g e s c h i e d e n i s werkwijzer 5 vwo hstk 8 Verlichting en Revoluties vaardigheden bij dit hoofdstuk (‘bronnen’ zit bij ieder hoofdstuk): verandering – continuïteit standplaatsgebondenheid, betekenis geven aan / oordelen over het verleden vergelijking Wit = reproductievraag. Rood = inzichtvraag. Groen = toepassingsvraag Hiermee leer je de tekst, krijg je Hiermee testen we of je de Hiermee testen we of je overzicht en vat je de § samen. gebeurtenissen en ontwikkede vaardigheden (zie het De antwoorden staan letterlijk in lingen niet alleen kunt repro- betreffende werkblad) de tekst dus worden ze niet in de duceren, maar ook of je ze kunt toepassen. Wordt les behandeld, tenzij jij zelf om hebt begrepen. Wordt wel wel behandeld in de les. uitleg vraagt. behandeld in de les. §8.1 De Verlichting §1 repro ductie vragen §1 inzicht vragen §1 toe passings vragen 1. Lees de casus (blz. 178) en maak vraag 1 en 2 2. Waarom heeft de katholieke kerk zo veel rituelen? 3. Wat vond Voltaire van deze rituelen? 4. Wat betekent “dogmatisch”? 5. a Op welke manier probeerde Voltaire niet dogmatisch te zijn in discussies? b Verklaar: rationalisme en empirisme. 6. Leg uit hoe wetenschappelijke revolutie (uit §7.3) de basis legde voor de Verlichting. 7. Geef minimaal 3 voorbeelden van onderwerpen waar verlichte denkers zich mee bezig hielden. 8. Welke rol heeft onderwijs volgens deze verlichte denkers? 9. Bekijk bron 2. In welk boek staat deze afbeelding? 10. Leg het verschil uit tussen de ideeën van Locke en van Rousseau. 11. Leg het systeem uit van de Trias Politica. 12. Wat was het doel van de Trias Politica? 13. Wat is cultuurrelativisme ? 14. Leg uit dat de Verlichting niet had kunnen ontstaan zonder de wetenschappelijke revolutie 15. Op welke 2 manieren combineerden verlichte denkers rationalisme en geloof? (Rationalisme staat uitgelegd op blz.171) 16, 17 en 18: betekenis - oordeel 16. Over welke 2 onderwerpen dachten verlichte denkers het meeste na? 17. Verlichting wil niet zeggen dat de mensen niet meer gelovig waren. Hoe gingen de verlichte denkers met het geloof om? 18. Leg uit dat bron 2 een goed voorbeeld is uit de periode van de Verlichting. 19. 20. 21. Terug naar de casus op 178: maak vraag 3 (a=vergelijking, b= oordeel) ) Maak op blz. 182 vraag 10 (interpretatie bronnen) Geloofden Voltaire en Cassanova in democratie ? Geef bij beide antwoorden uitleg. §8.2 Vorsten en verlichte ideeën §2 repro ductie vragen 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. §2 inzicht vragen §2 toe passings vragen 30. 31. 32. 33. Geef 2 redenen waarom koning Frederik van Pruisen (=Duitsland) gezien wordt als een voorbeeld van verlicht absolutisme. Leg de tegenstelling uit die zit in het begrip verlicht absolutisme. (Absolutisme wordt uitgelegd in §7.1.) Wat zijn sociale verhoudingen en hoe ging Frederik hier mee om? Noem een voordeel en een nadeel van het verlicht absolutisme. Maak boekvraag 4. Leg in eigen woorden uit wat de publieke opinie is. In welke paragraaf uit hoofdstuk 7 wordt het ontstaan van het ancien régime behandeld? Wat was de rol van de Republiek voor de verspreiding van verlichte ideeën tijdens de Verlichting ? Leg uit dat het logisch is dat de publieke opinie ontstaat tijdens de Verlichting Blz. 186 vraag 3 Blz. 186 vraag 4 (Continuïteit en verandering) Lees blz. 189. Noem 2 kenmerken van de pers die sinds de periode van de Verlichting zijn veranderd en noem 2 kenmerken van de pers die sinds de periode van de Verlichting hetzelfde zijn gebleven. §8.3 Burgers aan de macht §3 repro ductie vragen Amerikaanse Revolutie 34. Welk land kreeg als eerste ter wereld een grondwet? Wanneer? 35. Op wie of wat zal deze grondwet gebaseerd zijn? 36. Wat is het verschil tussen een grondwet en grondrechten? 37. Noem enkele grondrechten. 38. Geef 2 oorzaken van de Amerikaanse revolutie. Patriottenrevolutie 39. De Amerikaanse revolutie kreeg als eerste een navolging in de Republiek. Geef 3 redenen waarom. 40. Wat zijn patriotten? 41. Waren de patriotten voor of tegen de macht van de stadhouder? Leg je antwoord uit. 42. Wat zijn burgermilities? Franse Revolutie 43. Om welke 2 redenen is de Franse Revolutie de belangrijkste van de democratische revoluties? 44. Leg uit welke rechten en plichten de verschillende standen hadden §3 inzicht vragen §3 toe passings vragen tijdens het ancien régime? 45. Waarom riep de Franse koning eigenlijk de Franse Staten-Generaal bijeen 1789? 46. Hoe heet de vergadering die de 3e stand zelfstandig oprichtte? 47. Wat deed deze vergadering in de 1e, gematigde fase van de revolutie? 48. Wanneer en waardoor kwam de revolutie in de 2e, radicalere fase? 49. Leg uit welke invloed de Franse Revolutie op de Republiek heeft gehad. 50. Blz. 192 vraag 4 51. Blz. 194 vraag 6 52. Blz. 194 vraag 8 53. Blz. 198: Wat is abolitionisme ? Wat heeft dit met de transatlantische slavenhandel te maken ? 54. (standplaatsgebondenheid + verandering – continuïteit) Lees blz. 193 vanaf ‘In deze fase…..’ tot blz. 194 bovenaan ‘In 1794 kwamen de Jacobijnen ten val’. a Deze periode heet ‘de Terreur’. Verklaar die naam. b Hoe komt het dat veel mensen met verlichte ideeën deze periode toen prachtig vonden, terwijl er we nu met walging naar terugkijken en ons beslist niet zouden vermaken tussen het publiek in bron 4 55. (vergelijking + verandering-comtinuïteit) blz. 192 vraag 5. 56. (vergelijking + verandering-comtinuïteit) blz. 195 vraag 10-11-12 Termen: verlichting deïsme cultuurrelativisme volkssoevereiniteit scheiding der machten verlicht absolutisme sociale verhoudingen publieke opinie ancien régime democratische revoluties grondwet grondrecht federatie representatieve democratie staatsburgerschap amendement abolitionisme transatlantische slavenhandel