Geschiedenis van de 11 gekte" in West-Europa

advertisement
Nicole Veraart / Marijke Kaper
4
Geschiedenis van de gekte" in West-Europa
11
1 Inleiding
In dit artikel wordt globaal de geschiedenis van de "gekte" in West-Europa
beschreven.
Per periode in de geschiedenis wordt aangegeven welke verklaringen men
had voor het verschijnsel "gekte". En wat voor soort opvang en behandeling de "gek" kreeg in die tijd. Soms was het lastig om een strikte scheiding
in perioden aan te houden, omdat de informatie in de verschillende boeken
niet eenduidig was. Er bestaan dus overlappingen tussen de beschreven
perioden.
Achtereenvolgens worden de volgende perioden behandeld:
- Animisme: periode voorafgaand aan en tijdens de
Klassieke Oudheid.
- Naturalisme / Somatogenese: Klassieke Oudheid
500 voor Chr.- 500 na Chr.
- De Middeleeuwen: 500-1500 na Chr.
- De Renaissance: 16e tot 1ge eeuw.
- Terug naar de REDE: 18e en 1ge eeuw.
- Begin van de huidige opvattingen : 1ge eeuw tot jaren zestig. Somatogenese / Psychogenese.
- Wirwar van modellen: jaren zestig en later.
2 Geschiedenis van de 'gekte' in WestEuropa
2.1 Animisme - Periode voorafgaand aan en tijdens
de Klassieke Oudheid
In deze voorwetenschappelijke tijden werden alle goede en slechte manifestaties van krachten, buiten de
controle van de mens (storm, aardbeving, ernstige
ziekten) , gezien als bovennatuurlijk. Elk gedrag dat
buiten de controle van het individu viel , werd ook als
door bovennatuurlijk krachten veroorzaakt gezien.
Eerste attitudes t.o.v. gestoord gedrag kwamen dan
ook voort uit primitieve concepten als 'Animisme' en
'Demonologie' .
Persoonlijkheidsstoornissen werden veroorzaakt door:
- natuurkrachten als maan, sterrenstand, etc.
- kwade geesten en duivels
- het ongehoorzaam zijn aan of het niet dienen van
Goden.
In deze tijd werd de behandeling gegeven door medicijnmannen en tovenaars, omdat zij kennis hadden
over de geheimen van de natuur. Ook bezaten zij grote kennis van kruiden en vergiften , welke ook gebruikt
werden in de behandeling; hypnose en suggestie
speelden ook een rol.
De behandeling zag er als volgt uit:
- de demon moest uit het lichaam verjaagd worden,door het lichaam te slaan, te stompen, uit te
hongeren en kruidenmengsels te geven.
- het houden van gebedsriten.
- het geloven in talismannen.
Zenuw- of zielsziekten probeerde men ook wel te genezen door schedeltrepanaties (doorboringen van de
schedel). De (geest)demon zou door dit gat in de
schedel kunnen ontsnappen.
Tegelijkertijd werden er ook behandelingen verricht
door monniken en priesters.
Asclepias werd vereerd als de god van de geneeskunde, voor hem werden tempels gebouwd. Deze tempels werden naast geneeskrachtige bronnen of hoog
in de bergen geplaatst; om de tempels heen ontstonden zogenaamde gezondheidscentra. In de tempels
werden de zieken opgevangen en als volgt behandeld:
de zieken werden rond het altaar gegroepeerd, na
voorbereidende ceremoniën raakten zij bedwelmd
door zoete geuren en zachte muziek. In hun droom
verscheen aan hen de genezing brengende godheid. Door deze tempelslaap kon een zieke genezen
worden. Overdag werden geneeskrachtige baden
genomen, diëten gevolgd, wandelingen gemaakt en
speciale lichaamsoefeningen uitgevoerd.
Als de behandeling niet hielp werd de patiënt van de
tempelgronden weggejaagd en soms gestenigd.
5
2.2 Naturalisme / Somatogenese - Klassieke Oudheid 500 voor Chr.- 500 na Chr.
Rond de 5e eeuw voor Christus verdween de droomtherapie en ontstond een meer wetenschappelijke benadering van het verschijnsel "gekte". Dit is vooral te
danken aan Hippocrates. Hij wordt gezien als de
grondlegger van de moderne geneeskunde en opereerde buiten de "Zeitgeist" (emotionele en intellectuele oriëntatie van het tijdsgewricht). Hij scheidde het
verschijnsel ziekte van de magie en het bijgeloof en
wees het Griekse geloof, dat de ziekte een straf van
de goden is, af. Hippocrates zag de natuurlijke aanleg
als doorslaggevend voor de wijze waarop iemand zich
ontplooit.
De mens zag hij als een miniatuur-verlicharnelijking
van de 4 hoofdelementen van het heelal: water, aarde,
lucht en vuur. Elk van deze elementen werd in het lichaam vertegenwoordigd door een vloeistof: "Iichaamsvocht". Een ziekte was het gevolg van een onjuiste menging van de 4 lichaamsvochten. De Iichaamsvochten zijn:
- BLOED (vuur).
- GELE GAL (aarde).
- ZWARTE GAL (water).
- SLIJM (lucht).
De geestelijke ziekten hadden volgens Hippocrates
natuurlijke oorzaken en moesten behandeld worden
net als gewone ziekten. De hersenen waren volgens
hem de "zetel van de menselijke geest", het orgaan
van het bewustzijn, van het intellectuele leven en de
emoties. Als iemands denken en gedrag afwijkend
was, was er sprake van een hersenziekte (hersen pathologie) . Naast de fysiologische verklaring van de
ziekte was hij ook van mening dat omgevings- en
emotionele stress lichaam en geest kunnen schaden.
Hippocrates deelde de geestelijke stoornissen in 3
hoofdvormen in:
- Manie.
- Melancholie.
- Hersenkoorts of Frenesie.
Deze indeling zou de basis voor de vOlgende 2000
jaar vormen.
De behandeling van patiënten met een geestelijke
stoornis bestond uit koude of warme overgietingen,
rust, diëet en afleiding in de vorm van zang en muziek.
Hippocrates was de eerste die een beschrijving gaf
van de zwangerschapsneurose en de angstneurose.
Hij leverde opmerkelijk gedetailleerde rapporten over
symptomen die nu bekend zijn bij epilepsie, delirium
tremens, hersenbloeding en paranoia.
Hysterie werd volgens hem veroorzaakt doordat de
baarmoeder door het lichaam van de vrouw ging
zwerven op zoek naar de vervulling van haar diepste
wens: een kind. De therapie was eenvoudig: trouwen.
Jan de Bray, Het sn ijden van de kei. Een 'kei' zou verantwoordelijk zijn voor de psychische aandoeningen van de patiënt.
Voor een flinke vergoeding was de 'arts' wel bereid de kei zogenaamd te verwijderen.
© Wolters-Noordhoff uit: Psychiatrie - een inleiding
6
Een verdere uitbouw van de theorie van Hippocrates
kwam van Galenus. Hij koppelde
aan de 4 lichaamsvochten, 4 mensentypen:
dominantie ervan geeft wisselend tem- Bloed:
perament, hoopvol en vrijmoedig;
sanguinisch type.
- Gele gal:
levert prikkelbaar en snel kwaad worden als temperament op ;
cholerisch type.
- Zwarte gal: geeft melancholia ; melancholisch type.
- Slijm:
traag , saai, secundair reagerend ;
flegmatisch type.
Galenus zag in dat de psychische persoonlijkheid van
de mens nauw samenhing met de lichamelijke constitutie. Ook de behandeling was een voortzetting van de
lijn van Hippocrates. De patiënt moest veel rusten en
zich uitsluitend bezig houden met aangename zaken,
zoals baden, zang, dans en massage. Bij moeilijke gevallen nam hij soms zijn toevlucht tot meer ingrijpende middelen zoals aderlating en braken.
In deze tijd werd het eerste onderscheid gemaakt tussen tijdelijke en chronische psychische stoornissen
(Asclepiades) . Ook illusies en hallucinaties werden als
verschillend opgevat. Cicero wees erop dat lichamelijke klachten het gevolg konden zijn van geestelijke
aandoeningen en legde zo de basis voor de psychosomatiek.
Plato en Aristoteles volgden grotendeels de humorale
visie van tijdgenoot Hippocrates.
Zij waren het niet eens met zijn idee over de beïnvloedbaarheid van de onsterfelijke geest door ziekten.
Zij waren aanhangers van het goddelijke concept, ondermijnen het naturalisme en be het vroeg christelijke
denken (zie M.E.).
De laatste grote geneeskundige van de klassieke tijd
was Galen (130-200 na Chr.).
Hij volgde de humorale pathologie van Hippocrates
en was ook de eerste experimentele fysioloog . Sectie
op het menselijk lichaam was in zijn tijd niet toegestaan, daarom onderzocht hij de anatomie van apen
en varkens. Door zijn wetenschappelijk onderzoek van
het zenuwstelsel was hij in staat om de rol van de
hersenen in het geestelijk functioneren onder de aandachtte brengen .
2.3 De Middeleeuwen - 500-1500 na Chr.
De dood van Galen markeert grofweg het begin van
donkere tijden voor de geneeskunde in het algemeen
en de opvattingen en behandeling van de geestelijke
stoornissen in het bijzonder.
Met de val van het Romeinse Rijk kwam een eind aan
de Griekse en Romeinse beschaving, de economie
stortte in en het intellectuele leven kwam op een laag
pitje te staan. De invloed van de kerk groeide enorm.
De kerk werd onafhankelijk van de staat gesteld en
vormde het belangrijkste element van eenheid. De natuur zag men als een reflectie van de Goddelijke wil
en viel buiten het bereik van de menselijke rede . Het
systematisch observeren zoals de Grieken dat deden ,
paste niet in dit systeem, ( terug naar Animisme en
Demonologie).
In de M.E. onderscheidde men 4 verschillende psychiatrische ziektebeelden:
- Insania(waartoe manie en melancholie behoorden).
- Frenesis (waanzin met koorts).
- Epilepsie (vallende ziekte of maanziekte).
- Rabis (hondsdolheid) .
Een veel optredend verschijnsel is de massahysterie
(maniakale dansen zoals de "St. Vitus dans").
Alle ziektes werden gezien als een straf van god.
In het begin van de M.E. werden de geesteszieken humaan behandeld . De geestelijkheid nam het op zich
om de zieken in hun kloosters te verzorgen en te genezen. De behandeling bestond naast verpleging uit
bidden, het aanraken van relikwieën of het drinken bij
afnemende maan van zelf gebrouwen drankjes. Zo
ontstonden ook de bede-vaartstochten naar de plaatsen waar deze relikwieën bewaard werden. Ook waren
er artsen die behandelingen verrichtten . Deze artsen
werden in hun denken nog steeds sterk beïnvloed
door Galenus. De behandeling bestond uit een mengelmoes van geloof, magie en wetenschap. Aderlaten ,
braken, trepanatie, kruiden en als dit niet hielp een
milde vorm van exorcisme. Bij de behandeling ging
de arts ervan uit dat er iets in het lichaam binnen was
gekomen dat ook weer naar buiten moest voordat de
patiënt zou kunnen genezen. De geesteszieken uit de
eigen gemeenschap worden niet opgesloten of buiten ge- sloten. De familie blijft aansprakelijk en zorgt
zo lang mogelijk voor de zieke (gezins-verpleging) .
Justitie houdt rekening met toerekeningsvatbaarheid
en handelingsbekwaamheid.
Geesteszieken van buiten de gemeenschap waren
vaak het voorwerp van spot en slechte behandeling.
Ze werden buiten de stad gezet en meegegeven aan
pelgrims. Alleen de gestoorden die vanwege hun
agressieve gedrag vastgebonden moesten worden ,
werden opgenomen in "dolhuizen". In 1409 werd in
Valencia het eerste psychiatrische ziekenhuis geopend: het "ziekenhuis van de onschuldige gekken"
In de late M.E. verspreidde de kerk het idee dat gestoorden bezeten waren van de duivel. Gestoorden
werden door krampen en stuiptrekkingen geplaagd en
gedroegen zich krankzinnig met schuim op de mond.
Een persoon die door de duivel bezeten was kon alleen geholpen worden door de duivel uit te drijven . In
eerste instantie gebeurde dit op een zachtzinnige manier, door gebed en handoplegging . Maar later kwamen er particuliere duiveluitbanners die steeds hardere methodes hanteerden. Vooral vrouwen werden er
van verdacht bezeten te zijn van de duivel, ze werden
7
betiteld als heks. De Inquisitie werd in het leven geroepen en vervolgde, veroordeelde en vonniste geestelijk gestoorden en ook gezonde mensen op verdenking van hekserij.
De eerste die inzag dat heksen een "ziekte in het
hoofd" hadden was Johannes Wier (1515-15BB) , hij
was een hofarts uit Duitsland . Slechts zeer langzaam
gingen de M.E.ers inzien dat krankzinnigheid niet verklaard kon worden uit een bezetenheid door de duivel.
Ook de kerk gaat zich verzetten tegen het duiveluitbannen. Vanaf dit moment wordt krankzinnigheid als
ziekte gezien. Er waren in het begin van de 16e eeuw
geen krankzinnigengestichten meer in Europa.
Er waren wel duizenden lepra-ziekenhuizen. In deze
ziekenhuizen begon nu de geïnstitutionalise~de verpleging , of liever opsluiting, van de geestelijk gestoorden. Deze gestichten namen zowel bedelaars als
geestelijk gestoorden op. De instituten hadden als
enige behandeling het aan het werk zetten van de bewoners. Ongeveer in dezelfde tijd ontstonden meer
gespecialiseerde instellingen voor geestelijk gestoorden. Een beroemd gesticht was Bethlehem bij Londen
(ongeveer 1550). Dit gesticht werd één van Londens
grootste toeristische attracties tot in de 1ge eeuw. Tegen betaling kon men gekken bezichtigen als in een
hedendaagse dierentuin. De behandeling in deze gestichten: hongeren, mensen laten schrikken, doodsbang maken en aderlaten.
de vorm van het opnieuw verschijnen van de wetenschappelijke methode, de aandacht voor individuele
waardigheid en het politieke geloof in vrijheid en
rechten van de mens zorgde voor een toenemende
zorg voor de geestelijk gestoorde mens.
Eind 1Be eeuw was de naturalistische visie van Hippocrates opnieuw aan een opmars begonnen. Er werd
weer aandacht geschonken aan de anatomie en fysiologie en de fysieke behandeling van geestelijk gestoorden werd door de artsen weer aanbevolen.
Phillipe Pinel (1745-1 B26) was in de 1Be eeuw één
van de belangrijkste voorvechters van een menswaardige behandeling van geestelijk gestoorden. Pinel
paste een nieuwe sociale en politieke filosofie toe bij
de problemen van de geestelijke zieken. Hij was ervan
overtuigd dat de krankzinnigen onbehandelbaar waren doordat ze geen frisse lucht en vrijheid hadden in
de gestichten.
Pinel werd de belangrijkste figuur in de geschiedenis
van de behandeling van geestelijke stoornissen in
Frankrijk; zo niet in heel de westerse wereld .
Zijn eerste actie was de gekken ontdoen van hen ketens en ze te scheiden van de mis-dadigers. Dit leidde, in tegenstelling met de verwachting, tot meer orde
en rust onder de patiënten. Pinel was de eerste arts
die een ziektegeschiedenis bijhield van zijn patiënten.
Hij bekeek de patiënt vanuit een medisch-perspectief
en behandelde de patiënt liefdevol en wel willend. Pinel vormde het voorbeeld voor andere instellingen, de
behandeling werd menselijker.
2.4 Renaissance· 16e tot 1ge eeuw.
De overgang naar de Renaissance leidde tot grote
maatschappelijke chaos, veroorzaakt door de grote
economische, sociale en religieuze crisis. Mensen raken los uit hun vertrouwde omgeving en beginnen te
zwerven. In deze tijd doet een nieuw begrip zijn intrede: "het Narrenschip". Het is in de mode om schepen
te laten varen, waarvan de bemanning uit afwijkende
figuren bestaat, zoals o.a. krankzinnigen. AI varende
gaan ze op weg naar hun lotsbestemming, of zoals de
burgerij zei: "op zoek naar hun verstand".
In de Renaissance wordt arbeid gezien als voorwaarde voor het handhaven van de sociale orde. Iedereen
die niet kan of wil werken wordt opgesloten. Zo belandden krankzinnigen tussen werkschuwen, bedelaars, leeglopers, havelozen en avonturiers.
Net als in de M.E. werd er nog niet naar een genezing
gezocht, omdat men niet dacht dat iemand genezen
kon worden; de behandeling was ook gelijk aan die in
de M.E.
2.5 Terug naar de REDE -1 Be en 1ge eeuw.
In het begin van de Renaissance was er nog geen duidelijke verbetering voor de geestesgestoorden t.o.v.
de M.E. te bemerken. In de 1Be eeuw kwam hier verandering in. De veranderingen in de Renaissance in
De ideeën van Pinel zorgden aan de ene kant voor een
afzondering van de geestelijk gestoorde in aparte instituten en aan de andere kant voor een geloof in de
genezende werking van de moraliserende behandeling. De behandeling werd steeds menselijker, men
kreeg meer aandacht voor de noden en angsten van
de patiënt. Allerlei sociale vormen van therapie werden ingesteld. Men ging op een vriendelijke en begrijpende manier praten met de patiënt, van wie men nu
aannam ziek was geworden door een teveel aan spanningen. Ook kreeg men aandacht voor de mogelijke
rol van erfelijke factoren bij het ontstaan en uitbreken
van een geestesziekte. Spanning als oorzaak van het
ziek worden leidt tot dubbele afzondering. De patiënt
wordt en een instelling gestopt en de instelling wordt
ver van de spanningen van de stad gebouwd. Men
gaat ervan uit dat de verandering van het milieu leidt
tot verbetering. De relatie tussen de zieke en zijn geneesheer is als die van meester en knecht. De zieke
moet zich onderwerpen aan de wil van zijn geneesheer, omdat deze alleen weet wat goed voor hem is.
Deze periode, waarin het vertrouwen in eigen kunnen
en optimistische verwachtingen over de vooruitgang
van de wetenschap centraal staan, leidt tot het medisch model en de massale opsluiting.
8
Dwangverpleging: een beruchte dwangbuis, ook tegenwoordig in gebruik.
© Wolters-Noordhoff uit: Psychiatrie - een inleiding
Kraepelin onderscheidde 2 grote groepen van geestelijke stoornissen:
- Dementia praecox (vroegere term voor schizofrenie).
- Manisch-depressieve Psychose.
Hij dacht dat een chemische dysbalans de oorzaak
was van schizofrenie en dat een manisch-depressieve
stoornis veroorzaakt werd door een onregelmatigheid
in het metabolisme. De classificatie van Kraepelin
werd de basis voor de huidige diagnostische categorieën . (DSM-III-R; inmiddels is de DSM-IV al uit). De
relatie tussen de gestoorde en de behandelaar wordt
die van arts-patiënt, de verpleging wordt geheel gericht op medisch-lichamelijke verzorging. Het zwaartepunt van de diagnose werd gelegd in pathologische-anatomische afwijkingen van de hersenen, in
stoornissen van de functie van het zenuwstelsel en in
veranderingen van de samenstelling en de werking
der lichaamsvochten. Deze periode van het medisch
of organisch-somatische model heeft geduurd tpt de
jaren 60 van deze eeuw.
2.6 Begin van de huidige opvaHingen • 1ge eeuw
tot jaren zestig.
Psychogenese.
Somatogenese.
In de 1ge eeuw richt het wetenschappelijk denken
zich vooral op de organische oorzaken van psychiatrische ziektebeelden . Men ging ervan uit dat elke psychiatrische aandoening een (aanwijsbare) biologische
oorzaak had. Wilhelm Griesinger (1817 -1868) schreef
het eerste moderne leerboek voor psychiatrie: "Pathologie und Therapie der Psychischen Krankheiten".
Hij stelde dat iedere geestelijke ziekte een fysiologische oorzaak heeft.
In 1841 ging de eerste krankzinnigenwet van kracht.
Deze wet bevatte bepalingen omtrend de gestichten
en de wijze van opname en ontslag. Iedere provincie
was voortaan verplicht zelf zorg te dragen voor voldoende verpleegmogelijkheden voor haar eigen geestelijke zieken. De gang van zaken in de gestichten
kwam onder toezicht te staan van inspecteurs. Door
deze wet werd het inrichti ngswezen in Nederland snel
gereorganiseerd. Door de controle bleven alleen de
doelmatige gestichten overeind.
Het theoretische model van de psychiatrie was gebaseerd op de scheiding tussen binnen en buiten. Er
was een duidelijke scheiding tussen mens en wereld.
De ziekte zat in de persoon zelf en werd niet veroorzaakt door de omgeving. Deze strikte scheiding vinden we ook terug in de psycho-analyse.
Emil Kraepelin (1856-1926) was de opvolger van Wilhelm Griesinger. Hij publiceerde in 1883 een classificatiesysteem waarmee hij de organische oorzaken
van de geestelijke stoornissen vast kon stellen. Bij
sommige geestelijke stoornissen zag hij een bepaalde
groep symptomen (syndroom genaamd) zo regelmatig voorkomen , dat ze wel een onderliggende oorzaak
moesten hebben . Iedere geestelijke ziekte beschouwde hij als verschillend van alle andere, met zijn eigen
genese, symptomen, verloop en uitkomst.
Laat 18e eeuwen door de 1ge eeuw heen, ontstonden
er in Frankrijk en Oostenrijk verschillende gezichtspunten die er vanuit gingen dat geestelijke ziektes
veroorzaakt worden door psychisch dysfunctioneren.
Veel mensen in West-Europa leden aan hysterische
symptomen, deze symptomen waren niet te verklaren
door het somatisch-anatomische model.
Frans Anton Mesmer (1734-1815), een Oostenrijkse
arts, geloofde dat hysterische stoornissen veroorzaakt werden door een ontregelde balans van de "universele magnetische vloeistof" in het lichaam. Hij had
ook de overtuiging dat je de vloeistofbalans van iemand kon beïnvloeden en daardoor een verandering
in zijn gedrag kon veroorzaken. Mesmer zelf geloofde
dat de oorzaak van de hysterie fysiek was, maar door
de manier waarop en de setting waarin hij werkte,
werd hij gezien als één van de eersten die de hypnose
introduceerde. Rond 1910 kreeg de materialistische
klinische psychiatrie een belangrijke tegenhanger in
de vorm van de Freudiaanse psycho-analyse. Freud
vatte hysterie op als een sexuele stoornis, als een
conflict tussen een verdringende en een verdrongen
instantie, waarbij de conversieverschijnselen werden
gezien als verwrongen substituten van sexuele bevrediging, die niet op normale wijzeverkregen kon worden.
In geheel West-Europa ging in enkele decennia de gestichtsbevolking met sprongen omhoog. In Nederland
steeg in de periode 1849-1928 het aantal patiënten in
de gestichten van 39 naar 264 per 100.000 inwoners.
Het absolute aantal in gestichten op-genomen psychiatrische patiënten ging omhoog van 4771 in 1884
tot 26.217 in 1965. Het aantal gestichten nam in die
tijd toe van 24 tot 38 met daaronder 6 enorme instituten met meer dan 1000 patiënten. De grote drijfveer
9
achter deze groei is de moderne staat geweest, die
met haar gespecialiseerde eisen steeds meer mensen
ongeschikt maakte voor het arbeidsproces, de school
en andere samenlevingsverbanden.
2.7 Wirwar van modellen - jaren zestig en later.
In de jaren zestig is de beeldvorming over de psychisch gestoorde mens duidelijk veranderd, zowel binnen
als buiten de psychiatrie. De psychiatrie is uit haar
ivoren toren gekomen; de psychiatrische instituten
zijn anders georganiseerd; beter toegankelijk voor de
gewone mens. En de gek is voor zichzelf gaan praten.
Als tegenhanger van Freud en de wetenschappelijke
benadering van de psychiatrie, ontstond ro"d 1970
de Antipsychiatrie. De Antipsychiatrie verzet zich tegen:
- De inrichtingspsychiatrie en het inrichtingswezen in
het algemeen.
- De psychiatrie als sociaal controle middel in handen van machthebbers.
- Het medische model.
- De negatieve waardering van krankzinnigheid en
waanzin.
De Antipsychiatrie is een sociaal model en gaat uit
van het volgende: wat geesteszieken genoemd worden zijn in feite levens problemen en intermenselijke
conflicten, die ook als zodanig beleefd en opgelost
dienen te worden. Daar mag best hulp bij gegeven
worden, maar niet in de vorm van een dokter die een
patiënt helpt. De ziekterol is hier schadelijk en ook gevaarlijk voor de patiënt: het berooft hem van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid en vrijheid. (Sasz,
1961).
De Antipsychiatrie bestaat niet lang, maar heeft wel
bijgedragen aan de democratisering in de psychiatrie.
Het totaal van maatschappelijke verschuivingen , socialiserings -en democratiseringsprocessen, zorgden
ervoor dat individueel-medische en tegelijk ook autoritaire model werd opgeheven.
Het aantal in psychiatrische instituten verblijvende patiënten neemt in deze tijd ook sterk af. Voor het eerst
in eeuwen worden er minder patiënten opgenomen
c.Q. opgesloten. De oorzaken van gedragsstoornissen
worden gezocht in het sociale dysfunctioneren en in
de invloed van de maatschappij. De behandeling bestaat vooral uit sociale therapieën. Het zogenaamde
sociale of maatschappelijke model is niet overheersend geworden. Op dit moment is er in de psychiatrische theorie en praktijk een wirwar aan modellen te
ontdekken: medische, biologische, sociale, maatschappelijke en interactie modellen bestaan naast en
door elkaar.
Gedragstherapie, gesprekstherapie, arbeidstherapie,
creatieve therapie en bewegingstherapie worden door
elkaar heen toegepast Deze modellen en therapiëen
bestrijden elkaar vaak waar het kan. Het verstandigste
is wellicht om deze vele vormen naast elkaar te laten
bestaan en geen exclusiviteit toe te kennen aan één
van de modellen of therapieën. Het is belangrijk dat
therapeut en patiënt dezelfde taal spreken. Is dit niet
meer het geval, dan is er bijna geen hoop op genezing
en succes meer. De relatie tussen de therapeut en de
patiënt zal zich moeten kenmerken door persoonlijke
betrokkenheid . De autoritaire houding van de therapeut zal moeten verdwijnen als ook de eenzijdigheid
in de therapie. De gestoorden moeten worden behandeld in kleine en gedemocratiseerde leefgemeenschappen waar zij kunnen leven en wonen in, op
menselijke maat gebouwde en goed ingerichte, tehuizen.
Het bovengeschetste ideaalbeeld is nog lang niet bereikt. Nog steeds kan de macht van de therapeut erg
groot zijn, al lijkt de patiënt een behoorlijke inbreng te
hebben.
Ook hangt de therapeut nog erg aan zijn eigen invalshoek en beschouwt deze als enige juiste. Er worden
veel pogingen gedaan om de geesteszieken te integreren in de maatschappij, maar in hoeverre dit lukt
is nog maar de vraag.
De verpleegkundige bezig met het bevestigen van de zogenaamde 'Zweedse Band' aan het bed op de isoleercel.
© Wolters-Noordhoff uit: Psychiatrie - een inleiding
Waar deze wirwar van modellen toe zal leiden is nog
onduidelijk, misschien wel naar het "ideaalbeeld" van
vele modellen naast elkaar, de tijd zal het leren.
10
Literatuurlijst
Binneveld, H. (1985) , Filantropie, repressie en medische zorg. Van Loghum Slaterus,Deventer.
Binneveld, J.M.w. e.a. (1982), Een psychiatrisch verleden. Ambo, Baarn.
Derksen, J.J.L. (1993) , Handboek persoonlijkheidsstoornissen. De Tijdstroom, Utrecht.
Foucault, M. (1975) , Geschiedenis van de waanzin. Boom, Meppel.
Hoogduin, C.A.L. e.a. (1990) , Jaarboek voor psychiatrie en psychotherapie 1989-1991. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten.
Kramer, F. (1990) , Geschiedenis van de zorg voor geesteszieken. De Tijdstroom, Utrecht.
Kwant, A.C. (1986) , Mensbeeld als referentiekader. Acco, Amersfoort/Leuven.
Lensink, J. (1981) , Antipsychiatrie: praktische mogelijkheden en theoretische grenzen. Konstapel, Groningen.
Schnabel, P. (1984) , "Over de kritische psychiatrie van Thomas S. Szasz". In: NRC 13 september 1984.
Verhuist, J.C.R.M. (1987) , Psychiatrie, een inleiding. Walters Noordhoff.
Vijs el aar, J. (1982) , Krankzinnigengesticht, psychiatrische inrichtingen in Nederland 1880-1910. Fibula- Van Dishoek, Haarlem.
Zwanikken , G.J., e.a.(1990) , Psychiatrie. Wetenschappelijke uitgeverij, Bunge.
Psychiatrische patiënten 'te kijk' in het centrum van Rome.
uit: Psychiatrie - een inleiding
© Wolters-Noordhoff
Download