Wie overwint - Stichting Heart Cry

advertisement
Wie overwint
T. Austin Sparks
Uit 'A Witness and a Testimony', 1940
INLEIDING
“En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal
hoeden met een ijzeren staf” (Openb. 12:5).
“En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik
macht geven over de heidenen; en hij zal hen hoeden met een ijzeren
staf” (Openb. 2:26,27).
“En haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon”
(Openb. 12:5).
“Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk
ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon”
(Openb. 3:21).
“En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door
het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad,
tot in de dood” (Openb. 12:11).
Het staat voor mij vast welke boodschap de Heer nu in onze tijd wil
schenken. Dat is de boodschap over de “overwinnaar”. Ik ben er van
overtuigd dat maar heel weinigen het niet met me eens zullen zijn dat
dit een zeer belangrijk onderwerp is voor de tijd waarin wij leven. Hoe
kunnen we overwinnen in een tijd als de onze?
We willen beginnen met enkele concrete dingen te noemen over de
aard van de overwinnaar, wat een overwinnaar is.
De overwinnaar — zijn positie, roeping en tegenstander
Het Woord laat ons heel duidelijk zien dat de overwinnaar van grote
betekenis is voor de Here. De zevenvoudige herhaling van dat woord in
hoofdstuk 2 en 3 van Openbaring maakt dat volkomen duidelijk. De
overwinnaar komt alleen naar voren in een tijd van geestelijke
verwording en verval. Het is belangrijk dat we dat inzien. Wanneer de
dingen niet gaan zoals de Heer het verlangt, hoewel Hij in alles rijkelijk
heeft voorzien, opdat het zo zou zijn als Hij het wil, maar als het
desondanks heel anders is, dan vinden we in zo’n situatie de
overwinnaar. Dat is altijd zo, ook al wordt het woord “overwinnaar” niet
gebruikt. Het gaat om de inhoud van dat woord. Die vind je door de
hele bijbel heen, van Genesis tot Openbaring. Altijd in een tijd dat de
dingen afgeweken zijn van de goddelijke norm. Onthoud dat! Daarom
staat de overwinnaar nooit tegenover het kwaad in deze wereld of
tegenover de zonde in het algemeen, maar tegenover het falen van het
volk van God in het bijzonder. Wanneer de dingen van God op een laag
peil zijn en het volk van God zijn door de Here gegeven positie verloren
heeft, dan wordt over de overwinnaar gesproken.
De volgende opmerking die ik wil maken is dat de overwinnaar degene
is of degenen zijn, die staan voor Gods volle plan en gedachte in een
tijd waarin die uit het oog verloren zijn.
Het is goed te weten wat precies een overwinnaar is. Er bestaan
opvattingen over overwinnaar-zijn, die ik onmiddellijk van de hand wil
wijzen. Een van die opvattingen is dat overwinnaars een soort
superchristenen zijn, een door God van tevoren in Zijn raad
1
uitverkoren geestelijke élite, die een speciale plaats mogen innemen.
Laten we die gedachte onmiddellijk afwijzen, want dat is niet waar. Dat
zou volledig in strijd zijn met Gods gedachten. Gods verlangen is dat
heel Zijn volk die positie van overwinnaar zal innemen. Dat het er maar
weinigen zijn komt doordat de anderen gefaald hebben. Overwinnaars
zijn niet een speciaal uitverkoren groep.
Een andere opvatting die we meteen van de hand willen wijzen is dat
overwinnaars een andere plaats innemen dan alle andere gelovigen wat
betreft de genade. Heel wat verkeerde ideeën doen in dit verband de
ronde, die dit onderwerp helaas in discrediet gebracht hebben. Een van
die ideeën is die van beloning. Dit is door sommigen overdreven,
waardoor de genade met betrekking tot de overwinnaars op de
achtergrond is geraakt. Geloof me geliefden, van alle mensen in de
wereld kent de overwinnaar meer dan wie ook de noodzaak van de
absolute genade van God en hij zal het luidst het lied der genade
zingen. Zo dikwijls wordt er als volgt geredeneerd: “Als u spreekt over
overwinnaars, die een bepaalde positie innemen en op speciale wijze
beloond worden, maakt u verschil tussen hen en alle anderen op het
punt van genade, alsof zij bijzonder behandeld worden en dat niet op
grond van genade.” Dat is niet waar. Ik wil het nog eens herhalen. Eén
ding ligt hen, die overwinnaars worden, zeer na aan het hart. Dat is de
zeer diepe, onwrikbare overtuiging dat ze er zonder de genade en
barmhartigheid van God nooit door zullen komen, en daarvan zijn ze
zich meer bewust dan enig ander. Nadat we deze verkeerde
opvattingen hebben afgewezen, willen we de ware betekenis van de
overwinnaar bezien.
Overwinnaars zijn zij die visie hebben aangaande Gods volle
voornemen en gedachte voor Zijn volk. Zij hebben visie in een tijd dat
de visie nagenoeg geheel verloren is. Zij zien als anderen niet zien. De
ogen van hun hart zijn verlicht. Dat waar Gods hart naar uitgaat, is
voor hen heel concreet en gaat ook hen ter harte. Een van de
kenmerken van een tijd waarin de overwinnaars zichtbaar worden,
hetzij in het Oude Testament, hetzij in het Nieuwe, is dat er geen
“openbaar gezicht” (S.V.) of “open visie” (Eng.Vert.) is (1 Sam. 3:1),
zoals de tijd van Samuëls kinderjaren getypeerd wordt. Daarom wordt
er ook in Openbaring 2 en 3 in verband met de “overwinnaar” steeds
herhaald: “Wie een oor heeft, die hore.” Wie een oor heeft! Of het nu
zien is of horen, er wordt hetzelfde bedoeld. Het is
onderscheidingsvermogen, het vermogen te onderkennen en te
verstaan. Ik denk dat er in de herhaling van deze woorden een
aanwijzing ligt dat er in de gemeenten, onder Gods volk, velen zijn van
wie het vermogen om te horen wat de Geest zegt, afgestompt is of
dood. De Heer wendt zich tot degenen die niet kunnen horen temidden
van Zijn Gemeente. Overwinnaars zijn mensen die een geestelijk
vermogen bezitten om te zien, te horen, te bevatten waar het de Heer
werkelijk om gaat en wat Zijn volle plan is ten tijde dat in het
algemeen dat vermogen onder Gods volk ontbreekt.
Dan willen we als laatste inleidende opmerking zeggen, dat alles wat
we nu gezegd hebben betekent dat de overwinnaar klaar staat om al
het werk van de Boze met betrekking tot de Gemeente te weerstaan en
teniet te doen. Wat hem betreft betekent het dat al het werk van de
vijand verijdeld wordt, dat de overwinnaar zegt: “De Gemeente is niet
overwonnen!” Er is iets in de Gemeente dat Satan een
wereldoverwinning ontzegt, en ik geloof dat dat in Openbaring 12
bedoeld wordt als Satans karakter beknopt samengevat wordt. Eerst
wordt hij voorgesteld als de grote, rossige draak. Die aanduiding omvat
de volgende termen: “de oude slang, die genaamd wordt duivel en de
2
satan, die de gehele wereld verleidt” en verderop: “de aanklager van
onze broeders”. Kunt u nog meer titels van hem noemen? Hier wordt
hij samengevat. Dat alles is wat de draak is. Deze woorden geven
uiteraard verschillende aspecten van hem weer, maar daar gaat het
hier niet om. Satan, in zijn karakter van slang, de oude slang, is de
verleider. We denken hierbij aan de woorden van de apostel Paulus:
“…zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde.” De verleider, de
bedrieger, dat is de slang. Als je over de slang spreekt, bedoel je altijd
iets dat op heimelijke wijze werkt om voordeel te slaan uit leugen, uit
een verkeerde voorstelling van zaken of misleiding door een valse
weergave. De duivel — de aanklager. Satan — de tegenstander of
hater. Als je dat alles samenvat in de grote rossige draak, heb je een
toonbeeld van woestheid, wreedheid, kracht en vernieling. Dat wordt
naar voren gebracht in Openbaring 12 en de overwinnaar gaat daar
tegenin, tegen Satan in al zijn kracht, tegen alles wat hij is en doet in
welke vorm ook en tegen alles waar hij voor staat. De overwinnaar
staat tegenover dit alles en hij weet waarom het gaat.
Al deze helse activiteit is in de eerste plaats en voornamelijk gericht op
de Gemeente. De overwinnaar staat voor de Gemeente, om de
Gemeente te redden, om haar getuigenis intact te houden. Het is een
kolossale geestelijke realiteit waar we tegenover staan. Dit is niet
slechts een weergave van iets historisch. Ik weet dat er heel wat
gezegd is over deze grote rossige draak met zijn zeven koppen en tien
horens, en men heeft er allerlei koninkrijken in de geschiedenis in
menen te herkennen. Als u het zo wilt opvatten, mag u dat doen, maar
de Gemeente staat tegenover een ontzagwekkende geestelijke realiteit,
een verschrikkelijke geestelijke macht. Alles wat we in de eerste
hoofdstukken van Openbaring lezen, als we dat werkelijk begrijpen,
bevestigt dat nadrukkelijk en toont waar het de satan in zijn aanval op
de Gemeente om te doen is. We zullen straks nog iets meer zien van
zijn bedoelingen.
We hebben nu iets gezien van wat de overwinnaar is, de positie van de
overwinnaar, de roeping van de overwinnaar, en wat de overwinnaar
onder ogen moet zien. Daar willen we in de volgende hoofdstukken nog
verder op ingaan. We willen dat doen door drie aspecten van de
overwinnaar nader te beschouwen. Deze drie aspecten zijn de staat, de
positie en het getuigenis van de overwinnaar. De positie is het gevolg
van de staat. Het getuigenis komt voort uit die positie waartoe de staat
leidt. Dat klinkt misschien nogal technisch. Ik weet het. Als u de tijd
zou nemen om hier even over na te denken, zou u gaan zien dat er
heel veel in deze woorden besloten ligt. Het is tegen deze drie dingen
dat de satan zo hevig en met grote sluwheid en kracht tekeergaat.
HOOFDSTUK EEN
DE STAAT VAN DE OVERWINNAAR
a) Gerechtigheid uit het geloof
De vijand is in de eerste plaats gekant tegen de staat van de
overwinnaars, dat is de staat van de Gemeente, zoals de Heer die wil
hebben. Wat bedoelen we met de staat? Dat is de gerechtigheid die uit
het geloof is. Geliefden, vindt gerechtigheid die de gerechtigheid van
God zelf is, en u hebt Satan volledig en volkomen op ieder punt
verslagen. U bent daardoor alles kwijt wat Satan grond geeft, wat hem
hoop geeft. U hebt nu niets meer te maken met het oordeel Gods.
3
Onthoud dat Satan omvergeworpen is op het moment dat u een staat
van gerechtigheid binnengaat, die Gods eigen gerechtigheid is. Om zijn
positie te kunnen handhaven en zijn werk te kunnen doen, moet de
satan een basis van ongerechtigheid vinden, een toestand van
ongerechtigheid teweegbrengen en mensen in een toestand van
ongerechtigheid zien te krijgen. U kunt het hele Woord van God nagaan
en zien hoeveel dit ene gegeven verklaart. Satans kracht ligt altijd daar
waar ongerechtigheid is. Satans koninkrijk is niet iets officieels, het is
moreel. Juister gezegd, het is immoreel, maar u begrijpt wat ik bedoel.
Het is een kwestie van een morele staat. We moeten ons idee over het
woord “koninkrijk” misschien herzien; het koninkrijk van Satan of het
koninkrijk van God moeten we niet zien als iets officieels, als een rijk
waarin bepaalde ambtenaren zijn aangesteld om te regeren. De
heidenen hoeden met een ijzeren staf in dat koninkrijk, betekent niet
slechts dat God een staat vestigt op aarde of in de hemel en daarin
mensen aanstelt om gezagsposities te bekleden. Dat is niet het geval.
Dat is officieel. Dit alles is een morele aangelegenheid. Satans
koninkrijk stort onmiddellijk in waar u een staat van gerechtigheid
Gods vindt. Hij heeft geen macht meer als u in die positie komt.
Ik heb gezegd dat Gods oordeel aan u voorbijgaat, als u binnengaat in
de staat van goddelijke gerechtigheid. U kent dat verhaal van
Abrahams voorbede voor de steden der vlakte. God kondigde via Zijn
boodschapper aan dat Hij de stad ging verwoesten, en Abraham
maakte er een discussiepunt van: “En de rechtvaardigen dan? Gaat U
de rechtvaardigen samen met de goddelozen vernietigen?” God zei:
“Nee, dat kan Ik nooit doen. Dat zou betekenen dat Ik Mijzelf
vernietigde. Dan is het aan jou, Abraham, om de rechtvaardigen te
vinden en als je ze vindt, dan kan Ik niet verwoesten; dat zou
betekenen dat Ik de hand aan Mijzelf sla.” Dan probeert Abraham van
hoog tot laag een aantal te vinden waarvan hij denkt dat het zijn
beroep op God zou rechtvaardigen en een voldoende basis zou vormen
om aan Gods eis te voldoen. Hij moest het aantal steeds kleiner
maken. Vijf rechtvaardigen! Nee, hij kon er geen vijf vinden. Daarom is
God gerechtvaardigd in Zijn oordeel. Als Abraham ook maar een
greintje gerechtigheid van God gevonden had onder de Sodomieten,
dan had God het oordeel niet kunnen voltrekken. Gerechtigheid is iets
geweldigs, tenminste de gerechtigheid die van God komt, niet die van
ons. “Al onze gerechtigheden zijn als een bezoedeld kleed.” Er is geen
gerechtigheid in ons. Nee, we spreken nu over de gerechtigheid van
God. De hele bijbel door, vanaf de tijd van Abel, zien we dat het gaat
om de gerechtigheid die op grond van het geloof is. We denken aan die
geweldige brief van Paulus, die zo beknopt maar volledig naar voren
brengt, dat het alleen gaat om de gerechtigheid die uit het geloof in
Jezus Christus voortkomt. Wat een kracht ligt daarin!
Gods gedachte voor Zijn eigen volk is dat ze voor Hem zullen staan,
bekleed met Zijn eigen gerechtigheid. Wat een geweldige staat! Stel je
voor, de gerechtigheid van God zelf die ons omhult, zodat God, als Hij
naar ons kijkt, niets anders ziet dan Zijn eigen gerechtigheid, en niets
van wat we van nature zijn. Laten we vooral niet denken dat dit te
elementair is, geliefden. Dit is iets waar uiteindelijk alles om draait; dit
is een van de belangrijke punten voor de overwinnaar in de eindtijd.
Dit is het punt dat Satan tot het laatst toe aanvecht. Als hij u of mij
zover kan krijgen dat we deze grond van het geloof verlaten, en
veroordeling aanvaarden onder zijn beschuldigingen, dan heeft hij
gewonnen. Als hij een kind van God ontmoet dat, ondanks alle
beschuldigingen en alle werkingen van het vlees en alles wat Satan, de
grote rossige draak, in woede en wreedheid en haat en beschuldiging
4
en macht tegen hem kan uitrichten, niettemin op zijn grond in geloof
blijft staan en zegt: “Ja, dat kan allemaal best waar zijn, maar in Gods
ogen, door het geloof in Christus Jezus, ben ik een deelgenoot van Zijn
eigen gerechtigheid”, dan is Satan verslagen. Dat is de overwinnaar.
Het is een zaak van een staat door geloof.
Waarom is Satan zo tegen ons? Om ons te vernietigen? Nee, niet op de
wijze zoals wij dat soms denken. Hij mikt op het doel en dat is het
geloof dat zich richt op de gerechtigheid van God in Jezus Christus. Dat
is zijn bedoeling en daarom wordt gerechtigheid wel het pantser
genoemd. U weet wel dat er in Jesaja 59:17 staat: “Hij bekleedde Zich
met gerechtigheid als met een pantser.” En in Efeze 6:14 lezen we de
uitdrukking: “het pantser der gerechtigheid” (S.V. het borstwapen).
Ziet u, de “edele delen” van ons geestelijk wezen staan op het spel —
het borstwapen der gerechtigheid. Het is de bedekking van het hart.
Maar wat bedoelen we met de bedekking van het hart?
We willen enkele schriftgedeelten daarover opslaan en zien wat
daarmee bedoeld wordt. In de brief aan de Hebreeën wordt het met
andere woorden heel duidelijk verklaard: “Welke was een afbeelding
voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen
geofferd werden, die dengene, die den dienst pleegde, niet konden
heiligen naar het geweten… Hoeveel te meer zal het bloed van
Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk
opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den
levenden God te dienen?” (Hebr. 9:9,14 S.V.).
Het is een zaak van het geweten, in je hart. Je hebt een slecht
geweten, je voelt je in je hart niet op je gemak. Wat doe je daar aan?
Wat een geweldige woorden zijn dit toch! Laten we het nog eens lezen.
“… die… niet konden heiligen naar het geweten” (Eng.Vert.: “die, wat
het geweten betreft, de aanbidder niet volmaakt kunnen maken”).
Houd die woorden vast: “…wat het geweten betreft … niet volmaakt.”
Dat is de vraag waar het om gaat. Daar is God op uit: een volmaakt
geweten. Nu staat er dat deze gaven en offers, die slechts symbolen
waren, dat nooit tot stand konden brengen, maar dat “het bloed van
Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer
aan God gebracht heeft”, het geweten reinigt. Zo wordt het geweten
volmaakt. Hoe brengt het bloed van Christus dit tot stand? Er is
gerechtigheid in het bloed. Dat bloed is de onvergankelijke natuur van
het leven van Christus. Onvergankelijk! Je kunt het woord ook vertalen
met onbederfelijk. Wat een woord! Een natuur die niet kan worden
aangetast door het verderf, het ligt buiten het bereik van het
vergankelijke. “Wie van u overtuigt mij van zonde?” Is er ooit een
mens geweest die de wereld zo kon uitdagen? “Want Gij geeft mijn ziel
niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve
zien” (S.V. “Gij zult niet toelaten dat uw heilige de verderving zie” Ps.
16:10). Onmogelijk! Dat wordt in Handelingen geciteerd, nadat er
gezegd is: “God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de
weeën van de dood, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door hem
werd vastgehouden” (Hand. 2:24). En dan volgt in vers 27: “Omdat Gij
mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten, noch uw heilige
ontbinding doen zien.” De dood heeft geen macht over Hem omdat er
geen bederf was. Onbederfelijkheid is de vernietiging van de macht van
de dood.
Het bloed van Jezus Christus is de waarde van Gods eigen
gerechtigheid en Satan is tegen het bloed omdat het de gerechtigheid
is. Het persoonlijk toeëigenen van dat kostbare bloed, van die
goddelijke gerechtigheid, door het geloof, is het wat alle macht van de
satan gaat vernietigen. “En zij hebben hem overwonnen door het bloed
5
van het Lam.” Het bloed is allesomvattend, maar in verband met het
doel dat ons nu voor ogen staat zouden we ook kunnen zeggen: “Zij
hebben hem overwonnen door de gerechtigheid die uit het geloof is.”
Dat is het woord van hun getuigenis, een pantser dat het geweten
beschermt en verdedigt. Hoe kunnen wij ons geweten verdedigen
tegen de aanklager, wiens ene oogmerk is ons op de een of andere
wijze opnieuw in ons geweten onder veroordeling te brengen? Hij wil
ons er toe brengen dat we in ons hart weer die veroordeling
aanvaarden. Wat moeten we daartegen doen? Hoe kunnen we ons
daartegen verdedigen? Door het pantser der gerechtigheid, Zijn
gerechtigheid, Zijn onverderfelijke leven dat in Gods ogen het onze is
door geloof.
Ik ben ten zeerste overtuigd van de noodzaak van zo’n woord. U denkt
misschien dat dit het abc van het evangelie is. Dat is het ook, maar het
is meer dan dat. We zullen ontdekken als we verdergaan, dat Satan
proberen zal ons af te matten, en wel door ons te overtuigen van onze
eigen onwaardigheid, onze eigen slechtheid en zondigheid, van onze
afschuwelijkheid, van alles wat we zijn en niet zouden willen en moeten
zijn, en van alles wat we niet zijn en zo graag zouden willen zijn. Hij zal
nooit ophouden ons op die grond te benaderen. Als u er over nadenkt
hoe u tegen de satan kunt vechten, hoe u de tegenstander tegemoet
kunt treden en hem overwinnen, weet dan dat het alleen op deze wijze
kan. Dit is geen objectieve strijd. U kunt de vijand niet op een
objectieve manier tegemoet treden. U ervaart de strijd in uw eigen
hart. Zij die grote woorden spreken over de overwinning van Golgotha
en zo, zijn misschien de hele tijd alleen maar een speelbal in de hand
van de satan, omdat hun overwinning niet gebaseerd is op
gerechtigheid. Zo kunnen ze totaal verslagen worden. Hier hebben we
het getuigenis van het bloed nodig. U en ik achten het bloed van Jezus
kostbaar. Die kostbaarheid ligt hierin dat het een einde maakt aan de
macht en het gezag van Satan. Door het bloed komen we tot de troon.
Stel u dat niet te letterlijk voor; het is vooral een geestelijke
werkelijkheid, een geestelijk en zedelijk regeren. Maar als we nu in
deze tijd niet tot die ervaring komen, dan is er niet veel hoop dat dat
aan het einde der eeuwen zo zal zijn. We moeten hier nu reeds iets van
kennen. Het is een wezenlijk punt om met Hem te heersen. “Zij, die de
overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen,
zullen leven en als koningen heersen…” (Rom. 5:17). Dat betekent dat
we nu in geestelijke en zedelijke zin een troon tegen de vijand stellen.
Moge de Here dit woord in ons hart beschermen!
Broeders, als ons hart ons niet veroordeelt zijn we in een sterke positie
en de vijand in een zwakke! Hoe is dat mogelijk? “Het bloed van
Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer
aan God gebracht heeft, reinige uw geweten…” “Als ons hart ons niet
veroordeelt…” Romeinen 8 volgt op Romeinen 6. Het kruis in Romeinen
6 doet alle grond van ongerechtigheid weg en, “Zo is er dan nu geen
veroordeling meer.”
b) Een leven beheerst door het principe van gerechtigheid
Als ons hart, het wezen van onze geestelijke mens, bekleed is met
Gods gerechtigheid, moet daar tevens een leven zijn dat beheerst
wordt door het principe van gerechtigheid. Zo wordt dat woord uit de
Psalmen toegepast op de Here Jezus in Hebreeën 1: “Gerechtigheid
hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U,
o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten.” Weet
u wat er meteen aan voorafgaat? “Van de Zoon zegt Hij: Uw troon, o
6
God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de
scepter van zijn koningschap.”
“Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat.”
Dat is een staat van het hart. Een pantser van gerechtigheid! Dit koper
moet een sterke haat zijn tegen ongerechtigheid en een sterke liefde
voor gerechtigheid, die het leven kenmerken. Met dit punt van
praktische gerechtigheid moeten we echt bezig zijn. Onze staat is
heerlijk, de staat die wij door geloof ontvangen hebben, maar Hij die
de Rechtvaardige was, werd Zijn hele leven door geleid door
rechtvaardige belangen en van Hem staat er: “Gerechtigheid hebt Gij
liefgehad.”
Ik wil nu niet meer zeggen dan dat dit het is wat iemand tot een
overwinnaar maakt. De allereerste toepassing van dat woord was voor
Efeze. Wat was er aan de hand met de Efeziërs? “Gij hebt uw eerste
liefde verzaakt. Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” U ziet
het principe: gevallen! Die liefde, die eerste liefde, die liefde tot
gerechtigheid, gepaard met een haat tegen ongerechtigheid, is op de
een of andere wijze aangetast, gekwetst, en het heeft hen van hun
geestelijke hoogte doen vallen, uit de hemelse gewesten die in de
Efezebrief genoemd worden. Het is Satan begonnen om deze staat. Als
hij ons daar kan raken, heeft hij ons van de troon verjaagd door zijn
misleiding. Hij heeft ons uit de hemelse gewesten verdreven en daar is
het hem om te doen. Immers, deze staat, dit overwinnaar-zijn door het
bloed, betekent uiteindelijk dat er geen plaats meer voor hem is in de
hemel (Openb. 12:8). De draak en al de zijnen zijn neergeworpen!
Hoe? Zeker niet door een objectieve strijd, maar omdat er een volk
gekomen is tot die volkomen positie: gerechtigheid op grond van het
geloof! Ze zijn daar gekomen ondanks elke vorm van tegenstand en
vijandschap, ondanks al de woede van de rossige draak. Ze hebben
gestaan, die positie ingenomen en zo zijn ze tot de troon gekomen. Dit
is het waar de vijand tegen gekant is. Hoe kan hij zijn doel bereiken?
Door de waarde van het bloed aan de kant te schuiven. Hij doet alles
om aan de Gemeente het machtige getuigenis van het bloed te
ontnemen. Hij probeert op allerlei wijze de heiligen een andere positie
te doen innemen dan die van de volkomen gerechtigheid, die ze door
het geloof ontvangen. De Here behoede ons ten dage van de woede
van de draak en beware ons in deze positie. Het is níet iets romantisch.
Het treft ons in ons verborgen leven, daar waar we alleen zijn, op een
moment dat we vermoeid zijn of uitgeput, of niet goed in orde, of als
de situatie ontmoedigend is. De vijand roept allerlei beelden op, stelt
ze ons voor ogen en zegt: “Zie je dit en dat en dat?” en zo probeert hij
ons de moed te ontnemen en dan zegt hij: “Je hebt het mis, weet je!”
Dan beginnen wij te zeggen: “Het moet haast wel zo zijn; we moeten
het wel mis hebben, anders zou dit niet gebeurd zijn!” Hij werkt uiterst
subtiel en uiterst wreed. De draak vertrapt de zwakke en kent geen
medelijden met hem. O, die wreedheid van de draak! Wat is het toch
belangrijk om dat wezenlijke geloof, het geloof van de Zoon van God te
hebben! Moge de Here ons trouw houden!
HOOFDSTUK TWEE
7
DE POSITIE VAN DE OVERWINNAAR
Lezen: Openbaring 12
De aanval op het leven van de Gemeente
In hoofdstuk één hebben we stilgestaan bij het eerste aspect van de
overwinnaar, namelijk de staat, die de basis is van alles, de
gerechtigheid door het geloof in Jezus Christus. Als die staat zo
belangrijk is en zoveel betekent voor de omverwerping van het hele
koninkrijk van Satan, de grote rossige draak uit Openbaring 12, dan is
het te allen tijde zijn bedoeling die staat aan te tasten. We hebben
gezegd hoe we hem kunnen overwinnen door het bloed, dat spreekt
van het onverderfelijke leven van de Here Jezus, dat wij door geloof
ontvangen hebben. De vijand probeert daarom onze geloofsrelatie met
dat onverderfelijke leven waarvan het bloed spreekt, kapot te maken.
Dat probeert hij door iets verderfelijks binnen te brengen, om zo een
juridische grond te hebben ons voor God aan te klagen.
We moeten één ding niet vergeten, ook al is het moeilijk te begrijpen
of uit te leggen, namelijk dat het Woord van God het volkomen
duidelijk maakt dat de satan op de een of andere wijze toegang heeft
tot God in relatie tot Zijn volk. Dat is de betekenis van het woord in
Openbaring 12, dat alles te maken heeft met de overwinnaar: “…die
hen dag en nacht aanklaagde voor onze God.” In het Oude Testament
lezen we hierover in het geval van Job en ook in dat van de
hogepriester Jozua, waar we Satan zien staan aan zijn rechterhand als
zijn tegenstander, zijn aanklager. Hier aan het eind van de bijbel, in
Openbaring, waar alles tot een climax komt, wordt Satan de aanklager
van de broeders genoemd, die hen dag en nacht aanklaagt. Op de een
of andere wijze heeft hij toegang tot God.
Dat vereist twee dingen, zoals we in het vorige hoofdstuk gezien
hebben. In de eerste plaats moet er die geloofspositie zijn met
betrekking tot de gerechtigheid Gods die door het geloof in Jezus
Christus is, en in de tweede plaats moeten we er op toezien dat deze
positie niet tegengesproken wordt door ons gedrag. Anders heeft Satan
macht om de waarde en de kracht van onze positie te treffen. Ik zeg
niet dat hij die positie zelf kapot kan maken, dat hij het feit dat wij
door God aanvaard zijn, gerechtvaardigd door het geloof, kan
aantasten, maar hij kan wel de uitwerking ervan vernietigen. Met
andere woorden, hij kan het getuigenis ervan kapot maken, en u mag
nooit vergeten dat het getuigenis ongelofelijk belangrijk is. Dat is dan
het derde punt, dat we in hoofdstuk drie zullen behandelen. We hebben
dus eerst een staat, dan een positie en daarna een getuigenis. Het gaat
Satan om het getuigenis. Dat getuigenis komt voort uit de positie en de
positie komt voort uit de staat. Daarom valt Satan in de eerste plaats
de staat aan, om daar het bederf binnen te doen sluipen. In verband
met deze activiteit van de satan wordt er in iedere brief in Openbaring
2 en 3 gezegd: “Wie overwint.” Kijkt u maar: “Doch dit hebt gij, dat gij
de werken der Nicolaïeten haat, welke ook Ik haat” (Openb. 2:6).
Hier is het het verlangen van Satan om iets in de gemeente te brengen
wat God haat. Zijn doel is bederf binnen te brengen door iets wat God
haat. Als er iets in de gemeente is wat God haat, dan is de macht van
Satan gevestigd en Gods hand is verlamd. Daar is het de satan om te
doen.
“Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat gij daar sommigen hebt, die
vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde de kinderen
Israëls een strik te spannen, dat zij afgodenoffers zouden eten en
8
hoereren” (Openb. 2:14).
U kent die geschiedenis van Bileam wel, die, toen hij niet rechtstreeks
de vloek over het volk kon uitspreken, door een achterdeurtje
binnenkwam en verderf leerde. Als Satan niet binnen kan komen door
de voordeur, probeert hij het achterom. Zijn bedoeling is verderf
binnen te brengen, zodat God niet meer Zijn plaats kan innemen en
Israël beroofd wordt van zijn plaats als vorst van God, als koninklijke
natie die mag regeren.
“Zo hebt gij ook sommigen, die op gelijke wijze aan de leer der
Nicolaïeten vasthouden” (Openb. 2:15).
Hetzelfde wat we in vers 6 gezien hebben vinden we ook hier. Deze
verderfelijke leer is nu binnengeslopen in de gemeente van Pergamum.
Satan heeft dat wat God haat daar binnengebracht en daarmee het
bederf.
“Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat
zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te
hoereren en afgodenoffers te eten” (Openb. 2:20).
We moeten deze namen uiteraard niet letterlijk nemen, maar
symbolisch, iets naar de aard en werking van Izebel, een verbinding
tussen het volk van God en dat wat van nature tegen God is. Hier zien
we het en de satan heeft zo het bederf binnengebracht.
“Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet
hebben bezoedeld” (Openb. 3:4a).
U ziet wat hier aan de hand is. Telkens weer komt de bezoedeling, het
verderf binnen. De vijand probeert het op slinkse wijze binnen te
brengen om zo de positie van de Gemeente te treffen, zodat het
getuigenis van de Gemeente kapot gemaakt wordt. We willen daarop
verder ingaan en nog iets zeggen over de positie van de overwinnaar.
De positie van de Gemeente
We hebben gezegd dat de staat van gerechtigheid door het geloof en
gerechtigheid in een wandel in overeenstemming met die staat, leiden
tot de positie van de Gemeente. Wat is die positie van de Gemeente
dan? In Openbaring is de eerste gemeente die genoemd wordt Efeze.
In zekere zin omvat deze gemeente alle andere. Al deze gemeenten in
Asia waren door de bediening van Paulus ontstaan. We lezen in
Handelingen 19:10: “…allen, die in Asia woonden, hoorden het woord
des Heren.” Dat was vanuit Efeze, want daar was Paulus. In vers 26
zegt Demetrius dat Paulus een talrijke schare overgehaald heeft, niet
alleen van Efeze, maar ook van bijna geheel Asia. Geheel Asia! Hier in
Openbaring zie je zeven van die gemeenten. Efeze is de sleutel, het
hart daarvan.
a) In de hemelse gewesten in Christus
Terug naar onze vraag. Wat is de positie van de Gemeente? Het
antwoord vinden we in de brief aan de Efeziërs, die eigenlijk een soort
rondschrijfbrief aan de gemeenten was. We lezen daar dat de plaats
van de Gemeente in de hemelse gewesten is, in Christus. Dat is wat we
de hele brief door lezen. Meteen in het begin: “…die ons met allerlei
geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus”
(Ef. 1:3). Dan: “…ons mede een plaats gegeven in de hemelse
gewesten” (2:6). Daarna de bediening in de hemelse gewesten:
“…opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en
machten in de hemelse gewesten…” (3:10). Zo ga je door tot aan het
eind, de strijd in de hemelse gewesten: “…te worstelen… in de hemelse
gewesten” (6:12). Krachtens een staat van gerechtigheid door het
9
geloof, wordt de Gemeente hier voorgesteld in een geestelijke positie,
boven. We moeten oppassen voor het gevaar van een te geografische
en letterlijke opvatting hier. Het gaat hier in de eerste plaats om een
geestelijke positie, een geestelijke plaats van overwicht en dat heeft te
maken met bijna ieder moment van ons dagelijks leven. Het is zeker
niet iets zweverigs. Dit in de hemelse gewesten zijn komt in de praktijk
soms neer op dingen als afwassen. Je kunt in de hemelse gewesten zijn
terwijl je de afwas doet, maar je kunt ook totaal ergens anders zijn.
Dat hangt af van de geest waarin je het doet. Begin te klagen en te
mopperen: “Dit werk is beneden de stand van een kind van God, een
erfgenaam van het koninkrijk der hemelen. Stel je voor, ik, die zoiets
moet doen!” en je bent niet meer in de hemelse gewesten. Maar je
houding kan ook zo zijn: “Dit is inderdaad wel een heel laag-bij-degronds huishoudelijk klusje, maar laten we alles doen ter ere Gods!” en
je bent in de hemelse gewesten. Het is een geestelijke zaak, een zaak
van zedelijke kracht in geestelijke zin. Dat is de betekenis van de
hemelse gewesten. Het raakt ieder moment van ons leven, waar we
ook zijn. Denk niet dat je dit sterfelijk lichaam eerst moet verlaten en
op een wolk naar boven moet opvaren! Dat is het niet om in de
hemelse gewesten te zijn.
b) Overwicht in Christus over de macht van de duivel
Positie is dus een zaak van overwicht over de macht van de draak, de
slang, die genoemd wordt duivel en Satan, de aanklager van de
broederen, de misleider der ganse aarde. Het is een zaak van geestelijk
“erboven staan”; dat is de positie van de Gemeente. Je kunt daar nooit
zijn als je leeft onder een geest van veroordeling. Als je onder een
geest van aanklacht bent, als je in beslag genomen wordt door je ein
wordt door je eigen ellendige zelf, ben je zeer zeker ergens anders dan
in de hemelse gewesten. Deze gerechtigheid die uit het geloof is
betekent een geestelijke positie van overwicht over de vijand. Dat is
wat het betekent om “in de hemelse gewesten” te zijn.
Gods gedachte — en we hebben in hoofdstuk één gezien dat de
overwinnaar de enkeling is of de groep die staat voor Gods volledige
gedachte in een tijd dat die gedachte verloren is gegaan — Gods
gedachte aangaande Zijn volk was al voordat het geschapen was, en is
sindsdien altijd geweest, dat het een hemels volk zou zijn.
Alles in de zichtbare schepping van God is een weergave van een
hemelse gedachte. Onthoud dat. Het is niets op zichzelf. Het was nooit
bedoeld om iets op zichzelf te zijn. Alles wat God gemaakt heeft, wat
stoffelijk en zichtbaar is, is een symbool, een uitdrukking van een
geestelijke en hemelse gedachte. Ik zou daar heel lang over kunnen
uitweiden, maar ik wil nu alleen even in het kort aangeven wat ik
bedoel.
Een schriftgedeelte uit Genesis wil ik verbinden met de openbaring van
het hart van God in de brief aan de Efeziërs. De brief aan de Efeziërs is
de meest volledige openbaring die we over Gods eeuwige gedachten en
raadsbesluiten hebben. In die brief zien we duidelijker dan ergens
anders in de bijbel, wat er in Gods hart was voor de wereld geschapen
werd. In Efeze 5 wordt een tekst uit het tweede hoofdstuk van Genesis
geciteerd: “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en
zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit
geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de
gemeente” (Ef. 5:31,32). Als je Efeze 5 terugvoert naar Genesis 2, dan
zie je een goddelijke gedachte. Deze eenheid van man en vrouw wordt
een symbool genoemd, een uitdrukking van een goddelijke gedachte
van alle eeuwigheid, namelijk Christus en de Gemeente. Paulus zegt
10
dat het een geheimenis is dat van eeuwen her verborgen is gebleven in
God. Het was daar in Gods gedachten, maar nu is het bekend gemaakt.
Menselijke relaties, zoals die van man en vrouw, zijn een uitdrukking
van iets in Gods gedachten, van iets hemels. Ik heb dit alleen
uitgekozen ter illustratie van wat ik bedoel. Dit principe geldt voor alles
in Gods zichtbare schepping. Alles is een uitdrukking van een
geestelijke gedachte, van een goddelijk idee.
Nu dan, God heeft de mens niet alleen geschapen om deze aarde te
bevolken en te vervullen, maar met een geestelijk idee, met een
hemelse gedachte, namelijk om een hemels wezen te zijn, een hemels
volk in het diepst van zijn wezen. Hemels-zijn is dat wat alles in Gods
schepping, en in ’t bijzonder in de mens, bepaalt. Als de Heer het ons
wil openbaren zullen we zien dat dit zo’n geweldig verschil voor ons
maakt. Dit is wat Paulus bedoelde toen hij bad, zoals wij dat ook voor
onszelf en voor elkaar behoren te bidden, dat Hij ons geve de geest
van wijsheid en openbaring om Hem recht te kennen, zodat wij zouden
weten welke hoop zijn roeping wekt en hoe rijk de heerlijkheid is van
zijn erfenis in de heiligen. Dat is het hemelse — Zijn erfenis in de
heiligen!
Het doel van hemels-zijn: de openbaring van Gods heerlijkheid
in de Gemeente
In zijn eerste brief aan de Corinthiërs zegt de apostel: “Gelijk de
stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook
de hemelsen” (1 Cor. 15:48).
“Zoals de hemelse is” — dat is iets wat vaststaat; iets is hemels. Dan
de tweede helft van de zin: “zo zijn ook de hemelsen”; dat spreekt van
gelijkvormigheid aan iets dat hemels is. Wat is dit, deze erfenis, dit
hemelse? Met welk doel heeft God de wereld geschapen en in ’t
bijzonder de mens? Nergens minder om dan om Zijn eigen heerlijkheid
te laten schijnen, zoals in Zijn eigen natuur. Als Zijn natuur in al Zijn
heerlijkheid straalt, de heerlijkheid van de natuur van God, dan moet
de zondige mens wel voor Hem neervallen, hulpeloos, gebroken,
machteloos. Het is God zelf die laat zien wat Hij is, Zijn natuur die zich
openbaart. Hij heeft de mens gemaakt voor Zijn heerlijkheid, zodanig
dat als God hem uiteindelijk volmaakt gemaakt zou hebben, niet alleen
als lichamelijk, maar ook als zedelijk wezen, door beproeving heen, de
mens een vat zou zijn waardoor de zedelijke heerlijkheid van God zich
zou openbaren. God zou dan een hele wereld hebben waarin Hijzelf
gemanifesteerd zou worden in wat Hij is in Zijn natuur. Dat is
heerlijkheid, onuitsprekelijke heerlijkheid en dat alles wordt ons nu
gebracht door de verlossing in Zijn Zoon. “God heeft het doen schijnen
in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid
Gods in het aangezicht van Christus.” Ook hier denken we veel te
letterlijk. Het aangezicht betekent eenvoudig de uitdrukking. De
heerlijkheid van God is uitgedrukt in Jezus Christus. Bovendien woont
Christus in ons hart en Christus in ons is de hoop der heerlijkheid.
Welke heerlijkheid? Dat dat volk, dat God zich verworven heeft en
gelijkvormig gemaakt heeft aan het beeld van Zijn Zoon, uiteindelijk in
het middelpunt van dit heelal zou zijn, zoals de zon nu aan de hemel
staat, het middelpunt en de volheid van de afstraling van Gods
zedelijke heerlijkheid. Stelt u zich eens zo’n wereld voor, en dat
tegenover de wereld waarin we nu leven! Zo zal het einde zijn. “Hem
zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle
geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid!” Dat is Gods hemelse
gedachte, dat is het hemelse volk van God, dat is de hemelse roeping
11
van God in Christus Jezus.
Wat een geweldige kracht is dit hemelse leven! En wij zijn met
kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel
zouden hebben aan de goddelijke natuur. En natuurlijk is de satan juist
op dit punt binnengedrongen met alle dwalingen die hij ooit heeft
verkondigd, om dit tegen te houden. Die dwalingen van Satan hebben
juist altijd gedrukt op dit punt van de openbaring van de natuur van
God in de mens. Aan de ene kant is de persoon van de Here Jezus zelf
aangevallen door de dwalingen van de satan, zodat het goddelijk
Zoonschap tot iets anders gemaakt is dan wat het eigenlijk is, tot iets
minders. Aan de andere kant is daar de dwaling dat de mens van
nature goddelijk is: het einde van de evolutie is de vergoddelijking van
de mensheid, het goddelijke in de mens. We horen dat steeds meer in
onze tijd. Maar we willen dat laten rusten. U ziet al die dwalingen die
de satan heeft binnengebracht op dit punt, en ik houd mij ver buiten
deze dwalingen als ik zeg dat de natuur van God geopenbaard wordt in
de mens. Het is namelijk in Jezus Christus in de mens. Het kan alleen
gerealiseerd worden als we gelijkvormig gemaakt worden aan het beeld
van Gods Zoon. Het gaat om zedelijke heerlijkheid (d.w.z. heerlijkheid
uitgedrukt in karakter), niet om de volle heerlijkheid van de Godheid.
Wij zullen nooit tot goden gemaakt worden, nooit als God zijn. Nee, de
Godheid zal altijd op zichzelf blijven, altijd gescheiden van de
schepping, maar de zedelijke heerlijkheid, de zedelijke natuur van God
in Christus zal door de gemeente heen schijnen tot in alle geslachten,
van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Dat is hemels-zijn, en dat is de positie waar we zedelijk en geestelijk
naartoe gebracht worden, door een juist verstaan van wat de
gerechtigheid Gods door het geloof betekent. Het is een geweldige
positie en Satan weet wat het einde daarvan betekent. Gods doel is
een wereld die absoluut gezuiverd is van al het verderf van de satan,
en daarom van al zijn macht, een wereld die door en door straalt van
de heerlijkheid van God.
Satans opzet
En wat is altijd het doel van de satan? Verderven, besmetten, om
daardoor de Gemeente af te trekken van haar geestelijke positie.
Daarom lezen we: “Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.”
Dat wordt tegen de gemeente van Efeze gezegd. “Gij hebt uw eerste
liefde verzaakt.” Als je teruggaat naar Handelingen 19 zie je daar die
eerste liefde. Paulus komt naar Efeze en wat gebeurt daar door zijn
verkondiging van Christus? Velen brachten hun waardevolle en dure
toverboeken en maakten er een groot vuur van. Men berekende er de
waarde van, ongelofelijk hoog, maar alles ging in vlammen op! In een
stad als Efeze, waar Demetrius zo bezorgd was over de winst van hun
handel, waar het kapitalisme zo’n grote factor was, waar geld alles
was, daar werd een immens fortuin opgeofferd. Waarom? Omdat ze
zich met hun hele hart tot de Here hadden bekeerd. Het getuigenis van
Jezus wordt aanvaard en daar gevestigd. Wat geweldig! Denk eens aan
de toespraak van Paulus voor de oudsten van Efeze (Hand. 20). Wat
een wonderbare openbaring, wat een heerlijke gemeenschap in
geestelijke dingen! Later volgt die heerlijke hemelse brief, die hij door
de heilige Geest aan hen mag schrijven. Wat een openbaring, wat een
positie! En nu schrijft hij weer aan de Efezegemeente in Openbaring 2:
“Gij hebt uw eerste liefde verzaakt!” Jullie zien de grootheid van
Christus niet, de grootheid van Zijn erfenis, de grootheid van de
hemelse dingen, zoals vroeger: “Gedenk dan, van welke hoogte gij
12
gevallen zijt!” Gevallen! Hier zien we geestelijk verval, het werk van de
satan die de gelovigen van hun positie heeft weten af te brengen.
Daarom is de overwinnaar de enkeling of de groep die staat voor Gods
volle openbaring, en die volle openbaring is een hemels volk, waarin
een toenemende en uiteindelijk volmaakte openbaring zal zijn van de
zedelijke heerlijkheid van God in deze wereld. Dat is de stad, het
nieuwe Jeruzalem, neerdalende uit de hemel, van God. “…en zij had de
heerlijkheid Gods en haar glans geleek op een zeer kostbaar
gesteente.” Dat is het doel waar God naartoe werkt.
Vergeet niet, geliefden, dat de heerschappij van deze wereld, van het
heelal, gevestigd is in de hemelse gewesten. In deze tijd zijn daar de
wereldbeheersers dezer duisternis in de hemelse gewesten. Op dit
moment zijn de overheden en machten, de wereldbeheersers dezer
duisternis, in die hemelse gewesten aan het werk, en ze doen hun werk
grondig. Er is nog nooit een tijd geweest, zoals de onze. Het boze werk
van Satan onder de volkeren, het zedelijke verval, wordt alom
zichtbaar. Zijn heerschappij over deze wereld is in de hemelse
gewesten, buiten Christus. Ik laat ruimte voor de soevereiniteit van
God boven dit alles, maar we spreken nu over de rechtmatige
heerschappij over de mens. Die ligt bij Satan, buiten Christus om,
omdat de mens daarin bewilligd heeft en er nog steeds in bewilligt.
Zelfs mensen die alle ongerechtigheid in deze wereld betreuren en zich
daar openlijk fel tegen verzetten, willen niet luisteren als je met hen
spreekt over het koningschap van Jezus Christus. God Zijn plaats
geven? Dat is vroom geklets! Ze lossen de wereldproblemen wel op een
andere manier op. Satan heeft zo’n greep op deze wereld, dat zelfs zij
die de ongerechtigheid betreuren, God en Zijn gerechtigheid geen
plaats geven. Dit tussen haakjes.
Zoals we gezegd hebben is de heerschappij, de zedelijke heerschappij
gevestigd in de hemelse gewesten. Die boze hiërarchie die daar nog
gezien wordt, zal haar greep moeten prijsgeven en God heeft de
Gemeente bestemd om de plaats in te nemen van de overheden en
machten en wereldbeheersers dezer duisternis, daar in de hemelse
gewesten. We lezen in Openbaring 12 dat de overwinnaars, “het
mannelijk wezen”, plotseling worden weggevoerd naar de troon van
God en daarna lezen we dat er in de hemelse gewesten geen plaats
meer gevonden wordt voor de rossige draak en zijn engelen. Op dit
moment is er dus een geestelijke strijd gaande tussen de Gemeente en
de overheden in de hemelse gewesten — ja zuster, in uw keuken! Ik
moet dit er wel aan toevoegen, omdat u het anders abstract en
zweverig ziet. Middenin het vervelende dagelijkse werk, speelt deze
strijd in de hemelse gewesten zich af. U hoeft niet een bepaald
geografisch punt te bereiken om daar de strijd in de hemelse gewesten
te voeren. Het is geestelijk en zedelijk. De Gemeente strijdt die strijd in
het leven van elke dag.
Satan weet wat er op het spel staat, wat de inzet is van deze strijd. Het
is zijn plaats van heerschappij over de bewoonde aarde, zijn misleiding
van de volkeren, die hij gebonden heeft, die hij tegen Gods weg in
leidt, het tegenstaan van Gods plan in de Zijnen, dat op het spel staat.
De Gemeente strijdt die strijd nu op geestelijke wijze. De strijd wordt
telkens weer opnieuw gestreden in onze geest. Het is de vraag of wij in
de geest zullen overwinnen of de satan. Het gaat om de positie, om de
heerschappij, om de zeggenschap.
Wat is Satans doelstelling? In de eerste plaats wil hij bederf doen
binnensluipen en dan wil hij de gelovigen uit hun hemelse positie
verdrijven en de Gemeente haar plaats ontnemen. Wij hoeven niet te
worstelen en ons best te doen om in die positie te komen. Zo staat het
13
beslist niet in de Efezebrief. Daar staat het als een voldongen feit:
“…en heeft ons mede een plaats gegeven.” Geliefden, begrijp dit
alstublieft, dat, als u werkelijk door het geloof in Jezus Christus met
beide handen de gerechtigheid van God als de uwe ontvangen hebt, u
in de hemelse gewesten bent; u staat zedelijk boven de satan. Het is
uw zaak in die positie te blijven. Satan is er niet op uit ons hier
beneden te houden, maar ons naar beneden te werpen. Wij zijn daar.
Dat is een positie die we door geloof moeten vasthouden. Dat is Satans
opzet: ons van onze plaats te verdrijven. En net zoals hij talloze
manieren kent om ons aan te klagen en te veroordelen, manieren die
we moeilijk van tevoren kunnen zien aankomen, zo kent hij ook talloze
manieren om ons naar beneden te halen, om Gods volk geestelijk en
zedelijk van zijn hemelse positie neer te halen.
De profetie van Bileam
Wat zijn zijn intriges, zijn snode plannen, zijn listen? Ik heb eerder
naar Bileam verwezen. Laten we naar hem teruggaan. Toen Bileam
door Barak werd ingehuurd om Israël te vervloeken, is hij gekomen en
beklom de berg, zodat hij de vlakte kon overzien van een verheven
positie. Daar zag hij Israël, verspreid over de vlakte. Bileam wilde
Israël vervloeken om het daardoor te verlammen. Toen kwam de hand
van God op Bileam en onder die hand opende Bileam zijn mond en
begon te spreken. We willen twee dingen die hij zei in ’t bijzonder
onderstrepen: “Hij schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jacob”
(S.V.). In dat geval heeft een vervloeking geen kracht. Waarom heeft
Hij geen ongerechtigheid aanschouwd in Jacob? Omdat er geen
ongerechtigheid was in Jacob? Nee, beslist niet! Er was heel veel
ongerechtigheid in Jacob. Waarom aanschouwde Hij het dan niet?
Omdat er in het middelpunt van hun leven een tabernakel was, een
altaar, een offerande, kostbaar bloed, een hogepriester, een Heilige der
heiligen en een verzoendeksel. Daar waren zij rondom gelegerd. “Hij
heeft de ongerechtigheid niet aanschouwd.” Hier zien we het beeld. Als
we dat overbrengen naar het Nieuwe Testament, is de werkelijkheid de
gerechtigheid Gods, die de onze is door het geloof in Christus Jezus.
Niet een eigen gerechtigheid, maar een die we in Christus ontvangen
hebben. De vloek is krachteloos als we op die grond blijven staan.
Het volgende dat Bileam zei was: “Een volk, dat alleen woont en onder
de natiën zich niet rekent.” Het wordt niet onder de natiën gerekend.
O, dat is heerlijk! Dat plaatst Israël niet alleen afgescheiden van de
natiën, maar aan het hoofd van de natiën. Nu, als er één ding geweest
is dat de satan alle eeuwen door met het volk van God geprobeerd
heeft, is het wel om het zover te krijgen dat het onder de natiën
gerekend zou worden. Ik spreek in grote ernst en zorg. In het hart van
het christendom zoals we dat vandaag kennen, leeft het verlangen naar
erkenning. Erkenning! Alles wat het georganiseerde christendom doet
is om erkenning te krijgen. Wat betekenen al die kerken, die
indrukwekkende gebouwen met hun pracht en praal anders dan een
zoeken naar erkenning, naar een zekere status? Waarom al die ophef
en het aan de weg timmeren en alles wat daarbij komt? Alleen om
erkenning te krijgen, om aanzien te hebben hier op aarde, om mee te
tellen. Ja, dat is de triomf van Satan. Zo is de geestelijke kracht
verdwenen. Daardoor is de Gemeente niet meer iets waarmee
daarboven rekening gehouden wordt. In de geest is ze naar de aarde
afgedaald, om gerekend te worden onder de natiën. Als de satan Gods
volk maar in een positie kan brengen waar het in beslag genomen
wordt door deze wereld, een zekere status krijgt in deze wereld, dan
14
heeft hij getriomfeerd en de Gemeente uit haar hemelse plaats
verdrongen en haar tot iets van deze aarde gemaakt. Dat is het
principe dat we door het hele Oude Testament heen zien. Dat is ook
het probleem in de gemeenten van Openbaring 2 en 3. God wil dit niet.
Satans succes ligt hier. Hij heeft de Gemeente neergeworpen uit de
hemelse gewesten, zodat ze door de aarde besmet is en met de aarde
is verbonden.
Achter dit alles ligt de bedoeling God van Zijn heerlijkheid te beroven
door de Gemeente te betrekken in iets waaraan God Zich onmogelijk
kan binden, waar God afstand van moet nemen. Daarom moet de Heer
tegen sommige van deze gemeenten zeggen: “Ik zal uw kandelaar van
zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. Ik kan jullie niet je
gang laten gaan, tenzij jullie dit rechtzetten. Jullie zijn op aarde,
vermengd met wat niet van Mij is, wat niet Mijn zedelijke heerlijkheid
is. Jullie zullen dat volkomen moeten opgeven, er uit moeten komen,
weer boven komen of anders moet Ik het getuigenis van zijn plaats
wegnemen. Het is niet gerechtvaardigd om zo door te gaan. Jullie zijn
hier in deze wereld om een vat te zijn waarin het hemelse getuigenis
van de heerlijkheid van God zichtbaar wordt.” Dat is de bedoeling van
de Gemeente.
Wat we nu gezegd hebben raakt ons in vele opzichten, in talloze
dingen, dit “onder de natiën gerekend worden”, dit verlaten van onze
hemelse positie. Het is nooit de bedoeling van de Heer geweest dat
Zijn Gemeente hier op aarde door de wereld geaccepteerd zou worden,
dat ze iets zou zijn wat een plaats zou innemen onder de dingen van
deze wereld, erkend en in aanzien. Wat Hij bedoeld heeft, en wat ook
zo was toen alles goed was, was dat de wereld de aanwezigheid van de
Gemeente niet kon en niet wilde verdragen. Dat is de kracht van de
Gemeente in haar getuigenis aan de wereld.
Deze kwestie loopt door de hele bijbel heen. We zien het bij Noach, van
wie we lezen dat hij een prediker der gerechtigheid was en van wie
verder nog gezegd wordt dat hij, nadat hij een godsspraak ontvangen
had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereidde
tot redding van zijn huisgezin, en dat hij de wereld veroordeeld heeft
en een erfgenaam is geworden der gerechtigheid, die aan het geloof
beantwoordt. De aanwezigheid van de rechtvaardigen in deze wereld is
niet bedoeld om hen met de wereld vertrouwd te maken, maar om
haar te veroordelen. O, had de Gemeente in onze tijd die kracht nog
maar! Wat zal de wereld doen met zulke rechtvaardigen? Hetzelfde als
wat ze deed met hen waarover we in het boek Openbaring lezen. Dat is
het wat hen tot overwinnaars maakt. “Ze hebben hun leven niet
liefgehad tot in de dood.” Dat kost het om overwinnaar te zijn. Ik zal
niet proberen dit in allerlei situaties toe te passen. U moet de Heer
vragen u te laten zien waar dit principe van toepassing is en hoe het
van toepassing is, dit principe van het hemels-zijn van het volk van
God. Luister opnieuw naar deze waarschuwingen en vermaningen:
“Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” “Wie een oor heeft,
die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.” “Wie overwint…” Als
wij deze fragmenten naast elkaar zetten, dan wordt er in feite dit
gezegd: Zij die hun hemelse positie weten te bewaren en te handhaven
tegen alle krachten die naar beneden willen trekken in, tegen de
verlokking, het geweld en de woede van de vijand, de tegenstander, in,
zullen in de troon komen en daar heersen waar de tegenstander nu
heerst. Dat is het punt waar het om gaat, iets geweldig groots. En al
kost het alles om een overwinnaar te zijn, laten we niet vergeten dat
zij die met Hem lijden, ook met Hem zullen heersen en samen met
Hem verheerlijkt zullen worden.
15
Misschien hebt u nu iets gezien van de hemelse gedachte van God en
waar God naartoe werkt, wat Zijn gedachte is — een hemels volk. O,
hoe zeer heeft de Gemeente visie nodig op dit punt! Ja, de Gemeente
heeft visie nodig. Als de Gemeente dit zou zien, wat zouden we dan
een andere Gemeente hebben! De overwinnaar is de enkeling of de
groep die visie heeft, die de meerderheid verloren heeft. Vraag de Heer
u die visie te geven terwille van Zijn hele Gemeente, want de
overwinnaar — en ik wil het opnieuw zeggen — is niet iemand of iets
op zichzelf, maar hij is verbonden met het geheel. Hij is Gods schakel
tussen Zijn volle plan en hen die het verloren hebben. Dat is de
overwinnaar. Als de Here onze ogen wilde openen, de ogen van een
aantal van Zijn volk, zou dat de hele Gemeente ten goede komen.
Laten we Hem daarom vragen het gebed van Paulus voor ons te
beantwoorden. “De rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de
heiligen!” “Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus
tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid!”
HOOFDSTUK DRIE
HET GETUIGENIS VAN DE OVERWINNAAR
“En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door
het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad,
tot in de dood” (Op. 12:11).
“Deze (Johannes) heeft van het woord Gods getuigd en van het
getuigenis van Jezus Christus” (Op. 1:2).
“Ik, Johannes … was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord
Gods en het getuigenis van Jezus” (Op. 1:9).
“En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen
van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het
getuigenis, dat zij hadden” (Op. 6:9).
“En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te
voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van
God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben” (Op. 12:7).
“En ik wierp mij neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, maar hij
zeide tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw
broederen, die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God! Want het
getuigenis van Jezus is de geest der profetie” (Op. 19:10).
In de vorige hoofdstukken hebben we gezien dat er drie aspekten zijn
in verband met ons onderwerp, de overwinnaar. Het eerste is een
staat, een toestand, het tweede een positie en het derde een
getuigenis. De staat is de gerechtigheid die wij door het geloof in Jezus
Christus bezitten, de gerechtigheid in Zijn bloed, het onvernietigbare
leven en karakter van de Here Jezus, die wij de onze mogen noemen
door het geloof. Deze staat is van wezenlijk belang, als wij de boze
willen overwinnen in al zijn vormen en werken. Een positie komt voort
uit die staat, namelijk een hemels leven, en dat resulteert in een
getuigenis. Op dit derde aspekt willen we nu nader ingaan.
Het getuigenis van de overwinnaar
Zoals we al gezegd hebben, zijn het geen drie verschillende dingen. We
16
kunnen er niet één van hebben zonder de andere, want elk punt leidt
tot het volgende. De staat van gerechtigheid door het geloof leidt, als
we dat op de juiste wijze verstaan, tot een positie, een hemelse positie
in geestelijke zin, en die positie leidt tot het getuigenis. Omgekeerd is
het getuigenis er op grond van een positie en die positie is er op grond
van een staat. Het is erg belangrijk om de betekenis hiervan ten volle
in ons hart te verstaan. Het getuigenis van Jezus is geen uitspraak
aangaande de waarheid, geen verklaring over feiten of bepaalde
waarheden over de Persoon en het Werk van de Here Jezus. Het wordt
misschien in woorden uitgedrukt en het omvat misschien die feiten,
maar het getuigenis van Jezus is meer dan dat. Het is geen formule of
geloofsbelijdenis, in woorden opgesteld. Het getuigenis van Jezus, dat
de grote rossige draak tot woede brengt en hem prikkelt tot allerlei
aktiviteit, de oude slang, de duivel en de satan, de misleider der ganse
aarde, de aanklager van de broeders, het getuigenis van Jezus dat hem
tot een houding brengt zoals we dat in Openbaring 12 lezen, is niet
slechts een getuigenis in woorden. Het is niets minder dan de
belichaming van al die feiten op levende, geestelijke wijze, dat zo’n
enorme uitwerking heeft op het rijk waar de satan zijn scepter zwaait.
Het is deze geestelijke uitwerking die bepaalt of het werkelijk het
getuigenis van Jezus is of alleen maar wat uitgesproken waarheden. De
uitwerking die het op de vijand heeft is altijd een betrouwbare maatstaf
waaraan we kunnen vaststellen of het om een waarachtig getuigenis
gaat of niet. Het gaat er om of het feit of de feiten een innerlijke
realiteit zijn in een christen of in een gemeente. Niet wat er gezegd of
beleden wordt, maar wat in hun leven zichtbaar wordt, hoe ze zijn, dàt
is het getuigenis van Jezus.
Om die reden schijnen in Openbaring 1 en 2, waar de overwinnende,
levende Heer de gemeenten beproeft op het punt van hun getuigenis,
al die goede en aanbevelenswaardige dingen toch niet voldoende te
zijn. In sommige richtingen werd er niet van de leer afgeweken. Men
hield vast aan de belijdenis des geloofs, ja, men stond pal voor alle
feiten over de Here Jezus. De Heer erkent ook dat er bepaalde dingen
goed waren, maar toch laat Hij weten dat Hij niet tevreden is: “Maar Ik
heb tegen u …” “Maar gij hebt daar sommigen …” De Heer zelf kan met
het oog op het doel waarvoor de gemeente bestaat, nooit genoegen
nemen met de meest orthodoxe geloofsverklaring. Wat Hij zoekt is de
uitwerking daarvan in de geestelijke wereld, de kracht die het daar
heeft. Dat is het getuigenis van Jezus.
Het wezen van het getuigenis van Jezus
Wat is het wezen en de uitwerking van dit getuigenis van Jezus? Wat is
het getuigenis nu precies? Samengevat is het dat Jezus Satan
vermorzeld heeft; Jezus heeft de wereld overwonnen en de macht van
de dood verbroken. Dat is het getuigenis van Jezus in één zin. Wat
Hem aangaat, is dit een feit. Hij heeft de overste dezer wereld
buitengeworpen en hem, die de macht over de dood had, onttroond, ja,
Hij heeft de werken des duivels verbroken. Wat Hem aangaat, Hij heeft
de wereld overwonnen.
Nu is het getuigenis van Jezus niet alleen een uitspreken van de feiten
die in Zijn geval waar zijn, maar deze kandelaren op aarde, hier en
daar, zijn de kanalen waardoor de werkelijkheid daarvan op levende
wijze belichaamd wordt. Daarom mocht de lamp in het heiligdom nooit
uitgaan, maar hij moest iedere avond en morgen verzorgd worden,
zodat de vlam helder scheen. Hierin zien we een type van die feiten;
die feiten zijn in Hem en worden op levende wijze hier in de gemeente
17
uitgedrukt, als een helder schijnsel. Dat is het getuigenis en er is één
woord dat dit alles weergeeft. U wilt weten wat de wereld overwint, wat
de satan vermorzelt en wat de dood vernietigt? Er is één woord dat
alles zegt, namelijk: leven. Leven is het totaal van alles wat Christus is
en wat Hij gedaan heeft. Hij is het leven. Hij komt in de wereld als het
leven. Hij is in Zijn persoon het tegenwicht van deze algemene
toestand, de dood, de geestelijke dood. Hij is leven. Zijn aanwezigheid
is leven. Alles wat met de Here Jezus te maken heeft is leven; er is
geen dood in Hem. In Hem is de dood volkomen verzwolgen. In eigen
persoon is Hij de volheid van dat leven Gods, dat niets in zich heeft wat
door de dood aangetast kan worden. Dat is Zijn werk. Alle werk van de
Here Jezus heeft slechts met dat ene te maken, en dat is leven. In Hem
zijn leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht; wat is dat iets
geweldigs: onvergankelijkheid! Wat een wereld, wat een heelal zal dat
zijn, wanneer dat de wet is die alles bepaalt in alle dingen!
Onvergankelijkheid! Sta daar eens bij stil: geen verderf meer! Hoe
gemakkelijk gebeurt het tegenwoordig niet dat mensen en dingen door
het verderf aangetast worden. En met wat een verschrikkelijke
gevolgen! Maar er komt een wereld, een schepping, een nieuwe hemel
en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont die onverderfelijk is.
Onverderfelijk leven zal de wet zijn die alles bepaalt in Gods nieuwe
wereld. Dat is de uitwerking van het werk van Christus. Het is het
leven, net zoals het totaal van het wezen en werk van de satan de
dood is. De aanwezigheid van Satan is de dood. Zijn persoon is de
dood. Hij is de dood. Ik bedoel niet dat hij iets abstrakts is, maar dat
hij de belichaming en personifikatie is van de dood. De uitwerking van
al zijn werk is de dood. Hij heeft de dood binnengebracht. Alles wat de
satan aanraakt sterft. Hij draagt de adem des doods met zich mee.
Het getuigenis van Jezus is dus dit, dat Hij ons meteen aan het begin
van het boek Openbaring wordt voorgesteld als de levende die dood
geweest is, maar nu levend is tot in alle eeuwigheden en de sleutels
heeft van de dood en het dodenrijk. Het getuigenis van Jezus is, dat
het getuigenis van de dood verzwolgen is in Zijn overwinning,
vernietigd, als het totaal van Satans persoon, werk, tegenwoordigheid
en invloed.
Op grond van het getuigenis van Jezus is de Gemeente ontstaan. Toen
dat alles volmaakt tot stand gebracht was in Christus en Hij aan de
rechterhand van God gezeten was als erkenning van het feit dat dit
alles in Hem en door Hem gedaan was, toen begon de Gemeente, toen
werd de Gemeente geboren. Dat leven van die nieuwe schepping, in de
persoon van de heilige Geest, kwam de Gemeente binnen en maakte
deze levend. De Gemeente werd geboren toen het leven rechtstreeks
uit de hemel kwam, dat leven dat de dood had overwonnen, en het
enige bestaansrecht van de Gemeente is het “getuigenis van Jezus”. De
overwinnaar zien we pas tevoorschijn komen als de Gemeente als
geheel gefaald heeft. De overwinnaar is nodig om aan te vullen wat
ontbreekt, om te herstellen en tot uitdrukking te brengen wat verloren
gegaan was, om te staan voor Gods volle plan. Het enige dat de
overwinnaar moet kenmerken, hetzij individueel of kollektief, is dit
getuigenis dat uitgedrukt wordt in leven.
Nu zien we waarom het van wezenlijk belang is dat er een positie
ingenomen wordt om tot zo’n getuigenis te komen, om dat te kunnen
uitdrukken. U moet in de positie van geestelijke heerschappij zijn, door
Paulus met het woord “hemels” aangeduid, en om die positie te kunnen
innemen, moet u in die toestand of staat zijn, die gegrond is op het
bloed, de onverderfelijke natuur van de Here Jezus. Uiteraard is dat
18
slechts mogelijk door het geloof.
Het bloed, de basis van het leven
De basis van dit alles is het bloed. “Zij hebben hem overwonnen door
het bloed van het Lam.” Misschien ga ik nu dingen zeggen die bij
iedereen bekend zijn en waarmee ik u vermoei, maar toch wil ik ze
noemen. Als wij Openbaring 12:11 citeren: “Zij hebben hem
overwonnen door het bloed van het Lam”, dan moeten we heel goed
weten dat deze overwinning door het bloed niet een kwestie was van
het kennen en hanteren van de juiste termen; ik bedoel dat ze een
tekst namen en die op de een of andere objektieve wijze de vijand naar
het hoofd slingerden. Ik weet dat er tijden zijn dat we op onze knieën
moeten pleiten op de verdienste van het bloed tegenover de vijand. We
kunnen dit echter niet op dezelfde wijze doen als een arts die een
recept uitschrijft. Als we de diagnose van ons probleem hebben
gevonden, kunnen we niet op mechanische wijze een oplossing
toepassen. Zo werkt het niet. Zal het bloed werkelijk effektief zijn, dan
moet u een bepaalde positie innemen, een geestelijke positie. Dat kan
alleen in geloof, waarbij u in de eerste plaats ten volle moet staan op
de grond van Zijn volmaakte gerechtigheid door het geloof. Dat
betekent dat iedere vraag, twijfel of gedachte of u wel in gemeenschap
met God bent, verdwenen moet zijn. Alles wat maar de geringste
twijfel geeft over uw volle gemeenschap met God, legt u lam voor de
vijand. U en ik zullen deze positie voor God door het geloof moeten
kunnen innemen — altijd in geloof, de onreinheid en ongerechtigheid
van ons natuurlijke hart kennende. En toch kunnen we deze positie
voor God innemen — zoals Christus daar is, zo zijn wij daar ook. Zijn
gerechtigheid is de maat van onze gerechtigheid. Het is een geweldige
positie, die geen sterveling zich zou durven aanmatigen, als het niet in
het Woord van God stond. Dat is het fundament en alles wat in ons
geweten daartussen komt, verlamt ons in tegenwoordigheid van de
vijand. Dat moet allereerst in orde gemaakt worden op grond van wat
het bloed voor ons betekent voor Gods aangezicht, waar het spreekt
van een onverderfelijk leven. Ook alles waar de heilige Geest de vinger
bij legt in ons leven en waarvan Hij zegt: “Kijk, daar is iets waaraan je
vasthoudt, iets waarin je bewust naar je eigen wil handelt en dat niet
overeenkomstig Gods gedachten is”, zullen we weg moeten doen.
Anders worden we verslagen voor ’t oog van de vijand en behaalt hij
voordeel. Het is door geloof en een wandel in het licht, dat we de
overhand hebben over de vijand. Dat is de enige, zekere grond van het
getuigenis, en brengt het getuigenis voort. Dat is de grondslag van het
getuigenis.
Het bloed, werkzaam door het kruis
Het heeft dus geen zin de vijand bijbelgedeelten naar het hoofd te
slingeren. We moeten een positie innemen om de vijand te verlammen,
een onaantastbare positie, en alles wat hij dan kan doen is er omheen
lopen en kijken of hij ergens binnen kan dringen. Het bloed is de basis
van het getuigenis. “Zij hebben hem overwonnen vanwege (een betere
vertaling dan ‘door’) het bloed van het Lam.” Niet door iets op
objektieve wijze te gebruiken, maar vanwege iets wat subjektief is,
vanwege het bloed van het Lam. Dat betekent dat het kruis een
werkelijkheid in uw leven geworden is. Het bloed gaat pas werken door
middel van het kruis. Ik bedoel dat het kruis alle terrein dat tot de
dood behoorde, weggedaan moet hebben, voordat het getuigenis van
19
het bloed in waarachtig leven er kan zijn. Het kruis heeft afgerekend
met elk terrein van de dood. De bijzondere betekenis van het kruis op
dit punt is, dat wij daardoor, in alles wat we van nature zijn, aan de
kant gezet zijn. Dat is het kruis. Daarna komt pas het levende
getuigenis van het bloed. Het is een andere natuur, niet de natuur die
weggedaan is aan het kruis, maar Zijn eigen natuur, verheerlijkt; dat is
het getuigenis. Nadat het offer geslacht is, wordt het bloed in het
Heilige der Heiligen gebracht om daar blijvend een levend getuigenis te
zijn. Daar getuigt het van het feit dat alle terrein van de dood in de
oude natuur aan de kant gezet is, weggedaan. Dit bloed zegt daar in
Gods tegenwoordigheid: er is een andere natuur die daarover
triomfeert, die triomfeert over de dood, over de zonde, over het vlees,
en daarom over alle macht van de satan. Dat is het getuigenis van het
bloed.
Het kruis moeten we ons in deze betekenis persoonlijk toegeëigend
hebben. We moeten zover gekomen zijn dat we onze eenheid met
Christus in Zijn dood, voor alles wat onze natuur betreft, aanvaard
hebben. Anders is er geen levend getuigenis. Elke poging tot een
getuigenis zal anders spoedig door de vijand omvergeworpen worden.
U kent het bekende verhaal van David wel, hoe hij in zijn ijver en
enthousiasme en in ware toewijding aan de Here, op zekere dag de
oudsten van Israël en het volk bijeenriep en zei: “Indien het u
goeddunkt … laten wij de ark van onze God naar ons overbrengen.”
Daar stemmen we mee in, dat lijkt heel goed. Het is een goede zaak en
we zijn er heel zeker van dat het de Here welgevallig zal zijn. Zo werd
de hele zaak georganiseerd. Er werd een wagen gemaakt voor de ark,
de ark werd opgehaald en op de nieuwe wagen gezet en zo begonnen
ze enthousiast de terugtocht naar Jeruzalem, er zeker van dat ze de
Here dienden. En toen, onderweg, struikelden de ossen — want iets
dergelijks gebeurt vroeg of laat — en Uzza strekte zijn hand uit om de
ark vast te houden, en de toorn des Heren ontbrandde tegen Uzza en
hij stierf daar voor Gods aangezicht. David was diep getroffen en zei:
“Hoe zou ik de ark Gods tot mij brengen?” En de ark werd
ondergebracht in het huis van Obed-Edom en bleef daar geruime tijd.
Maar dan lezen we in een volgend hoofdstuk heel iets anders. David
roept de Levieten op zich te heiligen en zegt: “Niemand mag de ark
Gods dragen dan alleen de Levieten, want hen heeft de Here
uitverkoren om de ark te dragen …” Verderop in het hoofdstuk lezen we
dat David zegt: “Daar de Levieten het de vorige keer niet gedragen
hebben, heeft de Here ons een zware slag toegebracht, omdat we Hem
niet hadden geraadpleegd, zoals het behoorde.”
Waar staan de Levieten voor? Voor precies het tegenovergestelde van
waar Uzza voor staat. Wat doet Uzza? Hij is de beschermer van een
aardig opgezet werk voor de Heer. Het begint zo: We gaan een
conferentie beleggen en bespreken hoe we dit werk voor de Heer zo
goed mogelijk zullen aanpakken! We hebben onze wagen, al onze
mooie technische hulpmiddelen. Wij gaan aan het werk voor de Heer!
Maar nauwelijks zijn ze aan de uitvoering ervan begonnen of de dood
slaat toe, de dood in iets dat met de beste motieven en groot
enthousiasme voor de Heer gedaan is. Het einde van zo’n onderneming
is de dood. Het vertoont alle kenmerken van de natuur: te rade gaan
met vlees en bloed wat betreft de belangen van de Here; menselijke
ideeën om het werk van de Heer vorm te geven; de mens die de
verantwoordelijkheid naar zich toe trekt en zijn hand op de dingen van
de Heer legt. Het is het terrein van de dood, zelfs in het dienen van de
Heer.
De Levieten waren precies het tegenovergestelde. Zij droegen de ark
20
op hun schouders, niet op een wagen. Levieten zijn degenen die staan
voor het feit dat alle natuurlijke grond aan de kant gezet is, omdat het
de dood betekent. Hun getuigenis is het getuigenis van Jezus, dat
getuigt dat de dood verzwolgen is in de overwinning. Je gaat tegen dit
getuigenis in als je met een wagen aankomt, als je afgaat op
menselijke raad, als je de hand van Uzza binnenbrengt. Dat is de
natuur, dat is de mens, dat is de oude schepping. Als je dat naast het
getuigenis van Jezus plaatst, is het daarmee in tegenspraak. God
accepteert dat niet. De dood zal het treffen.
Als we verlangen het getuigenis van Jezus gerealiseerd te zien, zal alles
daarmee in overeenstemming moeten zijn. U weet dat er bij de wijding
van de Levieten drie soorten offers gebracht werden: het zondoffer,
waarin verklaard wordt dat de oude schepping voor Gods ogen
weggedaan is; het brandoffer samen met het spijsoffer, fijn meel
aangemaakt met olie, dat spreekt van een andere natuur, de
volmaakte, zondeloze, menselijke natuur van de Here Jezus en Zijn
dienst en offerande, die door God aanvaard is. Dat is de grond voor de
wijding en de dienst van de Levieten. Dat is het waar het hier over
gaat. Dat wat de Here Jezus is, is de grond van waarachtig dienen, niet
onze goedbedoelde adviezen en conferenties over hoe wij het werk van
de Heer zullen doen, niet onze kunstgrepen voor de belangen van de
Heer. Nee, Christus bepaalt alles, alles staat onder Zijn heerschappij.
Dat is leven. Het getuigenis van Jezus is het getuigenis van het leven,
en alles moet daarmee in overeenstemming zijn. Dat betekent dat alles
wat wij van nature zijn, aan de kant gezet moet worden door die
offerande, dat kruis, waar alles verteerd werd. Alleen Christus blijft
over. Hij is de Enige.
Dit was het punt waar de Heer voortdurend de aandacht op vestigde in
de brieven aan de zeven gemeenten in Asia. “Niet wat jullie voor Mij
doen, geliefde gemeente van Efeze: Ik ken jullie volharding, jullie
werk. Ik weet het. Maar het gaat er niet om wat jullie voor Mij doen,
zelfs niet in je enthousiasme, je toewijding, je volhardende werken. Het
gaat er om of Ikzelf, in de kracht van Mijn opstandingsleven zichtbaar
ben in jullie midden, of de uitwerking van het getuigenis dat Ik de
satan verslagen heb en zijn macht door de dood heb verbroken,
merkbaar is in het rijk van de satan.” Daar gaat het alleen om.
Daarvan spreekt het bloed en dat is de basis van het leven.
De les van de kandelaar
Tenslotte willen we naar voren brengen dat het principe van de
kandelaar in het Heilige in de tabernakel hetzelfde is als dat van de
kandelaren in de gemeenten in Asia. Het principe is in beide gevallen
het getuigenis van Jezus. Als we nu terug gaan naar de tabernakel en
in het Heilige naar die zevenarmige kandelaar kijken, wat zien we daar
dan in getypeerd? In de eerste plaats werpt die kandelaar het licht op
zichzelf. Dat wordt met nadruk gezegd, dat het licht van de kandelaar
de kandelaar zelf zou verlichten. Ze staat in haar eigen licht, in haar
eigen getuigenis. Maar tevens valt het licht op de tafel der toonbroden
en op het reukofferaltaar. De kandelaar verlicht zichzelf en al het
andere daar.
Hierin ligt een kostbare les. Hetzelfde principe wordt overgebracht naar
Openbaring. Het is hetzelfde getuigenis. De kandelaar met haar
schacht en zes armen, die zevenarmige kandelaar, is een beeld van
Christus en Zijn Gemeente. De nieuwtestamentische aanduiding is het
Lichaam van Christus, waarvan Hij het Hoofd is, het middelpunt en de
allesbeheersende faktor. Zijn Gemeente en Hijzelf zijn uit één stuk, één
21
Lichaam, gedrenkt in Zijn ene Geest, die ene olie — één getuigenis, het
getuigenis van Jezus. Maar deze levende vlam van de kandelaar, die
helder en voortdurend moet blijven branden, valt op de hele kandelaar
zelf en spreekt er van dat het getuigenis van Jezus in een levend
Lichaam moet zijn, en dat het Lichaam zelf in het licht van het
getuigenis moet zijn, stralend door zijn eigen getuigenis. Het kan niet
zijn licht laten schijnen op andere dingen en mensen, terwijl het zelf in
de duisternis is. Het kan niet met woorden belijden: “Jezus leeft”, en
zelf dood zijn. Het levend-zijn van de Gemeente is zelf het getuigenis;
niet slechts het voorhouden van de waarheid aan de wereld, maar zelf
die waarheid bezitten. Niet slechts zeggen dat Jezus de dood heeft
overwonnen en nu leeft, maar ook zeggen dat ze het zelf bezit, dat ze
daarvan een levende getuige is, want het licht schijnt op haar. De
Gemeente moet zelf het licht van het getuigenis dragen, dat licht op
zichzelf richten en zeggen: “Ik zeg geen dingen die niet waar zijn met
betrekking tot mijzelf, ik ben de levende uitdrukking van deze leer.”
Geliefden, als wij over de Gemeente spreken, laten we dan niet
vergeten dat we leden van Zijn lichaam zijn en dat wat waar is van het
geheel, ook waar behoort te zijn van ieder onderdeel. Dat is de
overwinnaar. In het licht hiervan dien ik mij af te vragen: “Ben ik een
overwinnaar?” Ook u moet dat doen. Bent u een overwinnaar? Als het
licht van dit getuigenis op u valt, blijkt dan dat u in staat bent hiernaar
te leven? Kunnen wij zeggen: “Hij leeft, Hij heeft de dood
overwonnen”, niet alleen als een uitspraak over de Here Jezus in de
hemel, maar als een getuigenis dat in ons zichtbaar wordt in alles wat
we zijn? Kunnen wij allemaal zeggen: “De kracht van dat
opstandingsleven werkt in mij, ik ken de kracht van Zijn
opstandingsleven”? Heeft God mij dat door diepe ervaringen heen doen
kennen? Weet ik wat het betekent om telkens weer in de kracht van
Zijn opstanding uit die diepten tevoorschijn te komen? Weet ik wat het
betekent dat de aanvallen van de dood verzwolgen worden door het
leven van de opgestane Heer in mij? Kunnen wij dat zeggen? Dat is de
overwinnaar. Geen enkele gemeente kan dat getuigenis in grotere
mate hebben dan haar individuele leden. Wij moeten als leden van een
plaatselijke gemeente ons hart voortdurend gericht hebben op dit ene:
O Heer, bewaar ons ervoor dat we slechts leerstellingen er op na
houden, maak dat wij door leven gekenmerkt worden, zodat, wanneer
anderen binnenkomen, of ze nu wel of niet begrijpen wat er gezegd
wordt, uitroepen: “Ik begrijp niet alles, maar daar is leven. Ik heb daar
de levende Heer ontmoet!” Ik zou liever hebben dat mensen uit een
samenkomst weggingen zonder een woord begrepen te hebben, maar
die dat kunnen zeggen, dan dat ze alles verstandelijk verstaan hebben
zonder iets van dat leven te hebben gemerkt.
Laten we bidden dat de Here ons individueel en als gemeente tot
overwinnaars wil maken, in deze zin dat het getuigenis niet slechts iets
zal zijn dat we de wereld en de gemeente voorhouden, maar een
getuigenis waarvan het licht op ons kan vallen en waarbij wij zonder
ons te schamen in het licht van ons eigen getuigenis kunnen staan.
Dat licht scheen op de tafel der toonbroden en sprak daarvan dat
Jezus, een Man naar Gods hart, ons dagelijks brood is, ons leven, onze
ondersteuning, ons voedsel. Wij leven omdat Hij leeft. Dat is de
betekenis van het toonbrood: wij leven omdat Hij leeft. Zo valt het licht
op het toonbrood en getuigt van Christus die ons leven is. Tenslotte
getuigt het reukofferaltaar dat we de vrije toegang tot God hebben,
een open hemel, gemeenschap met God en de opgestane levende
Christus. Dat is het getuigenis van Jezus. Dat heeft niets met
leerstellingen te maken. Leven omdat Hij leeft, leven door Hem, en
22
door Hem een weg tot de Vader hebben waardoor er vrije toegang is,
dat is het getuigenis van Jezus. Het is nodig dat dit hersteld wordt in
grotere volheid onder Gods volk. Bid hiervoor en voor uw eigen aandeel
daarin, zodat het leven waardoor Jezus de dood overwon, in u en door
u een realiteit zal zijn.
HOOFDSTUK VIER
EEN ZAAK VAN HET HART
“… verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping
wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen” (Ef.
1:18).
“… in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de
Geest” (Ef. 2:22).
“Nadat David in zijn paleis was gaan wonen, zeide hij tot de profeet
Nathan: Zie, ik woon in een cederen paleis, terwijl de ark van het
verbond des Heren onder tentkleden staat. Toen zeide Nathan tot
David: Doe alwat in uw hart is, want God is met u” (1 Kron. 17:1,2).
“David bevond zich toen in de vesting en een bezetting der Filistijnen
was toen in Bethlehem. En er kwam een verlangen bij David op en hij
zeide: O, dat iemand mij water te drinken gaf uit de put van
Bethlehem, die bij de poort is. Toen braken die drie door het leger der
Filistijnen heen, schepten water uit de put van Bethlehem, die bij de
poort is, namen het mee en brachten het naar David. Maar David wilde
het niet drinken, doch plengde het de Here, en zeide: Mijn God beware
mij ervoor, dat ik dit zou doen! Zou ik het bloed van deze mannen
drinken, voor de prijs van hun leven? Want met gevaar voor hun leven
hebben zij het gebracht. En hij wilde het niet drinken. Dit hebben de
drie helden gedaan” (1 Kron. 11:16-19).
“En nadat Hij deze verworpen had, verwekte Hij hun David als koning,
wie Hij ook dit getuigenis gaf: Ik heb David, de zoon van Isaï,
gevonden, een man naar mijn hart, die al mijn bevelen zal volbrengen”
(Hand. 13:22).
“Here, gedenk aan David, aan al zijn moeite; hoe hij de Here heeft
gezworen, de Machtige Jakobs een gelofte gedaan: Voorwaar, ik zal de
tent mijner woning niet binnengaan, noch de sponde mijner legerstede
beklimmen, voorwaar, ik zal aan mijn ogen geen slaap gunnen, noch
sluimering aan mijn oogleden, totdat ik voor de Here een plaats
gevonden heb, een woning voor de Machtige Jakobs” (Ps. 132: 1-5).
“… hoe rijk de heerlijkheid is van zijn erfenis bij de heiligen.” “mede
gebouwd … tot een woonstede Gods …” Dat is de nieuwtestamentische
basis van onze overdenking, maar we gaan nu naar het Oude
Testament om de voorafschaduwing daarvan te zien in 1 Kronieken 17:
“Nadat David in zijn paleis was gaan wonen …” U weet wat Nathan
tegen David zeggen moest van de Here, maar dat verandert aan de
situatie niets. Het betekent alleen dat David zelf het huis niet mocht
bouwen, en nadat dat gezegd is, zegt de Here kostbare woorden van
genade tegen David.
De Here zegt tot David dat Hij hem een huis zal bouwen en dat de
troon van zijn zoon voor altijd vast zal staan en nog veel meer van
zulke genadige woorden, waarop David neerknielt voor het aangezicht
des Heren en zegt: “Wie ben ik en wat is mijn huis …?” Het volgende
hoofdstuk begint dan als volgt: “Daarna versloeg David de Filistijnen en
onderwierp hen; en hij ontnam de Filistijnen Gath en zijn onderhorige
23
plaatsen. Ook versloeg hij Moab …”, enzovoorts.
Deze geschiedenissen in Kronieken kunnen we alle plaatsen in het licht
van Openbaring 12:11: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed
van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun
leven niet liefgehad, tot in de dood.” Misschien ziet u het verband niet
meteen, maar dat zullen we nader toelichten.
We willen nu allereerst beklemtonen dat overwinnaar-zijn een zaak van
het hart is. We kunnen nog zoveel over dit onderwerp zeggen, maar
uiteindelijk komt het daarop neer dat het een zaak van het hart is.
Het verband tussen de Efezebrief, geschreven door Paulus en de brief
die Johannes in Patmos aan Efeze schreef, is duidelijk. We hebben in
de eerste plaats gezien dat de openbaring van deze brief samengevat
kan worden in die ene zinsnede, waarin staat dat ze verlichte ogen van
het hart nodig hadden, door de Geest van wijsheid en openbaring, om
te weten hoe rijk de heerlijkheid is van zijn erfenis in de heiligen. De
boodschap aan Efeze in Openbaring 2 luidt: “Gij hebt uw eerste liefde
verzaakt. Gedenkt dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” Het is een
kwestie van het hart en dat heeft te maken met dat wat zeer kostbaar
is voor de Here zelf. Het gaat er om dat ons hart ten volle en met alle
kracht gericht is op datgene wat voor de Here het allerbelangrijkste is.
Geen enkele bijbeltekst geeft dat duidelijker aan dan dit gedeelte uit de
Efezebrief: “de rijkdom van de heerlijkheid zijner erfenis in de heiligen”
(S.V.). Daar gaat het hart van de Heer naar uit. Dat is kostbaar voor
Hem. Het gaat de overwinnaar niet meer om zijn eigen erfenis, zijn
eigen zegen. Dat stadium is hij voorbij. Het gaat hem niet meer om
zegeningen, om iets wat hij krijgt. Er is nog maar één ding in zijn hart,
namelijk dat de Heer zal krijgen wat Hij verlangt, wat Hij nodig heeft,
waar Zijn hart op gericht is; niet onze erfenis maar de Zijne. Dat is de
overwinnaar, die zijn hart hierop gezet heeft. Het is een harteijver voor
Gods belangen, voor de realisatie van Gods volle plan. Waar in de
bijbel ook gesproken wordt over de overwinnaar, dat is wat hem ten
diepste kenmerkt. Een zaak van het hart.
Een man naar Gods hart
Dit is wat we bij David zien. Hij is in dit verhaal een gerijpt man, met
een hele geschiedenis met God achter zich. Hij geniet van de
zegeningen en barmhartigheden die Hij door Gods genade ontvangen
heeft, maar zijn overdenking is als volgt: Ik woon in een huis van
cederhout, maar de ark van het verbond des Heren is in een tent. Dat
kan niet! We lezen in Psalm 132 wat er in Davids hart omging:
“Voorwaar, ik zal de tent mijner woning niet binnengaan, noch de
sponde mijner legerstede beklimmen, voorwaar, ik zal aan mijn ogen
geen slaap gunnen, noch sluimering aan mijn oogleden, totdat ik voor
de Here een plaats gevonden heb, een woning voor de Machtige
Jakobs.” Een plaats voor de ark des Heren, voor het getuigenis van de
Here. David had gezworen. Hier wordt Davids hart blootgelegd. Dit is
de sleutel tot zijn leven. Vanaf het begin van de geschiedenis van
David tot aan het eind is dit het punt waar alles om draait.
Zijn eerste optreden was in verband met Goliath en we zien hem daar
ijveren voor de naam des Heren, ijveren voor Gods belangen. Het ging
hem er niet in de eerste plaats om het volk Israël te helpen; het ging
om de Here. “Ik treed u tegemoet in de naam van de Here der
heerscharen, de God der slagorden van Israël, die gij getart hebt.”
In het hoofdstuk daarvoor, als Samuël de opdracht krijgt de opvolger
van Saul te zalven en de zonen van Isaï voor hem verschijnen terwijl
David niet thuis is, houdt de Here Samuël tegen als deze de oudste wil
24
zalven, met de woorden: “Let niet op zijn voorkomen noch op zijn
rijzige gestalte … de Here ziet het hart aan.” Ook hier gaat het dus om
het hart.
Dat is nog steeds zo in zijn latere jaren. Nathan zegt tegen David: “Doe
alwat in uw hart is.” Nathan was een goed man en nam een ereplaats
in Davids leven in. Nathan was een man die de koning kon bestraffen
en wiens bestraffing zonder wrok werd geaccepteerd. Omdat hij Davids
hart kende, kon Nathan zeggen, ondanks het feit dat hij ook al zijn
fouten en falen kende: “Doe alwat in uw hart is.”
Dan lezen we dit geweldige getuigenis over David: “Ik heb David
gevonden, een man naar mijn hart.” Hoe is dat mogelijk? Kijk naar
David en zijn zonde met Uria en Bathseba! Kijk naar de volkstelling en
de straf die daardoor over Israël kwam! En kijk naar David die in
zwakheid Absalom, de moordenaar, terugbrengt, zonder dat deze enig
berouw toont, louter op grond van natuurlijke genegenheid. Is dat een
man naar Gods hart? Dit zijn de zwakheden en fouten van de man,
maar in het hart van die man ziet God iets wat er zijn hele leven door
gebleven is. Deze man heeft een hartstocht, een passie, een ijver voor
de belangen van de Heer, om een plaats voor het getuigenis te vinden.
Hij wordt verteerd door de ijver voor Gods huis. Gods erfenis, dat is het
wat David zo na aan het hart ligt. Daarom is hij de man naar Gods
hart.
Het hart van de overwinnaar
We hebben de geschiedenis gelezen van de drie helden van David. Dit
spreekt van hetzelfde principe. Eens kwam er een sterk verlangen bij
David op en hij zei: “O, dat iemand mij water te drinken gaf uit de put
van Bethlehem, die bij de poort is!” En de drie helden braken door het
leger van de Filistijnen heen, zetten hun leven op het spel en brachten
David water uit die put. Zij waren “overwinnaars”. Wat maakte hen tot
overwinnaars? Zij bespeurden een verlangen in het hart van hun heer
en koning en daarvoor hebben ze hun leven geriskeerd. Ziet u het
principe?
De overwinnaar is niet iemand die een bepaalde leer voorstaat,
genaamd “de overwinnaars-waarheid”. En ook niet iemand die bij een
bepaalde groep mensen hoort die over de overwinnaar spreken. De
overwinnaar is een persoon of een groep mensen die deze
allesbeheersende passie in hun hart hebben, niet om iets van God te
verkrijgen en gezegend te worden, maar dat God Zijn volle welgevallen
in Zijn volk kan hebben. Het zijn zij die met geopende ogen gezien
hebben wat de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de
heiligen betekent en die hun hart daarop gezet hebben. Let op hoe het
er staat: “Verlichte ogen uws harten, zodat gij weet …” De overwinnaar
komt alleen naar voren in een tijd waarin Gods volk in het algemeen
zijn visie en positie verloren heeft en het gaat dus altijd om een
betrekkelijk kleine groep. De anderen zijn Gods volk wel en misschien
erg toegewijd aan de dingen van God, maar het gaat hun meestal om
de zegen, om iets van God te krijgen. Soms is het hun te doen om
geestelijke kracht en hun gebed is dan uitsluitend daarop gericht.
Uiteraard bedoelen ze echt kracht om te dienen, kracht om de Heer
meer en beter te dienen, om meer door de Heer gebruikt te worden.
Maar weet u, het gaat hun om dingen. Hoevelen bidden niet om
opwekking! Ik zeg niet dat het verkeerd is om om kracht of opwekking
te bidden, maar zoveel heiligen worden daardoor volledig in beslag
genomen. Het zijn wel goede dingen, maar het gaat om iets anders.
25
Echt en onecht
Onlangs, bij het lezen van het Woord, viel mijn oog op twee dingen.
Eén daarvan was de grote strijd van Elia voor wat we de opwekking op
de Karmel zouden kunnen noemen. U kent de geschiedenis wel van die
enorme strijd tegen de Baäldienst, die bijna het gehele land in zijn
greep had. Toen het altaar werd opgericht en Jahweh werd
aangeroepen en het vuur naar beneden kwam en er een machtige
demonstratie van goddelijke kracht was, riepen deze zelfde mensen
meteen: “De Here, Hij is God! De Here, Hij is God!” We zouden dat een
grote opwekking kunnen noemen. Alle mensen juichten: “De Here is
met ons, wij zijn voor de Here! De Here, Hij is God en wij staan aan
Zijn kant.” Een korte tijd later treffen we Elia opnieuw aan, maar dan in
wanhoop. Ik geloof niet dat die alleen veroorzaakt werd door wat
Izebel gezegd had. Misschien is zij de pijl van de satan geweest die hij
in een psychologisch moment op Elia afvuurde, maar ik geloof niet dat
dit alles verklaart. Ik geloof dat er nog een andere faktor was, namelijk
dat Elia zich heel goed bewust was van de wispelturigheid van het volk.
Hij hoorde hen juichen, hij zag hoe ze de Here erkenden, maar hij
kende dit volk. Het was alleen omdat er iets uiterlijks gebeurd was,
alleen omdat de Here een manifestatie en demonstratie van Zijn kracht
gegeven had, dat ze zo juichten. Elia kende de wispelturigheid van het
volk, wist hoe labiel ze waren en in zijn hart was hij niet voldaan.
Daarom zie je hem in een toestand van grote wanhoop als hij zijn
klacht voor de Here uitstort. “Ik heb zeer geijverd voor de Here, de
God der heerscharen, want de Israëlieten hebben Uw verbond verlaten,
Uw altaren omver gehaald”, enzovoorts. Is het u ook opgevallen dat
pas na alles wat er op de Karmel gebeurd is, pas nadat het volk
gejuicht heeft: “De Here, Hij is God”, dat de Here tegen Elia zegt: “Ik
heb nog zevenduizend in Israël overgelaten, knieën die zich niet
gebogen hebben voor de Baäl.” Ziet u de betekenis daarvan? Dat was
een openbaring voor mij. Ziet u, geliefden, de mensen die met grote
aantallen komen opzetten als de Here iets uiterlijks doet in een
opwekking zijn nog geen overwinnaars. Zij zijn er omdat er aktie is.
Maar God verlangt iets diepers. De knie die zich nooit gebogen heeft
voor Baäl, die geen opwekking nodig had, maar een verborgen omgang
met God had, toen alles verkeerd liep. Eigenlijk zei Elia’s hart: “Ja, dat
is allemaal goed en wel, het volk is enthousiast als er een demonstratie
is, als er kracht zichtbaar wordt, maar ze zullen nooit standhouden! Als
de dingen tegenzitten en alle uiterlijke tekenen verdwijnen, dan vallen
ze weer af. Wat ik verlang is iets diepers, maar ik kan het niet vinden.”
De Here zegt: “Ik heb het! Zevenduizend die niet alleen maar juichen,
maar die hun hart al die tijd bij Mij hadden. Zij hadden geen opwekking
nodig; hun hart was recht voor Mij.”
Bovendien, als een tweede illustratie van hetzelfde punt, las ik het
verhaal van de opwekking in de dagen van Josia, de laatste grote
opwekking in Israël. Er was een soort opwekking geweest onder Hizkia,
maar Josia roept heel Israël samen, en ze kwamen allen uit hun steden
en dorpen en vierden op grootse wijze het Paasfeest in Jeruzalem.
Hiervan wordt gezegd: “Zulk een Pascha was in Israël niet gevierd
sinds de dagen van de profeet Samuël” (2 Kron. 35:18). Wat een
opwekking! Maar na dit geweldige verhaal, na het grote enthousiasme
van het volk, na de beschrijving van wat toch zo goed leek, volgt
onmiddellijk deze verschrikkelijke uitspraak: “Doch de Here keerde
Zich niet af van zijn hevig brandende toorn.” Ik dacht: Wat een anticlimax! Dat bederft alles! Zo’n geweldige opwekking, waarbij het volk
zo betrokken was, waar alles zo echt en mooi leek en dan zeggen:
26
“Doch de Here keerde zich niet af van zijn brandende toorn” en nog
ergere dingen. De Here wil meer dan opwekking alleen, meer dan
enthousiasme. Overwinnaar-zijn is nog iets anders. Wat de Here
verlangt is een toestand van het hart dat niet van Hem afwijkt, geen
meelopers in een grote beweging, maar mensen die aldoor een
waarachtig hart gehad hebben. Is dat niet in overeenstemming met het
Nieuwe Testament, met het boek Openbaring? Is dat het niet wat de
Heer daar naar voren brengt? Het zijn zij die, temidden van
afvalligheid, vasthouden aan het volle plan van de Heer; niet degenen
die teruggebracht moeten worden door uiterlijke wonderen en tekenen,
maar degenen die hun hart standvastig en vastbesloten gericht hebben
op Zijn erfenis, die verlangen dat de Heer zal verkrijgen wat Hij zo
verlangt.
Volkomen toewijding aan de Here
Ik denk dat ik nu voldoende voorbeelden heb aangevoerd om dat wat
ik wil zeggen duidelijk te maken. Wat is de konklusie? Waar gaat het
ons om? Is het ons werkelijk menens? Is ons hart volledig gericht op
alles waar Gods hart op gericht is? Broeder, zuster, neem die uitdaging
aan, laat die vraag op u inwerken. Als dit werkelijk zo is, zal er heel
wat in uw leven gaan gebeuren. De Here kan ons van alles ontnemen,
als dat nodig is om Zijn doel te bereiken, als ons hart op dat doel
gericht is. We zullen ons leven niet liefhebben tot in de dood, als ons
hart op Gods doel gericht is, op Gods volledige doel. Dan zullen we God
niet tegenspreken of met Hem argumenteren, niet onze norm stellen
boven de Zijne of God zeggen hoe ver Hij kan gaan. Nee, dan willen we
niets minder dan de Heer zelf. Niemand die zijn hart zo gericht heeft op
alles wat de Heer wil, zal ooit zeggen: “Die en die is een heel
godvrezend mens en hij doet dit of dat, waarom zou ik dat dan niet
doen? Waarom zou ik anders zijn?” Hoeveel strijd hebben we op dit
punt niet gezien! Velen hebben iets dergelijks tegen me gezegd.
Geliefden, laat me dit zeggen in alle ernst en liefde, als dat uw norm is,
zult u nooit aan Gods norm kunnen voldoen. We mogen nooit een
beroep doen, zelfs niet op de heiligste en godvrezendste broeder of
zuster die ooit op aarde geleefd heeft, en hem of haar als onze norm
stellen. U moet goed beseffen dat er nooit een mens op aarde geweest
is, behalve Zijn Zoon, die onfeilbaar was. God heeft dat in Zijn Woord
heel duidelijk gemaakt. Geen enkele van Davids fouten, hoewel hij een
man naar Gods hart was, werd door God bedekt. Ze staan vermeld in
Gods Woord en enkele duizenden jaren lang heeft iedereen ze kunnen
lezen. Er is nooit een mens geweest, wiens zwakheid door God
verborgen werd gehouden, ook al was het iemand die zeer door Hem
gebruikt werd. God verbiedt het dat wij een mens tot onze norm
verheffen. Het hart van iemand die zich uitstrekt naar Gods volledige
plan, zal altijd verder gaan dan het beste wat er hier op aarde is. Ze
hoeven daarover geen woorden vuil te maken. Hun houding is altijd:
“Ja Heer, als dit betekent dat er meer ruimte voor U in mij komt, dan
ben ik klaar, ik ben bereid. Alles wat ik verlang is dat U alles in mij zult
zijn.” Zo is de overwinnaar. Het is een zaak van het hart. We zijn
bereid al onze vooroordelen en vooropgezette meningen prijs te geven.
We laten onze koppigheid varen! Er blijft onder alle omstandigheden
maar één vraag over, die alles bepaalt: “Heer, is dit de weg van Uw
volle plan met mij? Zo ja, dan moeten al mijn eigen gedachten
daarvoor wijken, hoe sterk ze ook mogen zijn. Ook al heb ik andere
verlangens, ze moeten wijken. Mijn voorkeur mag niet in de weg staan.
Heer, wat is Uw plan, wat is Uw wil?” Dat maakt ruim baan voor de
27
Here. De brief aan de Efeziërs is de hoogste openbaring die we in de
bijbel hebben en de climax van deze brief vinden we in deze woorden
“… verlichte ogen uws harten, zodat gij weet … hoe rijk de heerlijkheid
is van zijn erfenis in de heiligen.”
Dit leidt tot de plaats van de overwinnaar in de eindtijd. Dit kind, dit
mannelijk wezen uit Openbaring 12, wordt weggevoerd naar God en
Zijn troon. “Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn
troon.” In het boek Jozua vindt u het erfdeel van Israël, maar geen
koning. Als u de boeken Samuël, Koningen en Kronieken neemt, vindt
u daar een koning, en een troon, maar het is niet langer Israëls
erfdeel, maar het erfdeel van God. David is een type daarvan. Hij is de
koning en de belichaming en personifikatie van dit feit. “Ik zal de tent
mijner woning niet binnengaan, noch de sponde mijner legerstede
beklimmen. Ik zal aan mijn ogen geen slaap gunnen noch sluimering
aan mijn oogleden, totdat ik voor de Here een plaats gevonden heb.”
Dat is koningschap, dat is de troon, dat is het principe van de troon.
We mogen dan wel Gods volk zijn en een heleboel doen voor de Here
en het verlangen hebben Zijn belangen te behartigen, toch kunnen we
in dit alles bezig zijn met dingen in plaats van met de Here zelf. O, dat
Gods volk visie mocht hebben die hen zou aftrekken van de dingen als
zodanig, al zijn dat misschien zelfs geestelijke dingen, een visie die hen
zou terugbrengen naar dat wat de Here verlangt: de rijkdom van de
heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen, de Here die de volle
heerlijkheid en voldoening krijgt, zodat het einde luidt: “Hem zij de
heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus”, of met andere
woorden: “De God des vredes … bevestige u in alle goed, om zijn wil te
doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is.” Ziet u,
het gaat er om wat de Here is. Hebben we daar ons hart? Dat is de
kern van het overwinnaar-zijn. Ons leven niet liefhebben tot in de dood
kan heel veel betekenen. Velen denken dat de enige interpretatie die
van martelaarschap is. Maar je kunt op vele manieren martelaar zijn.
Het kan betekenen dat we tot Hem moeten gaan buiten de legerplaats,
Zijn smaad dragende. Of we worden verkeerd begrepen, verkeerd
geïnterpreteerd. Misschien worden we verbannen of iets anders. Alles
opdat de Here tot Zijn volle doel kan komen. Dat alles is evenzeer de
weg van de overwinnaar.
Ik zeg niet dat u niet naar de hemel zult gaan als u geen overwinnaar
bent, maar waar de Heer ons toe oproept is dat wat nodig en
buitengewoon kostbaar is voor Hem, de overwinnaar die Hem Zijn
voldoening schenkt, die beantwoordt aan dat waar Zijn hart van alle
eeuwigheid af al op gericht is geweest, in overeenstemming met Zijn
erfenis. Daarom zetten we dat andere gedeelte uit de Efezebrief naast
het eerste citaat: “De rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de
heiligen” naast “in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede
Gods.” Davids hart was gericht op een woonstede Gods, waarin de
heerlijkheid van God geopenbaard kon worden, en zo kon Salomo de
tempel bouwen vanwege deze last die op Davids hart lag. En de
heerlijke vervulling was, dat de heerlijkheid van de Here zo het Huis
des Heren vervulde, dat zelfs de priesters niet konden blijven staan
vanwege de heerlijkheid. De Here vervulde de plaats met Zijn eigen
heerlijkheid. De mens had er geen plaats in, zelfs de dienaren des
Heren niet. Wij worden samengebouwd tot een woonstede voor God,
opdat Hij de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen
mag hebben. Het is een zaak van het hart.
Als u niet alles begrepen hebt, als u niet alles meer weet, houd dan de
sleutel tot dit alles vast. Dit hele onderwerp van de overwinnaar kan
als volgt onder woorden gebracht worden: het raakt alles. Ik ga de
28
Heer vragen dat alles wat hierin besloten ligt, werkelijkheid mag
worden in mijn leven! De kern is dat de Here alles moet hebben wat Hij
verlangt, in mij en door mij, wat het ook mag kosten. De Here moet
Zijn erfenis verkrijgen. Ik ben niet op dingen gericht, niet op iets wat ik
graag wil of wat ik prettig vind, maar op dat waar het de Heer om gaat.
O, vraag de Here toch dat uw leven beheerst mag worden door die
naijver, dat verlangen, die hartstocht. Wat een beloning brengt dat.
Het zou voor mij de grootste beloning zijn als de Here van mij kon
zeggen: “Een man naar Mijn hart!” Begeert u dat? “Een man naar Mijn
hart!” Wij zijn maar gewone mensen, zoals David, zoals Elia, van wie
gezegd wordt dat hij een mens was zoals wij, vol gebreken, mislukking
en schande, ja, maar van wie God, als Hij naar binnen kijkt kan
zeggen, ondanks dit alles: “Ah, daar is een hart dat uit is op Mijn
heerlijkheid, dat ijvert voor Mijn hoogste plan, een man naar Mijn
hart.” Ik zeg u, dat is alle beloning die ik verlang, als de Heer dat kan
zeggen. Mogen we zo bevonden worden.
[ Hoofdmenu ] [ Huidig onderwerp ]
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn
boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen
staat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo
te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.
29
Download