Thema 14 Mensen met een orgaanbeperking - Profi

advertisement
Verwerkingsopdrachten
Bewegingsagoog; SB 4
ISBN 97890 85241 13 3
Thema 14 Mensen met een
orgaanbeperking
Verwerkingsopdrachten thema 14
Bewegingsagoog; SB 4 pagina 1
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Opwarmen en oriënteren
Opdracht 1
Het doel van deze opdracht is dat je voorkennis over orgaanbeperkingen opfrist.
Beantwoord de volgende vragen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Weet je de risicofactoren voor hart- en vaatziekten?
wat kun je doen om die te voorkomen?
Welke longziekten ken je?
op welke manier zijn mensen met longaandoeningen beperkt?
Weet je wat de relatie is tussen overgewicht en diabetes mellitus?
Weet je dat er veel mensen zijn die chronisch pijn hebben?
Wat zouden zij aan sport kunnen hebben?
Verwerkingsopdrachten thema 14
Bewegingsagoog; SB 4 pagina 2
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Herkennen en onderscheiden
Opdracht 2
Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit
thema kent.
Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:
 het begrip in eigen woorden te formuleren;
 een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.
8. Chronische ziekte
9. Conditionele beperking
10. Coronaire hartziekte
11. Angina pectoris
12. Hartinfarct
13. Salamitechniek
14. NNGB of Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen
15. MET of metabole equivalent transformatie
16. HIB-groepen
17. Cara
18. Astma
19. BHR of bronchiale hyperactiviteit
20. COPD of Chronic Obstructive Pulmonary Diseases
21. Chronische bronchitis
22. Longemfyseem
23. Diabetes mellitus of suikerziekte
24. (Bloed)glucosespiegel
25. Insuline
26. Diabetes type I
27. Diabetes type II
28. Hypoglykemie of hypo
29. Hyperglykemie
30. DNA
31. Tumor
32. Metastasen
33. Nociceptie
34. Pijnbeleving
35. Pijngedrag
36. Acute pijn
37. Chronische pijn
38. Ziektewinst
Verwerkingsopdrachten thema 14
Bewegingsagoog; SB 4 pagina 3
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
39. Fibromyalgie, weke delen reuma of reumatische spieraandoening
40. CVS
41. ME of myalgische Encephalomeyelitis
42. Onderschatten
43. Overschatten
44. Polsgedrag
Verwerkingsopdrachten thema 14
Bewegingsagoog; SB 4 pagina 4
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Begrijpen
Opdracht 3
Beantwoord de volgende vragen.
45. Wat zijn de meest voorkomende hart- en vaatziekten?
46. Wat zijn symptomen van een hartinfarct?
47. Wat zijn risicofactoren voor hart- en vaatziekten?
48. Welke hartafwijkingen komen bij mensen met het Downsyndroom wel voor?
49. Wat zijn de normen voor gezond bewegen in Nederland?
50. Wat zijn de effecten van regelmatig bewegen volgens de normen?
51. Wat is een goed sportadvies voor mensen met een hartinfarct?
52. Welke indeling wordt tegenwoordig gebruikt voor de longaandoeningen? Leg
de aandoeningen kort uit.
53. Wat is het verschil tussen astmapatiënten en patiënten met COPD?
54. Wat zijn de positieve effecten van sporten op mensen met een
longaandoening?
55. Leg kort uit hoe diabetes werkt.
56. Wat zijn de gevolgen van diabetes voor de patiënt?
57. Waarom is sporten voor diabetespatiënten belangrijk?
58. Hoe ontstaat kanker?
59. Wat zijn de effecten van kanker in het lichaam?
60. Wat kun je doen om kanker te voorkomen?
61. Wat is het belang van het revalidatieprogramma ‘Herstel & Balans’ voor
mensen met kanker?
Verwerkingsopdrachten thema 14
Bewegingsagoog; SB 4 pagina 5
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
62. Wat is pijn?
63. Beschrijf kort het cirkelmodel van Loeser.
64. Is er iets te doen aan chronische pijnklachten en wat is de behandeling en
revalidatie?
65. Wat zijn de kenmerken van fibromyalgie?
66. Hoe kunnen de klachten bij fibromyalgie verminderd worden?
67. Wat is het belang van bewegen voor mensen met een chronisch
vermoeidheidssyndroom?
68. Welke chronische aandoeningen zijn er nog meer?
Verwerkingsopdrachten thema 14
Bewegingsagoog; SB 4 pagina 6
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Onderzoeken en toepassen
Opdracht 4 Sport en hart- en vaatziekte
69. Verzamel belangrijke tips en aandachtspunten die jij als bewegingsagoog
goed kunt gebruiken in het werken met mensen met een hart- en vaatziekte.
Betrek hierbij ook de tips voor de praktijk. Selecteer vervolgens de tien
belangrijkste. Motiveer waarom dit de belangrijkste zijn.
Opdracht 5 Sport en longaandoeningen
70. Verzamel belangrijke tips en aandachtspunten die jij als bewegingsagoog
goed kunt gebruiken in het werken met mensen met een longaandoening.
Betrek hierbij ook de tips voor de praktijk. Selecteer vervolgens de tien
belangrijkste. Motiveer waarom dit de belangrijkste zijn.
Opdracht 6 Sport en diabetes mellitus
71. Verzamel belangrijke tips en aandachtspunten die jij als bewegingsagoog
goed kunt gebruiken in het werken met mensen met diabetes mellitus. Betrek
hierbij ook de tips voor de praktijk. Selecteer vervolgens de tien belangrijkste.
Motiveer waarom dit de belangrijkste zijn.
Opdracht 7 Sport en kanker
72. Verzamel belangrijke tips en aandachtspunten die jij als bewegingsagoog
goed kunt gebruiken in het werken met mensen met kanker. Betrek hierbij ook
de tips voor de praktijk. Selecteer vervolgens de tien belangrijkste. Motiveer
waarom dit de belangrijkste zijn.
Opdracht 8 Sport en chronische pijn en chronische aandoeningen
73. Verzamel belangrijke tips en aandachtspunten die jij als bewegingsagoog
goed kunt gebruiken in het werken met mensen met chronische pijn en
chronische aandoeningen. Betrek hierbij ook de tips voor de praktijk.
Verwerkingsopdrachten thema 14
Bewegingsagoog; SB 4 pagina 7
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Selecteer vervolgens de tien belangrijkste. Motiveer waarom dit de
belangrijkste zijn.
Verwerkingsopdrachten thema 14
Bewegingsagoog; SB 4 pagina 8
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Download