Regeling ruimte voor ruimte in streekplan - Provincie Noord

advertisement
Bijlage: achtergrondinformatie ruimte voor ruimte
Inhoudsopgave
Mestbeleid en ruimte voor ruimtebenadering........................................................ ii
Pact van Brakkenstein ................................................................................................ ii
Regeling beëindiging veehouderijtakken ................................................................ ii
Regeling ruimte voor ruimte in streekplan ........................................................... iii
Regeling ruimt voor ruimte verbreed in het streekplan..................................... iii
Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte CV ........................................... iii
Financiële opzet ORR................................................................................................. iv
Overeenkomsten met gemeenten................................................................................ iv
Cluster ontwikkelingsmaatschappijen RLG ............................................................ v
Mestbeleid en ruimte voor ruimtebenadering
In september 1999 heeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) aan de Tweede Kamer een
integrale aanpak van de mestproblematiek toegezegd. Deze aanpak was nodig om in 2003 te kunnen voldoen aan
de Nitraatrichtlijn van de Europese Unie. In een vervolgbrief van februari 2000 heeft de minister een reeks van
flankerende maatregelen aangekondigd, waaronder de Regeling beëindiging veehouderijtakken (Rbv) en de
zogeheten ruimte voor ruimtebenadering. Deze benadering houdt het volgende in:
 In de vijf provincies in de (twee) Nederlandse reconstructiegebieden (Gelderland, Overijssel, Utrecht,
Noord-Brabant en Limburg) voorziet de beëindigingsregeling in een aanvullende subsidie voor de sloop
van de vrijkomende stalruimten, naast de (landelijk geldende) subsidiemogelijkheid voor het inleveren
van dier- en mestrechten;
 De reconstructieprovincies vergoeden de uit te keren sloopsubsidies aan LNV;
 Het Rijk geeft de reconstructieprovincies de ruimte om 6.500 extra woningen te laten bouwen, met de
bedoeling dat de provincies de kavelontwikkeling zelf ter hand te nemen, om uit de winst daarvan de
sloopsubsidies terug te verdienen.
Pact van Brakkenstein
De ruimte voor ruimtebenadering is nader uitgewerkt in het zogeheten Pact van Brakkenstein van 15 maart 2000.
Ondertekenaars van dit pact zijn de Ministers van LNV en VROM, en vertegenwoordigers van de vijf
reconstructieprovincies en de VNG. Volgens dit pact is de doelstelling om 21,5 miljoen kg niet grondgebonden
mestproductierechten (fosfaatrechten) uit de markt te halen en gaat het er verder om tot verbetering van de
landschappelijke kwaliteit te komen. In het pact is vastgelegd dat de Rbv in tranches zal worden opengesteld, en is
een indicatie gegeven van de provinciale financiële bijdragen aan de Rbv en het aantal in de provincies te bouwen
woningen. Voor Noord-Brabant is het aantal woningen op 3.000 gesteld. Verder zijn de ruimtelijke voorwaarden
waaronder de woningen kunnen worden gebouwd nader uitgewerkt.
Regeling beëindiging veehouderijtakken
In maart 2000 heeft de Minister van LNV de Regeling beëindiging veehouderijtakken gepubliceerd in de
Staatscourant. Deze regeling voorziet, zoals gezegd, in een subsidiemogelijkheid voor het inleveren van dier- en
mestrechten en daarnaast, aanvullend, in een subsidiemogelijkheid voor de sloop van de vrijkomende
stalruimten. De sloopvergoedingen bestaan uit een tegemoetkoming in de eigenlijke sloopkosten en een
vergoeding van het waardeverlies door het teloorgaan van de stallen. De tegemoetkoming in de sloopkosten
bestaat uit een vast bedrag per m2 gesloopte stal (50 gulden / € 22,69). De vergoeding voor het waardeverlies
bedraagt 40% van de gecorrigeerde vervangingswaarde, waarbij de vervangingswaarde wordt bepaald op grond
van taxaties. De gecorrigeerde vervangingswaarde is de vervangingswaarde van het bedrijfsgebouw met een
correctie voor de technische en functionele veroudering.
De eerste tranche van de Rbv is opengesteld 19 maart 2000 tot 19 april 2000. De tweede tranche van 1 oktober
2001 tot 1 november 2001.
Agrariërs kunnen overigens ook kiezen voor een niet-financiële slooppremie, in de vorm van de planologische
medewerking om zelf een woningbouwkavel te ontwikkelen. De planologische vereisten van de regeling ruimte
voor ruimte zijn echter zodanig dat de kavel waar de stallen worden gesloopt zelden in aanmerking komt voor
woningbouw.
ii
Regeling ruimte voor ruimte in streekplan
Als uitvloeisel van het Pact van Brakkenstein is in oktober 2000 een partiële herziening vastgesteld van het
streekplan Noord-Brabant 1992, waarin de zogeheten (planologische) regeling ruimte voor ruimte is opgenomen.
In februari 2002 is de regeling opgenomen in het Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in Balans’. De
regeling houdt in dat in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen die in gebruik zijn of waren voor de
intensieve veehouderij de bouw van burgerwoningen wordt toegestaan boven de zogeheten richtgetallen voor de
woningbouw en, indien nodig, in afwijking van de regel dat geen burgerwoningen mogen worden gebouwd in het
buitengebied. In het laatste geval mag worden gebouwd in de kernranden of bebouwingsclusters. In de praktijk
komt het bouwen in kernranden en bebouwingsclusters het meeste voor; hier en daar worden ook ruimte voor
ruimte kavels toegevoegd aan de bebouwde kom.
Regeling ruimt voor ruimte verbreed in het streekplan
In het streekplan 2002 is ook een regeling ruimte voor ruimte verbreed opgenomen. Deze houdt in dat woningen
mogen worden gebouwd in ruil voor de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied dan de
vrijkomende stallen van stoppende intensieve veehouderijbedrijven, en in ruil voor de afbraak van glastuinbouw.
Deze regeling wordt pas van kracht na uitwerking door Gedeputeerde Staten.
Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte CV
Onderdeel van de ruimte voor ruimte aanpak is dat de provincie zelf, in samenwerking met een aantal particuliere
partijen (te weten NIB Capital, BNG/OPP, Heijmans, IBC en Grontmij), de ontwikkeling van kavels aanpakt die
op grond van de ruimte voor ruimte regeling voor woningbouw in aanmerking komen. Uit de winst van deze
kavelontwikkeling worden de sloopvergoedingen terugverdiend die door het ministerie van LNV zijn uitgekeerd
aan stoppende veehouders. Op 6 september 2001 is voor dit doel een samenwerkingsovereenkomst voor de
eerste tranche getekend, waarin de oprichting van de Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte (ORR) is
voorzien. De oprichting van de ORR heeft op 24 januari 2002 plaatsgevonden.
De hoofddoelstelling van de ORR bestaat uit het realiseren van extra ruimtelijke kwaliteit, door enerzijds bij te
dragen aan de financiering van de sloop van leegstaande stallen in het buitengebied, en anderzijds het realiseren
van hoogwaardige woningbouw in woonkernen, kernrandzones of bebouwingsclusters in het buitengebied. De
nevendoelstellingen die hieruit volgen zijn:
 het verwerven, ontwikkelen en verkopen van maximaal 931 woningbouwkavels;
 het creëren van zodanige opbrengsten dat daarmee tenminste wordt bereikt dat de sloopvergoedingen
van de stallen worden terugverdiend, én een rendement op het ingebrachte risicodragende vermogen
van 20% op jaarbasis wordt behaald;
 het creëren van een zodanige overwinst dat daarmee een fonds gevormd kan worden dat door de
provincie en de gemeenten ingezet kan worden voor reconstructiedoeleinden.
De partners in de ORR hebben de intentie om ook in volgende tranches de samenwerking voort te zetten, waarbij
uiteindelijk ca 3.000 ruimte voor ruimtekavels worden ontwikkeld in Brabant.
De organisatiestructuur van de ORR is gegoten in een CV/BV constructie, waarin de BV als beherend vennoot
optreedt. Dit houdt in dat de BV in het rechtsverkeer optreedt namens de CV.
De stille vennoten (commandieten) beperken zich tot de wettelijke en statutaire verplichtingen, namelijk het
verschaffen van kapitaal en het vaststellen van de jaarrekening van de CV. Besluitvorming vindt plaats in de
vergadering van vennoten.
iii
De BV kent een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA), een Raad van Commissarissen en een
Directie. De Raad van Commissarissen bestaat uit 5 personen, die op voordracht van elk van de aandeelhouders
worden benoemd door de AvA. De Raad houdt toezicht op het beleid van de directie. De Directie bestaat uit
maximaal 3 personen, die op voordracht van respectievelijk de provincie, de beide banken en de twee
projectontwikkelaars wordt benoemd door de AvA.
Commissarispost provincie
Per 1 mei 2002 is de heer P. van Geel, de toenmalige gedeputeerde voor de ruimtelijke ordening, teruggetreden
als commissaris van de Ruimte voor Ruimte BV. De heer van Geel was benoemd voor een periode van 1 jaar. De
provincie heeft vervolgens gezocht naar een commissaris die niet is verbonden met de provincie. Dit om elke
schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan.
De heer M. Jonkhart, voormalig thesaurier-generaal van het ministerie van Financiën, is bereid gevonden om
door de provincie te worden voorgedragen voor de commissarispost. In de aandeelhoudersvergadering van 7
december 2002 is de heer Jonkhart benoemd tot lid van de Raad van Commissarissen.
Financiële opzet ORR
Het totale vermogen van de Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte CV is opgesplitst in drie onderdelen,
te weten;
1. Het eigen vermogen (commanditaire kapitaal) bedraagt € 1.500.000,--. Het eigen vermogen bedraagt
maximaal 1% van het totale vermogen.
2. Een achtergestelde lening van maximaal € 20.000.000,--. De provincie stelt maximaal
€ 4.000.000,-- beschikbaar. Zoals in hoofdstuk 5 van het voortgangsrapport is te lezen heeft de provincie
nu 69,3% aan achtergesteld vermogen beschikbaar gesteld.
De achtergestelde lening bedraagt maximaal 19% van het totale vermogen.
3. Het vreemde vermogen. Dit bedraagt 80% van het totale vermogen.
Het eigen vermogen van de CV is in de volgende verhouding verdeeld over de partijen, de provincie voor €
285.000,--, de private partijen ieder voor € 240.000,-- en de beherend vennoot voor
€ 15.000,--.
De verhouding risicodragend vermogen (eigen vermogen plus achtergestelde lening) / vreemd vermogen moet
altijd 20 / 80 bedragen. Op basis hiervan kan gesteld worden dat voor het vreemde vermogen € 86.000.000,-beschikbaar moet zijn. De NIB en OPP zijn verzocht, onder marktconforme condities deze benodigde financiering
te arrangeren of te verstrekken.
Het aandelenkapitaal van de Beherend Vennoot bedraagt maximaal € 30.000,--. De provincie heeft hierin een
aandeel van 20% en de overige partijen een aandeel van 16%.
Overeenkomsten met gemeenten
In het kader van de aanpak ruimte voor ruimte sluit de provincie intentieovereenkomsten met gemeenten, in
eerste instantie de (55) gemeenten in het Brabantse reconstructiegebied. Voor deze overeenkomsten is een model
ontwikkeld. Volgens de modelovereenkomst spreken de gemeenten de intentie uit om planologische
medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de ruimte voor ruimte woningbouwkavels, en om daarvoor
geschikte gemeentelijke gronden tegen de functionele vervangingswaarde ter beschikking te stellen aan de ORR.
Tevens spreken de gemeenten de intentie uit om de nodige planologische maatregelen te treffen om te
iv
verhinderen dat opnieuw agrarische bebouwing plaatsvindt op locaties waar sloop heeft plaatsgevonden met
subsidie op grond van de Rbv. De provincie spreekt de intentie uit om zorg te dragen voor een reële spreiding van
de te ontwikkelen kavels over Noord-Brabant, en om de medewerkende gemeenten te laten delen in overwinst
van de ORR.
Cluster ontwikkelingsmaatschappijen RLG
In juni 2002 hebben Provinciale Staten ingestemd met het ter beschikking stellen van 5 ambtelijke
formatieplaatsen (5 fte) voor het cluster Ontwikkelingsmaatschappijen van RLG. Binnen dit cluster worden op
ambtelijk niveau alle provinciale activiteiten verricht die te maken hebben met het functioneren van de drie
ontwikkelingsmaatschappijen voor het de Revitalisering van het Landelijk Gebied, te weten de
Ontwikkelingsmaatschappij ruimte voor ruimte (ORR), de Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij (TOM) en de
Ontwikkelingsmaatschappij Intensieve Veehouderij (OMIV). De activiteiten van het cluster hebben betrekking
op:
 Projectleiding;
 Behandeling van juridische vraagstukken, zowel de privaatrechtelijke als de bestuursrechtelijke aspecten;
 Helpdeskfunctie voor beantwoording van vragen van externen over specifieke regelingen;
 Invulling van de registratie- en monitoringfunctie; waaronder ook de registratie en monitoring van
enkele subsidieprogramma’s van RLG die zich in de eindfase bevinden (met name NUBL en SGM);
 Financiën
Per 1 november 2002 is het cluster volledig bezet. Het is cluster is organisatorisch geplaatst binnen het
Projectbureau Middelen & Instrumenten (PMI) van de projectunit RLG.
v
Download