COMPLEMENTAIR AKKOORD HASPENGOUW (+BRUGELETTE)

advertisement
COMPLEMENTAIR AKKOORD
TS
M.B.T. DE MOBILITEIT VAN DE BIETENQUOTA
Dit akkoord vervolledigt en vervangt zonodig de bepalingen die voorzien zijn in de Nationale
Overeenkomst m.b.t. de mobiliteit van de bietenquota, hierna de “Nationale overeenkomst” genoemd.
I.
1.
II.
DEFINITIES
De termen en de afkortingen die hier worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als deze vermeld
in de Nationale overeenkomst.
HET VRIJMAKEN VAN BQ
2.
Ingeval de leveringen niet voldoen aan de gecontracteerde hoeveelheden, gebeurt de afname van
BQ conform de bepalingen gedefinieerd in bijlage 1 (dynamiek).
3.
Het toepassen van de Oppervlakterem (maximum 22 t BQ/ha Totale oppervlakte) voor een Planter
gebeurt door de totaliteit van zijn BQ te vergelijken met de Totale oppervlakte die hij bezit binnen
de productiezones voor bieten. Het deel van het BQ dat de oppervlakterem overschrijdt wordt
afgenomen.
4.
Ingeval van controle van de Eigen productie wordt er verondersteld dat het maximumrendement
gelijk is aan 100 t bieten aan 16°Z per hectare bieten.
Overeenkomstig de Nationale overeenkomst (art. 22-d) kan, wanneer, de in zijn contract
gekoppelde verplichting van Eigen productie herhaaldelijk niet wordt nageleefd, een afname van
BQ pas gebeuren na verwittiging. Hierin moet het risico van afname van BQ waaraan de
betrokken Planter zich blootstelt, worden vermeld.
5.
De afname van BQ gebeurt conform artikel 26 van de Nationale overeenkomst.
6.
Een Planter kan zijn BQ overlaten aan de “Reserve” van de fabriek conform artikel 27 van de
Nationale overeenkomst.
III.
HET TOEKENNEN VAN BQ
A. ALGEMENE TOEKENNINGSVOORWAARDEN
7.
Het toekennen van vrijgemaakt BQ aan een Landbouwer wordt onderworpen aan een
kwaliteitsvoorwaarde voor de bieten door hem geleverd in de loop van een periode van 3 jaar. Als
criterium geldt het suikergehalte van de bieten. De norm die werd vastgesteld om te genieten van
een toekenning, is een individueel suikergehalte dat minimum gelijk is aan het gemiddelde
suikergehalte van de bieten geleverd aan de fabriek tijdens de in aanmerking genomen periode,
min 1°Z.
-1-
Indien de bieten van een Planter worden overgebracht naar een andere fabriek dan deze waar hij
normaal aan levert, dan zal de voor de Planter voordeligste norm worden toegepast. Indien een
Planter levert aan twee verschillende fabrieken van éénzelfde onderneming, dan is de toegepaste
norm deze waargenomen in de fabriek waar het aangevraagde BQ werd vrijgemaakt; zo niet zal de
voor de Planter voordeligste norm worden toegepast.
8.
Ingeval BQ wordt toegekend aan een “Nieuwe Planter”1 of aan een Planter van wie de persoonlijke
leveringsgegevens over een periode van 3 jaar nog niet kunnen worden vastgesteld, dan blijft de
toekenning tijdelijk en beperkt tot een proefperiode, wat toelaat de kwaliteit over een periode van
3 jaar na te gaan.
De toekenning wordt verlengd indien na afloop van de proefperiode de kwaliteitsvoorwaarde
wordt gerespecteerd. Zij wordt niet verlengd indien de kwaliteitsvoorwaarde niet wordt
gerespecteerd.
9.
Gezien de kosten op logistiek vlak, wordt voor een Nieuwe Planter de toekenning van BQ
onderworpen aan de voorwaarde van een minimum BQ1. Dit wordt bepaald op 100 t bieten aan
16°Z suikergehalte. De Nieuwe Planter beschikt evenwel over een termijn van 3 jaar om het
vereiste minimum te bereiken. Van zodra hij bewijst dat hij dit minimum bereikt of zal bereiken
binnen de drie jaar, kan de PC hem het hangend BQ toekennen.
Bij de beoordeling van deze voorwaarde wordt rekening gehouden met het eventuele BQ in een
andere fabriek.
10.
Men maakt een onderscheid tussen de zone met bietenteelt en de zone zonder bietenteelt.
De zone met bietenteelt is de zone waar tot vandaag de bietenteelt zich min of meer heeft kunnen
vestigen. Zij wordt gedefinieerd in bijlage 3. Zij omvat de traditionele zone (zone I) en de
randzones (minder grote bietenconcentratie,…; zone II gedefinieerd in bijlage 4). De zone zonder
bietenteelt is de zone waar de bietenteelt zich voorheen niet heeft gevestigd, rekening houdend met
haar karakteristieken, en zich ook niet mag vestigen.
De gronden gelegen in de zone zonder bietenteelt komen niet in aanmerking voor de berekening
van het Kwalitatief van de Planter en ook niet voor de berekening van zijn Oppervlakterem.
Daar waar het gaat om Grondoverdrachten tussen Planters gevestigd in de bevoorradingszones
van de naburige suikerondernemingen, worden de door de Planters gewenste vereenvoudigingen
beoordeeld door de lokale Paritaire Commissie (cliënteeluitwisseling, ...).
11.
Rekening houdend met het bietenparticipatiesysteem in de suikeronderneming (TS), en onder
voorbehoud dat de voorwaarden vastgelegd in de nationale overeenkomst worden nageleefd (art.
33), wordt contractueel een prioritaire toekenning voorzien voor Landbouwers die bijdragen tot de
participatie-inspanning, wanneer BQ, vrijgekomen via overlating of verlies van BQ, of als gevolg
van de ontwikkeling van nieuwe afzetmogelijkheden, opnieuw worden toegekend.
B. TOEKENNINGSREGELS (VERDELING)
12.
BQ afgenomen als gevolg van leveringen die niet voldoen aan de gecontracteerde hoeveelheden,
worden verdeeld conform de bepalingen gedefinieerd in bijlage 1 (dynamiek).
13.
De toekenningsvoorwaarden en de verdeelregels voor de Landbouwers die over weinig of geen
BQ beschikken worden gedefinieerd in bijlage 2.
1 De opvolger van een Planter in het kader van een voortzetting van het bedrijf wordt niet aanzien als een Nieuwe Planter en is in deze
hoedanigheid niet betrokken bij de mobiliteitsregels voor BQ. Hij wordt nochtans onderworpen aan de kwaliteitsvoorwaarde voor elke
toekenning van bijkomend BQ.
-2-
14.
Ingeval er systematisch controle wordt uitgeoefend op het respecteren van sommige criteria voor
de toekenning van BQ (Oppervlakterem) of op het afsluiten van contracten (Eigen productie),
worden de uitvoeringsbepalingen, onder meer aangaande het gebruik van de vrijgemaakte
hoeveelheden, verduidelijkt in een interprofessioneel akkoord.
15.
De BQ, afgenomen als gevolg van Grondoverdrachten, worden prioritair verdeeld onder de
Landbouwers-overnemers van de gronden conform artikel 39 van de Nationale overeenkomst, met
een plafond van 20 t/ha1 akkerland die het voorwerp uitmaakt van de Grondoverdracht. Het
gedeelte BQ dat om deze reden niet kan overgaan naar de overnemers, gaat naar de Reserve van de
fabriek.
16.
Rekening houdend met het in het artikel 15 voorziene plafond van 20 t/ha is er voorlopig geen
afhouding zoals werd voorzien in artikel 36 van de Nationale overeenkomst.
IV.
AANVULLENDE MECHANISMEN
17.
De beslissingen van afname en toekenning van BQ door de Paritaire Commissie in geval van
Grondoverdrachten zijn, zoals hierboven gepreciseerd (art. 5 en 15), gebaseerd op de criteria
vastgelegd in de Nationale overeenkomst, behalve indien de uitbaters betrokken bij een
Grondoverdracht, onderling een andere verdeling van het BQ vragen. Bij de afname en de
toekenning van BQ wordt dan rekening gehouden met dit verzoek voor zover de voorwaarden
vastgelegd in de Nationale overeenkomst (art. 43) en in het huidige akkoord (art.15: plafond van
20t/ha1) gerespecteerd worden.
18.
In geval een planter vrijwillig BQ overlaat aan de Reserve, kan de Paritaire Commissie onder
bepaalde voorwaarden, die hieronder worden verduidelijkt, het aldus overgelaten BQ toekennen
aan de Landbouwer die hiertoe een aanvraag heeft ingediend samen met de planter-overlater van
het BQ.
Die mogelijkheid van gezamenlijke aanvraag wordt strikt beperkt tot de gevallen waar de overlater
de totaliteit van zijn BQ overlaat aan de Reserve en waar dat BQ lager is dan of gelijk is aan 150
ton bieten aan 16°Z.
19.
De toekenning op basis van een gezamenlijke aanvraag voor BQ dat vrijwillig aan de Reserve
werd overgelaten, moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
· de gezamenlijke aanvraag wordt ingediend vóór 15 januari;
· zij mag niet leiden tot een overschrijding van de Oppervlakterem voor de begunstigde van de
toekenning;
· de eventuele afhouding voorzien in artikel 36 van de Nationale Overeenkomst moet worden
toegepast;
· de toekenningsmogelijkheid van BQ aan een eventuele overnemer van gronden, bewerkt door
de planter die BQ overlaat aan de Reserve, moet kunnen gebeuren conform art. 40 en 49 van
de Nationale Overeenkomst (toe te passen kwalitatief: 1) normaal: het kwalitatief van de
vorige campagne; 2) in geval van opzeg voor persoonlijk gebruik: het kwalitatief op het
ogenblik van de aankondiging van de opzeg,).
Behoudens akkoord van de grondovernemer, wordt het BQ dat overeenstemt met dit kwalitatief
niet toegekend in het kader van de gezamenlijke aanvraag; het blijft tijdelijk in de Reserve om de
toepassing van de bepalingen uitgewerkt in geval van grondoverdracht mogelijk te maken;
· de toekenning van BQ aan een Landbouwer die over geen BQ beschikt, bedraagt minimum
100 t BQ;
· de gezamenlijke aanvraag mag niet leiden tot een verschuiving van BQ van zone I naar zone
II;
-3-
· de diverse algemene toekenningsvoorwaarden (supra, III. A) moeten worden nageleefd.
In geval de hierboven vermelde voorwaarden niet worden nageleefd, dan is de Paritaire
Commissie bevoegd om de hoeveelheid BQ terug te nemen die te veel, of niet conform de
bepalingen, werd toegekend.
20.
Om aan te zetten tot het vrijwillig overlaten van BQ aan de Reserve wordt een vergoedingssysteem
toegepast. De voorziene vergoeding bedraagt 3 €/t.
21.
De vergoeding zal rechtstreeks aan de overlater worden gestort door de begunstigde aangeduid
door de Paritaire Commissie, die de overlater hierover zal inlichten. Het betalingsbewijs van de
vergoeding door de begunstigde volstaat om de toekenning van BQ te valideren.
Indien de begunstigde dit bewijs niet overmaakt aan de Paritaire Commissie binnen de maand na
zijn aanduiding, kan een andere begunstigde in zijn plaats worden aangeduid.
22.
Indien het BQ na afloop van het eerste jaar wordt verminderd (Nationale overeenkomst - artikel
52), of niet meer wordt vernieuwd na afloop van de eventuele proefperiode van 3 jaar (art. 8), of
wanneer het BQ wordt afgenomen als gevolg van de toepassing van het hierboven vermelde artikel
3 of 4, dan heeft de planter voor de hoeveelheid die werd afgenomen, eveneens recht op de
vergoeding die van kracht is op het ogenblik van de afname.
23.
Ingeval van Grondoverdracht zonder gezamenlijke aanvraag voor een bepaalde verdeling van het
BQ tussen overlater en overnemer, zal automatisch worden verondersteld dat de overlater vraagt
om voor de hoeveelheid BQ die hem wordt ontnomen, het vergoedingssysteem toe te passen, zoals
dit het geval is bij een vrijwillige overdracht van BQ aan de Reserve van de fabriek.
Het vergoedingssysteem wordt niet toegepast indien als gevolg van een Grondoverdracht, de
partijen de Paritaire Commissie een gezamenlijke aanvraag overmaken voor een onderlinge
verdeling van het BQ of wanneer een gezamenlijke aanvraag werd ingediend in het kader van een
vrijwillige overlating van BQ aan de Reserve.
24.
In al de gevallen waar een vergoedingssysteem voorzien is, wordt dit maar toegepast voor zover de
Paritaire Commissie begunstigden vindt die bereid zijn de vergoeding te betalen. De partijen die
vertegenwoordigd zijn in de Paritaire Commissie (Fabrikant en Planters), of hun verenigingen, zijn
deze vergoeding in geen geval verschuldigd.
V.
PRAKTISCHE BEPALINGEN
25.
Het verzoek van de partijen betreffende de onderlinge verdeling van BQ als gevolg van een
Grondoverdracht, zal bij de Paritaire Commissie ten laatste moeten toekomen op de uiterste datum
vastgesteld voor de mededeling van de Grondoverdracht, dit wil zeggen op 15 januari van de
campagne in voorbereiding.
26.
De overeenkomsten tussen partijen die betrekking hebben op de Grondoverdrachten en die
bepalingen bevatten betreffende de BQ, kunnen door de Paritaire Commissie worden beschouwd
als een verzoek van de partijen binnen de vastgelegde grenzen (art. 17).
Het Kwalitatief dat in aanmerking komt, kan in dit geval het Kwalitatief zijn gekend op het
ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst (bv: 14 t/ha) en eventueel het Kwalitatief
overschrijden waarmee normaal zou worden rekening gehouden op het ogenblik van de
verwezenlijking van de Grondoverdracht (bv: 13 t/ha indien het Kwalitatief inmiddels kleiner is
geworden), zonder nochtans het plafond van 20 t/ha te overschrijden, voor zover de volgende drie
voorwaarden worden gerespecteerd:
• het in aanmerking komende kwalitatief moet in de overeenkomst worden gepreciseerd;
• het mag niet meer dan 3 jaar aan de verwezenlijking van de grondoverdracht voorafgaan;
• en het moet aan de Paritaire Commissie worden meegedeeld vóór 15 januari van het jaar
-4-
volgend op de ondertekening.
27.
De Planter die zijn BQ wenst over te laten aan de Reserve moet de Directeur van de fabriek
hiervan verwittigen via een aangetekend schrijven vóór 15 januari van het teeltjaar waarvoor hij
zijn BQ wenst over te laten. De Directeur maakt de brief over aan de Paritaire Commissie. De
Paritaire Commissie is bevoegd om een vrijwillige overlating te onderzoeken en eventueel te
weigeren indien daarvoor een geldige reden bestaat.
Op lokaal vlak kunnen voorwaarden worden vastgesteld om de pulpbevoorrading te verzekeren
voor de Planters die beslist hebben hun BQ over te laten aan de Reserve van de fabriek.
28.
De Grondoverdrachten die in aanmerking komen voor de mobiliteit van BQ moeten handelen over
een oppervlakte van minstens 0,5 ha akkerland, behalve bij een volledige stopzetting van een
bedrijf.
29.
In geval van een overeenkomst van grondoverdracht bij minnelijke schikking vóór 01.01.1986,
bedraagt de afname van BQ per ha voorzien in artikel 26 van de Nationale overeenkomst, 50% van
het in 1986 toegekende kwalitatief, zonder nochtans 100% van het kwalitatief gekend voor het
teeltjaar dat de verwezenlijking van de overdracht voorafgaat, te overschrijden.
30.
Ieder bezwaar of iedere aanvraag tot rechtzetting van een BQ, als gevolg van een onjuiste
aanvraag, of van een foutieve mededeling van de gegevens door de twee partijen betrokken bij een
Grondoverdracht of bij een vrijwillige overlating aan de Reserve (Nationale overeenkomst, art. 43
en 44), moet ingediend worden binnen de 5 jaar volgend op de toekenning van het BQ. Na deze
termijn zal de Paritaire Commissie het BQ niet meer kunnen rechtzetten behalve voor een lopende
procedure.
Met klachten wordt rekening gehouden en rechtzettingen worden uitgevoerd op voorwaarde dat
het geschil handelt over minstens een hoeveelheid van 5 t BQ of over een gelijkwaardige
oppervlakte akkerland van 0,5 ha.
31.
Zonder afbreuk te doen aan artikel 30, is de Paritaire Commissie nochtans bevoegd om tussen te
komen ingeval van onderpacht van een perceel, indien deze onderpacht een transfer van BQ
teweegbracht, en achteraf blijkt dat deze onderpacht niet overeenkomstig de pachtwet gebeurde. In
dat geval, kan de Paritaire Commissie, indien dit perceel later wordt overgenomen (door de
eigenaar of door een nieuwe landbouwer) deze overname beschouwen als een Grondoverdracht
met de onderpachter als overlater (met toepassing van de normale regels voor afname en
toekenning van BQ in geval van Grondoverdracht), zodanig dat de rechten van de nieuwe uitbater
gewaarborgd blijven, of deze overname plaatsvindt binnen een periode van minder dan 5 jaar of
van meer dan 5 jaar na de aanvankelijke onderpacht.
VI.
32.
UITVOERING
Deze interprofessionele overeenkomst is van toepassing in het kader van de Nationale
overeenkomst omtrent de mobiliteit van BQ. Zij is van toepassing tijdens de bietencampagne
2007/2008 en op de Grondoverdrachten gerealiseerd sedert de vorige bietencampagne. Behoudens
een nieuwe overeenkomst of opzegging door een van de partijen vóór 1 juli van de campagne die
voorafgaat, blijft zij van toepassing voor de volgende campagnes. Deze overeenkomst heeft geen
terugwerkende kracht.
Gecoördineerde tekst, 3 januari 2007
-5-
Bijlage 1
Dynamiek van de bietenquota
A. De afname van BQ, als gevolg van een "tekortlevering" ten opzichte van de eerder gecontracteerde
hoeveelheden, gebeurt:
1.
2.
- na elke campagne;
- bij de Planters, waarvan de leveringen over de drie voorafgaande jaren, gemiddeld minder dan 50%
bedragen van hun gemiddeld BO over drie jaar.
- iedere winter, wanneer de gemiddelde productie van de 3 laatste campagnes van de TS (productie
berekend na neutralisering van het verschuivingseffect van bieten afkomstig van, of gaande naar,
andere ondernemingen), lager is dan het gemiddelde van haar suikerquotum;
- bij al de Planters, waarvan de gemiddelde leveringen tijdens de 3 voorafgaande jaren minder dan
100% bedraagt van hun gemiddelde BQ over die drie jaar.
B. De afname wordt als volgt berekend:
1.
Voor elke Planter van de suikerfabriek berekent men voor de 3 laatste jaren, jaar per jaar, het
leveringspercentage aan 16°Z en de graad van compensatie, ten opzichte van het BQ na
overeenstemmende declassering.
2.
De overdracht van het jaar t-1 naar t wordt beschouwd als zijnde geleverd tijdens het jaar t; hij wordt
toegevoegd aan de leveringen van dat jaar. Hij wordt daarentegen afgetrokken van de leveringen van
het jaar t-1.
3.
Indien de Planter te weinig levert (een gemiddeld leveringspercentage van de 3 laatste jaren dat minder
dan 50% of 100% bedraagt, naargelang het geval) wordt het BQ, vanaf de volgende campagne
verminderd met 50% van het tekort. Dit tekort is gelijk aan het BQ na declassering van het jaar t
vermenigvuldigd met (100% - het gemiddelde van de jaarlijkse leveringspercentages).
4.
Voor de Planters die niet meer hebben geleverd sedert 3 jaar (met inbegrip van de onregelmatige
Planters), wordt het BQ geannuleerd, behoudens uitzonderlijke gevallen die door de Paritaire
Commissie worden beoordeeld.
5.
Slechts de door de belastingadministratie erkende teelttegenslagen met een tekort van meer dan 20%
voor de betrokken percelen, zullen in rekening gebracht worden.
6.
Beroep kan worden aangetekend binnen de termijnen en bij de instanties die daarvoor voorzien zijn in
de Overeenkomst van individuele contingentering (lokale Paritaire Commissie, Beroepscomité,
Arbitragecomité).
C. De herverdeling gebeurt als volgt:
1.
De aldus beschikbare BQ worden verdeeld onder de Planters van de suikerfabriek, naar rato van de
gemiddelde compensatie over 3 jaar. Deze is gelijk aan het gemiddelde van de jaarlijkse graad van
compensatie, vermenigvuldigd met het BQ na declassering van het jaar t. Het Gemengde
Fabriekscomité zal, in akkoord met het Coördinatiecomité, een deel van deze beschikbare
hoeveelheden kunnen toekennen om speciale gevallen die zich zouden kunnen stellen op lokaal vlak op
te lossen (Jonge planters, Nieuwe planters, Planters die beschikken over een quotum beneden een
bepaalde norm, ...).
2.
Om van de herverdeling te genieten, moeten de Planters aan de algemene toekenningsvoorwaarden
voldoen.
3.
Het is het Gemengde Fabriekscomité dat beslist over de herverdeling van de beschikbare BQ, daarbij
rekening houdend met de omvang van de beschikbare hoeveelheden. Het Comité kan, indien deze te
gering zijn, de herverdeling uitstellen tot een volgende campagne.
D. Eventuele quotareductie:
1.
Indien de Europese Unie de suikerquota meerdere jaren na mekaar zou verminderen, dan zou het
begrip “BQ na declassering” moeten begrepen worden als “BQ na reductie en declassering".
-6-
Bijlage 2
De toekenningsvoorwaarden en de verdeelregels van de BQ beschikbaar
voor Landbouwers die over weinig of geen BQ beschikken.
A.
GEOGRAFISCHE ZONE
Om te vermijden dat de productie zich zou verplaatsen ten koste van de traditionele regio's en dat de
gemiddelde bevoorradingsafstand van de fabrieken (tegenover hun huidige vestiging) zou toenemen,
gebeurt de toekenning van BQ aan Landbouwers die over weinig of geen BQ beschikken binnen de zone
met bietenteelt (bijlage 3), met uitzondering van de deelgemeenten die vermeld staan op de lijst die de
Gemengde Fabriekscomités op lokaal vlak hebben samengesteld (bijlage 4). Indien blijkt dat de
gemiddelde bevoorradingsafstand die ermee overeenstemt nog groter is dan de gemiddelde
bevoorradingsafstand van gans de fabriek, en voor zover dit niet het gevolg is van de sluiting van
fabrieken, dan zal om de vastgestelde voorwaarde te bereiken, de geografische zone, op vraag van de
fabrikant, nog kunnen worden beperkt, eventueel in meerdere keren. Deze beperking zal niet mogen leiden
tot het uitsluiten van de traditionele deelgemeenten met bietenteelt, waarvan de relatieve verwijdering van
de fabrieken alleen maar te wijten is aan de beslissingen tot sluiting.
B.
1.
2.
3.
4.
5.
C.
1.
2.
TOEKENNINGSVOORWAARDEN
Beantwoorden aan de voorwaarden voorzien door de EU om de vestiging van jonge landbouwers die
jonger zijn dan 40 jaar, aan te moedigen (Verordening EEG 1257/1999) en effectief genieten van de
steun voorzien in dit kader.*
Minstens 12,5 ha akkergrond uitbaten gesitueerd in de zone waarmee rekening wordt gehouden in punt
A.
Voor deze gronden een kwalitatief hebben dat minder dan 8 t/ha akkerland bedraagt.
Zij die over een BQ beschikken, moeten de overeenstemmende oppervlakte in hun eigen uitbating
uitgezaaid hebben.
Gedurende de laatste vijf jaar de toekenning van de BQ niet afgewezen hebben, en behoudens de
minimumafname als gevolg van een Grondoverdracht door opzeg, geen BQ overgedragen hebben.
PRAKTISCHE MODALITEITEN
De aanvraag tot toekenning moet ieder jaar worden ingediend door een aangetekend schrijven aan de
Directeur van de suikerfabriek, vóór 15 januari van het teeltjaar in voorbereiding. Hij maakt de
aanvraag over aan de Paritaire Commissie.
De aanvraag moet vergezeld zijn van elk nuttig document waardoor kan worden vastgesteld dat de
hierboven opgenoemde voorwaarden vervuld zijn.
De Paritaire Commissie kan elke bijkomende informatie vragen die zij nuttig acht.
* De planter moet jonger dan 40 jaar zijn op 1 januari van het jaar waarvoor er een toekenning van BQ gevraagd en
gerealiseerd zou kunnen worden.
-7-
D.
VERDEELREGELS
De toekenning aan de in aanmerking komende kandidaten gebeurt in de volgende volgorde:
1.
De beschikbare BQ worden tot het vereiste minimum van 100 t (art. 8) prioritair toegekend aan de
kandidaten Nieuwe planters, waarvan de mogelijkheid van toekenning groter dan 30 t is maar het
vereiste minimum niet bereikt.
In de mate dat, ten opzichte van de behoeften, men over onvoldoende BQ beschikt, gebeurt de
toekenning aan de oudste persoon; na de natuurlijke personen, gebeurt de toekenning aan de in
aanmerking komende maatschappijen, te beginnen bij de oudste (datum waarop het BTW-nummer
werd aangevraagd wordt gelijkgesteld met de oprichtingsdatum van de maatschappij).
2.
Indien er na 1, nog BQ overblijven, dan worden zij toegekend aan de Planters die in aanmerking
komen en die beschikken over een BQ lager dan 100 ton, zodanig dat zij het niveau van 100 ton
bereiken.
In de mate dat de beschikbare BQ niet voldoen aan de behoeften, gebeurt de toekenning aan de oudste
kandidaat; na de natuurlijke personen gebeurt de toekenning aan de in aanmerking komende
maatschappijen te beginnen bij de oudste (datum waarop het BTW-nummer werd aangevraagd wordt
gelijkgesteld met de oprichtingsdatum van de maatschappij).
3.
Indien er na 2 nog BQ overblijven, dan worden zij toegekend aan Jonge landbouwers die over geen BQ
beschikken. In dit geval krijgen zij tot het niveau van 100 t, volgens een prioriteit van oudste naar
jongste.
4.
Blijven er na 3 nog BQ beschikbaar, dat worden zij toegekend aan de in aanmerking komende
Landbouwers naar evenredigheid van het aantal hectaren akkerland gesitueerd in de zone waarmee
rekening wordt gehouden in A., met een plafond van 8 t/ha akkerland.
5.
Indien er na 4 in een fabriek nog BQ beschikbaar zijn, dan worden zij toegekend aan de andere
fabrieken van de suikeronderneming, om in elk van hen deze toe te kennen op basis van de hierboven
vermelde regels.
Indien in 1, 2 en 3 hierboven, na de prioritaire toekenningen, er een saldo overblijft dat niet meer volstaat om
de volgende aanvrager te helpen tot een BQ van 100 t, dan zal het saldo hem toch worden toegekend en deze
aanvrager zal volgend jaar prioritair in aanmerking komen voor het bekomen van de ontbrekend BQ.
De toekenningsregels kunnen vervolledigd worden door een interprofessioneel akkoord dat op lokaal vlak
wordt afgesloten, mits goedkeuring op regionaal vlak
-8-
Bijlage 3
Zie hiervoor IA aangaande de suikerherstructurering van 08/01/2008
-9-
Download