Gemeente van Christus

advertisement
Gemeente van Christus,
Lieve mensen,
Palmpasen werpt zijn schaduw vooruit.
De intocht in Jeruzalem vertelt van het komende lijden en sterven van Jezus
Nog vijf dagen ...
Dan dooft het licht: de vlam van de paaskaars
Ik heb altijd geleerd dat Judas degene was die Jezus zou overleveren.
Dat hééft hij ook gedaan.
Hij kreeg 30 zilverlingen.
Loon voor verraad.
Judas was de slechterik.
Zijn geweten liet hem sindsdien niet meer met rust.
Hij had Jezus verlaten.
Van de 12 discipelen was hij de slechtste …
Ik weet niet of ik het zo nog kan zeggen.
Judas was één van de twaalf, de eerste die het besluit nam om Jezus over te leveren.
Maar laten we eerlijk zijn: de rest bleef niet achter …
In Getsémané vielen allen in slaap …
Niemand hield het vol met Jezus te waken.
Toen een bewapende bende met zwaarden en knuppels Jezus gevangen nam om te worden
verhoord, vluchtte iedereen.
Niemand uitgezonderd.
Driemaal verloochende Petrus Jezus … uitgerekend hij: ik ken die man níet.
Toen kraaide de haan.
Had hij altijd zoveel mensen om zich heen, maar nu – aan het einde – lijkt het
of alles vergeefs was geweest.
Weg is iedereen.
Het licht dooft voortijdig …
Jezus … alleen gebleven … vlak voor zijn sterven, moet alleen door het lijden heen.
Heer, neem deze beker van mij weg …
Zo kunnen wij het zelf ook ervaren.
Allerlei mensen van wie je houdt … die van jou houden … zijn aan je zij om je lijden te verlichten.
Samen kijk je terug: je huilt, …je lacht om dierbare momenten … je praat, je zwijgt …
samen ben je stil.
Ondanks tranen kan er ook vreugde zijn aan het einde van het leven om gedeeld bestaan.
Om geluk, ongekend geluk dat jou ten deel viel in de ander.
Toch moet je - op de grens – geliefden die je vast wilt houden loslaten.
Niemand kan die pijn verlichten.
Daarin sta je alleen.
Palmzondag stelt ons voor een dubbelheid.
Zo voel ik dat, want … wie van de 12 leerlingen zijn wij … ?
Staan zij symbool voor alle volken op aarde, dan zit die dubbelheid in ieder van ons,
wat ook zo is, denk ik …
Ieder van de leerlingen – op welke wijze ook – liet Jezus in de steek … al vóór het afscheid.
Het leek als werd hij als misdadiger gearresteerd.
Misdadigers werden aan het kruis gehangen … zó was het ook!
De enige die op het laatst ‘zijn’ kruis nog hielp dragen, was een toevallige passant:
Simon van Cyrene, gekomen naar Jeruzalem om Pasen te vieren.
Een toevallige passant …
Hij deed het niet uit vrije wil, maar werd gedwongen …
Hij kón gedwongen worden omdat Romeinse soldaten het recht hadden mensen te vorderen
iets voor hen één mijl mee te dragen.
Voor Jezus deed hij het niet.
Het was omdat hij deze overheid móest dienen.
Wat zouden wij doen, wisten wij de gevolgen …
Wat dóen wij …
Hoe ver gaan wij mee?
Ik zal geen leerling veroordelen … misschien zelfs ook Judas niet.
Kunnen wij zijn redenen van overlevering doorgronden?
Nee, ik zal niemand oordelen …
(…)
Palmpasen is een dag die ons stil zet bij onszelf.
Het is de intocht in de Stille Week …
We weten wat komt … : het lijden van Jezus, zijn sterven, zijn ‘Godverlatenheid’.
Zo voelde hij dat.
En zo voelt menigeen: een soort van Godverlatenheid, een schreeuw naar de hemel om wat
gebeurt, het roepen om ontferming: o God, laat deze beker – dit lijden - mij voorbij gaan.
Maar de werkelijkheid is weerbarstiger.
Ieder die afscheid van het leven moet nemen, moet loslaten.
Iets wat je nauwelijks kunt.
Jezus werd losgelaten door de zijnen vóór het afscheid kwam.
Hoe moet dát zijn geweest?
Palmpasen zet ons eigenlijk daarbij stil …
De laatste gang wordt ingezet.
Vóóruitkijkend weten we wat komt.
Terúgkijkend maken we de balans op van gedeeld bestaan, waar Jezus voor geleefd had,
tot het bittere einde.
Zijn weg vraagt ons om zelfverloochening …
Verloochening van Jezus door Petrus hield in dat Petrus zei: ‘ik ken die mens niet’.
Zelfverloochening houdt eigenlijk in dat wij over ónszelf kunnen zeggen: ‘ik ken die mens niet’,
want níet jijzelf staat nog in het centrum van jouw leven, maar God …
Als teken van zelfverloochening legden de leerlingen hun mantels op het ezelsveulen waarop
Jezus Jeruzalem binnenkwam. Anderen spreidden hun mantels uit op de weg.
Hun kleed, hun ‘alter ego’ zou het koningschap van de Heer moeten dienen …
Dat zóu moeten maar of dat werkelijk zo was …
Marcus suggereert anders.
Hij schrijft dat Jezus de stad binnenging en direct naar de tempel ging.
Was er eerst een juichende menigte mensen, even later wordt niet meer over hen gerept …
De menigte is het spoor van Jezus bijster geraakt, en verdwijnt.
Als je dán spreekt over ‘wie Jezus uiteindelijk verraden heeft’ … wie hem in de steek gelaten
heeft … zijn zij het dan óók niet?
Jezelf loslaten blijkt een groot offer … té groot voor menigeen …
Simon van Cyrene werd geprest het kruis van Jezus te dragen.
Uit vrije wil deed hij het niet …
Maar alle volgelingen van Jezus … waar waren zij …?
Tot zover waren zij toch vrijwillig meegegaan …?!
(…)
Zelfverloochening …
Is het niet dat wij dat wij kiezen bedacht te zijn op de dingen van God?
Dat is het kruis dat wij vrijwillig willen dragen … toch?
Het laatste stukje van zijn leven, zijn lijdensweg ging Jezus alleen …
Maar zijn hele leven heeft hij toch het lijden van de wereld gedragen?
Staat hij daarin – op het laatst - helemaal alleen?
Dooft zijn licht voortijdig?
Hij weet het wel: op de grens van dood en leven moet hij zijn geliefden loslaten
- ieder moet dat - … maar zijn leven-, zijn lijdensverhaal is níet uit.
Zal dát worden vastgehouden?
Als wij het lijden van de Heer willen dragen, … zijn leven tot het onze willen maken, …
dan blijkt ons geluk er uiteindelijk niet in te bestaan om alles wat we graag willen
zo snel mogelijk te realiseren.
Maar het wordt ons geluk om God zijn verlangens te verwezenlijken.
Dat wij gaandeweg met eigen ogen zien, hoe liefde gaat bloeien onder de mensen.
Willen wij dat vasthouden?
Want dát is de vraag!
Nog vijf dagen …: Jezus nadert het einde van zijn leven.
Tot dán toe werd hij als een vorst vereerd: vredevorst, koning Jezus.
Gezegend hij die komt in de naam van de Heer.
Bijna tot het laatst werd hij massaal gevolgd … bijna tot het laatst.
Niet helemaal.
Toen werd hij alleen gelaten … toen werd zijn bestaan ‘verraden’ …: Judas was de enige niet …
Jezus ging Jeruzalem binnen, regelrecht naar de tempel.
Daar keek hij goed rond …
Hij nam alles in ogenschouw en zag hoe het toeging in het huis van God …
Zou zijn leven worden vastgehouden … in handel en wandel …?
Met díe vraag ging hij weg.
Het was al laat geworden: avond …
Nog even en de nacht zou komen: de nacht van beproeving en van bitterheid, de nacht van de
strenge bittere dood.
Gaan wij van hier …
Laten we stil zijn, ons bezinnen op het lijden … het leven van onze Heer.
Laten we stil worden … ruimte maken voor God en voor elkaar.
HALLELUJA, AMEN
Download