Werkblad-Lesbrief - Cursus Curriculumontwerp

advertisement
Inhoudsopgave kennisbank
ADDIE-aanpak
3
Backward designing
5
Beoordelen
7
Curriculaire ontwikkelcompetenties
11
Curriculaire spinnenweb
13
Curriculaire verschijningsvormen
17
Doorlopende leerlijnen
19
Eindtermen en examens
27
Evalueren
29
Leerplanniveaus
35
Referentieniveaus
37
Vier S'en
39
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
1
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
2
ADDIE-aanpak
In de loop der jaren zijn er verschillende modellen ontwikkeld ten behoeve van onderwijsontwikkeling. Veel
van deze modellen onderscheiden de volgende fasen of hoofdactiviteiten: analyseren, ontwerpen,
ontwikkelen, implementeren en evalueren. Deze activiteiten staan ook wel bekend als het ADDIE model. De
afkorting ADDIE staat voor het Engelstalige acroniem:
 Analyse
 Design
 Develop
 Implement
 Evaluate
Hiermee zijn de vijf kernactiviteiten benoemd die nodig zijn om een goed product te ontwikkelen.
Bijvoorbeeld, een les die leerlingen aanspreekt. Of een actueel vakleerplan.
Vier van de vijf kernactiviteiten volgen elkaar als een cyclus op. De vijfde (evalueren) is een permanente
controle- en bijsturingsactiviteit, zoals onderstaand model laat zien. Niet alleen aan het einde, maar juist ook
gedurende het ontwerpproces is dit een belangrijke activiteit. Door op verschillende momenten te evalueren,
krijgt u zicht op de kwaliteit van het ontwerp en krijgt u mogelijke punten ter verbetering aangereikt.
analyseren
implementeren
evalueren
ontwerpen
ontwikkelen
De ontwikkelcyclus kan meer dan eens worden doorlopen. Het goed doorlopen van deze cyclus heeft als
voordeel dat de drie meest basale vragen van een ontwerper, ongeacht het ontwerp, beantwoord worden:
- Wat wil ik bereiken?
- Hoe wil ik dat bereiken?
- Hoe weet ik of ik dat uiteindelijk heb bereikt?
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
3
De kernactiviteiten uit het ADDIE model zijn als volgt te omschrijven:
kernactiviteit:
toelichting:
Analyse
analyseren
Het probleem, mogelijke oplossingen, of de gewenste situatie
vaststellen. Dat vereist doorgaans nader onderzoek naar:
 de doelgroep; denk aan niveau, interesse, motivatie
(doelgroepanalyse),
 behoeften van de doelgroep, voor welk probleem of vraagstuk moet
er ontwikkeld worden en waarom? (behoefteanalyse)
 de context waarbinnen het probleem zich voordoet of waarin de
oplossing dan wel gewenste situatie moet worden gerealiseerd
(contextanalyse)
 eerdere ontwikkelervaringen (interne oriëntatie)
 inspirerende of veelbelovende voorbeelden en onderbouwing
daarvan (externe en wetenschappelijke oriëntatie).
Design
ontwerpen
De analyse benutten om tot ideeën én ontwerpprincipes/ontwerpeisen
te komen voor de te ontwikkelen les(senreeks).
Develop
ontwikkelen
Het ontwerpvoorstel uitwerken tot een eerste product, een prototype.
Implement
implementeren
Implementeren is het in gebruik nemen van ontwikkelopbrengsten.
Bijvoorbeeld het uitvoeren van een ontworpen les(senreeks) met de
beoogde leerlingendoelgroep in de beoogde situatie.
Implementeren kan in de vorm van uitproberen, waarbij een
ontworpen les(senreeks) als pilot in een klas wordt uitgeprobeerd,
geëvalueerd en vervolgens wordt bijgesteld. Het aangepaste ontwerp
wordt vervolgens opnieuw, eventueel in meer klassen en/of door meer
docenten uitgevoerd en opnieuw geëvalueerd.
Implementeren is dus een iteratief proces, waarbij de ontwikkelcyclus
meermaals wordt doorlopen, net zo lang tot de ontwikkelopbrengsten
bevredigend zijn.
Evaluate
evalueren
Nagaan of de ontwerpideeën, het ontwerpvoorstel, het prototype en/of
de uiteindelijke les(senreeks) voldoende relevant, consistent,
bruikbaar en/of effectief zijn. De manier waarop geëvalueerd wordt
kan variëren; deze hangt samen met het moment van evalueren, de
dan beschikbare ontwikkelopbrengsten en de daarvoor geldende
evaluatiecriteria en aandachtspunten. Om tot een goede
les(senreeks) te komen is regelmatig evalueren in ieder geval een
vereiste.
Gebruikte literatuur
Akker, van den, J., & Thijs, A. (2009). Leerplan in ontwikkeling. Enschede: SLO.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
4
Backward designing
Backward designing, ofwel terugredenerend een les(senreeks) ontwerpen, begint bij het bepalen van de
beoogde leeropbrengst (leerdoelen), inclusief de manier waarop deze is vast te stellen, en zoekt daar
vervolgens de meest passende leerinhouden, leeractiviteiten, docentrollen onderwijsmaterialen en verdere
faciliteiten bij. De drie vuistregels voor backward designing zijn dus:
(1) (a) Bepaal de leerdoelen:
Wat moeten leerlingen aan het einde van de les(senreeks) (beter) kennen en/of kunnen?
(b) Bepaal de beheersingsniveaus:
Op welk niveau dienen leerlingen de van hen verlangde kennis, inzicht, werkwijzen, vaardigheden
en/of houding te beheersen?
(2)
Bepaal de beoordelingsvorm(en):
Wat kan als bewijs gelden dat deze doelen en beheersingsniveaus ook echt zijn bereikt?
En waar ligt de grens tussen voldoende en onvoldoende?
(3)
Bepaal ten slotte met welke leerinhouden, leeractiviteiten, docentrollen, onderwijsmaterialen en
verdere faciliteiten, de gestelde leerdoelen het best te bereiken zijn en welke daarvan het meest
aansluiten op de voorgenomen manier(en) van beoordeling.
De vuistregels (1) en (2) veronderstellen een behoorlijke kundigheid in het formuleren van leerdoelen en het
beoordelen van leerlingprestaties. Als hulp daarbij kunt u gebruik maken van de volgende informatie en
instrumenten uit de kennisbank of toolkit:

Leerdoelen formuleren

Beoordelen van leerresultaten

Leerplan in beeld

Referentieniveaus

Basisdocument Sport & Bewegen.

Rubrics voor algemene vaardigheden in de onderbouw.

Checklist ''taxonomie van Bloom''.
Gebruikte literatuur:
Wiggins, G., & McTighe, J. (1998). Understanding by Design. Expanded 2nd Edition. Alexandria, VA:
ASCD, 2005
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
5
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
6
Beoordelen
Waartoe en wat beoordelen?
Geen onderwijs zonder beoordeling of afsluiting. Leerlingen ter afronding van een les(senreeks) beoordelen
op hun geleverde werk/prestaties, geeft het benodigde inzicht om:

de leerling, zijn ouders, vak- of teamcollega's, of vervolgonderwijs actuele informatie te geven over
wat de leerling kent en kan;

het geconstateerde beheersingsniveau te kunnen bijsturen;

op basis van het geconstateerde beheersingsniveau te kunnen determineren of selecteren.
Om dit inzicht te verkrijgen in het beheersingsniveau van de leerling, kunnen diverse leerlingprestaties
kritisch worden bekeken, zoals:

een product (bijvoorbeeld een werkstuk, een ontwerp, een kunstwerk of een presentatie) dat de
leerling heeft gemaakt, of een prestatie die hij heeft geleverd (een meting verrichten, een
turnoefening uitvoeren, een bijdrage leveren aan een discussie, een evenement organiseren of
een minionderneming runnen);

het leer- en werkproces waarmee de leerling tot zijn product of prestatie is gekomen;

de kennis die de leerling (re)produceert, bijvoorbeeld in een toets;

de vak- en algemene vaardigheden die de leerling laat zien;

de houding waar de leerling in bepaalde situaties blijk van geeft.
Overigens, niet al deze prestaties hoeven altijd beoordeeld te worden. Dat zou de individuele docent teveel
tijd kosten, is een veelgehoord probleem. Met goede afspraken over wie, wat beoordeelt en hoe, kan
echter tijd worden bespaard en tóch een goed beeld ontstaan van wat de leerling zoal heeft opgestoken.
Als bijvoorbeeld verschillende vaklessen een beroep doen op presenteren of samenwerkend leren, dan kan
in enkele vaklessen de vaardigheid presenteren onderwerp van beoordeling zijn en in andere vaklessen de
vaardigheid samenwerkend leren. Goede afstemming is hierbij het sleutelwoord.
Hoe te beoordelen?
Beoordelen kan op verschillende manieren. Mede afhankelijk van wát er wordt beoordeeld, zijn dit de meest
gangbare beoordelingsvormen:
 schriftelijke toets met gesloten of open vragen (kennis, inzicht, toepassing, analyse, synthese, evaluatie)
 practicum
 mondeling
 presentatie
 leerverslag
 werkstuk
 portfolio
 logboek
Binnen deze vormen kan worden gekozen voor beoordeling d.m.v.:
 cijfers
 woorden, bijvoorbeeld ook met gebruikmaking van niveaubeschrijvingen zoals rubrics, referentieniveaus,
kerndoelen en/of eindtermen.
De ene beoordelingsvorm is tijdsintensiever dan de andere. Een toets met gesloten vragen kijkt vlotter na
dan een stapel werkstukken. Wees daarvan bewust bij het selecteren van de beoordelingsvorm.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
7
Wie beoordeelt?
Bij het kiezen van de meest geschikte beoordelingsvorm is, het goed om te bedenken dat de docent niet de
enige beoordelaar hoeft te zijn. Als (mede)beoordelaars zijn denkbaar:
• de docent
• de leerling zelf
• docent + leerling[en]
• externe deskundigen of opdrachtgevers
• vak- of teamcollega's
• toa’s, onderwijs- of lesassistenten
• medeleerlingen.
De keuze wie naast (of in plaats van) de docent als beoordelaar optreedt of -treden, hangt vooral samen
met wát er wordt beoordeeld. Als bijvoorbeeld de vaardigheid samenwerken wordt beoordeeld, is het
waardevol en leerzaam als ook leerlingen elkaar beoordelen.
Transparante beoordelingscriteria
Ongeacht de beoordelingsvorm en de beoordelaar, moeten de beoordelingseisen vooraf bekend zijn bij de
leerling. Leerlingen leren namelijk meer als zij weten wat het leerdoel is, als zij weten aan welke eisen hun
prestatie moet voldoen en als zij feedback krijgen op hoe zij het doen in vergelijking met de eisen. Een
goede zet daarbij is leerlingen (en beoordelaars!) voorbeelden te laten zien van goede en slechte prestaties.
Dit geeft beiden houvast om de gestelde eisen te kunnen hanteren.
Consistentie tussen beoordeling, basisvisie en leerdoelen
De keuze voor wat wordt beoordeeld, hoe wordt beoordeeld en wie er beoordeelt, moet uiteindelijk altijd zijn
ingegeven door de basisvisie van waaruit de les(senreeks) is opgezet en wordt gegeven. Als daarin
bijvoorbeeld sterk gehecht wordt aan leerlingsturing, dan is gesloten kennistoetsing niet de meest voor de
hand liggende beoordelingsvorm. Bij leerlingsturing zal de beoordeling recht moeten doen aan de eisen die
leerlingen zichzelf al doende stellen. En bij leerlingsturing is ook een belangrijke rol voor de leerling
weggelegd bij de beoordeling van zichzelf en de medeleerlingen met wie zij samenwerken.
Daarnaast moet de beoordeling aansluiten bij de gestelde leerdoelen. Als het leerdoel bijvoorbeeld is dat
leerlingen zelf bronnen kunnen zoeken en deze kunnen checken op betrouwbaarheid, dan zullen dat
zoeken en checken duidelijk herkenbare items in de beoordeling moeten zijn. Aan deze consistentie tussen
beoordeling, leerdoelen en basisvisie van een les(senreeks), schort het nog wel eens in de ontwikkel- en
onderwijspraktijk. Vooral bij vaardigheden gebeurt het vaak dat deze wel als leerdoel worden gesteld,
zonder dat de leerlingen daarop worden beoordeeld, óf dat er beoordeling plaatsvindt zonder dat de
desbetreffende vaardigheid is aangeleerd of ingeoefend.
De twee onderstaande fictieve voorbeelden illustreren hoe het kan ontbreken aan (gedeeltelijke)
consistentie tussen beoordeling, leerdoelen en basisvisie:
voorbeeld 1
basisvisie
leerdoelen
beoordeling
leerlingen zelfontdekkend laten leren
leren samenwerken
kernbegrippen K, L en M leren begrijpen en toepassen
een schriftelijke overhoring van de kernbegrippen door de docent, in het
volgende lesuur.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
8
voorbeeld 2
basisvisie
leerdoelen
beoordeling
leerlingen plezier laten beleven aan het vak
leren eigen keuzes te maken en te verantwoorden
leren plannen, vaardig worden in de vakvaardigheden V en W
een kennistoets
beoordeling van een werkstuk door de docent, met als criteria: de netheid en
de aanpak (is er volgens de instructies gewerkt?)
In beide gevallen vloeit de beoordeling niet logisch voort uit de visie op leren en de leerdoelen die met de
lessenreeks worden nagestreefd. Bij voorbeeld 1 mag verwacht worden dat er bij de leerdoelen meer ruimte
zou zijn voor leerlinggestuurd onderwijs. En bij de beoordeling zou in ieder geval ook het samenwerken
beoordeeld moeten worden.
Bij het tweede voorbeeld strookt de kennistoets niet met de visie en doelen die juist ruimte suggereren voor
de leerling. Ook beoordeling op de door de docente geïnstrueerde aanpak, strookt niet met de
keuzemogelijkheden die in het leerdoel staan beschreven.
Voor wie meer wil weten:
Kuhlemeier, H (2002). Serie over Praktijktoetsing, deel 1. Praktijktoetsen en praktische opdrachten: wat zijn
dat en wanneer gebruik je ze? Arnhem, Cito.
Kuhlemeier, H (2002). Serie over Praktijktoetsing, deel 2. Praktijktoetsen en praktische opdrachten: hoe
ontwikkel je ze? Arnhem, Cito.
Kuhlemeier, H (2002). Serie over Praktijktoetsing, deel 3. Beoordelingsschalen in praktijktoetsen: hoe
ontwikkel en gebruik je ze? Arnhem, Cito.
Deze driedeling serie over Praktijktoetsing is beschikbaar via Toetswijzer:
http://toetswijzer.kennisnet.nl/html/praktijktoetsen/praktijktoetsen.htm
Moelands, H.A., Noijons, J. & Rem, J. (1992). Toetsen met gesloten vragen: een handleiding voor het
construeren van toetsen met meerkeuzevragen. Arnhem, Cito.
Beschikbaar via Toetswijzer via: http://toetswijzer.kennisnet.nl
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
9
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
10
Curriculaire ontwikkelcompetenties
Curriculaire ontwikkelcompetentie is een aanvullend onderdeel van de competenties: vakinhoudelijk &
didactisch competent en competent in reflectie en ontwikkeling, zoals in 2004 beschreven in de
bekwaamheidseisen van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). De curriculaire ontwikkelcompetentie
verheldert welke kwaliteiten een docent nodig heeft, voor één van de kerntaken die SBL onder de
vakinhoudelijke en didactische competentie vermeldt, te weten (SBL, 2004):
'hij ontwerpt [...] gevarieerde leeractiviteiten die voor de leerlingen/deelnemers uitvoerbaar zijn,
waaruit zij eventueel kunnen kiezen en die hen aanzetten tot zelfwerkzaamheid'
Het ontwerpen van leeractiviteiten, in het bijzonder met gebruikmaking van zelf ontwikkelde
onderwijsmaterialen, blijkt echter meer en meer specialistenwerk te zijn. In de jaren 2007-2009 heeft SLO
op basis van literatuuronderzoek en eigen expertise, geprobeerd de competentie die achter dit
specialistenwerk schuil gaat te achterhalen. Dit onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat deze zogeheten
curriculaire ontwikkelcompetentie een combinatie is van deskundigheid én persoonlijke kwaliteiten op het
gebied van leren, communiceren, planmatig, procesmatig en consistent handelen (Huizinga, 2009):
a.
1.
2.
intra-persoonlijke
kwaliteiten
b.
reflecterend vermogen
c.
metacognitief vermogen
a.
communicatief vermogen
inter-persoonlijke
kwaliteiten
b.
a.
3.
procesmatig handelen
b.
c.
4.
zelfregulerend vermogen
coöperatief vermogen
onderzoekend vermogen
procesmatige benadering
procesmanagement
vakinhoudelijke
deskundigheid
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
i.
motivatie
ii.
affectie
iii.
ambitie
i.
kunnen reflecteren op het ontwikkelproces
ii.
kunnen reflecteren op ontwikkelopbrengsten
i.
onvoorziene situaties kunnen accepteren
ii.
planmatig kunnen handelen
i.
ii.
gemakkelijk met docenten en leiding kunnen
communiceren
met succes kunnen onderhandelen
i.
kunnen samenwerken
ii.
collegiaal feedback kunnen geven en ontvangen
iii.
tactisch kunnen optreden
i.
nieuwsgierigheid
ii.
kritische instelling
i.
iii.
complexe situaties of problemen kunnen analyseren
(en daaruit ontwerpeisen afleiden)
weten welke stappen nodig zijn om tot een ontwerp
conform de ontwerpeisen te komen
weten hoe je de evaluatie van een ontwerp aanpakt
i.
collega's kunnen motiveren
ii.
leiding kunnen geven
i.
het eigen vak bijhouden
ii.
doorhebben wat leerlingen moeilijk vinden
ii.
11
5.
6.
vakdidactische
deskundigheid
curriculair planmatig
handelen
a.
repertoire
beschikken over een gevarieerd didactisch repertoire
b.
methodekennis
c.
ICT-vaardigheid
zicht hebben op beschikbare methodes en de
kwaliteit ervan
vertrouwd zijn met de toepassing van ICT als
leermiddel en leerbron
a.
specificerend vermogen
b.
idee generend vermogen
c.
systematisch ontwikkelen
d.
keuzes onderbouwen
e.
formatief evalueren
f.
implementatiegericht
handelen
g.
summatief evalueren
a.
het probleem en/of de eisen kunnen formuleren
waaraan het zelf te ontwikkelen onderwijs moet
beantwoorden
ideeën kunnen genereren voor zelf te ontwikkelen
onderwijs
weten welke stappen nodig zijn om zelf onderwijs te
ontwikkelen
keuzes die gedurende het ontwikkelproces worden
gemaakt, kunnen onderbouwen en verantwoorden
weten hoe formatieve (= op verbetering gerichte)
evaluatie van zelf ontwikkeld onderwijs in z'n werk
gaat
weten hoe implementatie van zelf ontwikkeld
onderwijs in z'n werk gaat
weten hoe summatieve (= resultaatgerichte)
evaluatie van zelf ontwikkeld onderwijs in z'n werk
gaat
oog hebben voor de samenhang van de
verschillende onderwijscomponenten (basisvisie,
leerdoelen, leerinhouden, leeractiviteiten,
docentrollen, leermiddelen, leeromgeving,
leerlinggroepering, onderwijsleertijd en beoordeling)
integraal kunnen denken
i.
7.
inhoudelijk consistent
handelen
b.
kunnen aansluiten, en wel
op:
ii.
de voor de leerlingendoelgroep relevante leer- of
ontwikkellijn
de leerlingendoelgroep
iii.
de schoolvisie
iv.
de vakeisen
v.
maatschappelijke behoeften, verwachtingen en
ontwikkelingen
behoeften, verwachtingen en ontwikkelingen in het
voor de leerlingendoelgroep relevante beroepenveld
vi.
i.
ii.
8.
relationeel consistent
handelen
kunnen werken aan en
vanuit:
iii.
de relatie met docenten en leiding die bij het te
ontwikkelen onderwijs zijn betrokken
draagvlak onder de docenten en leiding die bij het te
ontwikkelen onderwijs zijn betrokken
een gezamenlijke visie die wordt gedeeld door de
docenten en leiding die bij het te ontwikkelen
onderwijs zijn betrokken
Op basis van deze inventarisatie stelde SLO een zelfscan curriculaire ontwikkelcompetentie samen, die kan
uitwijzen in hoeverre een docent zichzelf al dan niet, meer of minder, curriculair competent vindt. Hoe meer
scores in de rechterkolom des te competenter. Deze zelfscan is te vinden in de reflectiegalerij.
Gebruikte literatuur
Huizinga, T. (2009). Competentiemeetinstrument. Achtergrondinformatie over het meetinstrument voor het
meten van ontwikkelcompetenties voor lessenserie-ontwikkeling. Enschede: Universiteit van Twente.
SBL (2004). Bekwaamheidseisen vo/bve. Utrecht: Stichting Beroepskwaliteit Docenten en ander
onderwijspersoneel.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
12
Curriculaire spinnenweb
De kern van een leerplan op microniveau (een lessenreeks of onderwijsprogramma) betreft doorgaans de
doelen en inhouden van het leren. Echter, onderwijs en daarmee ook een lessenreeks behelst meer dan
alleen de doelen en inhouden. Het curriculaire spinnenweb van Van den Akker (2003) visualiseert welke
leerplanaspecten nog meer een belangrijke rol spelen. Zoals het spinnenweb laat zien vormt de 'visie' de
kern. Alle andere leerplanaspecten zijn verbonden met deze visie en idealiter ook verbonden met elkaar. Elk
van de leerplanaspecten is aan verandering onderhevig bij onderwijsontwikkeling. Wanneer er verandering
optreedt in één van de aspecten, zal dat ook verandering in de andere aspecten teweegbrengen. Ter
illustratie: Indien een school als visie leerlinggestuurd onderwijs nastreeft, dan zal de docentenrol meer
verschuiven van kennisoverdrager, naar begeleider of coach. En de leeractiviteiten zullen minder door de
docent maar meer door de leerling gestuurd worden. Wellicht zal de leerling ook meer keuzevrijheid krijgen
in het tijdstip en de locatie waar wordt geleerd, et cetera.
g
elin
ord
beo
leerd
oelen
Eén van de grootste uitdagingen bij het ontwerpen van onderwijs, is het creëren van een samenhangende
les, lessenreeks of jaarprogramma. Met andere woorden, het ontwerp moet logisch in elkaar steken en een
passend geheel vormen. Welke consequenties hebben de gekozen leerdoelen en leerinhouden, voor
bijvoorbeeld de leeractiviteiten? En wat betekenen deze doelen en inhouden voor de beoordeling; wat en
hoe wordt er beoordeeld? En wat betekent het voor de tijd en plaats waar leerlingen leren? Voor het creëren
van zo'n samenhangend ontwerp, kan het curriculaire spinnenweb ondersteuning bieden.
n
de
ou
inh
r
tijd
lee
leeractiviteiten
basisvisie
rin
ep
e
gr
o
rlin
lee
do
ce
nt
ro
lle
n
n
leerbronnen en -middele
g
plaats
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
13
Elk leerplanaspect van het curriculaire spinnenweb werpt een eigen kernvraag op met betrekking tot het
onderwijzen en leren van leerlingen:
component:
basisvisie
kernvraag:
leerdoelen
leerinhouden
Waar leren zij voor?
Wat leren ze?
leeractiviteiten
docentrollen
Hoe leren ze?
Hoe is de rol van de docent daarbij?
leerbronnen en leermiddelen
leerlinggroepering
Waarmee leren de leerlingen?
Met wie leren zij?
plaats
tijd
Waar leren ze?
Wanneer leren ze?
beoordeling
Hoe wordt hun leren en de opbrengst daarvan getoetst?
Waartoe leren de leerlingen?
Met de beantwoording van deze kernvragen, krijgt ieder onderwijsontwerp, van micro- tot macroniveau,
invulling. Als het gaat om het ontwikkelen van een les(senreeks) (microniveau), zijn de bovenstaande
kernvragen als volgt te specificeren:
basisvisie
 Wat is het motief voor deze les(senreeks)?
 Vanuit welke vakontwikkelingen of pedagogisch-didactische visie is de
les(senreeks) opgezet?
leerdoelen
 Wat moet er met de opdracht of les worden bereikt?
 Wat kunnen leerlingen na de opdracht of les wat hun nu niet nog niet
(voldoende) lukt?
 Wat kan of moet er aan het eind van de opdracht of les worden getoetst?
leerinhouden
 Wat leren leerlingen van de les(senreeks)?
 Gaat het om vakinhouden, om (vak)vaardigheden of attitudes?
leeractiviteiten
 Hoe leren en werken de leerlingen gedurende de opdracht of les?
 Welk gedrag of welke activiteiten laten zij zien?
docentrollen
 Wat is de rol van de docent bij de les(senreeks)?
 En die van eventuele anderen (bijvoorbeeld toa's, mentoren)?
leerbronnen en leermiddelen
 Welke middelen heb je nodig voor je les(senreeks) ?
 In welke vorm: digitaal (elo?), papier?
groeperingsvorm
 Leren leerlingen in groepjes?
 Hoe groot is de totale groep leerlingen?En de groepjes?
 Hoe en door wie is de groep samengesteld? En de groepjes?
tijd
 Wanneer vindt de les(senreeks) plaats?
 Hoeveel tijd beslaat de les(senreeks)?
 Wat betekent dit voor de inroostering en de planning?
plaats
 Waar leren de leerlingen gedurende de les(senreeks)?
 Binnen of ook buiten de school?
 Indien ook op school: in welke lokalen?
beoordeling
 Hoe wordt getoetst wat de leerlingen hebben geleerd?
 Schriftelijk, mondeling, via een onderzoeks- of ontwerpopdracht, een
practicumtoets, een presentatie?
Voor een volledig onderwijsontwerp moet elk van deze leerplanaspecten worden ingekleurd. Deze
inkleuringen dienen met elkaar te harmoniëren, ze mogen in ieder geval niet tegenstrijdig zijn met elkaar.
Dus: passen de gekozen leerdoelen daadwerkelijk bij de geformuleerde basisvisie? En sluiten de gekozen
leerinhouden aan bij de leerdoelen? Passen de gekozen leermaterialen bij de leerinhouden? Et cetera.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
14
Gebruikte literatuur
Akker, van den, J., & Thijs, A. (2009). Leerplan in ontwikkeling. Enschede: SLO.
Akker, J. van den (2003). Curriculum perspectives: an introduction. In J. van den Akker, W. Kuiper & U.
Hameyer (eds.), Curriculum Landscapes and Trends, (pp. 1-10). Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
15
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
16
Curriculaire verschijningsvormen
Onderwijs- of leerplanontwikkeling kan op verschillende leerplanniveaus en in verschillende
verschijningsvormen tot uitdrukking komen. De verschijningsvormen, voortbouwend op het werk van
Goodlad (1979) worden in onderstaande tabel toegelicht:
verschijningsvormen
Toelichting
beoogd
denkbeeldig
visie (onderliggende ideeën van het leerplan/onderwijs en/of de te
ontwerpen lessenreeks)
geschreven
bedoelingen van het leerplan, zoals uitgewerkt in documenten en
materialen. Denk bijvoorbeeld aan ontwerpeisen voor een te
ontwerpen les(senreeks).
geïnterpreteerd
het curriculum zoals geïnterpreteerd door de gebruikers; de
docenten.
in actie
ervaren
het daadwerkelijke proces van lesgeven en leren, dus de uitvoering
van de lessenreeks
de leerervaringen van leerlingen en/of docenten
geleerd
de leerresultaten van de leerlingen
uitgevoerd
bereikt
Het onderscheiden van deze verschillende curriculaire verschijningsvormen werkt verhelderend bij het
analyseren, ontwerpen, ontwikkelen, implementeren en evalueren. Deze indeling houdt u gedurende de
ontwikkelcyclus kritisch; doet u wat u beoogt en bereikt u wat u beoogt? Hoe ziet het gewenste curriculum
eruit (beoogd), wordt dit curriculum ook uitgevoerd zoals beoogd en zijn de ervaringen en leerresultaten van
leerlingen in lijn met het beoogde en uitgevoerde curriculum? Indien dit onvoldoende het geval is en
samenhang dus ontbreekt, zullen er aanpassingen noodzakelijk zijn in één van de curriculaire
verschijningsvormen.
Gebruikte literatuur
Akker, van den, J., & Thijs, A. (2009). Leerplan in ontwikkeling. Enschede: SLO.
Akker, van den, J., Kuiper, W., & Hameyer, U. (2003). Curriculum landscapes and trends. Dordrecht: Kluwer
Academic Publishers.
Goodlad, J. I. (1979). Curriculum inquiry. The study of curriculum practice. New York: McGraw-Hill.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
17
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
18
Doorlopende leerlijnen
Wat is een leerlijn?
De afgelopen jaren zijn leerlijnen of doorlopende leerlijnen ontwikkeld in vele projecten van
SLO, uitgeverijen en anderen. Zo zijn er leerlijnen voor taal, voor rekenen, voor algemene vaardigheden en
leerlijnen per vak of leergebied. Leerlijnen zijn concretiseringen van leerplannen. Een meer concrete
definitie blijkt nog niet zo eenvoudig aangezien er tal van definities en uitwerkingen van leerlijnen in omloop
zijn.
Het Expertisecentrum Nederlands (Aarnoutse & Verhoeven, 2003) definieert leerlijnen als volgt: 'Een
leerlijn beschrijft in hoofdlijnen de ontwikkelings- en leerprocessen die kinderen doorlopen op
basis van gegeven onderwijsbasis'. Het Freudenthal Instituut (Van den Heuvel-Panhuizen & Buys, 2004)
hanteert voor het
ontwerpen van leerlijnen de volgende uitgangspunten:
'Een leerlijn heeft drie vervlochten componenten:

de inhoudslijn: onderwijsinhouden die achtereenvolgens aan bod komen

de onderwijslijn: vakdidactische aanwijzingen

de lijn van de lerende: globaal overzicht van de leerprocessen van de leerlingen
Om in toekomstige ontwikkelingen van leerlijnen een eenduidig begrippenkader aan te geven, heeft SLO
een definitie van leerlijnen geformuleerd. SLO baseerde zich bij die formulering op bestaande leerlijnen en
op discussies met inhoudsdeskundigen op het gebied van leerplanontwikkeling, uitgeverijen en
vakverenigingen (Strijker, 2010). De definitie die door SLO (2009) wordt gebruikt luidt:
Een leerlijn is een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden, leidend naar een
einddoel. Afhankelijk van de precieze functie, gebruikscontext en doelgroep variëren leerlijnen in de mate
waarin implicaties voor verschillende leerplanelementen zijn uitgewerkt.
Functies en kenmerken van leerlijnen
Bij het ontwikkelen van leermiddelen kunnen leerlijnen houvast bieden bij het inpassen van deze
leermiddelen op het juiste niveau en bij de juiste inhouden. Belangrijke vraagstukken tijdens het
ontwikkelproces zijn waarom, wat, hoe, waarmee en met wie leren de leerlingen? En wat is de rol van de
docent, hoe wordt e.e.a. beoordeeld? Een leerlijn maakt dit concreet en zorgt voor continuïteit en
samenhang (Strijker, 2010). Door middel van samenhang (horizontale leerlijnen) wordt gestreefd naar
integratie van inhouden en doelstellingen binnen één vak of tussen vakken. Denk bijvoorbeeld aan het
werken in leergebieden of projecten. Continuïteit (verticale leerlijnen) heeft betrekking op de opeenvolging
van inhouden en doelstellingen van het ene leerjaar naar het andere leerjaar, van de ene onderwijssector
naar de andere onderwijssector (bijvoorbeeld van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs of van vmbo
naar mbo). Continuïteit en samenhang vormen twee belangrijke functies van een leerlijn. Nog een
belangrijke functie is die van niveaudifferentiatie. In dat geval heeft de leerlijn de functie van het
differentiëren naar de persoonlijke ontwikkeling en behoeften van de individuele leerling. Denk bijvoorbeeld
aan leerlijnen voor hoogbegaafde of moeilijk lerenden (Strijker, 2010).
Naast deze verschillen in functies, kennen leerlijnen ook verschillen in opbouw, niveau en doelgroep.
Opbouw verwijst naar de momenten waarop bepaalde onderwerpen aan de orde komen. Bepaalde
onderwerpen zullen pas aan de orde komen nadat een ander onderwerp daaraan vooraf is gegaan.
Daarnaast kunnen leerlijnen zich op verschillende niveaus afspelen; internationaal (denk aan ERK),
landelijk (kerndoelen en eindtermen), schoolbreed, op klasniveau of op het niveau van de leerling
(individuele leerweg). Tot slot zijn er leerlijnen voor verschillende doelgroepen, denk aan primair onderwijs,
voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, et cetera (Strijker, 2010).
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
19
Inhoud, tussendoel en einddoel
In Nederland zijn de kerndoelen voor het po en de kerndoelen en eindtermen voor het vo leidend bij het
formuleren van einddoelen voor leerlijnen. Doelen zijn in de meeste gevallen gekoppeld aan inhouden.
Inhouden hebben betrekking op wat er geleerd moet worden en kunnen bijvoorbeeld vakken, leergebieden
en thema’s zoals de tien tijdvakken bij geschiedenis zijn. Hieronder is de relatie tussen doelen en inhouden
zweergegeven (Strijker, 2010).
Deze figuur laat zien dat een einddoel op verschillende manieren bereikt kan worden. De pijlen tussen de
doelen geven de richting en het pad naar het einddoel. De pijlen van de inhouden naar de doelen geven
aan welke inhouden in de doelen aan bod komen. Er kunnen dus meerdere leerlijnen ontwikkeld worden die
ook van verschillende tussendoelen gebruik kunnen maken. Het kan ook zo zijn dat er verschillende
leerlijnen parallel lopen die relevant zijn voor een einddoel. Het is ook mogelijk dat voor een bepaalde
doelgroep leerlingen tussendoelen worden overgeslagen, ze sneller doorlopen kunnen worden of
alternatieve tussendoelen nodig zijn (Strijker, 2010).
Voor het voortzet onderwijs kunnen de kerndoelen en eindtermen gebruikt worden om tussendoelen en
einddoelen voor leerlijnen te formuleren. Door de kerndoelen en eindtermen als uitgangspunt te gebruiken,
kan ook samenhang en continuïteit worden nagestreefd.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
20
Voorbeelduitwerkingen van doorlopende leerlijnen
Hier volgen enkele voorbeelden van uitgewerkte leerlijnen:
Leerplan in beeld
SLO heeft overzichten gemaakt voor havo/vwo en vmbo, waarop per vak en per leergebied te zien is welke
doorlopende lijn er is vanuit de kerndoelen in het primair onderwijs, via de onderbouw naar de
examenprogramma’s in de bovenbouw. De leerlijnen zijn geordend rondom inhouden (zoals de tien
tijdvakken binnen geschiedenis) en concepten (bijvoorbeeld 'materie en energie' bij M&N). In de leerlijnen
wordt een relatie gelegd tussen de inhoud van de vakken en leergebieden, de kerndoelen primair onderwijs,
de kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs en de eindtermen tweede fase. Scholen, onderwijsteams of
vaksecties kunnen deze overzichten gebruiken bij het opzetten van een doorlopende leerlijn voor het eigen
vak of leergebied.
Doorlopende leerlijn voor het thema water
Binnen en buiten scholen vindt natuur- en milieueducatie plaats. Hiervoor ontwerpen lokale
NME-centra en landelijke natuur- en milieuorganisaties een aanbod met daarin diverse
onderwerpen. In 2006 is een doorlopende leerlijn water (IVN, Veldwerk Nederland & SME
Advies, 2006) ontwikkeld. De leerlijn biedt een thematische opbouw over water die gericht is op
het primair onderwijs en doorgaat in de onderbouw voortgezet onderwijs. In de onderbouw po
liggen de accenten op waarnemen, ervaren en leren kennen en in het vo op attitudes en
vaardigheden.
Naast een opbouw in beheersingsniveaus wordt er een set van thema’s geboden waarmee in de
verschillende leerjaren gewerkt kan worden. Elk thema bevat verschillende onderdelen voor de afzonderlijke
leerjaren. Onderstaande tabel laat dit zien.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
21
De leerlijn biedt naast een overzicht van beheersingsniveaus en gedefinieerde thema’s, een naslagwerk
voor de docent voor het gebruik in de klas, met suggesties voor leermiddelen om de thema’s in te vullen. U
kunt dit alles vinden en downloaden via www.watereducatie.nl
Doorlopende leerlijnen vmbo/mbo
De aansluiting vmbo/mbo is al jaren een belangrijk aandachtspunt in het onderwijs. Door middel van
doorlopende leerlijnen is een invulling gegeven aan deze aansluiting. De afgelopen jaren hebben een aantal
vmbo-scholen en het Noorderpoortcollege voor mbo in Groningen samengewerkt aan de doorlopende
leerlijnen vmbo/mbo. In de publicatie 'Competentiegericht Doorstroominstrument ten behoeve van
doorlopende leerlijnen vmbo/mbo' (SLO, 2009), wordt beschreven hoe de aansluiting tussen de sectoren
kan worden ondersteund. Dit gebeurt vanuit verschillende invalshoeken. De volgende invalshoeken worden
beschreven:
 inhoudelijke afstemming/aansluiting of integratie;
 pedagogische afstemming;
 didactische afstemming;
 afstemming in wijze van beoordelen / examineren;
 loopbaanoriëntaties- en loopbaankeuzebegeleiding;
 werkveld / stageadressen afstemmen;
 fysieke afstemming (huisvesting, samen onder een dak);
 afstemming in (warme) overdracht van gegevens leerling/deelnemer.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
22
U kunt de volledige publicatie downloaden via www.slo.nl
Doorlopende leerlijn zelfsturing
Een school, onderwijsteam of sectie die streeft naar leerlinggestuurd onderwijs, kan de volgende matrix van
tussen- en einddoelen als uitgangspunt kunnen nemen.
tussendoelen:
docent-/opdrachtgestuurd
EINDDOEL

leerlinggestuurd
(1) de zelfsturing bij de
organisatie van het
werkproces
(a) oriënteren op de
aanpak
(b) tijdsplanning
maken
(c) tijdsplanning
bewaken en
bijsturen
(d) samenwerkingspartners kiezen
(e) een taakverdeling
maken
(f) de samenwerking
bewaken
(g) het proces
evalueren
Leerlingen worden door de
docent of de opdracht
geïnformeerd over de
aanpak van de opdracht.
Leerlingen worden
Leerlingen gaan zelf na hoe
gestimuleerd zich te
zij de opdracht het beste
oriënteren op de aanpak van kunnen aanpakken.
de opdracht.
Leerlingen krijgen een door
de docent of de opdracht
gestructureerde planning.
Leerlingen vullen een door
de docent of de opdracht
gestructureerde planning in.
Leerlingen maken zelf een
realistische tijdsplanning.
De docent bewaakt de
planning van de leerlingen
door regelmatig te
controleren of leerlingen zich
hier aan houden.
De docent bewaakt de
tijdsplanning van de
leerlingen door ingeplande
(tussen)toets momenten.
Leerlingen houden zich aan
de planning en bewaken
deze ook, daar waar nodig
stellen ze de planning bij.
De groepjes om in samen te
werken worden door de
docent ingedeeld.
De docent of de opdracht
bepaalt bij welke onderdelen
van de opdrachten er wordt
samengewerkt en hoe de
groepjes het best kunnen
worden samengesteld.
Leerlingen stellen, indien ze
willen samenwerken met
medeleerlingen, zelf
groepjes samen van
medeleerlingen met wie ze
samenwerken.
De docent maakt een
taakverdeling of deze is al
voor gestructureerd in de
opdracht.
De docent of de opdracht
geeft mogelijke taken aan,
maar de leerlingen bepalen
de taakverdeling.
Leerlingen maken, wanneer
ze in groepjes werken, zelf
een taakverdeling.
De docent bewaakt de
samenwerking.
Leerlingen bewaken de
samenwerking en de docent
houdt hier controle op.
Leerlingen bewaken de
samenwerking en bespreken
eventuele problemen in
eerste instantie zelf.
De docent evalueert de wijze
waarop de leerlingen
hebben gewerkt en geeft
hun daarop feedback.
Leerlingen evalueren hun
werkproces aan de hand van
door de docent of de
opdracht vastgestelde
aandachtspunten en criteria.
Leerlingen geven zelf
invulling aan de evaluatie
van hun werkproces en
evalueren op een kritische
en realistische wijze.
De vereisten voor de te
leveren prestatie of
eindproduct, zijn door de
docent of door de opdracht
gegeven.
Leerlingen stellen
prestatiecriteria op binnen
de grenzen van de docent.
Leerlingen vormen, binnen
de projecteisen, criteria
waaraan de prestatie moet
voldoen.
(2) de zelfsturing bij het
leveren van de
prestatie en/of het
product
(a) kwaliteitscriteria
vaststellen
(b) bronnen zoeken
Alle bronnen zijn door de
Leerlingen krijgen
docent of in de opdracht
suggesties of tips voor te
gegeven, de leerlingen
gebruiken bronnen.
hoeven dus geen bronnen te
zoeken.
Leerlingen moeten zelf op
zoek naar bronnen en
bepalen in hoeverre die
bruikbaar en betrouwbaar
zijn.
(c) de prestatie en/of
De docent beoordeelt de
prestatie en/of het product
van de leerlingen en geeft
hun daarop feedback.
Leerlingen spelen een rol in
de beoordeling van hun
prestatie en/of product en
doen dat op een kritische en
realistische wijze.
het product
beoordelen
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
Leerlingen reflecteren op
hun prestatie en/of product
aan de hand van door de
docent of de opdracht
vastgestelde
aandachtspunten en criteria.
23
(3) de zelfsturing bij het
leren
(a) de leerbehoefte
nagaan
(b) leerdoelen
formuleren
(c) een leerroute
uitstippelen
(d) de leerroute
bewaken en
bijsturen
(e) reflecteren op het
leerproces
De docent of de opdracht
geeft een korte samenvatting
van wat de leerlingen met de
opdracht zouden moeten
leren en bepalen daarmee
de leerbehoeften van de
leerlingen.
De docent of de opdracht
geeft een aantal mogelijke
leerbehoeften waar
leerlingen uit kunnen kiezen.
Leerlingen activeren eerder
opgedane kennis,
vaardigheden en ervaringen
die van belang zijn voor de
opdracht. Op basis hiervan
bepalen zij hun
leerbehoeften en stemmen
deze af op wat mogelijk is
binnen de opdracht.
De leerdoelen zijn door de
docent of door de opdracht
geformuleerd.
De docent of de opdracht
formuleert een aantal
leerdoelen, hieruit kan de
leerling een eigen keuze
maken.
Leerlingen formuleren zelf
leerdoelen die aansluiten bij
hun eigen leerbehoeften en
die zinvol en haalbaar zijn
binnen de opdracht.
De leerroute die de
leerlingen met het uitvoeren
van de opdracht volgen,
wordt door de docent of door
de opdracht uitgestippeld.
Leerlingen kunnen zelf
invulling geven aan hun
leerroute gedurende de
opdracht, bijvoorbeeld
doordat zij zelf mogen
bepalen welke
deelopdrachten zij wanneer
uitvoeren.
Leerlingen stippelen een
eigen leerroute uit binnen de
mogelijkheden die de
opdracht daartoe open laat.
De docent bewaakt de
leerroute gedurende de
opdracht: hij gaat na of het
werkproces en de resultaten
van de leerlingen in
overeenstemming zijn met
de gestelde leerdoelen en
stelt de leerroute zo nodig
bij.
Leerlingen bewaken hun
leerroute, maar worden
daarbij door de docent
gecontroleerd.
Leerlingen bewaken zelf hun
leerroute; daar waar nodig is
stellen ze die zelf bij.
De docent beoordeelt het
leerproces van de leerlingen
en geeft hun daarop
feedback.
Leerlingen krijgen de
gelegenheid te reflecteren
op hun leerproces aan de
hand van door de docent of
de opdracht vastgestelde
aandachtspunten en criteria.
Leerlingen reflecteren
uitgaande van hun eigen
leerdoelen op hun
leerproces en daarbij
opgedane leerervaringen en
feedback.
Zij geven op basis daarvan
aandachtspunten aan voor
verdere persoonlijke
leerdoelen.
De volgende stap is de doelen uit de matrix in tijd uit te zetten en te verbinden met de leerjaren van de
desbetreffende opleiding, bijvoorbeeld, de havo:
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
24
leerjaar 1-2
leerjaar 3-4
leerjaar 5
(het profielwerkstuk)
docent-/opdrachtgestuurd

leerlinggestuurd
(1) de zelfsturing bij de
organisatie van het
werkproces
(a) oriënteren op de
Leerlingen worden door de
docent of de opdracht
geïnformeerd over de
aanpak van de opdracht.
Leerlingen worden
Leerlingen gaan zelf na hoe
gestimuleerd zich te
zij de opdracht het beste
oriënteren op de aanpak van kunnen aanpakken.
de opdracht.
(b) tijdsplanning maken
Leerlingen krijgen een door
de docent of de opdracht
gestructureerde planning.
Leerlingen vullen een door
de docent of de opdracht
gestructureerde planning in.
Leerlingen maken zelf een
realistische tijdsplanning.
(c) tijdsplanning
De docent bewaakt de
planning van de leerlingen
door regelmatig te
controleren of leerlingen zich
hier aan houden.
De docent bewaakt de
tijdsplanning van de
leerlingen door ingeplande
(tussen)toets momenten.
Leerlingen houden zich aan
de planning en bewaken
deze ook, daar waar nodig
stellen ze de planning bij.
De groepjes om in samen te
werken worden door de
docent ingedeeld.
De docent of de opdracht
bepaalt bij welke onderdelen
van de opdrachten er wordt
samengewerkt en hoe de
groepjes het best kunnen
worden samengesteld.
Leerlingen stellen, indien ze
willen samenwerken met
medeleerlingen, zelf
groepjes samen van
medeleerlingen met wie ze
samenwerken.
De docent maakt een
taakverdeling of deze is al
voor gestructureerd in de
opdracht.
De docent of de opdracht
geeft mogelijke taken aan,
maar de leerlingen bepalen
de taakverdeling.
Leerlingen maken, wanneer
ze in groepjes werken, zelf
een taakverdeling.
De docent bewaakt de
samenwerking.
Leerlingen bewaken de
samenwerking en de docent
houdt hier controle op.
Leerlingen bewaken de
samenwerking en bespreken
eventuele problemen in
eerste instantie zelf.
aanpak
bewaken en
bijsturen
(d) samenwerkingspartners kiezen
(e) een taakverdeling
maken
(f) de samenwerking
bewaken
(g) het proces evalueren De docent evalueert de wijze Leerlingen evalueren hun
waarop de leerlingen hebben werkproces aan de hand van
gewerkt en geeft hun daarop door de docent of de
feedback.
opdracht vastgestelde
aandachtspunten en criteria.
Leerlingen geven zelf
invulling aan de evaluatie
van hun werkproces en
evalueren op een kritische
en realistische wijze.
Gebruikte literatuur
Aarnoutse, C., & Verhoeven, L. (2003). Tussendoelen gevorderde geletterdheid: leerlijnen voor
groep 4 tot en met 8. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Heuvel-Panhuizen, M. van den, & Buys, K. (Red.) (2004). Jonge kinderen leren meten en
meetkunde. Tussendoelen annex leerlijnen. Groningen: Wolters-Noordhoff.
IVN Nederland, SME advies, & Veldwerk Nederland (2005). Wie weet wat wanneer van water.
Doorlopende leerlijn voor het thema water. Laatst geraadpleegd op 10-12-2010 op
http://www.watereducatie.nl/
Letschert, J.F.M. (2008). Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen. Samenhang nastreven
diversiteit koesteren. Jaarbericht 2007/2008/. Enschede: SLO.
SLO (2009). Leerplan in beeld. Laatst geraadpleegd op 21-01-2011 op
http://leerplaninbeeld.slo.nl
SLO (2009). Competentiegericht Doorstroominstrument ten behoeve van doorlopende leerlijnen vmbo/mbo.
Enschede: SLO.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
25
Strijker, A. (2010). Leerlijnen en vocabulaires in de praktijk. Verkennende studie in opdracht van het
Programma 'Stimuleren Gebruik Digitaal Leermateriaal. Enschede: SLO.
Voor wie meer wil weten
 PowerPoint presentatie: ''Arrangeren en leerlijnen''.
 PowerPoint presentatie : ''Ontwerpen van een leerlijn voor zelfstandig leren en werken''.

SLO en Kennisnet hebben een onderzoek uitgevoerd om antwoord te krijgen op de vraag hoe u
leerlijnen kunt gebruiken bij de inzet van digitaal leermateriaal in uw onderwijs. Voor dit onderzoek is
een demo-omgeving gecreëerd. Deze "proefopstelling" laat een mogelijke werkwijze zien waarbij
leerlijnen helpen bij het vinden, maken en delen van leermateriaal. In de acht filmpjes die op deze
website worden getoond kunt u zien hoe dit werkt bij het zoeken, maken en delen van leermateriaal.
Docenten uit het basisonderwijs en docenten uit het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs hebben
de demo-omgeving getest en hun feedback gegeven.
http://digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/maken/leerlijnen
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
26
Eindtermen en examens
Examenprogramma's
Eindtermen zijn de kennis- en vaardigheidgerelateerde vereisten waaraan leerlingen moeten voldoen om
het eindexamen in het desbetreffende vak te behalen. De eindtermen van een vak zijn te vinden in het
examenprogramma, de handreiking en de syllabus van dat vak. Eindtermen kunnen behulpzaam zijn bij het
ontwikkelen van onderwijs, omdat ze aantonen wat leerlingen aan het einde van hun schoolloopbaan
moeten kennen of kunnen. Ze kunnen daarmee als uitgangspunt gelden voor het ontwikkelen van
onderwijs. Uitgaande van de eindtermen kan terugredenerend (backward designing) worden vastgesteld
wat leerlingen voor de betreffende, te ontwikkelen les(senreeks) moeten kennen of kunnen.
SLO heeft overzichten gemaakt voor havo/vwo en vmbo, waarop per vak en per leergebied te zien is welke
doorlopende lijn er is vanuit de kerndoelen in het primair onderwijs, via de onderbouw naar de
examenprogramma’s in de bovenbouw. Scholen kunnen deze overzichten gebruiken bij het vormgeven van
een doorlopende leerlijn voor het eigen vak, of voor het leergebied. Deze overzichten zijn te downloaden
via: leerplaninbeeld.slo.nl
De volgende links verwijzen naar de examenprogramma voor vmbo en tweede fase:
 http://www.slo.nl/voortgezet/vmbo/kerndoelen/examenprogrammas/
 http://www.slo.nl/voortgezet/tweedefase/schoolexamen/examenprogramma
Vakhandreikingen
De vakhandreiking, een publicatie van SLO in opdracht van het ministerie van onderwijs, geeft een
overzicht van alle (inhoudelijke) exameneisen voor het desbetreffende vak, mét suggesties hoe daar bij het
schoolexamen naar behoren mee om kan worden gegaan.
De vakhandreiking vermeldt alle eindtermen voor het desbetreffende vak, gespecificeerd in te kennen
begrippen en te beheersen (vak)vaardigheden. De vakhandreiking kan bij het ontwikkelen van een
les(senreeks) voor de bovenbouw dus goede diensten bewijzen om kennis- of vaardigheidgerelateerde
leerdoelen te formuleren.
Verder kan de vakhandreiking helpen de relevantie van een uit te voeren les(senreeks) te bepalen uitgaande van het principe: hoe meer eindtermen effectief aan de orde komen, des te relevanter de
les(senreeks).
Tot slot geeft de vakhandreiking houvast als moet worden uitgemaakt wanneer een ontworpen
les(senreeks) het best aan bod kan komen, waar en hoe deze te plaatsen valt in het vakprogramma, dan
wel hoe deze het meeste bijdraagt aan een doorlopende leerlijn.
Er zijn vakhandreikingen voor vmbo en voor havo/vwo. Ze zijn te downloaden op de volgende sites:
 http://www.slo.nl/voortgezet/vmbo/kerndoelen/handreikingen/
 http://www.slo.nl/voortgezet/tweedefase/schoolexamen/handreikingen/
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
27
Syllabi
Voor elk vak dat in het voortgezet onderwijs wordt afgesloten met een centraal examen, stelt de minister
van onderwijs een examenprogramma op hoofdlijnen vast en wijst in het examenprogramma domeinen en
subdomeinen aan, waarover dat centraal examen zich uitstrekt. Op basis daarvan stelt het College voor
Examens (CvE) het aantal en de tijdsduur van de toetsen van het centraal examen vast, en de wijze waarop
het centraal examen wordt afgenomen. Deze vaststelling wordt jaarlijks gepubliceerd in de zogeheten
Septembermededeling.
Verder publiceert het CvE jaarlijks per examenvak een syllabus, die de exameneisen voor het centraal
examen in dat vak beschrijft en toelicht, en die informatie geeft over één of meer van de volgende
onderwerpen:
 specificaties van examenstof;
 begrippenlijsten;
 bekend veronderstelde onderdelen van domeinen die verplicht zijn op het schoolexamen;
 bekend veronderstelde voorkennis uit de onderbouw;
 bijzondere vormen van examinering (computerexamens);
 voorbeeldopgaven;
 toelichting op de vraagstelling;
 toegestane hulpmiddelen.
De specificaties van examenstof zijn bedoeld om een docent in staat te stellen zich een goed beeld te
vormen van wat in het centraal examen wel en niet gevraagd kan worden. Maar naar hun aard zijn ze niet
een volledige beschrijving van alles wat op een examen zou kunnen voorkomen. Het is mogelijk - al zal dat
maar in beperkte mate voorkomen - dat op een CE ook iets aan de orde komt dat niet met zo veel woorden
in de syllabus staat, maar dat daarvan in het verlengde ligt.
Een syllabus is al met al een hulpmiddel voor degenen die anderen of zichzelf op een centraal examen
voorbereiden. Voor meer informatie over syllabi zie:
 www.examenblad.nl
 www.cve.nl/item/syllabi
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
28
Evalueren
Evaluatie is ‘het vaststellen van de kwaliteit van iets'. De kwaliteit van een te ontwerpen les(senreeks)
verbetert aanmerkelijk wanneer gedurende het ontwikkelingsproces de les(senreeks) regelmatig kritisch
wordt beoordeeld en op basis daarvan wordt verbeterd. Daarmee is evaluatie een kernactiviteit binnen de
ontwikkelcyclus, zoals het ADDIE model hieronder laat zien.
analyseren
implementeren
evalueren
ontwerpen
ontwikkelen
Deze kwaliteitsbepalende kernactiviteit kan uiteenlopende evaluatieactiviteiten omvatten, gericht op wat de
vier overige kernactiviteiten van de ontwikkelcyclus opleveren, te weten:
- de uitkomsten van de analyse (overzicht van behoeften, context, beschikbare kennis)
- een ontwerpvoorstel met specificaties voor de uiteindelijke les(senreeks)
- een eerste concrete uitwerking van een (deel van) een les(senreeks)
- een in gebruik genomen les(senreeks)
Formatieve evaluatie
Idealiter worden in combinatie met de eerste drie kernactiviteiten van de ontwikkelcyclus
evaluatieactiviteiten uitgevoerd, om na te gaan op welke punten de kwaliteit van de les(senreeks) beter kan.
Deze evaluatieactiviteiten maken deel uit van de zogeheten formatieve evaluatie. Op het moment dat alle
kinderziektes zijn opgelost en de les(senreeks) is 'uitgerijpt', kan deze in praktijk worden gebracht.
Summatieve evaluatie
Kan de les(senreeks) daadwerkelijk worden uitgevoerd, dan is de evaluatie vooral gericht op het vaststellen
van de effectiviteit ervan: leidt de les(senreeks) inderdaad tot de beoogde leeropbrengst bij leerlingen? Een
dergelijke evaluatie heet een summatieve evaluatie1. Summatieve evaluatie maakt de ontwikkelcyclus rond.
Deze eindevaluatie wijst uit of en in hoeverre de gerealiseerde ontwikkelopbrengst aan de oorspronkelijke
verwachtingen voldoet, en wat dit voor consequenties heeft voor een eventuele vervolgontwikkeling.
Eindevaluatie is daarmee de opmaat voor de analyse van een volgende ontwikkelcyclus
Kwaliteitscriteria
Formatieve en summatieve evaluatie dragen bij tot de totstandkoming van een les(senreeks) waarvan de
kwaliteit in orde is. Daarbij zijn vier kwaliteitscriteria in het geding (Nieveen, 1999, 2009):
1
De bekende evaluatiedeskundige Stake heeft het verschil tussen formatieve en summatieve evaluatie eens als volgt
omschreven: "When the cook tastes the soup, that’s formative evaluation, when the guest tastes it, that is summative
evaluation" (in Scriven, 1991, p.19).
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
29






relevantie; het ontwerp voorziet in behoefte en is gebaseerd op recente inzichten.
consistentie; het ontwerp zit logisch in elkaar.
verwachte bruikbaarheid; inschatting of het ontwerp bruikbaar is voor de situatie waarvoor het is
bedoeld.
verwachte effectiviteit; inschatting of werken met het ontwerp tot gewenste resultaten leidt.
werkelijke bruikbaarheid; het ontwerp is bruikbaar voor de situatie waarvoor het is bedoeld.
werkelijke effectiviteit; werken met het ontwerp leidt tot gewenste resultaten.
Als het om de bruikbaarheid en effectiviteit van een les(senreeks) gaat, is het zinvol om onderscheid te
maken tussen de verwachte en werkelijke bruikbaarheid, respectievelijk de verwachte en werkelijke
effectiviteit. De verwachte bruikbaarheid van nieuw onderwijsmateriaal kan bijvoorbeeld geëvalueerd
worden, door docenten het materiaal te laten bekijken en er een oordeel over te geven. Maar de werkelijke
bruikbaarheid en effectiviteit van het materiaal komt pas aan het licht, wanneer docenten en leerlingen er
daadwerkelijk mee werken en daarop worden geobserveerd of bevraagd. Elk kwaliteitscriterium brengt zo
z'n eigen evaluatieactiviteiten met zich mee.
De kwaliteitscriteria bouwen min of meer op elkaar voort. Immers, of een les(senreeks) effectief is, zal mede
afhangen van de bruikbaarheid (is de les(senreeks) wel uitvoerbaar in de klas?) en van de relevantie en
consistentie van de gestelde doelen en aangeboden inhouden. Het ene kwaliteitscriterium roept het andere
als het ware op. Dat is de gebruikelijke gang van zaken bij een ontwikkeltraject. In het begin krijgen de
relevantie en consistentie van de te ontwikkelen les(senreeks) de volle aandacht. Zodra de eerste concrete
uitwerkingen ontstaan, verschuift de interesse naar (verwachte) bruikbaarheid van de les(senreeks).
Vervolgens zal de aandacht naar effectiviteit verplaatsen. De focus van de evaluatie is dus in belangrijke
mate afhankelijk van het evaluatiemoment
Evaluatiemomenten met bijbehorende kwaliteitscriteria
Uitgaande van een ontwikkelcyclus volgens de ADDIE-aanpak, doen zich daarin in ieder geval vier
momenten voor formatieve evaluatie voor. Deze hangen samen met de respectievelijke overgangen van de
kernactiviteiten analyseren, ontwerpen, ontwikkelen, implementeren en (opnieuw) analyseren. Onderstaand
figuur laat dit zien.
Elk van deze overgangen gaat namelijk gepaard met een concreet tussenproduct, te weten:

Ontwerpspecificaties; eerste beschrijving van de les(senreeks) met daarin aandacht voor visie,
doelen, inhoud, leeractiviteiten en toetsing.

Globaal ontwerp; eerste uitwerking van de manier waarop visie, doelen, inhoud, leeractiviteiten en
toetsing in de les(senreeks) zullen terugkomen.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
30


Gedeeltelijk uitgewerkte les(senreeks); Een onderdeel van de les(senreeks) is tot op concreet
niveau uitgewerkt en zou gebruikt kunnen worden door de doelgroep.
Volledig uitgewerkte les(senreeks). De les(senreeks) is volledig tot in detail uitgewerkt en kan in de
praktijk gebruikt worden.
Deze tussenproducten en de totstandkoming daarvan, kunnen aangrijpingspunt zijn voor formatieve
evaluatie. Elk tussenproduct stelt daarbij zijn eigen kwaliteitscriteria, zoals onderstaande tabel laat zien:
evaluatie-
te evalueren
moment
ontwikkelopbrengst
analyse
ontwerpspecificaties
kwaliteitscriteria
mogelijke aandachtspunten:
relevantie
Heeft de analyse een duidelijke en voor de
beoogde belanghebbenden (leerlingen,
(vak)docenten, school, dan wel samenleving)
relevante onderwijsbehoefte(n) aan het licht
gebracht?
(inhoudelijke)
Is de analyse voldoende breed en diepgaand
consistentie
uitgevoerd? Is er bijvoorbeeld werk gemaakt van
 doelgroepanalyse,
 behoefteanalyse,
 contextanalyse,
 analyse van de bestaande kennisbasis?
Zijn de bevindingen van dergelijk vooronderzoek
logisch samenhangend verwerkt tot conclusies
en aanbevelingen?
(relationele)
Zijn de beoogde belanghebbenden betrokken bij
consistentie
de totstandkoming van de analyse?
Delen zij de conclusies en aanbevelingen?
ontwerp
globaal ontwerp
verwachte
Levert de analyse bruikbare aanknopingspunten
bruikbaarheid
op om tot een ontwerpvoorstel te komen?
relevantie
Beantwoordt het ontwerpvoorstel aan de
aanbevelingen uit de uitgevoerde
onderwijsanalyse?
(inhoudelijke)
Is het curriculaire spinnenweb in logische
consistentie
samenhang in het voorstel verwerkt?
(relationele)
Zijn de beoogde belanghebbenden betrokken bij
consistentie
de totstandkoming van het ontwerpvoorstel?
Stemmen zij ermee in?
verwachte
Kan het ontwerpvoorstel worden uitgevoerd met
bruikbaarheid
de middelen en mogelijkheden die de school
daarvoor biedt?
Lijken de betrokken ontwikkelaars en beoogde
uitvoerenden toereikend bevoegd en voldoende
bekwaam?
verwachte
Lijkt het voorstel bij te dragen aan de gewenste
effectiviteit
situatie?
Welke aanwijzingen of bewijzen zijn daarvoor te
geven?
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
31
evaluatie-
te evalueren
moment
ontwikkelopbrengst
ontwikkel
gedeeltelijk uitgewerkte
kwaliteitscriteria
mogelijke aandachtspunten:
relevantie
Doen de leerdoelen en leerstof van het ontwerp
les(senreeks)
ertoe? Zijn ze, vanuit de leerling, het vak, de
school of de samenleving bekeken, zinvol of
belangrijk?
Zijn leerdoelen en leerstof relevant in het licht
van de kerndoelen, eindtermen en/of
vakexamenprogramma's, dan wel in het kader
van het onderwijsbeleid van de school?
(inhoudelijke)
Is het curriculaire spinnenweb in logische
consistentie
samenhang in het ontwerp verwerkt?
(relationele)
Zijn de beoogde belanghebbenden betrokken bij
consistentie
de totstandkoming van het ontwerp?
Zijn zij bereid aan de uitvoering ervan mee te
werken?
verwachte
Is het ontwerp voldoende uitgewerkt om
bruikbaarheid
daadwerkelijk te kunnen worden uitgevoerd?
Lijkt het ontwerp uitvoerbaar met de mensen,
roosters, middelen en voorzieningen die de
school daarvoor beschikbaar stelt?
Voorziet het ontwerp in alternatieven bij
onvoorziene omstandigheden (zoals
disfunctionerende ICT)?
verwachte
Valt te verwachten dat leerlingen met dit ontwerp
effectiviteit
de gestelde leerdoelen zullen behalen?
En dat zij efficiënt en effectief zullen leren en
werken?
implementatie
volledig uitgewerkte
relevantie
les(senreeks)
Is de essentie van het ontwerp (de basisvisie) in
de uitvoeringspraktijk overgekomen en als zinvol
of belangrijk gewaardeerd?
(inhoudelijke)
Is de les(senreeks) conform het ontwerp en
consistentie
volgens plan uitgevoerd?
(relationele)
Zijn de betrokken belanghebbenden tevreden
consistentie
over de uitgevoerde lessenreeks?
Zijn zij bereid om de ingezette
onderwijsontwikkelingen voort te zetten?
werkelijke
Is de les(senreeks) uitvoerbaar gebleken met de
bruikbaarheid
daarvoor beschikbare mensen, roosters,
middelen en voorzieningen?
werkelijke
Heeft het leren en werken met dit ontwerp geleid
effectiviteit
tot de beoogde leerresultaten?
Zijn de gestelde leerdoelen door voldoende
leerlingen gehaald?
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
32
Evaluatiemethoden en -activiteiten
Om tot een goede les(senreeks) te komen is regelmatig evalueren een vereiste. De manier waarop kan
variëren; deze hangt samen met het moment van evalueren, de dan beschikbare ontwikkelopbrengsten en
de daarvoor geldende evaluatiecriteria en aandachtspunten. Zo zal een evaluatie die nagaat of de
betrokken docenten en schoolleiding een ontwerpvoorstel relevant achten, anders in z'n werk gaan dan een
evaluatie die insteekt op de vraag of leerlingen zelfstandig uit de voeten kunnen met de opdrachten in een
ontworpen les(senreeks). Maar steeds is van belang dat de evaluatie systematisch wordt opgezet en
uitgevoerd, zodat de opbrengst van de evaluatie zeggingskracht heeft. Zo is het bijvoorbeeld krachtiger om
een collega te vragen aan de hand van een vooraf ontwikkelde lijst met kijkpunten naar uw les te komen
kijken, dan hem/haar vijf minuten voor aanvang van de les te vragen of hij/zij even mee wil kijken. In het
eerste geval zal de feedback veel gerichter zijn omdat de collega zich heeft kunnen voorbereiden.
In onderstaand schema worden verschillende evaluatiemethoden, evaluatieactiviteiten en daarbij mogelijk te
gebruiken evaluatie-instrumenten beschreven en toegelicht (Tessmer, 1993; Nieveen, 2009):
Evaluatiemethode
Mogelijke activiteit
passende bij deze
methode
Mogelijk te gebruiken
instrumenten
Screening:
Als ontwikkelaar(s) aan de hand van een
checklist nagaan in hoeverre een
lesontwerp of onderwijsmaterialen voldoen
aan het oorspronkelijke ontwerpvoorstel,
c.q. de gestelde ontwerpeisen.
Checklist langslopen
Criterialijst evalueren
ontwerpeisen
Checklist leerlinggerichtheid.
Checklist docent
onafhankelijkheid
Focusgroep:
Respondenten (bijvoorbeeld vakexperts,
docenten) laten reageren op een
lesontwerp of onderwijsmaterialen, en wel
aan de hand van een richtlijn met
aandachtpunten waarop de
ontwikkelaar(s) commentaar of suggesties
verlangen
Checklist langslopen
Interviewen
Doorloopspel
Walkthrough:
Als ontwikkelaar(s) een lesontwerp of
onderwijsmaterialen samen met
respondent(en) doorlopen
Checklist langslopen
Interviewen
Observeren
Vragenlijst afnemen
Criterialijst evalueren
ontwerpeisen
Checklist leerlinggerichtheid.
Checklist docent
onafhankelijkheid
Micro-evaluatie:
Een kleine groep leerlingen een gedeelte
van de ontwikkelde les(senreeks) of
onderwijsmaterialen buiten de beoogde
praktijksituatie laten (proef)gebruiken
Interviewen
Observeren
Vragenlijst afnemen
Toets of leerverslag
maken
Logboek bijhouden
Kijkwijzer collegiale
lesobservatie
Docentenlogboek
Leerlingen- en
docentenenquêtes.
Checklist docenthandelen
Try-out:
De ontwikkelde les(senreeks) of
onderwijsmaterialen binnen de beoogde
praktijksituatie door de beoogde doelgroep
(leerlingen en docenten) laten gebruiken
Interviewen
Observeren
Vragenlijst afnemen
Toets of leerverslag
maken
Logboek bijhouden
Kijkwijzer collegiale
lesobservatie
Docentenlogboek
Leerlingen- en
docentenenquêtes.
Checklist docenthandelen
Beoordelen van leerresultaten
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
33
Zoals hierboven als is weergegeven hangt de evaluatiemethode samen met het moment van evalueren, de
dan beschikbare ontwikkelopbrengsten en de daarvoor geldende evaluatiecriteria. Het volgende schema
visualiseert dit. De keuze voor de evaluatiemethode wordt sterk ingegeven door een combinatie van het
ontwikkelstadium waarin het te ontwikkelen product verkeert en het evaluatiecriterium/kwaliteitsaspect dat
geëvalueerd wordt.
Kwaliteits-
Ontwikkel-
Ontwerp-
Globaal
Gedeeltelijk in
Volledig
Geïmplemen
aspect
stadia
specificaties
ontwerp
detail
uitgewerkt
teerd product
uitgewerkt
product
product
Relevantie
Consistentie
Bruikbaarheid
verwachte
Screening
Screening
Screening
Screening
Focusgroep
Focusgroep
Focusgroep
Focusgroep
Screening
Screening
Screening
Screening
Focusgroep
Focusgroep
Focusgroep
Focusgroep
Screening
Screening
Focusgroep
Focusgroep
Focusgroep
Focusgroep
Walkthrough
Walkthrough
Micro-
Micro-
evaluatie
evaluatie
werkelijke
Try-out
Effectiviteit
verwachte
Screening
Screening
Focusgroep
Focusgroep
werkelijke
Focusgroep
Focusgroep
Micro-
Micro-
Survey
evaluatie
evaluatie
(quasi-)
Try-out
experiment
Gebruikte literatuur
Akker, van den, J., & Thijs, A. (2009). Leerplan in ontwikkeling. Enschede: SLO.
Nieveen, N.M. (1999). Prototyping to reach product quality. In J. van den Akker, R. Branch, K. Gustafson, N.
Nieveen & Tj. Plomp (Eds.), Design approaches and tools in education and training. (pp.125-136).
Dordrecht: Kluwer.
Nieveen, N. (2009). Formative evaluation in educational design research. In Tj. Plomp & N. Nieveen (eds.),
An introduction to educational design research (pp. 89-101). Enschede: SLO.
Scriven, M. (1991). Evaluation thesaurus (4th ed.). Newbury Park, CA: Sage.
Tessmer, M. (1993). Planning and conducting formative evaluation. London: Kogan Page Limited.
Voor wie meer wil weten:
http://leerplanevaluatie.slo.nl
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
34
Leerplanniveaus
Onderwijsontwikkeling kan tot uitdrukking komen in verschillende verschijningsvormen en kan plaatsvinden
op verschillende niveaus, variërend van de individuele docent die z'n eigen lessen en onderwijsprogramma
samenstelt, tot de rijksoverheid, die met kerndoelen en eindtermen daar de kaders voor aangeeft. Zo laten
zich de volgende leerplanniveaus onderscheiden, elk met hun eigen bereik, betrokkenen en producten
(Akker, van den, 2003):
leerplanniveau:
bereik:
betrokkenen:
leerplanproducten:
supra
internationaal
de Europese Commissie
 EC-afspraken m.b.t.
voortijdig schoolverlaten en
levenslang leren
 het Europees
Referentiekader voor de
moderne vreemde talen
macro
het nationale
onderwijsstelsel
het Ministerie van
Onderwijs en
Wetenschappen
 kerndoelen
 eindtermen
 examenprogramma's
 eindexamenopgaven
meso
 de school
 de opleiding
 het vak op school
de schoolleiding
het onderwijsteam
de vaksectie
 het schoolbeleidsplan
 het opleidingsprogramma
 het vakleerplan
 het programma van toetsing
en afsluiting
micro
 het leerjaar
 de sectie
 het onderwijsprogramma
 het vak op school
 het onderwijsteam
 de leergang
 de projecten
 de docent
 de methode
 de lessen
 de klas/groep
 lessen
 onderwijsmaterialen
 toetsen
nano
de individuele leerling
 het onderwijs/zorgteam
 het persoonlijke leerplan
 de docent
 het individuele
 de leerling
leer(werk)traject
Voor onderwijsontwikkeling op microniveau is het van belang te beseffen dat deze zich dient af te spelen
binnen de kaders van met name het meso- en macroniveau. Met andere woorden, het te ontwikkelen
onderwijs voor de eigen onderwijspraktijk zou wenselijk gezien binnen de visie van de school moeten
passen (meso) en moeten aansluiten bij de landelijk vastgestelde kaders zoals kerndoelen en eindtermen
(macro) (Akker, van den, e.a. 2009).
Leerplanontwikkeling binnen scholen
De indeling die hierboven is gegeven laat zien dat curriculumontwikkeling zich op vijf niveaus kan afspelen.
Drie van deze niveaus spelen zich af binnen de kaders van een school (meso, micro en nano). Marsh
(1990) visualiseert deze niveaus in zijn theorie over SBCD (School Based Curriculum Development) in
onderstaande kubus.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
35
D
EI
N
D
EN
H
EB
O
TI
JD
G
lange termijn werk
middellange termijn werk
korte termijn werk
een eenmalige activiteit
SOORT ACTIVITEIT
zelf onderwijsmaterialen
ontwikkelen
bestaande
onderwijsmaterialen
aanpassen
geschikte bestaande
onderwijsmaterialen
kiezen
onderwijs en materialen
onderzoeken
individuele
docenten
een
ontwikkelteam
het hele
team
docenten
leerlingen
ouders
BETROKKEN PERSONEN
Marsh spreekt over de volgende drie sleutelvariabelen:
 wie is/zijn de ontwikkelaars?
 wat is de ontwikkelactiviteit?
 welke tijd is met de ontwikkeling gemoeid?
Afhankelijk van de antwoorden op deze vragen speelt curriculumontwikkeling zich op het nano-, micro- of
mesoniveau af. Leerplanontwikkeling binnen scholen kan dus variëren van een kleinschalig ontwikkeltraject
met één of enkele betrokkenen, tot een grootschalig, lange termijn ontwikkelklus, met vele betrokkenen.
Leerplanontwikkeling kan bijvoorbeeld betrekking hebben op enkele lessen die door een individuele docent
ontwikkeld zijn en worden ingezet in zijn/haar eigen klassenpraktijk, tot schoolbrede veranderingen.
Belangrijke vraagstukken die mede afhankelijk van de complexiteit van een ontwikkeltaak in meer of
mindere mate van belang zijn, zijn:
- vragen van inhoudelijke aard; wat pakken we aan, welke resultaten streven we na?
- vragen van technologische aard; hoe gaan we te werk, hoe zorgen we bijvoorbeeld voor doorgaande
leerlijnen?
- vragen van sociaal politieke aard; wie betrekken we, wanneer, in welke rollen, wie beslist?
Gebruikte literatuur
Akker, van den, J., & Thijs, A. (2009). Leerplan in ontwikkeling. Enschede: SLO.
Marsh, C., Day, C., Hannay, L. & McCutcheon, G. (1990). Reconceptualizing school-based curriculum
development. London: Falmer.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
36
Referentieniveaus
Taal, rekenen en MVT kennen de zogeheten referentieniveaus. Hieronder wordt een korte toelichting op de
referentieniveaus gegeven. Deze referentieniveaus kunnen zeer bruikbaar zijn bij het creëren van
doorlopende leerlijnen.
MVT
ERK is de Nederlandse afkorting voor Europees Referentiekader,- in het Engels Common European
Framework of Reference (kortweg CEFR of CEF). Het ERK onderscheidt 6 taalcompententieniveaus: van
beginner tot near-native. Deze niveaus worden als volgt omschreven: A1 – A2 – B1 – B2 – C1 – C2.
Uitgangspunt bij het bepalen van een niveau is wat men kan in de betreffende taal, omschreven in
descriptoren die zijn uitgewerkt in can do-statements (in het Nederlands: ik-kan stellingen).
Het ERK gaat uit van wat de taalleerder in een vreemde taal al kan, niet wat hij/zij niet kan. Oftewel: werken
met de groene pen in plaats van met de rode.
Het ERK beschrijft vaardigheidsniveaus van taalbeheersing in termen van:
- taalomvang: wat moet je kunnen, in welke contexten en voor welke doelen?
- taalcomplexiteit en mate van correctheid: hoe goed moet je het kunnen?
Op www.erk.nl vindt u alle informatie over het ERK, waaronder de niveaubeschrijvingen (klik hiervoor eerst
op de button ''Docent'') die u kunnen helpen bij het formuleren van leerdoelen en het bepalen van het
beheersingsniveau.
Rekenen en taal
In het onderwijs staan rekenen en taal centraal. Dat is de ambitie waar de overheid samen met scholen voor
staat. Onze kinderen verdienen een goede toekomst. Daarom moet de kennis in de vakken taal en rekenen
op een hoger niveau worden gebracht. Om deze slag te kunnen maken wordt het gewenste niveau van
leerlingen in elke fase van hun opleiding in referentieniveaus vastgelegd. Bovendien zorgt dit ervoor dat
leerlingen soepel van de ene naar de andere onderwijsvorm kunnen overstappen. Op de website:
http://www.taalenrekenen.nl/,vindt u informatie over de referentieniveaus en de uitwerking daarvan.
Gebruikte literatuur
Doorlopende leerlijnen taal en rekenen, laatst geraadpleegd op 20-12-2010 op
http://www.taalenrekenen.nl/
Europees Referentiekader, laatst geraadpleegd op 20-12-2010 op
www.erk.nl/docent/toetsing/Beoordelingsmodellen/rubrics/
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
37
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
38
Vier S'en
Vier onderdelen van een rationale/basisvisie
De vraag 'wat gaan we leren?' is een van de kernvragen bij onderwijsontwikkeling. Over wat leerlingen
moeten leren in het onderwijs lopen de meningen veelal uiteen. Om overladenheid in het onderwijs te
voorkomen, is prioritering van belang. Niet alles wat wenselijk is, is ook mogelijk en uitvoerbaar. Het gaat
om scherpe keuzes gebaseerd op heldere argumenten. Maar welke argumenten doen ertoe? In de literatuur
over leerplanontwikkeling is gezocht naar een rationale (visie) van waaruit men keuzes over doelen en
inhouden kan maken. In navolging van Tyler (1949) die drie typen doelen en inhouden van onderwijs
onderscheidde, namelijk: student, subject en society, worden hier vier onderdelen onderscheiden, waarop
onderwijs zich zou moeten richten:
1. Uitspraken over visie op leren van de leerling (Student).
2. Richting van het schoolprogramma en -beleid (School).
3. Specifieke regelgeving binnen het vak of vakkencluster (Subject).
4. Bepaalde maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen (Society).
Uitspraken op deze vier doelen en inhouden fungeren als ankerpunten tijdens het ontwikkelproces: Ze
vormen het middelpunt van het curriculaire spinnenweb.
1. Visie op leren van de leerling (Student)
Bij het ontwikkelen van nieuw onderwijs is het van belang stil te staan bij de visie die u en uw collega's op
het leren van uw leerlingen hebben en deze expliciet te maken. Een specifieke visie op het leren van
leerlingen stuurt ontwerpbeslissingen op alle andere draden van het curriculaire spinnenweb. Voor nieuwe
ontwerpbeslissingen voor de inrichting van een curriculumaspect, zult u steeds moeten bekijken of ze
passen bij de visie op leren. Een veelgemaakt hoofdonderscheid in visie op leren, is die tussen de
behavioristische, cognitivistische en constructivistische visie op leren.
2. Onderwijsprogramma en -beleid van de school (School)
Ook de school kan een aantal uitgangspunten geformuleerd hebben waaraan het onderwijs op de school
zou moeten voldoen. Om een ontwerp te kunnen plaatsen binnen het beleid van de school, is het van
belang om als ontwerper deze plannen te kennen en overzicht te hebben van mogelijke uitwerkingen die
aan deze uitgangspunten zijn/worden gegeven.
3. Ontwikkelingen van uw vak of vakkencluster (Subject)
Ook binnen het vak of vakkencluster waarbinnen het ontwerp geplaatst kan worden staan de ontwikkelingen
niet stil (zie bijvoorbeeld websites van relevante vakcommunities). Om samenhang en lijn in het
onderwijsprogramma van de school te waarborgen, is het van belang na te gaan hoe uw ontwerp past
binnen belangwekkende trends.
4. Maatschappelijke en beroepsgerichte ontwikkelingen (Society)
Ook landelijke of regionale maatschappelijke en beroepsgerichte ontwikkelingen kunnen het ankerpunt
vormen voor uw ontwerp. Voorbeelden zijn ontwikkelingen op het terrein van burgerschap, duurzame
ontwikkeling, financiële educatie, vieren en herdenken.
Gebruikte literatuur
Akker, van den, J., & Thijs, A. (2009). Leerplan in ontwikkeling. Enschede: SLO.
Tyler, R.W. (1949). Basic principles of curriculum and instruction. Chicago: University of Chicago Press.
Bron: cursuscurriculumontwerp.slo.nl
39
Download