische godsnaam. In het Oude Testament maakt God zich bekend
als JHWH. Dit wordt vaak vertaald als ‘ik ben die ben’, ‘ik ben die is’ of ‘ik zal er zijn voor u’. Het
antwoord ‘ik ben het’ kan in dit opzicht beschouwd worden als een bevestiging van Jezus’ goddelijke
status. Jezus maakt zich met dit antwoord bekend als Zoon van God.
Met dit antwoord openbaart Jezus ook wie God is.3 God is ‘diegene die er altijd zal zijn voor u’. “Gods
zijn is ten volle een ‘zijn voor’. Dat betekent alvast twee zaken: God betekent niets op zichzelf, maar
alleen ‘in relatie tot’. En Hij garandeert ons dat Hij op elk moment het vertrouwen waard is, aangezien
Hij aangeeft zich nooit van ons te zullen afkeren. Zo’n geloof in het ‘zijn voor’ maakt dat gelovigen zich
bevrijd mogen voelen van eenzaamheid, maar ook dat ze zich een ongelooflijke vrijheid mogen
permitteren. Inderdaad, geloven dat God zich nooit van ons afkeert, zeker niet wanneer het leven
tegenzit en je geloof op de proef wordt gesteld (zoals in beide stormverhalen), geeft de ruimte om te
leven, ten volle, gedragen!”4
1 H.J.
Richards, De wonderen van Jezus, p. 60.
Ibid., p. 63.
3 U. LUZ, Matthew 8-20, p. 322.
4 J. Mettepenningen, Toegepaste Blijde Boodschap, p. 42-43.
2
Leessleutels
Mt 14, 22-36 lezen als geloofsbelijdenis
Het antwoord van de leerlingen ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’ kan gelezen worden als een
geloofsbelijdenis van de leerlingen. De leerlingen buigen zich voor “Jezus als voor iemand die méér is
dan een mensenkind. Hij onderscheidt zich van alle ménsen: Hij is Gods zoon1.” Tevens maakt dit
antwoord ook duidelijk dat de leerlingen al beseften dat Jezus bijzonder was, maar door zijn wandelen
over het water wordt dit nog maar eens bevestigd. Ze spreken Jezus aan met zijn christologische titel
en belijden dat Hij de Zoon van God is2.
1 J.
2
VAN BRUGGEN, Matteüs, p. 281.
U. LUZ, Matthew 8-20, p. 322.
Historische achtergrond
Niet alleen Jezus wandelt over water
Jezus is niet de enige persoon die over het water wandelt. Zowel in het Oude Testament als in andere
tradities en godsdiensten zijn er verhalen terug te vinden waar over water wordt gewandeld.
Bijvoorbeeld:
 Job 9,8; Ps 77,20; Js 43, 16
 Boeddha
 Pythagoras
 Babylonische magiërs
 Xerxes
 Abaris
 …
In al deze verhalen wordt het wandelen over water toegeschreven aan een ‘goddelijk persoon’. Het
wandelen over water was in de oudheid een fascinerend idee en een droom voor de ‘gewone mensen’
die niet over deze gave beschikken1.
1 U.
LUZ, Matthew 8-20, p. 320.
Download