Bijlage: Cultureel Interview Jeugdhulpverlening, onderzoeksversie 3.0. Cultureel Interview Jeugdhulpverlening © , onderzoeksversie 3.0 / juli 2011. Versie 3.0 is het resultaat van drie vooronderzoeken naar de werking van het Cultureel Interview Jeugdhulpverlening. Deze versie is onderdeel van het onderzoek naar de werking van het “Interventiekader interculturele Jeugdhulpverlening”, dat start binnen TriviumLindenhof over de periode september 2011 tot en met maart 2012. Het Cultureel Interview Jeugdhulpverlening ontleent haar waarde aan het gebruik ervan binnen het “Interventiekader interculturele jeugdhulpverlening”. Zie hiervoor het artikel “ Interculturele jeugd en opvoedhulp: op zoek naar een betere aansluiting en meer doeltreffendheid in de jeugd en opvoedhulp aan migrantengezinnen.” Voor de opzet van dit Cultureel Interview is gebruik gemaakt van de verkorte versie van Tempelman e.a., GGZ, versie 2006. Introductie. “ U bent bij onze instelling gekomen via Bureau Jeugdzorg of via het Centrum voor Jeugd en Gezin. U hebt dus al kennis gemaakt met de jeugdhulpverlening. Wij proberen u zo goed mogelijk te begrijpen. Misschien spelen er verschillen in cultuur en als dat zo is, willen wij er graag rekening mee houden. Binnen onze instelling zijn er mensen uit meer dan 70 verschillende landen en culturen, niet alleen cliënten, maar ook medewerkers. En er zijn meerdere religies. Elke cultuur heeft haar eigen gebruiken en manier van leven. Mensen zien er anders uit, praten een andere taal en gedragen zich soms anders. Soms krijg je het gevoel niet begrepen te worden. Herkent u dat? Omdat we u goed willen helpen, is het van belang dat wij iets weten over uw eigen cultuur en religie. Dus over uw leefgewoontes, over opvoeding, hoe mensen met elkaar omgaan, wat het is om problemen te hebben. Enzovoorts. Mag ik u daarom nu en ook later in de begeleiding een aantal vragen stellen?” ( Notie voor de hulpverlening: Het Cultureel Interview is bedoeld om de interactie tussen de cultureel andere cliënt en de hulpverlener te bevorderen, gericht op een grotere vertrouwensbasis en daarmee effectievere hulp. Met behulp van de vragen ontstaat een beter inzicht in de culturele aspecten van de problematiek. De vragenlijst is niet alleen bedoeld voor de start, maar voor het hele hulpverleningsproces. Bij gefaseerde toepassing is het aan te raden de thema’s B. en C. prioriteit te geven. Het gebruik van de vragen is als het ware een cultureel venster op de problematiek en de nagestreefde oplossingen.) A. Culturele identiteit van ouder(s) en kind Taal 1. 2. Welke taal spreekt u thuis? En met uw familie of kennissen? Kunt u de Nederlandse taal lezen? Welke taal spreekt uw kind en welke taal spreekt hij of zij met vriendjes of vriendinnetjes? Cultuur en etniciteit 3 Wilt u iets vertellen over uw culturele en/of religieuze achtergrond? Waar komt u vandaan? Wat vindt u het meest belangrijk aan uw cultuur? ( bijvoorbeeld eetgewoonten, respect, familie, feestdagen, eer). 4. Hoe belangrijk voor u zijn contacten met mensen uit uw eigen cultuur of religie? 5. Hoe vindt u dat uw cultuur verschilt van Nederlandse gewoontes en opvattingen? Wat vindt u van deze verschillen? Wat wilt u behouden van uw cultuur in uw leven in Nederland? 6. Voelt u zich thuis in Nederland? Gaat u met Nederlanders om? Heeft u Nederlandse vrienden en kennissen? Zou u dat willen? B. Cultureel perspectief op de problemen (hulpvragen) Problemen 7. Spreekt u ook met anderen binnen uw cultuur over uw problemen? En hoe kijken zij aan tegen die problemen? 8. Zijn er anderen binnen uw cultuur, die dezelfde problemen hebben? En hoe gaan zij er mee om? 9. Hoe verklaart u zelf de problemen? 10. Begrijpen de mensen om u heen (familie, kennissen, buren) u? Hoe merkt u dat? 11. Wat zijn uw ervaringen met de hulpverlening? Bij Bureau Jeugdzorg? En bij ons? Opvoeding 12. Door wie bent u opgevoed? uw ouders, familie, anders? 13. Hoe bent u zelf opgevoed? Wat waren de belangrijkste regels waaraan u moest voldoen? Waren er veel verschillen tussen jongen en meisje? Speelde het geloof een rol? Hoe? 14. Is de opvoeding van uw kind in Nederland nu anders? Wat vindt u daarvan? 15. Hoe is de rolverdeling tussen u en uw partner in de opvoeding? Denkt u hetzelfde over opvoeding? Wie beslist bij verschil van mening? Zijn er anderen die meebeslissen? 16. Wat wilt u uw kinderen meegeven van uw eigen opvoeding? Waarom vindt u dat belangrijk? 17. Hoe reageert u als uw kind lastig is? En uw partner? En als uw kind écht niet doet wat u wilt? 18. Houdt u (regelmatig) contact met de school van uw kinderen? Hoe gaat het met hen op school? 19. Hoe ziet u de toekomst van uw kind(eren)? Wanneer bent u tevreden? C. Culturele factoren in de psychosociale omgeving Familie en geloof 20. Hebt u steun aan uw partner (aan elkaar)? Aan de familie aan wie u advies vraagt of in de buurt? 21. Wilt u uw familie (grootouders) betrekken bij de hulpverlening? 22. Wat is uw (evt) geloof? Haalt u steun uit uw geloof? Welke opvattingen zijn voor u het belangrijkste? 23. Wat zijn de leefregels vanuit het geloof, waar wij rekening mee moeten houden in de hulpverlening? D. Culturele elementen tussen hulpverlener en cliënt 24. Heeft u voorkeur voor een man of vrouw als u hulp van ons krijgt aangeboden? Speelt geloof, cultuur of achtergrond van de hulpverlener voor u een rol? 25 Waar zouden wij rekening mee moeten houden om de hulp te laten slagen? © Harold Sarneel, directeur wetenschappelijk bureau TriviumLindenhof Jeugdzorg te Rotterdam 11 juli 2011.