Wie overwint T. Austin Sparks Uit 'A Witness and a Testimony', 1940 INLEIDING “En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf” (Openb. 12:5). “En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen; en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf” (Openb. 2:26,27). “En haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon” (Openb. 12:5). “Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” (Openb. 3:21). “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood” (Openb. 12:11). Het staat voor mij vast welke boodschap de Heer nu in onze tijd wil schenken. Dat is de boodschap over de “overwinnaar”. Ik ben er van overtuigd dat maar heel weinigen het niet met me eens zullen zijn dat dit een zeer belangrijk onderwerp is voor de tijd waarin wij leven. Hoe kunnen we overwinnen in een tijd als de onze? We willen beginnen met enkele concrete dingen te noemen over de aard van de overwinnaar, wat een overwinnaar is. De overwinnaar — zijn positie, roeping en tegenstander Het Woord laat ons heel duidelijk zien dat de overwinnaar van grote betekenis is voor de Here. De zevenvoudige herhaling van dat woord in hoofdstuk 2 en 3 van Openbaring maakt dat volkomen duidelijk. De overwinnaar komt alleen naar voren in een tijd van geestelijke verwording en verval. Het is belangrijk dat we dat inzien. Wanneer de dingen niet gaan zoals de Heer het verlangt, hoewel Hij in alles rijkelijk heeft voorzien, opdat het zo zou zijn als Hij het wil, maar als het desondanks heel anders is, dan vinden we in zo’n situatie de overwinnaar. Dat is altijd zo, ook al wordt het woord “overwinnaar” niet gebruikt. Het gaat om de inhoud van dat woord. Die vind je door de hele bijbel heen, van Genesis tot Openbaring. Altijd in een tijd dat de dingen afgeweken zijn van de goddelijke norm. Onthoud dat! Daarom staat de overwinnaar nooit tegenover het kwaad in deze wereld of tegenover de zonde in het algemeen, maar tegenover het falen van het volk van God in het bijzonder. Wanneer de dingen van God op een laag peil zijn en het volk van God zijn door de Here gegeven positie verloren heeft, dan wordt over de overwinnaar gesproken. De volgende opmerking die ik wil maken is dat de overwinnaar degene is of degenen zijn, die staan voor Gods volle plan en gedachte in een tijd waarin die uit het oog verloren zijn. Het is goed te weten wat precies een overwinnaar is. Er bestaan opvattingen over overwinnaar-zijn, die ik onmiddellijk van de hand wil wijzen. Een van die opvattingen is dat overwinnaars een soort superchristenen zijn, een door God van tevoren in Zijn raad 1 uitverkoren geestelijke élite, die een speciale plaats mogen innemen. Laten we die gedachte onmiddellijk afwijzen, want dat is niet waar. Dat zou volledig in strijd zijn met Gods gedachten. Gods verlangen is dat heel Zijn volk die positie van overwinnaar zal innemen. Dat het er maar weinigen zijn komt doordat de anderen gefaald hebben. Overwinnaars zijn niet een speciaal uitverkoren groep. Een andere opvatting die we meteen van de hand willen wijzen is dat overwinnaars een andere plaats innemen dan alle andere gelovigen wat betreft de genade. Heel wat verkeerde ideeën doen in dit verband de ronde, die dit onderwerp helaas in discrediet gebracht hebben. Een van die ideeën is die van beloning. Dit is door sommigen overdreven, waardoor de genade met betrekking tot de overwinnaars op de achtergrond is geraakt. Geloof me geliefden, van alle mensen in de wereld kent de overwinnaar meer dan wie ook de noodzaak van de absolute genade van God en hij zal het luidst het lied der genade zingen. Zo dikwijls wordt er als volgt geredeneerd: “Als u spreekt over overwinnaars, die een bepaalde positie innemen en op speciale wijze beloond worden, maakt u verschil tussen hen en alle anderen op het punt van genade, alsof zij bijzonder behandeld worden en dat niet op grond van genade.” Dat is niet waar. Ik wil het nog eens herhalen. Eén ding ligt hen, die overwinnaars worden, zeer na aan het hart. Dat is de zeer diepe, onwrikbare overtuiging dat ze er zonder de genade en barmhartigheid van God nooit door zullen komen, en daarvan zijn ze zich meer bewust dan enig ander. Nadat we deze verkeerde opvattingen hebben afgewezen, willen we de ware betekenis van de overwinnaar bezien. Overwinnaars zijn zij die visie hebben aangaande Gods volle voornemen en gedachte voor Zijn volk. Zij hebben visie in een tijd dat de visie nagenoeg geheel verloren is. Zij zien als anderen niet zien. De ogen van hun hart zijn verlicht. Dat waar Gods hart naar uitgaat, is voor hen heel concreet en gaat ook hen ter harte. Een van de kenmerken van een tijd waarin de overwinnaars zichtbaar worden, hetzij in het Oude Testament, hetzij in het Nieuwe, is dat er geen “openbaar gezicht” (S.V.) of “open visie” (Eng.Vert.) is (1 Sam. 3:1), zoals de tijd van Samuëls kinderjaren getypeerd wordt. Daarom wordt er ook in Openbaring 2 en 3 in verband met de “overwinnaar” steeds herhaald: “Wie een oor heeft, die hore.” Wie een oor heeft! Of het nu zien is of horen, er wordt hetzelfde bedoeld. Het is onderscheidingsvermogen, het vermogen te onderkennen en te verstaan. Ik denk dat er in de herhaling van deze woorden een aanwijzing ligt dat er in de gemeenten, onder Gods volk, velen zijn van wie het vermogen om te horen wat de Geest zegt, afgestompt is of dood. De Heer wendt zich tot degenen die niet kunnen horen temidden van Zijn Gemeente. Overwinnaars zijn mensen die een geestelijk vermogen bezitten om te zien, te horen, te bevatten waar het de Heer werkelijk om gaat en wat Zijn volle plan is ten tijde dat in het algemeen dat vermogen onder Gods volk ontbreekt. Dan willen we als laatste inleidende opmerking zeggen, dat alles wat we nu gezegd hebben betekent dat de overwinnaar klaar staat om al het werk van de Boze met betrekking tot de Gemeente te weerstaan en teniet te doen. Wat hem betreft betekent het dat al het werk van de vijand verijdeld wordt, dat de overwinnaar zegt: “De Gemeente is niet overwonnen!” Er is iets in de Gemeente dat Satan een wereldoverwinning ontzegt, en ik geloof dat dat in Openbaring 12 bedoeld wordt als Satans karakter beknopt samengevat wordt. Eerst wordt hij voorgesteld als de grote, rossige draak. Die aanduiding omvat de volgende termen: “de oude slang, die genaamd wordt duivel en de 2 satan, die de gehele wereld verleidt” en verderop: “de aanklager van onze broeders”. Kunt u nog meer titels van hem noemen? Hier wordt hij samengevat. Dat alles is wat de draak is. Deze woorden geven uiteraard verschillende aspecten van hem weer, maar daar gaat het hier niet om. Satan, in zijn karakter van slang, de oude slang, is de verleider. We denken hierbij aan de woorden van de apostel Paulus: “…zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde.” De verleider, de bedrieger, dat is de slang. Als je over de slang spreekt, bedoel je altijd iets dat op heimelijke wijze werkt om voordeel te slaan uit leugen, uit een verkeerde voorstelling van zaken of misleiding door een valse weergave. De duivel — de aanklager. Satan — de tegenstander of hater. Als je dat alles samenvat in de grote rossige draak, heb je een toonbeeld van woestheid, wreedheid, kracht en vernieling. Dat wordt naar voren gebracht in Openbaring 12 en de overwinnaar gaat daar tegenin, tegen Satan in al zijn kracht, tegen alles wat hij is en doet in welke vorm ook en tegen alles waar hij voor staat. De overwinnaar staat tegenover dit alles en hij weet waarom het gaat. Al deze helse activiteit is in de eerste plaats en voornamelijk gericht op de Gemeente. De overwinnaar staat voor de Gemeente, om de Gemeente te redden, om haar getuigenis intact te houden. Het is een kolossale geestelijke realiteit waar we tegenover staan. Dit is niet slechts een weergave van iets historisch. Ik weet dat er heel wat gezegd is over deze grote rossige draak met zijn zeven koppen en tien horens, en men heeft er allerlei koninkrijken in de geschiedenis in menen te herkennen. Als u het zo wilt opvatten, mag u dat doen, maar de Gemeente staat tegenover een ontzagwekkende geestelijke realiteit, een verschrikkelijke geestelijke macht. Alles wat we in de eerste hoofdstukken van Openbaring lezen, als we dat werkelijk begrijpen, bevestigt dat nadrukkelijk en toont waar het de satan in zijn aanval op de Gemeente om te doen is. We zullen straks nog iets meer zien van zijn bedoelingen. We hebben nu iets gezien van wat de overwinnaar is, de positie van de overwinnaar, de roeping van de overwinnaar, en wat de overwinnaar onder ogen moet zien. Daar willen we in de volgende hoofdstukken nog verder op ingaan. We willen dat doen door drie aspecten van de overwinnaar nader te beschouwen. Deze drie aspecten zijn de staat, de positie en het getuigenis van de overwinnaar. De positie is het gevolg van de staat. Het getuigenis komt voort uit die positie waartoe de staat leidt. Dat klinkt misschien nogal technisch. Ik weet het. Als u de tijd zou nemen om hier even over na te denken, zou u gaan zien dat er heel veel in deze woorden besloten ligt. Het is tegen deze drie dingen dat de satan zo hevig en met grote sluwheid en kracht tekeergaat. HOOFDSTUK EEN DE STAAT VAN DE OVERWINNAAR a) Gerechtigheid uit het geloof De vijand is in de eerste plaats gekant tegen de staat van de overwinnaars, dat is de staat van de Gemeente, zoals de Heer die wil hebben. Wat bedoelen we met de staat? Dat is de gerechtigheid die uit het geloof is. Geliefden, vindt gerechtigheid die de gerechtigheid van God zelf is, en u hebt Satan volledig en volkomen op ieder punt verslagen. U bent daardoor alles kwijt wat Satan grond geeft, wat hem hoop geeft. U hebt nu niets meer te maken met het oordeel Gods. 3 Onthoud dat Satan omvergeworpen is op het moment dat u een staat van gerechtigheid binnengaat, die Gods eigen gerechtigheid is. Om zijn positie te kunnen handhaven en zijn werk te kunnen doen, moet de satan een basis van ongerechtigheid vinden, een toestand van ongerechtigheid teweegbrengen en mensen in een toestand van ongerechtigheid zien te krijgen. U kunt het hele Woord van God nagaan en zien hoeveel dit ene gegeven verklaart. Satans kracht ligt altijd daar waar ongerechtigheid is. Satans koninkrijk is niet iets officieels, het is moreel. Juister gezegd, het is immoreel, maar u begrijpt wat ik bedoel. Het is een kwestie van een morele staat. We moeten ons idee over het woord “koninkrijk” misschien herzien; het koninkrijk van Satan of het koninkrijk van God moeten we niet zien als iets officieels, als een rijk waarin bepaalde ambtenaren zijn aangesteld om te regeren. De heidenen hoeden met een ijzeren staf in dat koninkrijk, betekent niet slechts dat God een staat vestigt op aarde of in de hemel en daarin mensen aanstelt om gezagsposities te bekleden. Dat is niet het geval. Dat is officieel. Dit alles is een morele aangelegenheid. Satans koninkrijk stort onmiddellijk in waar u een staat van gerechtigheid Gods vindt. Hij heeft geen macht meer als u in die positie komt. Ik heb gezegd dat Gods oordeel aan u voorbijgaat, als u binnengaat in de staat van goddelijke gerechtigheid. U kent dat verhaal van Abrahams voorbede voor de steden der vlakte. God kondigde via Zijn boodschapper aan dat Hij de stad ging verwoesten, en Abraham maakte er een discussiepunt van: “En de rechtvaardigen dan? Gaat U de rechtvaardigen samen met de goddelozen vernietigen?” God zei: “Nee, dat kan Ik nooit doen. Dat zou betekenen dat Ik Mijzelf vernietigde. Dan is het aan jou, Abraham, om de rechtvaardigen te vinden en als je ze vindt, dan kan Ik niet verwoesten; dat zou betekenen dat Ik de hand aan Mijzelf sla.” Dan probeert Abraham van hoog tot laag een aantal te vinden waarvan hij denkt dat het zijn beroep op God zou rechtvaardigen en een voldoende basis zou vormen om aan Gods eis te voldoen. Hij moest het aantal steeds kleiner maken. Vijf rechtvaardigen! Nee, hij kon er geen vijf vinden. Daarom is God gerechtvaardigd in Zijn oordeel. Als Abraham ook maar een greintje gerechtigheid van God gevonden had onder de Sodomieten, dan had God het oordeel niet kunnen voltrekken. Gerechtigheid is iets geweldigs, tenminste de gerechtigheid die van God komt, niet die van ons. “Al onze gerechtigheden zijn als een bezoedeld kleed.” Er is geen gerechtigheid in ons. Nee, we spreken nu over de gerechtigheid van God. De hele bijbel door, vanaf de tijd van Abel, zien we dat het gaat om de gerechtigheid die op grond van het geloof is. We denken aan die geweldige brief van Paulus, die zo beknopt maar volledig naar voren brengt, dat het alleen gaat om de gerechtigheid die uit het geloof in Jezus Christus voortkomt. Wat een kracht ligt daarin! Gods gedachte voor Zijn eigen volk is dat ze voor Hem zullen staan, bekleed met Zijn eigen gerechtigheid. Wat een geweldige staat! Stel je voor, de gerechtigheid van God zelf die ons omhult, zodat God, als Hij naar ons kijkt, niets anders ziet dan Zijn eigen gerechtigheid, en niets van wat we van nature zijn. Laten we vooral niet denken dat dit te elementair is, geliefden. Dit is iets waar uiteindelijk alles om draait; dit is een van de belangrijke punten voor de overwinnaar in de eindtijd. Dit is het punt dat Satan tot het laatst toe aanvecht. Als hij u of mij zover kan krijgen dat we deze grond van het geloof verlaten, en veroordeling aanvaarden onder zijn beschuldigingen, dan heeft hij gewonnen. Als hij een kind van God ontmoet dat, ondanks alle beschuldigingen en alle werkingen van het vlees en alles wat Satan, de grote rossige draak, in woede en wreedheid en haat en beschuldiging 4 en macht tegen hem kan uitrichten, niettemin op zijn grond in geloof blijft staan en zegt: “Ja, dat kan allemaal best waar zijn, maar in Gods ogen, door het geloof in Christus Jezus, ben ik een deelgenoot van Zijn eigen gerechtigheid”, dan is Satan verslagen. Dat is de overwinnaar. Het is een zaak van een staat door geloof. Waarom is Satan zo tegen ons? Om ons te vernietigen? Nee, niet op de wijze zoals wij dat soms denken. Hij mikt op het doel en dat is het geloof dat zich richt op de gerechtigheid van God in Jezus Christus. Dat is zijn bedoeling en daarom wordt gerechtigheid wel het pantser genoemd. U weet wel dat er in Jesaja 59:17 staat: “Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser.” En in Efeze 6:14 lezen we de uitdrukking: “het pantser der gerechtigheid” (S.V. het borstwapen). Ziet u, de “edele delen” van ons geestelijk wezen staan op het spel — het borstwapen der gerechtigheid. Het is de bedekking van het hart. Maar wat bedoelen we met de bedekking van het hart? We willen enkele schriftgedeelten daarover opslaan en zien wat daarmee bedoeld wordt. In de brief aan de Hebreeën wordt het met andere woorden heel duidelijk verklaard: “Welke was een afbeelding voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen geofferd werden, die dengene, die den dienst pleegde, niet konden heiligen naar het geweten… Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen?” (Hebr. 9:9,14 S.V.). Het is een zaak van het geweten, in je hart. Je hebt een slecht geweten, je voelt je in je hart niet op je gemak. Wat doe je daar aan? Wat een geweldige woorden zijn dit toch! Laten we het nog eens lezen. “… die… niet konden heiligen naar het geweten” (Eng.Vert.: “die, wat het geweten betreft, de aanbidder niet volmaakt kunnen maken”). Houd die woorden vast: “…wat het geweten betreft … niet volmaakt.” Dat is de vraag waar het om gaat. Daar is God op uit: een volmaakt geweten. Nu staat er dat deze gaven en offers, die slechts symbolen waren, dat nooit tot stand konden brengen, maar dat “het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft”, het geweten reinigt. Zo wordt het geweten volmaakt. Hoe brengt het bloed van Christus dit tot stand? Er is gerechtigheid in het bloed. Dat bloed is de onvergankelijke natuur van het leven van Christus. Onvergankelijk! Je kunt het woord ook vertalen met onbederfelijk. Wat een woord! Een natuur die niet kan worden aangetast door het verderf, het ligt buiten het bereik van het vergankelijke. “Wie van u overtuigt mij van zonde?” Is er ooit een mens geweest die de wereld zo kon uitdagen? “Want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien” (S.V. “Gij zult niet toelaten dat uw heilige de verderving zie” Ps. 16:10). Onmogelijk! Dat wordt in Handelingen geciteerd, nadat er gezegd is: “God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de dood, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden” (Hand. 2:24). En dan volgt in vers 27: “Omdat Gij mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten, noch uw heilige ontbinding doen zien.” De dood heeft geen macht over Hem omdat er geen bederf was. Onbederfelijkheid is de vernietiging van de macht van de dood. Het bloed van Jezus Christus is de waarde van Gods eigen gerechtigheid en Satan is tegen het bloed omdat het de gerechtigheid is. Het persoonlijk toeëigenen van dat kostbare bloed, van die goddelijke gerechtigheid, door het geloof, is het wat alle macht van de satan gaat vernietigen. “En zij hebben hem overwonnen door het bloed 5 van het Lam.” Het bloed is allesomvattend, maar in verband met het doel dat ons nu voor ogen staat zouden we ook kunnen zeggen: “Zij hebben hem overwonnen door de gerechtigheid die uit het geloof is.” Dat is het woord van hun getuigenis, een pantser dat het geweten beschermt en verdedigt. Hoe kunnen wij ons geweten verdedigen tegen de aanklager, wiens ene oogmerk is ons op de een of andere wijze opnieuw in ons geweten onder veroordeling te brengen? Hij wil ons er toe brengen dat we in ons hart weer die veroordeling aanvaarden. Wat moeten we daartegen doen? Hoe kunnen we ons daartegen verdedigen? Door het pantser der gerechtigheid, Zijn gerechtigheid, Zijn onverderfelijke leven dat in Gods ogen het onze is door geloof. Ik ben ten zeerste overtuigd van de noodzaak van zo’n woord. U denkt misschien dat dit het abc van het evangelie is. Dat is het ook, maar het is meer dan dat. We zullen ontdekken als we verdergaan, dat Satan proberen zal ons af te matten, en wel door ons te overtuigen van onze eigen onwaardigheid, onze eigen slechtheid en zondigheid, van onze afschuwelijkheid, van alles wat we zijn en niet zouden willen en moeten zijn, en van alles wat we niet zijn en zo graag zouden willen zijn. Hij zal nooit ophouden ons op die grond te benaderen. Als u er over nadenkt hoe u tegen de satan kunt vechten, hoe u de tegenstander tegemoet kunt treden en hem overwinnen, weet dan dat het alleen op deze wijze kan. Dit is geen objectieve strijd. U kunt de vijand niet op een objectieve manier tegemoet treden. U ervaart de strijd in uw eigen hart. Zij die grote woorden spreken over de overwinning van Golgotha en zo, zijn misschien de hele tijd alleen maar een speelbal in de hand van de satan, omdat hun overwinning niet gebaseerd is op gerechtigheid. Zo kunnen ze totaal verslagen worden. Hier hebben we het getuigenis van het bloed nodig. U en ik achten het bloed van Jezus kostbaar. Die kostbaarheid ligt hierin dat het een einde maakt aan de macht en het gezag van Satan. Door het bloed komen we tot de troon. Stel u dat niet te letterlijk voor; het is vooral een geestelijke werkelijkheid, een geestelijk en zedelijk regeren. Maar als we nu in deze tijd niet tot die ervaring komen, dan is er niet veel hoop dat dat aan het einde der eeuwen zo zal zijn. We moeten hier nu reeds iets van kennen. Het is een wezenlijk punt om met Hem te heersen. “Zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, zullen leven en als koningen heersen…” (Rom. 5:17). Dat betekent dat we nu in geestelijke en zedelijke zin een troon tegen de vijand stellen. Moge de Here dit woord in ons hart beschermen! Broeders, als ons hart ons niet veroordeelt zijn we in een sterke positie en de vijand in een zwakke! Hoe is dat mogelijk? “Het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, reinige uw geweten…” “Als ons hart ons niet veroordeelt…” Romeinen 8 volgt op Romeinen 6. Het kruis in Romeinen 6 doet alle grond van ongerechtigheid weg en, “Zo is er dan nu geen veroordeling meer.” b) Een leven beheerst door het principe van gerechtigheid Als ons hart, het wezen van onze geestelijke mens, bekleed is met Gods gerechtigheid, moet daar tevens een leven zijn dat beheerst wordt door het principe van gerechtigheid. Zo wordt dat woord uit de Psalmen toegepast op de Here Jezus in Hebreeën 1: “Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten.” Weet u wat er meteen aan voorafgaat? “Van de Zoon zegt Hij: Uw troon, o 6 God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap.” “Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat.” Dat is een staat van het hart. Een pantser van gerechtigheid! Dit koper moet een sterke haat zijn tegen ongerechtigheid en een sterke liefde voor gerechtigheid, die het leven kenmerken. Met dit punt van praktische gerechtigheid moeten we echt bezig zijn. Onze staat is heerlijk, de staat die wij door geloof ontvangen hebben, maar Hij die de Rechtvaardige was, werd Zijn hele leven door geleid door rechtvaardige belangen en van Hem staat er: “Gerechtigheid hebt Gij liefgehad.” Ik wil nu niet meer zeggen dan dat dit het is wat iemand tot een overwinnaar maakt. De allereerste toepassing van dat woord was voor Efeze. Wat was er aan de hand met de Efeziërs? “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt. Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” U ziet het principe: gevallen! Die liefde, die eerste liefde, die liefde tot gerechtigheid, gepaard met een haat tegen ongerechtigheid, is op de een of andere wijze aangetast, gekwetst, en het heeft hen van hun geestelijke hoogte doen vallen, uit de hemelse gewesten die in de Efezebrief genoemd worden. Het is Satan begonnen om deze staat. Als hij ons daar kan raken, heeft hij ons van de troon verjaagd door zijn misleiding. Hij heeft ons uit de hemelse gewesten verdreven en daar is het hem om te doen. Immers, deze staat, dit overwinnaar-zijn door het bloed, betekent uiteindelijk dat er geen plaats meer voor hem is in de hemel (Openb. 12:8). De draak en al de zijnen zijn neergeworpen! Hoe? Zeker niet door een objectieve strijd, maar omdat er een volk gekomen is tot die volkomen positie: gerechtigheid op grond van het geloof! Ze zijn daar gekomen ondanks elke vorm van tegenstand en vijandschap, ondanks al de woede van de rossige draak. Ze hebben gestaan, die positie ingenomen en zo zijn ze tot de troon gekomen. Dit is het waar de vijand tegen gekant is. Hoe kan hij zijn doel bereiken? Door de waarde van het bloed aan de kant te schuiven. Hij doet alles om aan de Gemeente het machtige getuigenis van het bloed te ontnemen. Hij probeert op allerlei wijze de heiligen een andere positie te doen innemen dan die van de volkomen gerechtigheid, die ze door het geloof ontvangen. De Here behoede ons ten dage van de woede van de draak en beware ons in deze positie. Het is níet iets romantisch. Het treft ons in ons verborgen leven, daar waar we alleen zijn, op een moment dat we vermoeid zijn of uitgeput, of niet goed in orde, of als de situatie ontmoedigend is. De vijand roept allerlei beelden op, stelt ze ons voor ogen en zegt: “Zie je dit en dat en dat?” en zo probeert hij ons de moed te ontnemen en dan zegt hij: “Je hebt het mis, weet je!” Dan beginnen wij te zeggen: “Het moet haast wel zo zijn; we moeten het wel mis hebben, anders zou dit niet gebeurd zijn!” Hij werkt uiterst subtiel en uiterst wreed. De draak vertrapt de zwakke en kent geen medelijden met hem. O, die wreedheid van de draak! Wat is het toch belangrijk om dat wezenlijke geloof, het geloof van de Zoon van God te hebben! Moge de Here ons trouw houden! HOOFDSTUK TWEE 7 DE POSITIE VAN DE OVERWINNAAR Lezen: Openbaring 12 De aanval op het leven van de Gemeente In hoofdstuk één hebben we stilgestaan bij het eerste aspect van de overwinnaar, namelijk de staat, die de basis is van alles, de gerechtigheid door het geloof in Jezus Christus. Als die staat zo belangrijk is en zoveel betekent voor de omverwerping van het hele koninkrijk van Satan, de grote rossige draak uit Openbaring 12, dan is het te allen tijde zijn bedoeling die staat aan te tasten. We hebben gezegd hoe we hem kunnen overwinnen door het bloed, dat spreekt van het onverderfelijke leven van de Here Jezus, dat wij door geloof ontvangen hebben. De vijand probeert daarom onze geloofsrelatie met dat onverderfelijke leven waarvan het bloed spreekt, kapot te maken. Dat probeert hij door iets verderfelijks binnen te brengen, om zo een juridische grond te hebben ons voor God aan te klagen. We moeten één ding niet vergeten, ook al is het moeilijk te begrijpen of uit te leggen, namelijk dat het Woord van God het volkomen duidelijk maakt dat de satan op de een of andere wijze toegang heeft tot God in relatie tot Zijn volk. Dat is de betekenis van het woord in Openbaring 12, dat alles te maken heeft met de overwinnaar: “…die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God.” In het Oude Testament lezen we hierover in het geval van Job en ook in dat van de hogepriester Jozua, waar we Satan zien staan aan zijn rechterhand als zijn tegenstander, zijn aanklager. Hier aan het eind van de bijbel, in Openbaring, waar alles tot een climax komt, wordt Satan de aanklager van de broeders genoemd, die hen dag en nacht aanklaagt. Op de een of andere wijze heeft hij toegang tot God. Dat vereist twee dingen, zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben. In de eerste plaats moet er die geloofspositie zijn met betrekking tot de gerechtigheid Gods die door het geloof in Jezus Christus is, en in de tweede plaats moeten we er op toezien dat deze positie niet tegengesproken wordt door ons gedrag. Anders heeft Satan macht om de waarde en de kracht van onze positie te treffen. Ik zeg niet dat hij die positie zelf kapot kan maken, dat hij het feit dat wij door God aanvaard zijn, gerechtvaardigd door het geloof, kan aantasten, maar hij kan wel de uitwerking ervan vernietigen. Met andere woorden, hij kan het getuigenis ervan kapot maken, en u mag nooit vergeten dat het getuigenis ongelofelijk belangrijk is. Dat is dan het derde punt, dat we in hoofdstuk drie zullen behandelen. We hebben dus eerst een staat, dan een positie en daarna een getuigenis. Het gaat Satan om het getuigenis. Dat getuigenis komt voort uit de positie en de positie komt voort uit de staat. Daarom valt Satan in de eerste plaats de staat aan, om daar het bederf binnen te doen sluipen. In verband met deze activiteit van de satan wordt er in iedere brief in Openbaring 2 en 3 gezegd: “Wie overwint.” Kijkt u maar: “Doch dit hebt gij, dat gij de werken der Nicolaïeten haat, welke ook Ik haat” (Openb. 2:6). Hier is het het verlangen van Satan om iets in de gemeente te brengen wat God haat. Zijn doel is bederf binnen te brengen door iets wat God haat. Als er iets in de gemeente is wat God haat, dan is de macht van Satan gevestigd en Gods hand is verlamd. Daar is het de satan om te doen. “Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat gij daar sommigen hebt, die vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde de kinderen Israëls een strik te spannen, dat zij afgodenoffers zouden eten en 8 hoereren” (Openb. 2:14). U kent die geschiedenis van Bileam wel, die, toen hij niet rechtstreeks de vloek over het volk kon uitspreken, door een achterdeurtje binnenkwam en verderf leerde. Als Satan niet binnen kan komen door de voordeur, probeert hij het achterom. Zijn bedoeling is verderf binnen te brengen, zodat God niet meer Zijn plaats kan innemen en Israël beroofd wordt van zijn plaats als vorst van God, als koninklijke natie die mag regeren. “Zo hebt gij ook sommigen, die op gelijke wijze aan de leer der Nicolaïeten vasthouden” (Openb. 2:15). Hetzelfde wat we in vers 6 gezien hebben vinden we ook hier. Deze verderfelijke leer is nu binnengeslopen in de gemeente van Pergamum. Satan heeft dat wat God haat daar binnengebracht en daarmee het bederf. “Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te hoereren en afgodenoffers te eten” (Openb. 2:20). We moeten deze namen uiteraard niet letterlijk nemen, maar symbolisch, iets naar de aard en werking van Izebel, een verbinding tussen het volk van God en dat wat van nature tegen God is. Hier zien we het en de satan heeft zo het bederf binnengebracht. “Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld” (Openb. 3:4a). U ziet wat hier aan de hand is. Telkens weer komt de bezoedeling, het verderf binnen. De vijand probeert het op slinkse wijze binnen te brengen om zo de positie van de Gemeente te treffen, zodat het getuigenis van de Gemeente kapot gemaakt wordt. We willen daarop verder ingaan en nog iets zeggen over de positie van de overwinnaar. De positie van de Gemeente We hebben gezegd dat de staat van gerechtigheid door het geloof en gerechtigheid in een wandel in overeenstemming met die staat, leiden tot de positie van de Gemeente. Wat is die positie van de Gemeente dan? In Openbaring is de eerste gemeente die genoemd wordt Efeze. In zekere zin omvat deze gemeente alle andere. Al deze gemeenten in Asia waren door de bediening van Paulus ontstaan. We lezen in Handelingen 19:10: “…allen, die in Asia woonden, hoorden het woord des Heren.” Dat was vanuit Efeze, want daar was Paulus. In vers 26 zegt Demetrius dat Paulus een talrijke schare overgehaald heeft, niet alleen van Efeze, maar ook van bijna geheel Asia. Geheel Asia! Hier in Openbaring zie je zeven van die gemeenten. Efeze is de sleutel, het hart daarvan. a) In de hemelse gewesten in Christus Terug naar onze vraag. Wat is de positie van de Gemeente? Het antwoord vinden we in de brief aan de Efeziërs, die eigenlijk een soort rondschrijfbrief aan de gemeenten was. We lezen daar dat de plaats van de Gemeente in de hemelse gewesten is, in Christus. Dat is wat we de hele brief door lezen. Meteen in het begin: “…die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus” (Ef. 1:3). Dan: “…ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten” (2:6). Daarna de bediening in de hemelse gewesten: “…opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en machten in de hemelse gewesten…” (3:10). Zo ga je door tot aan het eind, de strijd in de hemelse gewesten: “…te worstelen… in de hemelse gewesten” (6:12). Krachtens een staat van gerechtigheid door het 9 geloof, wordt de Gemeente hier voorgesteld in een geestelijke positie, boven. We moeten oppassen voor het gevaar van een te geografische en letterlijke opvatting hier. Het gaat hier in de eerste plaats om een geestelijke positie, een geestelijke plaats van overwicht en dat heeft te maken met bijna ieder moment van ons dagelijks leven. Het is zeker niet iets zweverigs. Dit in de hemelse gewesten zijn komt in de praktijk soms neer op dingen als afwassen. Je kunt in de hemelse gewesten zijn terwijl je de afwas doet, maar je kunt ook totaal ergens anders zijn. Dat hangt af van de geest waarin je het doet. Begin te klagen en te mopperen: “Dit werk is beneden de stand van een kind van God, een erfgenaam van het koninkrijk der hemelen. Stel je voor, ik, die zoiets moet doen!” en je bent niet meer in de hemelse gewesten. Maar je houding kan ook zo zijn: “Dit is inderdaad wel een heel laag-bij-degronds huishoudelijk klusje, maar laten we alles doen ter ere Gods!” en je bent in de hemelse gewesten. Het is een geestelijke zaak, een zaak van zedelijke kracht in geestelijke zin. Dat is de betekenis van de hemelse gewesten. Het raakt ieder moment van ons leven, waar we ook zijn. Denk niet dat je dit sterfelijk lichaam eerst moet verlaten en op een wolk naar boven moet opvaren! Dat is het niet om in de hemelse gewesten te zijn. b) Overwicht in Christus over de macht van de duivel Positie is dus een zaak van overwicht over de macht van de draak, de slang, die genoemd wordt duivel en Satan, de aanklager van de broederen, de misleider der ganse aarde. Het is een zaak van geestelijk “erboven staan”; dat is de positie van de Gemeente. Je kunt daar nooit zijn als je leeft onder een geest van veroordeling. Als je onder een geest van aanklacht bent, als je in beslag genomen wordt door je ein wordt door je eigen ellendige zelf, ben je zeer zeker ergens anders dan in de hemelse gewesten. Deze gerechtigheid die uit het geloof is betekent een geestelijke positie van overwicht over de vijand. Dat is wat het betekent om “in de hemelse gewesten” te zijn. Gods gedachte — en we hebben in hoofdstuk één gezien dat de overwinnaar de enkeling is of de groep die staat voor Gods volledige gedachte in een tijd dat die gedachte verloren is gegaan — Gods gedachte aangaande Zijn volk was al voordat het geschapen was, en is sindsdien altijd geweest, dat het een hemels volk zou zijn. Alles in de zichtbare schepping van God is een weergave van een hemelse gedachte. Onthoud dat. Het is niets op zichzelf. Het was nooit bedoeld om iets op zichzelf te zijn. Alles wat God gemaakt heeft, wat stoffelijk en zichtbaar is, is een symbool, een uitdrukking van een geestelijke en hemelse gedachte. Ik zou daar heel lang over kunnen uitweiden, maar ik wil nu alleen even in het kort aangeven wat ik bedoel. Een schriftgedeelte uit Genesis wil ik verbinden met de openbaring van het hart van God in de brief aan de Efeziërs. De brief aan de Efeziërs is de meest volledige openbaring die we over Gods eeuwige gedachten en raadsbesluiten hebben. In die brief zien we duidelijker dan ergens anders in de bijbel, wat er in Gods hart was voor de wereld geschapen werd. In Efeze 5 wordt een tekst uit het tweede hoofdstuk van Genesis geciteerd: “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente” (Ef. 5:31,32). Als je Efeze 5 terugvoert naar Genesis 2, dan zie je een goddelijke gedachte. Deze eenheid van man en vrouw wordt een symbool genoemd, een uitdrukking van een goddelijke gedachte van alle eeuwigheid, namelijk Christus en de Gemeente. Paulus zegt 10 dat het een geheimenis is dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God. Het was daar in Gods gedachten, maar nu is het bekend gemaakt. Menselijke relaties, zoals die van man en vrouw, zijn een uitdrukking van iets in Gods gedachten, van iets hemels. Ik heb dit alleen uitgekozen ter illustratie van wat ik bedoel. Dit principe geldt voor alles in Gods zichtbare schepping. Alles is een uitdrukking van een geestelijke gedachte, van een goddelijk idee. Nu dan, God heeft de mens niet alleen geschapen om deze aarde te bevolken en te vervullen, maar met een geestelijk idee, met een hemelse gedachte, namelijk om een hemels wezen te zijn, een hemels volk in het diepst van zijn wezen. Hemels-zijn is dat wat alles in Gods schepping, en in ’t bijzonder in de mens, bepaalt. Als de Heer het ons wil openbaren zullen we zien dat dit zo’n geweldig verschil voor ons maakt. Dit is wat Paulus bedoelde toen hij bad, zoals wij dat ook voor onszelf en voor elkaar behoren te bidden, dat Hij ons geve de geest van wijsheid en openbaring om Hem recht te kennen, zodat wij zouden weten welke hoop zijn roeping wekt en hoe rijk de heerlijkheid is van zijn erfenis in de heiligen. Dat is het hemelse — Zijn erfenis in de heiligen! Het doel van hemels-zijn: de openbaring van Gods heerlijkheid in de Gemeente In zijn eerste brief aan de Corinthiërs zegt de apostel: “Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen” (1 Cor. 15:48). “Zoals de hemelse is” — dat is iets wat vaststaat; iets is hemels. Dan de tweede helft van de zin: “zo zijn ook de hemelsen”; dat spreekt van gelijkvormigheid aan iets dat hemels is. Wat is dit, deze erfenis, dit hemelse? Met welk doel heeft God de wereld geschapen en in ’t bijzonder de mens? Nergens minder om dan om Zijn eigen heerlijkheid te laten schijnen, zoals in Zijn eigen natuur. Als Zijn natuur in al Zijn heerlijkheid straalt, de heerlijkheid van de natuur van God, dan moet de zondige mens wel voor Hem neervallen, hulpeloos, gebroken, machteloos. Het is God zelf die laat zien wat Hij is, Zijn natuur die zich openbaart. Hij heeft de mens gemaakt voor Zijn heerlijkheid, zodanig dat als God hem uiteindelijk volmaakt gemaakt zou hebben, niet alleen als lichamelijk, maar ook als zedelijk wezen, door beproeving heen, de mens een vat zou zijn waardoor de zedelijke heerlijkheid van God zich zou openbaren. God zou dan een hele wereld hebben waarin Hijzelf gemanifesteerd zou worden in wat Hij is in Zijn natuur. Dat is heerlijkheid, onuitsprekelijke heerlijkheid en dat alles wordt ons nu gebracht door de verlossing in Zijn Zoon. “God heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus.” Ook hier denken we veel te letterlijk. Het aangezicht betekent eenvoudig de uitdrukking. De heerlijkheid van God is uitgedrukt in Jezus Christus. Bovendien woont Christus in ons hart en Christus in ons is de hoop der heerlijkheid. Welke heerlijkheid? Dat dat volk, dat God zich verworven heeft en gelijkvormig gemaakt heeft aan het beeld van Zijn Zoon, uiteindelijk in het middelpunt van dit heelal zou zijn, zoals de zon nu aan de hemel staat, het middelpunt en de volheid van de afstraling van Gods zedelijke heerlijkheid. Stelt u zich eens zo’n wereld voor, en dat tegenover de wereld waarin we nu leven! Zo zal het einde zijn. “Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid!” Dat is Gods hemelse gedachte, dat is het hemelse volk van God, dat is de hemelse roeping 11 van God in Christus Jezus. Wat een geweldige kracht is dit hemelse leven! En wij zijn met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur. En natuurlijk is de satan juist op dit punt binnengedrongen met alle dwalingen die hij ooit heeft verkondigd, om dit tegen te houden. Die dwalingen van Satan hebben juist altijd gedrukt op dit punt van de openbaring van de natuur van God in de mens. Aan de ene kant is de persoon van de Here Jezus zelf aangevallen door de dwalingen van de satan, zodat het goddelijk Zoonschap tot iets anders gemaakt is dan wat het eigenlijk is, tot iets minders. Aan de andere kant is daar de dwaling dat de mens van nature goddelijk is: het einde van de evolutie is de vergoddelijking van de mensheid, het goddelijke in de mens. We horen dat steeds meer in onze tijd. Maar we willen dat laten rusten. U ziet al die dwalingen die de satan heeft binnengebracht op dit punt, en ik houd mij ver buiten deze dwalingen als ik zeg dat de natuur van God geopenbaard wordt in de mens. Het is namelijk in Jezus Christus in de mens. Het kan alleen gerealiseerd worden als we gelijkvormig gemaakt worden aan het beeld van Gods Zoon. Het gaat om zedelijke heerlijkheid (d.w.z. heerlijkheid uitgedrukt in karakter), niet om de volle heerlijkheid van de Godheid. Wij zullen nooit tot goden gemaakt worden, nooit als God zijn. Nee, de Godheid zal altijd op zichzelf blijven, altijd gescheiden van de schepping, maar de zedelijke heerlijkheid, de zedelijke natuur van God in Christus zal door de gemeente heen schijnen tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Dat is hemels-zijn, en dat is de positie waar we zedelijk en geestelijk naartoe gebracht worden, door een juist verstaan van wat de gerechtigheid Gods door het geloof betekent. Het is een geweldige positie en Satan weet wat het einde daarvan betekent. Gods doel is een wereld die absoluut gezuiverd is van al het verderf van de satan, en daarom van al zijn macht, een wereld die door en door straalt van de heerlijkheid van God. Satans opzet En wat is altijd het doel van de satan? Verderven, besmetten, om daardoor de Gemeente af te trekken van haar geestelijke positie. Daarom lezen we: “Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” Dat wordt tegen de gemeente van Efeze gezegd. “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt.” Als je teruggaat naar Handelingen 19 zie je daar die eerste liefde. Paulus komt naar Efeze en wat gebeurt daar door zijn verkondiging van Christus? Velen brachten hun waardevolle en dure toverboeken en maakten er een groot vuur van. Men berekende er de waarde van, ongelofelijk hoog, maar alles ging in vlammen op! In een stad als Efeze, waar Demetrius zo bezorgd was over de winst van hun handel, waar het kapitalisme zo’n grote factor was, waar geld alles was, daar werd een immens fortuin opgeofferd. Waarom? Omdat ze zich met hun hele hart tot de Here hadden bekeerd. Het getuigenis van Jezus wordt aanvaard en daar gevestigd. Wat geweldig! Denk eens aan de toespraak van Paulus voor de oudsten van Efeze (Hand. 20). Wat een wonderbare openbaring, wat een heerlijke gemeenschap in geestelijke dingen! Later volgt die heerlijke hemelse brief, die hij door de heilige Geest aan hen mag schrijven. Wat een openbaring, wat een positie! En nu schrijft hij weer aan de Efezegemeente in Openbaring 2: “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt!” Jullie zien de grootheid van Christus niet, de grootheid van Zijn erfenis, de grootheid van de hemelse dingen, zoals vroeger: “Gedenk dan, van welke hoogte gij 12 gevallen zijt!” Gevallen! Hier zien we geestelijk verval, het werk van de satan die de gelovigen van hun positie heeft weten af te brengen. Daarom is de overwinnaar de enkeling of de groep die staat voor Gods volle openbaring, en die volle openbaring is een hemels volk, waarin een toenemende en uiteindelijk volmaakte openbaring zal zijn van de zedelijke heerlijkheid van God in deze wereld. Dat is de stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende uit de hemel, van God. “…en zij had de heerlijkheid Gods en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente.” Dat is het doel waar God naartoe werkt. Vergeet niet, geliefden, dat de heerschappij van deze wereld, van het heelal, gevestigd is in de hemelse gewesten. In deze tijd zijn daar de wereldbeheersers dezer duisternis in de hemelse gewesten. Op dit moment zijn de overheden en machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, in die hemelse gewesten aan het werk, en ze doen hun werk grondig. Er is nog nooit een tijd geweest, zoals de onze. Het boze werk van Satan onder de volkeren, het zedelijke verval, wordt alom zichtbaar. Zijn heerschappij over deze wereld is in de hemelse gewesten, buiten Christus. Ik laat ruimte voor de soevereiniteit van God boven dit alles, maar we spreken nu over de rechtmatige heerschappij over de mens. Die ligt bij Satan, buiten Christus om, omdat de mens daarin bewilligd heeft en er nog steeds in bewilligt. Zelfs mensen die alle ongerechtigheid in deze wereld betreuren en zich daar openlijk fel tegen verzetten, willen niet luisteren als je met hen spreekt over het koningschap van Jezus Christus. God Zijn plaats geven? Dat is vroom geklets! Ze lossen de wereldproblemen wel op een andere manier op. Satan heeft zo’n greep op deze wereld, dat zelfs zij die de ongerechtigheid betreuren, God en Zijn gerechtigheid geen plaats geven. Dit tussen haakjes. Zoals we gezegd hebben is de heerschappij, de zedelijke heerschappij gevestigd in de hemelse gewesten. Die boze hiërarchie die daar nog gezien wordt, zal haar greep moeten prijsgeven en God heeft de Gemeente bestemd om de plaats in te nemen van de overheden en machten en wereldbeheersers dezer duisternis, daar in de hemelse gewesten. We lezen in Openbaring 12 dat de overwinnaars, “het mannelijk wezen”, plotseling worden weggevoerd naar de troon van God en daarna lezen we dat er in de hemelse gewesten geen plaats meer gevonden wordt voor de rossige draak en zijn engelen. Op dit moment is er dus een geestelijke strijd gaande tussen de Gemeente en de overheden in de hemelse gewesten — ja zuster, in uw keuken! Ik moet dit er wel aan toevoegen, omdat u het anders abstract en zweverig ziet. Middenin het vervelende dagelijkse werk, speelt deze strijd in de hemelse gewesten zich af. U hoeft niet een bepaald geografisch punt te bereiken om daar de strijd in de hemelse gewesten te voeren. Het is geestelijk en zedelijk. De Gemeente strijdt die strijd in het leven van elke dag. Satan weet wat er op het spel staat, wat de inzet is van deze strijd. Het is zijn plaats van heerschappij over de bewoonde aarde, zijn misleiding van de volkeren, die hij gebonden heeft, die hij tegen Gods weg in leidt, het tegenstaan van Gods plan in de Zijnen, dat op het spel staat. De Gemeente strijdt die strijd nu op geestelijke wijze. De strijd wordt telkens weer opnieuw gestreden in onze geest. Het is de vraag of wij in de geest zullen overwinnen of de satan. Het gaat om de positie, om de heerschappij, om de zeggenschap. Wat is Satans doelstelling? In de eerste plaats wil hij bederf doen binnensluipen en dan wil hij de gelovigen uit hun hemelse positie verdrijven en de Gemeente haar plaats ontnemen. Wij hoeven niet te worstelen en ons best te doen om in die positie te komen. Zo staat het 13 beslist niet in de Efezebrief. Daar staat het als een voldongen feit: “…en heeft ons mede een plaats gegeven.” Geliefden, begrijp dit alstublieft, dat, als u werkelijk door het geloof in Jezus Christus met beide handen de gerechtigheid van God als de uwe ontvangen hebt, u in de hemelse gewesten bent; u staat zedelijk boven de satan. Het is uw zaak in die positie te blijven. Satan is er niet op uit ons hier beneden te houden, maar ons naar beneden te werpen. Wij zijn daar. Dat is een positie die we door geloof moeten vasthouden. Dat is Satans opzet: ons van onze plaats te verdrijven. En net zoals hij talloze manieren kent om ons aan te klagen en te veroordelen, manieren die we moeilijk van tevoren kunnen zien aankomen, zo kent hij ook talloze manieren om ons naar beneden te halen, om Gods volk geestelijk en zedelijk van zijn hemelse positie neer te halen. De profetie van Bileam Wat zijn zijn intriges, zijn snode plannen, zijn listen? Ik heb eerder naar Bileam verwezen. Laten we naar hem teruggaan. Toen Bileam door Barak werd ingehuurd om Israël te vervloeken, is hij gekomen en beklom de berg, zodat hij de vlakte kon overzien van een verheven positie. Daar zag hij Israël, verspreid over de vlakte. Bileam wilde Israël vervloeken om het daardoor te verlammen. Toen kwam de hand van God op Bileam en onder die hand opende Bileam zijn mond en begon te spreken. We willen twee dingen die hij zei in ’t bijzonder onderstrepen: “Hij schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jacob” (S.V.). In dat geval heeft een vervloeking geen kracht. Waarom heeft Hij geen ongerechtigheid aanschouwd in Jacob? Omdat er geen ongerechtigheid was in Jacob? Nee, beslist niet! Er was heel veel ongerechtigheid in Jacob. Waarom aanschouwde Hij het dan niet? Omdat er in het middelpunt van hun leven een tabernakel was, een altaar, een offerande, kostbaar bloed, een hogepriester, een Heilige der heiligen en een verzoendeksel. Daar waren zij rondom gelegerd. “Hij heeft de ongerechtigheid niet aanschouwd.” Hier zien we het beeld. Als we dat overbrengen naar het Nieuwe Testament, is de werkelijkheid de gerechtigheid Gods, die de onze is door het geloof in Christus Jezus. Niet een eigen gerechtigheid, maar een die we in Christus ontvangen hebben. De vloek is krachteloos als we op die grond blijven staan. Het volgende dat Bileam zei was: “Een volk, dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent.” Het wordt niet onder de natiën gerekend. O, dat is heerlijk! Dat plaatst Israël niet alleen afgescheiden van de natiën, maar aan het hoofd van de natiën. Nu, als er één ding geweest is dat de satan alle eeuwen door met het volk van God geprobeerd heeft, is het wel om het zover te krijgen dat het onder de natiën gerekend zou worden. Ik spreek in grote ernst en zorg. In het hart van het christendom zoals we dat vandaag kennen, leeft het verlangen naar erkenning. Erkenning! Alles wat het georganiseerde christendom doet is om erkenning te krijgen. Wat betekenen al die kerken, die indrukwekkende gebouwen met hun pracht en praal anders dan een zoeken naar erkenning, naar een zekere status? Waarom al die ophef en het aan de weg timmeren en alles wat daarbij komt? Alleen om erkenning te krijgen, om aanzien te hebben hier op aarde, om mee te tellen. Ja, dat is de triomf van Satan. Zo is de geestelijke kracht verdwenen. Daardoor is de Gemeente niet meer iets waarmee daarboven rekening gehouden wordt. In de geest is ze naar de aarde afgedaald, om gerekend te worden onder de natiën. Als de satan Gods volk maar in een positie kan brengen waar het in beslag genomen wordt door deze wereld, een zekere status krijgt in deze wereld, dan 14 heeft hij getriomfeerd en de Gemeente uit haar hemelse plaats verdrongen en haar tot iets van deze aarde gemaakt. Dat is het principe dat we door het hele Oude Testament heen zien. Dat is ook het probleem in de gemeenten van Openbaring 2 en 3. God wil dit niet. Satans succes ligt hier. Hij heeft de Gemeente neergeworpen uit de hemelse gewesten, zodat ze door de aarde besmet is en met de aarde is verbonden. Achter dit alles ligt de bedoeling God van Zijn heerlijkheid te beroven door de Gemeente te betrekken in iets waaraan God Zich onmogelijk kan binden, waar God afstand van moet nemen. Daarom moet de Heer tegen sommige van deze gemeenten zeggen: “Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. Ik kan jullie niet je gang laten gaan, tenzij jullie dit rechtzetten. Jullie zijn op aarde, vermengd met wat niet van Mij is, wat niet Mijn zedelijke heerlijkheid is. Jullie zullen dat volkomen moeten opgeven, er uit moeten komen, weer boven komen of anders moet Ik het getuigenis van zijn plaats wegnemen. Het is niet gerechtvaardigd om zo door te gaan. Jullie zijn hier in deze wereld om een vat te zijn waarin het hemelse getuigenis van de heerlijkheid van God zichtbaar wordt.” Dat is de bedoeling van de Gemeente. Wat we nu gezegd hebben raakt ons in vele opzichten, in talloze dingen, dit “onder de natiën gerekend worden”, dit verlaten van onze hemelse positie. Het is nooit de bedoeling van de Heer geweest dat Zijn Gemeente hier op aarde door de wereld geaccepteerd zou worden, dat ze iets zou zijn wat een plaats zou innemen onder de dingen van deze wereld, erkend en in aanzien. Wat Hij bedoeld heeft, en wat ook zo was toen alles goed was, was dat de wereld de aanwezigheid van de Gemeente niet kon en niet wilde verdragen. Dat is de kracht van de Gemeente in haar getuigenis aan de wereld. Deze kwestie loopt door de hele bijbel heen. We zien het bij Noach, van wie we lezen dat hij een prediker der gerechtigheid was en van wie verder nog gezegd wordt dat hij, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereidde tot redding van zijn huisgezin, en dat hij de wereld veroordeeld heeft en een erfgenaam is geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt. De aanwezigheid van de rechtvaardigen in deze wereld is niet bedoeld om hen met de wereld vertrouwd te maken, maar om haar te veroordelen. O, had de Gemeente in onze tijd die kracht nog maar! Wat zal de wereld doen met zulke rechtvaardigen? Hetzelfde als wat ze deed met hen waarover we in het boek Openbaring lezen. Dat is het wat hen tot overwinnaars maakt. “Ze hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood.” Dat kost het om overwinnaar te zijn. Ik zal niet proberen dit in allerlei situaties toe te passen. U moet de Heer vragen u te laten zien waar dit principe van toepassing is en hoe het van toepassing is, dit principe van het hemels-zijn van het volk van God. Luister opnieuw naar deze waarschuwingen en vermaningen: “Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” “Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.” “Wie overwint…” Als wij deze fragmenten naast elkaar zetten, dan wordt er in feite dit gezegd: Zij die hun hemelse positie weten te bewaren en te handhaven tegen alle krachten die naar beneden willen trekken in, tegen de verlokking, het geweld en de woede van de vijand, de tegenstander, in, zullen in de troon komen en daar heersen waar de tegenstander nu heerst. Dat is het punt waar het om gaat, iets geweldig groots. En al kost het alles om een overwinnaar te zijn, laten we niet vergeten dat zij die met Hem lijden, ook met Hem zullen heersen en samen met Hem verheerlijkt zullen worden. 15 Misschien hebt u nu iets gezien van de hemelse gedachte van God en waar God naartoe werkt, wat Zijn gedachte is — een hemels volk. O, hoe zeer heeft de Gemeente visie nodig op dit punt! Ja, de Gemeente heeft visie nodig. Als de Gemeente dit zou zien, wat zouden we dan een andere Gemeente hebben! De overwinnaar is de enkeling of de groep die visie heeft, die de meerderheid verloren heeft. Vraag de Heer u die visie te geven terwille van Zijn hele Gemeente, want de overwinnaar — en ik wil het opnieuw zeggen — is niet iemand of iets op zichzelf, maar hij is verbonden met het geheel. Hij is Gods schakel tussen Zijn volle plan en hen die het verloren hebben. Dat is de overwinnaar. Als de Here onze ogen wilde openen, de ogen van een aantal van Zijn volk, zou dat de hele Gemeente ten goede komen. Laten we Hem daarom vragen het gebed van Paulus voor ons te beantwoorden. “De rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen!” “Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid!” HOOFDSTUK DRIE HET GETUIGENIS VAN DE OVERWINNAAR “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood” (Op. 12:11). “Deze (Johannes) heeft van het woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus” (Op. 1:2). “Ik, Johannes … was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods en het getuigenis van Jezus” (Op. 1:9). “En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden” (Op. 6:9). “En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben” (Op. 12:7). “En ik wierp mij neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, maar hij zeide tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen, die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie” (Op. 19:10). In de vorige hoofdstukken hebben we gezien dat er drie aspekten zijn in verband met ons onderwerp, de overwinnaar. Het eerste is een staat, een toestand, het tweede een positie en het derde een getuigenis. De staat is de gerechtigheid die wij door het geloof in Jezus Christus bezitten, de gerechtigheid in Zijn bloed, het onvernietigbare leven en karakter van de Here Jezus, die wij de onze mogen noemen door het geloof. Deze staat is van wezenlijk belang, als wij de boze willen overwinnen in al zijn vormen en werken. Een positie komt voort uit die staat, namelijk een hemels leven, en dat resulteert in een getuigenis. Op dit derde aspekt willen we nu nader ingaan. Het getuigenis van de overwinnaar Zoals we al gezegd hebben, zijn het geen drie verschillende dingen. We 16 kunnen er niet één van hebben zonder de andere, want elk punt leidt tot het volgende. De staat van gerechtigheid door het geloof leidt, als we dat op de juiste wijze verstaan, tot een positie, een hemelse positie in geestelijke zin, en die positie leidt tot het getuigenis. Omgekeerd is het getuigenis er op grond van een positie en die positie is er op grond van een staat. Het is erg belangrijk om de betekenis hiervan ten volle in ons hart te verstaan. Het getuigenis van Jezus is geen uitspraak aangaande de waarheid, geen verklaring over feiten of bepaalde waarheden over de Persoon en het Werk van de Here Jezus. Het wordt misschien in woorden uitgedrukt en het omvat misschien die feiten, maar het getuigenis van Jezus is meer dan dat. Het is geen formule of geloofsbelijdenis, in woorden opgesteld. Het getuigenis van Jezus, dat de grote rossige draak tot woede brengt en hem prikkelt tot allerlei aktiviteit, de oude slang, de duivel en de satan, de misleider der ganse aarde, de aanklager van de broeders, het getuigenis van Jezus dat hem tot een houding brengt zoals we dat in Openbaring 12 lezen, is niet slechts een getuigenis in woorden. Het is niets minder dan de belichaming van al die feiten op levende, geestelijke wijze, dat zo’n enorme uitwerking heeft op het rijk waar de satan zijn scepter zwaait. Het is deze geestelijke uitwerking die bepaalt of het werkelijk het getuigenis van Jezus is of alleen maar wat uitgesproken waarheden. De uitwerking die het op de vijand heeft is altijd een betrouwbare maatstaf waaraan we kunnen vaststellen of het om een waarachtig getuigenis gaat of niet. Het gaat er om of het feit of de feiten een innerlijke realiteit zijn in een christen of in een gemeente. Niet wat er gezegd of beleden wordt, maar wat in hun leven zichtbaar wordt, hoe ze zijn, dàt is het getuigenis van Jezus. Om die reden schijnen in Openbaring 1 en 2, waar de overwinnende, levende Heer de gemeenten beproeft op het punt van hun getuigenis, al die goede en aanbevelenswaardige dingen toch niet voldoende te zijn. In sommige richtingen werd er niet van de leer afgeweken. Men hield vast aan de belijdenis des geloofs, ja, men stond pal voor alle feiten over de Here Jezus. De Heer erkent ook dat er bepaalde dingen goed waren, maar toch laat Hij weten dat Hij niet tevreden is: “Maar Ik heb tegen u …” “Maar gij hebt daar sommigen …” De Heer zelf kan met het oog op het doel waarvoor de gemeente bestaat, nooit genoegen nemen met de meest orthodoxe geloofsverklaring. Wat Hij zoekt is de uitwerking daarvan in de geestelijke wereld, de kracht die het daar heeft. Dat is het getuigenis van Jezus. Het wezen van het getuigenis van Jezus Wat is het wezen en de uitwerking van dit getuigenis van Jezus? Wat is het getuigenis nu precies? Samengevat is het dat Jezus Satan vermorzeld heeft; Jezus heeft de wereld overwonnen en de macht van de dood verbroken. Dat is het getuigenis van Jezus in één zin. Wat Hem aangaat, is dit een feit. Hij heeft de overste dezer wereld buitengeworpen en hem, die de macht over de dood had, onttroond, ja, Hij heeft de werken des duivels verbroken. Wat Hem aangaat, Hij heeft de wereld overwonnen. Nu is het getuigenis van Jezus niet alleen een uitspreken van de feiten die in Zijn geval waar zijn, maar deze kandelaren op aarde, hier en daar, zijn de kanalen waardoor de werkelijkheid daarvan op levende wijze belichaamd wordt. Daarom mocht de lamp in het heiligdom nooit uitgaan, maar hij moest iedere avond en morgen verzorgd worden, zodat de vlam helder scheen. Hierin zien we een type van die feiten; die feiten zijn in Hem en worden op levende wijze hier in de gemeente 17 uitgedrukt, als een helder schijnsel. Dat is het getuigenis en er is één woord dat dit alles weergeeft. U wilt weten wat de wereld overwint, wat de satan vermorzelt en wat de dood vernietigt? Er is één woord dat alles zegt, namelijk: leven. Leven is het totaal van alles wat Christus is en wat Hij gedaan heeft. Hij is het leven. Hij komt in de wereld als het leven. Hij is in Zijn persoon het tegenwicht van deze algemene toestand, de dood, de geestelijke dood. Hij is leven. Zijn aanwezigheid is leven. Alles wat met de Here Jezus te maken heeft is leven; er is geen dood in Hem. In Hem is de dood volkomen verzwolgen. In eigen persoon is Hij de volheid van dat leven Gods, dat niets in zich heeft wat door de dood aangetast kan worden. Dat is Zijn werk. Alle werk van de Here Jezus heeft slechts met dat ene te maken, en dat is leven. In Hem zijn leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht; wat is dat iets geweldigs: onvergankelijkheid! Wat een wereld, wat een heelal zal dat zijn, wanneer dat de wet is die alles bepaalt in alle dingen! Onvergankelijkheid! Sta daar eens bij stil: geen verderf meer! Hoe gemakkelijk gebeurt het tegenwoordig niet dat mensen en dingen door het verderf aangetast worden. En met wat een verschrikkelijke gevolgen! Maar er komt een wereld, een schepping, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont die onverderfelijk is. Onverderfelijk leven zal de wet zijn die alles bepaalt in Gods nieuwe wereld. Dat is de uitwerking van het werk van Christus. Het is het leven, net zoals het totaal van het wezen en werk van de satan de dood is. De aanwezigheid van Satan is de dood. Zijn persoon is de dood. Hij is de dood. Ik bedoel niet dat hij iets abstrakts is, maar dat hij de belichaming en personifikatie is van de dood. De uitwerking van al zijn werk is de dood. Hij heeft de dood binnengebracht. Alles wat de satan aanraakt sterft. Hij draagt de adem des doods met zich mee. Het getuigenis van Jezus is dus dit, dat Hij ons meteen aan het begin van het boek Openbaring wordt voorgesteld als de levende die dood geweest is, maar nu levend is tot in alle eeuwigheden en de sleutels heeft van de dood en het dodenrijk. Het getuigenis van Jezus is, dat het getuigenis van de dood verzwolgen is in Zijn overwinning, vernietigd, als het totaal van Satans persoon, werk, tegenwoordigheid en invloed. Op grond van het getuigenis van Jezus is de Gemeente ontstaan. Toen dat alles volmaakt tot stand gebracht was in Christus en Hij aan de rechterhand van God gezeten was als erkenning van het feit dat dit alles in Hem en door Hem gedaan was, toen begon de Gemeente, toen werd de Gemeente geboren. Dat leven van die nieuwe schepping, in de persoon van de heilige Geest, kwam de Gemeente binnen en maakte deze levend. De Gemeente werd geboren toen het leven rechtstreeks uit de hemel kwam, dat leven dat de dood had overwonnen, en het enige bestaansrecht van de Gemeente is het “getuigenis van Jezus”. De overwinnaar zien we pas tevoorschijn komen als de Gemeente als geheel gefaald heeft. De overwinnaar is nodig om aan te vullen wat ontbreekt, om te herstellen en tot uitdrukking te brengen wat verloren gegaan was, om te staan voor Gods volle plan. Het enige dat de overwinnaar moet kenmerken, hetzij individueel of kollektief, is dit getuigenis dat uitgedrukt wordt in leven. Nu zien we waarom het van wezenlijk belang is dat er een positie ingenomen wordt om tot zo’n getuigenis te komen, om dat te kunnen uitdrukken. U moet in de positie van geestelijke heerschappij zijn, door Paulus met het woord “hemels” aangeduid, en om die positie te kunnen innemen, moet u in die toestand of staat zijn, die gegrond is op het bloed, de onverderfelijke natuur van de Here Jezus. Uiteraard is dat 18 slechts mogelijk door het geloof. Het bloed, de basis van het leven De basis van dit alles is het bloed. “Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam.” Misschien ga ik nu dingen zeggen die bij iedereen bekend zijn en waarmee ik u vermoei, maar toch wil ik ze noemen. Als wij Openbaring 12:11 citeren: “Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam”, dan moeten we heel goed weten dat deze overwinning door het bloed niet een kwestie was van het kennen en hanteren van de juiste termen; ik bedoel dat ze een tekst namen en die op de een of andere objektieve wijze de vijand naar het hoofd slingerden. Ik weet dat er tijden zijn dat we op onze knieën moeten pleiten op de verdienste van het bloed tegenover de vijand. We kunnen dit echter niet op dezelfde wijze doen als een arts die een recept uitschrijft. Als we de diagnose van ons probleem hebben gevonden, kunnen we niet op mechanische wijze een oplossing toepassen. Zo werkt het niet. Zal het bloed werkelijk effektief zijn, dan moet u een bepaalde positie innemen, een geestelijke positie. Dat kan alleen in geloof, waarbij u in de eerste plaats ten volle moet staan op de grond van Zijn volmaakte gerechtigheid door het geloof. Dat betekent dat iedere vraag, twijfel of gedachte of u wel in gemeenschap met God bent, verdwenen moet zijn. Alles wat maar de geringste twijfel geeft over uw volle gemeenschap met God, legt u lam voor de vijand. U en ik zullen deze positie voor God door het geloof moeten kunnen innemen — altijd in geloof, de onreinheid en ongerechtigheid van ons natuurlijke hart kennende. En toch kunnen we deze positie voor God innemen — zoals Christus daar is, zo zijn wij daar ook. Zijn gerechtigheid is de maat van onze gerechtigheid. Het is een geweldige positie, die geen sterveling zich zou durven aanmatigen, als het niet in het Woord van God stond. Dat is het fundament en alles wat in ons geweten daartussen komt, verlamt ons in tegenwoordigheid van de vijand. Dat moet allereerst in orde gemaakt worden op grond van wat het bloed voor ons betekent voor Gods aangezicht, waar het spreekt van een onverderfelijk leven. Ook alles waar de heilige Geest de vinger bij legt in ons leven en waarvan Hij zegt: “Kijk, daar is iets waaraan je vasthoudt, iets waarin je bewust naar je eigen wil handelt en dat niet overeenkomstig Gods gedachten is”, zullen we weg moeten doen. Anders worden we verslagen voor ’t oog van de vijand en behaalt hij voordeel. Het is door geloof en een wandel in het licht, dat we de overhand hebben over de vijand. Dat is de enige, zekere grond van het getuigenis, en brengt het getuigenis voort. Dat is de grondslag van het getuigenis. Het bloed, werkzaam door het kruis Het heeft dus geen zin de vijand bijbelgedeelten naar het hoofd te slingeren. We moeten een positie innemen om de vijand te verlammen, een onaantastbare positie, en alles wat hij dan kan doen is er omheen lopen en kijken of hij ergens binnen kan dringen. Het bloed is de basis van het getuigenis. “Zij hebben hem overwonnen vanwege (een betere vertaling dan ‘door’) het bloed van het Lam.” Niet door iets op objektieve wijze te gebruiken, maar vanwege iets wat subjektief is, vanwege het bloed van het Lam. Dat betekent dat het kruis een werkelijkheid in uw leven geworden is. Het bloed gaat pas werken door middel van het kruis. Ik bedoel dat het kruis alle terrein dat tot de dood behoorde, weggedaan moet hebben, voordat het getuigenis van 19 het bloed in waarachtig leven er kan zijn. Het kruis heeft afgerekend met elk terrein van de dood. De bijzondere betekenis van het kruis op dit punt is, dat wij daardoor, in alles wat we van nature zijn, aan de kant gezet zijn. Dat is het kruis. Daarna komt pas het levende getuigenis van het bloed. Het is een andere natuur, niet de natuur die weggedaan is aan het kruis, maar Zijn eigen natuur, verheerlijkt; dat is het getuigenis. Nadat het offer geslacht is, wordt het bloed in het Heilige der Heiligen gebracht om daar blijvend een levend getuigenis te zijn. Daar getuigt het van het feit dat alle terrein van de dood in de oude natuur aan de kant gezet is, weggedaan. Dit bloed zegt daar in Gods tegenwoordigheid: er is een andere natuur die daarover triomfeert, die triomfeert over de dood, over de zonde, over het vlees, en daarom over alle macht van de satan. Dat is het getuigenis van het bloed. Het kruis moeten we ons in deze betekenis persoonlijk toegeëigend hebben. We moeten zover gekomen zijn dat we onze eenheid met Christus in Zijn dood, voor alles wat onze natuur betreft, aanvaard hebben. Anders is er geen levend getuigenis. Elke poging tot een getuigenis zal anders spoedig door de vijand omvergeworpen worden. U kent het bekende verhaal van David wel, hoe hij in zijn ijver en enthousiasme en in ware toewijding aan de Here, op zekere dag de oudsten van Israël en het volk bijeenriep en zei: “Indien het u goeddunkt … laten wij de ark van onze God naar ons overbrengen.” Daar stemmen we mee in, dat lijkt heel goed. Het is een goede zaak en we zijn er heel zeker van dat het de Here welgevallig zal zijn. Zo werd de hele zaak georganiseerd. Er werd een wagen gemaakt voor de ark, de ark werd opgehaald en op de nieuwe wagen gezet en zo begonnen ze enthousiast de terugtocht naar Jeruzalem, er zeker van dat ze de Here dienden. En toen, onderweg, struikelden de ossen — want iets dergelijks gebeurt vroeg of laat — en Uzza strekte zijn hand uit om de ark vast te houden, en de toorn des Heren ontbrandde tegen Uzza en hij stierf daar voor Gods aangezicht. David was diep getroffen en zei: “Hoe zou ik de ark Gods tot mij brengen?” En de ark werd ondergebracht in het huis van Obed-Edom en bleef daar geruime tijd. Maar dan lezen we in een volgend hoofdstuk heel iets anders. David roept de Levieten op zich te heiligen en zegt: “Niemand mag de ark Gods dragen dan alleen de Levieten, want hen heeft de Here uitverkoren om de ark te dragen …” Verderop in het hoofdstuk lezen we dat David zegt: “Daar de Levieten het de vorige keer niet gedragen hebben, heeft de Here ons een zware slag toegebracht, omdat we Hem niet hadden geraadpleegd, zoals het behoorde.” Waar staan de Levieten voor? Voor precies het tegenovergestelde van waar Uzza voor staat. Wat doet Uzza? Hij is de beschermer van een aardig opgezet werk voor de Heer. Het begint zo: We gaan een conferentie beleggen en bespreken hoe we dit werk voor de Heer zo goed mogelijk zullen aanpakken! We hebben onze wagen, al onze mooie technische hulpmiddelen. Wij gaan aan het werk voor de Heer! Maar nauwelijks zijn ze aan de uitvoering ervan begonnen of de dood slaat toe, de dood in iets dat met de beste motieven en groot enthousiasme voor de Heer gedaan is. Het einde van zo’n onderneming is de dood. Het vertoont alle kenmerken van de natuur: te rade gaan met vlees en bloed wat betreft de belangen van de Here; menselijke ideeën om het werk van de Heer vorm te geven; de mens die de verantwoordelijkheid naar zich toe trekt en zijn hand op de dingen van de Heer legt. Het is het terrein van de dood, zelfs in het dienen van de Heer. De Levieten waren precies het tegenovergestelde. Zij droegen de ark 20 op hun schouders, niet op een wagen. Levieten zijn degenen die staan voor het feit dat alle natuurlijke grond aan de kant gezet is, omdat het de dood betekent. Hun getuigenis is het getuigenis van Jezus, dat getuigt dat de dood verzwolgen is in de overwinning. Je gaat tegen dit getuigenis in als je met een wagen aankomt, als je afgaat op menselijke raad, als je de hand van Uzza binnenbrengt. Dat is de natuur, dat is de mens, dat is de oude schepping. Als je dat naast het getuigenis van Jezus plaatst, is het daarmee in tegenspraak. God accepteert dat niet. De dood zal het treffen. Als we verlangen het getuigenis van Jezus gerealiseerd te zien, zal alles daarmee in overeenstemming moeten zijn. U weet dat er bij de wijding van de Levieten drie soorten offers gebracht werden: het zondoffer, waarin verklaard wordt dat de oude schepping voor Gods ogen weggedaan is; het brandoffer samen met het spijsoffer, fijn meel aangemaakt met olie, dat spreekt van een andere natuur, de volmaakte, zondeloze, menselijke natuur van de Here Jezus en Zijn dienst en offerande, die door God aanvaard is. Dat is de grond voor de wijding en de dienst van de Levieten. Dat is het waar het hier over gaat. Dat wat de Here Jezus is, is de grond van waarachtig dienen, niet onze goedbedoelde adviezen en conferenties over hoe wij het werk van de Heer zullen doen, niet onze kunstgrepen voor de belangen van de Heer. Nee, Christus bepaalt alles, alles staat onder Zijn heerschappij. Dat is leven. Het getuigenis van Jezus is het getuigenis van het leven, en alles moet daarmee in overeenstemming zijn. Dat betekent dat alles wat wij van nature zijn, aan de kant gezet moet worden door die offerande, dat kruis, waar alles verteerd werd. Alleen Christus blijft over. Hij is de Enige. Dit was het punt waar de Heer voortdurend de aandacht op vestigde in de brieven aan de zeven gemeenten in Asia. “Niet wat jullie voor Mij doen, geliefde gemeente van Efeze: Ik ken jullie volharding, jullie werk. Ik weet het. Maar het gaat er niet om wat jullie voor Mij doen, zelfs niet in je enthousiasme, je toewijding, je volhardende werken. Het gaat er om of Ikzelf, in de kracht van Mijn opstandingsleven zichtbaar ben in jullie midden, of de uitwerking van het getuigenis dat Ik de satan verslagen heb en zijn macht door de dood heb verbroken, merkbaar is in het rijk van de satan.” Daar gaat het alleen om. Daarvan spreekt het bloed en dat is de basis van het leven. De les van de kandelaar Tenslotte willen we naar voren brengen dat het principe van de kandelaar in het Heilige in de tabernakel hetzelfde is als dat van de kandelaren in de gemeenten in Asia. Het principe is in beide gevallen het getuigenis van Jezus. Als we nu terug gaan naar de tabernakel en in het Heilige naar die zevenarmige kandelaar kijken, wat zien we daar dan in getypeerd? In de eerste plaats werpt die kandelaar het licht op zichzelf. Dat wordt met nadruk gezegd, dat het licht van de kandelaar de kandelaar zelf zou verlichten. Ze staat in haar eigen licht, in haar eigen getuigenis. Maar tevens valt het licht op de tafel der toonbroden en op het reukofferaltaar. De kandelaar verlicht zichzelf en al het andere daar. Hierin ligt een kostbare les. Hetzelfde principe wordt overgebracht naar Openbaring. Het is hetzelfde getuigenis. De kandelaar met haar schacht en zes armen, die zevenarmige kandelaar, is een beeld van Christus en Zijn Gemeente. De nieuwtestamentische aanduiding is het Lichaam van Christus, waarvan Hij het Hoofd is, het middelpunt en de allesbeheersende faktor. Zijn Gemeente en Hijzelf zijn uit één stuk, één 21 Lichaam, gedrenkt in Zijn ene Geest, die ene olie — één getuigenis, het getuigenis van Jezus. Maar deze levende vlam van de kandelaar, die helder en voortdurend moet blijven branden, valt op de hele kandelaar zelf en spreekt er van dat het getuigenis van Jezus in een levend Lichaam moet zijn, en dat het Lichaam zelf in het licht van het getuigenis moet zijn, stralend door zijn eigen getuigenis. Het kan niet zijn licht laten schijnen op andere dingen en mensen, terwijl het zelf in de duisternis is. Het kan niet met woorden belijden: “Jezus leeft”, en zelf dood zijn. Het levend-zijn van de Gemeente is zelf het getuigenis; niet slechts het voorhouden van de waarheid aan de wereld, maar zelf die waarheid bezitten. Niet slechts zeggen dat Jezus de dood heeft overwonnen en nu leeft, maar ook zeggen dat ze het zelf bezit, dat ze daarvan een levende getuige is, want het licht schijnt op haar. De Gemeente moet zelf het licht van het getuigenis dragen, dat licht op zichzelf richten en zeggen: “Ik zeg geen dingen die niet waar zijn met betrekking tot mijzelf, ik ben de levende uitdrukking van deze leer.” Geliefden, als wij over de Gemeente spreken, laten we dan niet vergeten dat we leden van Zijn lichaam zijn en dat wat waar is van het geheel, ook waar behoort te zijn van ieder onderdeel. Dat is de overwinnaar. In het licht hiervan dien ik mij af te vragen: “Ben ik een overwinnaar?” Ook u moet dat doen. Bent u een overwinnaar? Als het licht van dit getuigenis op u valt, blijkt dan dat u in staat bent hiernaar te leven? Kunnen wij zeggen: “Hij leeft, Hij heeft de dood overwonnen”, niet alleen als een uitspraak over de Here Jezus in de hemel, maar als een getuigenis dat in ons zichtbaar wordt in alles wat we zijn? Kunnen wij allemaal zeggen: “De kracht van dat opstandingsleven werkt in mij, ik ken de kracht van Zijn opstandingsleven”? Heeft God mij dat door diepe ervaringen heen doen kennen? Weet ik wat het betekent om telkens weer in de kracht van Zijn opstanding uit die diepten tevoorschijn te komen? Weet ik wat het betekent dat de aanvallen van de dood verzwolgen worden door het leven van de opgestane Heer in mij? Kunnen wij dat zeggen? Dat is de overwinnaar. Geen enkele gemeente kan dat getuigenis in grotere mate hebben dan haar individuele leden. Wij moeten als leden van een plaatselijke gemeente ons hart voortdurend gericht hebben op dit ene: O Heer, bewaar ons ervoor dat we slechts leerstellingen er op na houden, maak dat wij door leven gekenmerkt worden, zodat, wanneer anderen binnenkomen, of ze nu wel of niet begrijpen wat er gezegd wordt, uitroepen: “Ik begrijp niet alles, maar daar is leven. Ik heb daar de levende Heer ontmoet!” Ik zou liever hebben dat mensen uit een samenkomst weggingen zonder een woord begrepen te hebben, maar die dat kunnen zeggen, dan dat ze alles verstandelijk verstaan hebben zonder iets van dat leven te hebben gemerkt. Laten we bidden dat de Here ons individueel en als gemeente tot overwinnaars wil maken, in deze zin dat het getuigenis niet slechts iets zal zijn dat we de wereld en de gemeente voorhouden, maar een getuigenis waarvan het licht op ons kan vallen en waarbij wij zonder ons te schamen in het licht van ons eigen getuigenis kunnen staan. Dat licht scheen op de tafel der toonbroden en sprak daarvan dat Jezus, een Man naar Gods hart, ons dagelijks brood is, ons leven, onze ondersteuning, ons voedsel. Wij leven omdat Hij leeft. Dat is de betekenis van het toonbrood: wij leven omdat Hij leeft. Zo valt het licht op het toonbrood en getuigt van Christus die ons leven is. Tenslotte getuigt het reukofferaltaar dat we de vrije toegang tot God hebben, een open hemel, gemeenschap met God en de opgestane levende Christus. Dat is het getuigenis van Jezus. Dat heeft niets met leerstellingen te maken. Leven omdat Hij leeft, leven door Hem, en 22 door Hem een weg tot de Vader hebben waardoor er vrije toegang is, dat is het getuigenis van Jezus. Het is nodig dat dit hersteld wordt in grotere volheid onder Gods volk. Bid hiervoor en voor uw eigen aandeel daarin, zodat het leven waardoor Jezus de dood overwon, in u en door u een realiteit zal zijn. HOOFDSTUK VIER EEN ZAAK VAN HET HART “… verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen” (Ef. 1:18). “… in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest” (Ef. 2:22). “Nadat David in zijn paleis was gaan wonen, zeide hij tot de profeet Nathan: Zie, ik woon in een cederen paleis, terwijl de ark van het verbond des Heren onder tentkleden staat. Toen zeide Nathan tot David: Doe alwat in uw hart is, want God is met u” (1 Kron. 17:1,2). “David bevond zich toen in de vesting en een bezetting der Filistijnen was toen in Bethlehem. En er kwam een verlangen bij David op en hij zeide: O, dat iemand mij water te drinken gaf uit de put van Bethlehem, die bij de poort is. Toen braken die drie door het leger der Filistijnen heen, schepten water uit de put van Bethlehem, die bij de poort is, namen het mee en brachten het naar David. Maar David wilde het niet drinken, doch plengde het de Here, en zeide: Mijn God beware mij ervoor, dat ik dit zou doen! Zou ik het bloed van deze mannen drinken, voor de prijs van hun leven? Want met gevaar voor hun leven hebben zij het gebracht. En hij wilde het niet drinken. Dit hebben de drie helden gedaan” (1 Kron. 11:16-19). “En nadat Hij deze verworpen had, verwekte Hij hun David als koning, wie Hij ook dit getuigenis gaf: Ik heb David, de zoon van Isaï, gevonden, een man naar mijn hart, die al mijn bevelen zal volbrengen” (Hand. 13:22). “Here, gedenk aan David, aan al zijn moeite; hoe hij de Here heeft gezworen, de Machtige Jakobs een gelofte gedaan: Voorwaar, ik zal de tent mijner woning niet binnengaan, noch de sponde mijner legerstede beklimmen, voorwaar, ik zal aan mijn ogen geen slaap gunnen, noch sluimering aan mijn oogleden, totdat ik voor de Here een plaats gevonden heb, een woning voor de Machtige Jakobs” (Ps. 132: 1-5). “… hoe rijk de heerlijkheid is van zijn erfenis bij de heiligen.” “mede gebouwd … tot een woonstede Gods …” Dat is de nieuwtestamentische basis van onze overdenking, maar we gaan nu naar het Oude Testament om de voorafschaduwing daarvan te zien in 1 Kronieken 17: “Nadat David in zijn paleis was gaan wonen …” U weet wat Nathan tegen David zeggen moest van de Here, maar dat verandert aan de situatie niets. Het betekent alleen dat David zelf het huis niet mocht bouwen, en nadat dat gezegd is, zegt de Here kostbare woorden van genade tegen David. De Here zegt tot David dat Hij hem een huis zal bouwen en dat de troon van zijn zoon voor altijd vast zal staan en nog veel meer van zulke genadige woorden, waarop David neerknielt voor het aangezicht des Heren en zegt: “Wie ben ik en wat is mijn huis …?” Het volgende hoofdstuk begint dan als volgt: “Daarna versloeg David de Filistijnen en onderwierp hen; en hij ontnam de Filistijnen Gath en zijn onderhorige 23 plaatsen. Ook versloeg hij Moab …”, enzovoorts. Deze geschiedenissen in Kronieken kunnen we alle plaatsen in het licht van Openbaring 12:11: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood.” Misschien ziet u het verband niet meteen, maar dat zullen we nader toelichten. We willen nu allereerst beklemtonen dat overwinnaar-zijn een zaak van het hart is. We kunnen nog zoveel over dit onderwerp zeggen, maar uiteindelijk komt het daarop neer dat het een zaak van het hart is. Het verband tussen de Efezebrief, geschreven door Paulus en de brief die Johannes in Patmos aan Efeze schreef, is duidelijk. We hebben in de eerste plaats gezien dat de openbaring van deze brief samengevat kan worden in die ene zinsnede, waarin staat dat ze verlichte ogen van het hart nodig hadden, door de Geest van wijsheid en openbaring, om te weten hoe rijk de heerlijkheid is van zijn erfenis in de heiligen. De boodschap aan Efeze in Openbaring 2 luidt: “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt. Gedenkt dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” Het is een kwestie van het hart en dat heeft te maken met dat wat zeer kostbaar is voor de Here zelf. Het gaat er om dat ons hart ten volle en met alle kracht gericht is op datgene wat voor de Here het allerbelangrijkste is. Geen enkele bijbeltekst geeft dat duidelijker aan dan dit gedeelte uit de Efezebrief: “de rijkdom van de heerlijkheid zijner erfenis in de heiligen” (S.V.). Daar gaat het hart van de Heer naar uit. Dat is kostbaar voor Hem. Het gaat de overwinnaar niet meer om zijn eigen erfenis, zijn eigen zegen. Dat stadium is hij voorbij. Het gaat hem niet meer om zegeningen, om iets wat hij krijgt. Er is nog maar één ding in zijn hart, namelijk dat de Heer zal krijgen wat Hij verlangt, wat Hij nodig heeft, waar Zijn hart op gericht is; niet onze erfenis maar de Zijne. Dat is de overwinnaar, die zijn hart hierop gezet heeft. Het is een harteijver voor Gods belangen, voor de realisatie van Gods volle plan. Waar in de bijbel ook gesproken wordt over de overwinnaar, dat is wat hem ten diepste kenmerkt. Een zaak van het hart. Een man naar Gods hart Dit is wat we bij David zien. Hij is in dit verhaal een gerijpt man, met een hele geschiedenis met God achter zich. Hij geniet van de zegeningen en barmhartigheden die Hij door Gods genade ontvangen heeft, maar zijn overdenking is als volgt: Ik woon in een huis van cederhout, maar de ark van het verbond des Heren is in een tent. Dat kan niet! We lezen in Psalm 132 wat er in Davids hart omging: “Voorwaar, ik zal de tent mijner woning niet binnengaan, noch de sponde mijner legerstede beklimmen, voorwaar, ik zal aan mijn ogen geen slaap gunnen, noch sluimering aan mijn oogleden, totdat ik voor de Here een plaats gevonden heb, een woning voor de Machtige Jakobs.” Een plaats voor de ark des Heren, voor het getuigenis van de Here. David had gezworen. Hier wordt Davids hart blootgelegd. Dit is de sleutel tot zijn leven. Vanaf het begin van de geschiedenis van David tot aan het eind is dit het punt waar alles om draait. Zijn eerste optreden was in verband met Goliath en we zien hem daar ijveren voor de naam des Heren, ijveren voor Gods belangen. Het ging hem er niet in de eerste plaats om het volk Israël te helpen; het ging om de Here. “Ik treed u tegemoet in de naam van de Here der heerscharen, de God der slagorden van Israël, die gij getart hebt.” In het hoofdstuk daarvoor, als Samuël de opdracht krijgt de opvolger van Saul te zalven en de zonen van Isaï voor hem verschijnen terwijl David niet thuis is, houdt de Here Samuël tegen als deze de oudste wil 24 zalven, met de woorden: “Let niet op zijn voorkomen noch op zijn rijzige gestalte … de Here ziet het hart aan.” Ook hier gaat het dus om het hart. Dat is nog steeds zo in zijn latere jaren. Nathan zegt tegen David: “Doe alwat in uw hart is.” Nathan was een goed man en nam een ereplaats in Davids leven in. Nathan was een man die de koning kon bestraffen en wiens bestraffing zonder wrok werd geaccepteerd. Omdat hij Davids hart kende, kon Nathan zeggen, ondanks het feit dat hij ook al zijn fouten en falen kende: “Doe alwat in uw hart is.” Dan lezen we dit geweldige getuigenis over David: “Ik heb David gevonden, een man naar mijn hart.” Hoe is dat mogelijk? Kijk naar David en zijn zonde met Uria en Bathseba! Kijk naar de volkstelling en de straf die daardoor over Israël kwam! En kijk naar David die in zwakheid Absalom, de moordenaar, terugbrengt, zonder dat deze enig berouw toont, louter op grond van natuurlijke genegenheid. Is dat een man naar Gods hart? Dit zijn de zwakheden en fouten van de man, maar in het hart van die man ziet God iets wat er zijn hele leven door gebleven is. Deze man heeft een hartstocht, een passie, een ijver voor de belangen van de Heer, om een plaats voor het getuigenis te vinden. Hij wordt verteerd door de ijver voor Gods huis. Gods erfenis, dat is het wat David zo na aan het hart ligt. Daarom is hij de man naar Gods hart. Het hart van de overwinnaar We hebben de geschiedenis gelezen van de drie helden van David. Dit spreekt van hetzelfde principe. Eens kwam er een sterk verlangen bij David op en hij zei: “O, dat iemand mij water te drinken gaf uit de put van Bethlehem, die bij de poort is!” En de drie helden braken door het leger van de Filistijnen heen, zetten hun leven op het spel en brachten David water uit die put. Zij waren “overwinnaars”. Wat maakte hen tot overwinnaars? Zij bespeurden een verlangen in het hart van hun heer en koning en daarvoor hebben ze hun leven geriskeerd. Ziet u het principe? De overwinnaar is niet iemand die een bepaalde leer voorstaat, genaamd “de overwinnaars-waarheid”. En ook niet iemand die bij een bepaalde groep mensen hoort die over de overwinnaar spreken. De overwinnaar is een persoon of een groep mensen die deze allesbeheersende passie in hun hart hebben, niet om iets van God te verkrijgen en gezegend te worden, maar dat God Zijn volle welgevallen in Zijn volk kan hebben. Het zijn zij die met geopende ogen gezien hebben wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen betekent en die hun hart daarop gezet hebben. Let op hoe het er staat: “Verlichte ogen uws harten, zodat gij weet …” De overwinnaar komt alleen naar voren in een tijd waarin Gods volk in het algemeen zijn visie en positie verloren heeft en het gaat dus altijd om een betrekkelijk kleine groep. De anderen zijn Gods volk wel en misschien erg toegewijd aan de dingen van God, maar het gaat hun meestal om de zegen, om iets van God te krijgen. Soms is het hun te doen om geestelijke kracht en hun gebed is dan uitsluitend daarop gericht. Uiteraard bedoelen ze echt kracht om te dienen, kracht om de Heer meer en beter te dienen, om meer door de Heer gebruikt te worden. Maar weet u, het gaat hun om dingen. Hoevelen bidden niet om opwekking! Ik zeg niet dat het verkeerd is om om kracht of opwekking te bidden, maar zoveel heiligen worden daardoor volledig in beslag genomen. Het zijn wel goede dingen, maar het gaat om iets anders. 25 Echt en onecht Onlangs, bij het lezen van het Woord, viel mijn oog op twee dingen. Eén daarvan was de grote strijd van Elia voor wat we de opwekking op de Karmel zouden kunnen noemen. U kent de geschiedenis wel van die enorme strijd tegen de Baäldienst, die bijna het gehele land in zijn greep had. Toen het altaar werd opgericht en Jahweh werd aangeroepen en het vuur naar beneden kwam en er een machtige demonstratie van goddelijke kracht was, riepen deze zelfde mensen meteen: “De Here, Hij is God! De Here, Hij is God!” We zouden dat een grote opwekking kunnen noemen. Alle mensen juichten: “De Here is met ons, wij zijn voor de Here! De Here, Hij is God en wij staan aan Zijn kant.” Een korte tijd later treffen we Elia opnieuw aan, maar dan in wanhoop. Ik geloof niet dat die alleen veroorzaakt werd door wat Izebel gezegd had. Misschien is zij de pijl van de satan geweest die hij in een psychologisch moment op Elia afvuurde, maar ik geloof niet dat dit alles verklaart. Ik geloof dat er nog een andere faktor was, namelijk dat Elia zich heel goed bewust was van de wispelturigheid van het volk. Hij hoorde hen juichen, hij zag hoe ze de Here erkenden, maar hij kende dit volk. Het was alleen omdat er iets uiterlijks gebeurd was, alleen omdat de Here een manifestatie en demonstratie van Zijn kracht gegeven had, dat ze zo juichten. Elia kende de wispelturigheid van het volk, wist hoe labiel ze waren en in zijn hart was hij niet voldaan. Daarom zie je hem in een toestand van grote wanhoop als hij zijn klacht voor de Here uitstort. “Ik heb zeer geijverd voor de Here, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren omver gehaald”, enzovoorts. Is het u ook opgevallen dat pas na alles wat er op de Karmel gebeurd is, pas nadat het volk gejuicht heeft: “De Here, Hij is God”, dat de Here tegen Elia zegt: “Ik heb nog zevenduizend in Israël overgelaten, knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl.” Ziet u de betekenis daarvan? Dat was een openbaring voor mij. Ziet u, geliefden, de mensen die met grote aantallen komen opzetten als de Here iets uiterlijks doet in een opwekking zijn nog geen overwinnaars. Zij zijn er omdat er aktie is. Maar God verlangt iets diepers. De knie die zich nooit gebogen heeft voor Baäl, die geen opwekking nodig had, maar een verborgen omgang met God had, toen alles verkeerd liep. Eigenlijk zei Elia’s hart: “Ja, dat is allemaal goed en wel, het volk is enthousiast als er een demonstratie is, als er kracht zichtbaar wordt, maar ze zullen nooit standhouden! Als de dingen tegenzitten en alle uiterlijke tekenen verdwijnen, dan vallen ze weer af. Wat ik verlang is iets diepers, maar ik kan het niet vinden.” De Here zegt: “Ik heb het! Zevenduizend die niet alleen maar juichen, maar die hun hart al die tijd bij Mij hadden. Zij hadden geen opwekking nodig; hun hart was recht voor Mij.” Bovendien, als een tweede illustratie van hetzelfde punt, las ik het verhaal van de opwekking in de dagen van Josia, de laatste grote opwekking in Israël. Er was een soort opwekking geweest onder Hizkia, maar Josia roept heel Israël samen, en ze kwamen allen uit hun steden en dorpen en vierden op grootse wijze het Paasfeest in Jeruzalem. Hiervan wordt gezegd: “Zulk een Pascha was in Israël niet gevierd sinds de dagen van de profeet Samuël” (2 Kron. 35:18). Wat een opwekking! Maar na dit geweldige verhaal, na het grote enthousiasme van het volk, na de beschrijving van wat toch zo goed leek, volgt onmiddellijk deze verschrikkelijke uitspraak: “Doch de Here keerde Zich niet af van zijn hevig brandende toorn.” Ik dacht: Wat een anticlimax! Dat bederft alles! Zo’n geweldige opwekking, waarbij het volk zo betrokken was, waar alles zo echt en mooi leek en dan zeggen: 26 “Doch de Here keerde zich niet af van zijn brandende toorn” en nog ergere dingen. De Here wil meer dan opwekking alleen, meer dan enthousiasme. Overwinnaar-zijn is nog iets anders. Wat de Here verlangt is een toestand van het hart dat niet van Hem afwijkt, geen meelopers in een grote beweging, maar mensen die aldoor een waarachtig hart gehad hebben. Is dat niet in overeenstemming met het Nieuwe Testament, met het boek Openbaring? Is dat het niet wat de Heer daar naar voren brengt? Het zijn zij die, temidden van afvalligheid, vasthouden aan het volle plan van de Heer; niet degenen die teruggebracht moeten worden door uiterlijke wonderen en tekenen, maar degenen die hun hart standvastig en vastbesloten gericht hebben op Zijn erfenis, die verlangen dat de Heer zal verkrijgen wat Hij zo verlangt. Volkomen toewijding aan de Here Ik denk dat ik nu voldoende voorbeelden heb aangevoerd om dat wat ik wil zeggen duidelijk te maken. Wat is de konklusie? Waar gaat het ons om? Is het ons werkelijk menens? Is ons hart volledig gericht op alles waar Gods hart op gericht is? Broeder, zuster, neem die uitdaging aan, laat die vraag op u inwerken. Als dit werkelijk zo is, zal er heel wat in uw leven gaan gebeuren. De Here kan ons van alles ontnemen, als dat nodig is om Zijn doel te bereiken, als ons hart op dat doel gericht is. We zullen ons leven niet liefhebben tot in de dood, als ons hart op Gods doel gericht is, op Gods volledige doel. Dan zullen we God niet tegenspreken of met Hem argumenteren, niet onze norm stellen boven de Zijne of God zeggen hoe ver Hij kan gaan. Nee, dan willen we niets minder dan de Heer zelf. Niemand die zijn hart zo gericht heeft op alles wat de Heer wil, zal ooit zeggen: “Die en die is een heel godvrezend mens en hij doet dit of dat, waarom zou ik dat dan niet doen? Waarom zou ik anders zijn?” Hoeveel strijd hebben we op dit punt niet gezien! Velen hebben iets dergelijks tegen me gezegd. Geliefden, laat me dit zeggen in alle ernst en liefde, als dat uw norm is, zult u nooit aan Gods norm kunnen voldoen. We mogen nooit een beroep doen, zelfs niet op de heiligste en godvrezendste broeder of zuster die ooit op aarde geleefd heeft, en hem of haar als onze norm stellen. U moet goed beseffen dat er nooit een mens op aarde geweest is, behalve Zijn Zoon, die onfeilbaar was. God heeft dat in Zijn Woord heel duidelijk gemaakt. Geen enkele van Davids fouten, hoewel hij een man naar Gods hart was, werd door God bedekt. Ze staan vermeld in Gods Woord en enkele duizenden jaren lang heeft iedereen ze kunnen lezen. Er is nooit een mens geweest, wiens zwakheid door God verborgen werd gehouden, ook al was het iemand die zeer door Hem gebruikt werd. God verbiedt het dat wij een mens tot onze norm verheffen. Het hart van iemand die zich uitstrekt naar Gods volledige plan, zal altijd verder gaan dan het beste wat er hier op aarde is. Ze hoeven daarover geen woorden vuil te maken. Hun houding is altijd: “Ja Heer, als dit betekent dat er meer ruimte voor U in mij komt, dan ben ik klaar, ik ben bereid. Alles wat ik verlang is dat U alles in mij zult zijn.” Zo is de overwinnaar. Het is een zaak van het hart. We zijn bereid al onze vooroordelen en vooropgezette meningen prijs te geven. We laten onze koppigheid varen! Er blijft onder alle omstandigheden maar één vraag over, die alles bepaalt: “Heer, is dit de weg van Uw volle plan met mij? Zo ja, dan moeten al mijn eigen gedachten daarvoor wijken, hoe sterk ze ook mogen zijn. Ook al heb ik andere verlangens, ze moeten wijken. Mijn voorkeur mag niet in de weg staan. Heer, wat is Uw plan, wat is Uw wil?” Dat maakt ruim baan voor de 27 Here. De brief aan de Efeziërs is de hoogste openbaring die we in de bijbel hebben en de climax van deze brief vinden we in deze woorden “… verlichte ogen uws harten, zodat gij weet … hoe rijk de heerlijkheid is van zijn erfenis in de heiligen.” Dit leidt tot de plaats van de overwinnaar in de eindtijd. Dit kind, dit mannelijk wezen uit Openbaring 12, wordt weggevoerd naar God en Zijn troon. “Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon.” In het boek Jozua vindt u het erfdeel van Israël, maar geen koning. Als u de boeken Samuël, Koningen en Kronieken neemt, vindt u daar een koning, en een troon, maar het is niet langer Israëls erfdeel, maar het erfdeel van God. David is een type daarvan. Hij is de koning en de belichaming en personifikatie van dit feit. “Ik zal de tent mijner woning niet binnengaan, noch de sponde mijner legerstede beklimmen. Ik zal aan mijn ogen geen slaap gunnen noch sluimering aan mijn oogleden, totdat ik voor de Here een plaats gevonden heb.” Dat is koningschap, dat is de troon, dat is het principe van de troon. We mogen dan wel Gods volk zijn en een heleboel doen voor de Here en het verlangen hebben Zijn belangen te behartigen, toch kunnen we in dit alles bezig zijn met dingen in plaats van met de Here zelf. O, dat Gods volk visie mocht hebben die hen zou aftrekken van de dingen als zodanig, al zijn dat misschien zelfs geestelijke dingen, een visie die hen zou terugbrengen naar dat wat de Here verlangt: de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen, de Here die de volle heerlijkheid en voldoening krijgt, zodat het einde luidt: “Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus”, of met andere woorden: “De God des vredes … bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is.” Ziet u, het gaat er om wat de Here is. Hebben we daar ons hart? Dat is de kern van het overwinnaar-zijn. Ons leven niet liefhebben tot in de dood kan heel veel betekenen. Velen denken dat de enige interpretatie die van martelaarschap is. Maar je kunt op vele manieren martelaar zijn. Het kan betekenen dat we tot Hem moeten gaan buiten de legerplaats, Zijn smaad dragende. Of we worden verkeerd begrepen, verkeerd geïnterpreteerd. Misschien worden we verbannen of iets anders. Alles opdat de Here tot Zijn volle doel kan komen. Dat alles is evenzeer de weg van de overwinnaar. Ik zeg niet dat u niet naar de hemel zult gaan als u geen overwinnaar bent, maar waar de Heer ons toe oproept is dat wat nodig en buitengewoon kostbaar is voor Hem, de overwinnaar die Hem Zijn voldoening schenkt, die beantwoordt aan dat waar Zijn hart van alle eeuwigheid af al op gericht is geweest, in overeenstemming met Zijn erfenis. Daarom zetten we dat andere gedeelte uit de Efezebrief naast het eerste citaat: “De rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen” naast “in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods.” Davids hart was gericht op een woonstede Gods, waarin de heerlijkheid van God geopenbaard kon worden, en zo kon Salomo de tempel bouwen vanwege deze last die op Davids hart lag. En de heerlijke vervulling was, dat de heerlijkheid van de Here zo het Huis des Heren vervulde, dat zelfs de priesters niet konden blijven staan vanwege de heerlijkheid. De Here vervulde de plaats met Zijn eigen heerlijkheid. De mens had er geen plaats in, zelfs de dienaren des Heren niet. Wij worden samengebouwd tot een woonstede voor God, opdat Hij de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen mag hebben. Het is een zaak van het hart. Als u niet alles begrepen hebt, als u niet alles meer weet, houd dan de sleutel tot dit alles vast. Dit hele onderwerp van de overwinnaar kan als volgt onder woorden gebracht worden: het raakt alles. Ik ga de 28 Heer vragen dat alles wat hierin besloten ligt, werkelijkheid mag worden in mijn leven! De kern is dat de Here alles moet hebben wat Hij verlangt, in mij en door mij, wat het ook mag kosten. De Here moet Zijn erfenis verkrijgen. Ik ben niet op dingen gericht, niet op iets wat ik graag wil of wat ik prettig vind, maar op dat waar het de Heer om gaat. O, vraag de Here toch dat uw leven beheerst mag worden door die naijver, dat verlangen, die hartstocht. Wat een beloning brengt dat. Het zou voor mij de grootste beloning zijn als de Here van mij kon zeggen: “Een man naar Mijn hart!” Begeert u dat? “Een man naar Mijn hart!” Wij zijn maar gewone mensen, zoals David, zoals Elia, van wie gezegd wordt dat hij een mens was zoals wij, vol gebreken, mislukking en schande, ja, maar van wie God, als Hij naar binnen kijkt kan zeggen, ondanks dit alles: “Ah, daar is een hart dat uit is op Mijn heerlijkheid, dat ijvert voor Mijn hoogste plan, een man naar Mijn hart.” Ik zeg u, dat is alle beloning die ik verlang, als de Heer dat kan zeggen. Mogen we zo bevonden worden. [ Hoofdmenu ] [ Huidig onderwerp ] T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen staat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights. 29