COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS ------ A.R. M 13-5-0233 Beslissing van 5 februari 2014 De vijfde kamer van de Commissie, samengesteld uit: mevrouw D. DESMET, voorzitter, de heer M. SWINNEN en de heer P. VERHAEGHE, leden, bijgestaan door de heer G. VAN DEN ABBEELE, secretaris a.i., spreekt de volgende beslissing uit in de zaak van: de heer Tom U. geboren op ../../1980 De Commissie nam kennis van: - het verzoekschrift, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 1 maart 2013, waarbij verzoeker om de toekenning heeft gevraagd van een financiële hulp, voor schade als gevolg van een opzettelijke gewelddaad; - de uitgevoerde onderzoeksinstructies; - het verslag opgemaakt door de verslaggever op 25 september 2013 overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van het K.B. van 18 december 1986; - het advies van de minister van Justitie, neergelegd op 28 oktober 2013. De Commissie hoorde op haar openbare zitting van 15 januari 2014 de verslaggever in het verslag over de feitelijke toedracht van de zaak en over de middelen van de partijen. Aangezien verzoeker niet wenste te worden gehoord, werd hij niet uitgenodigd. De minister van Justitie is ter zitting niet verschenen noch iemand voor haar. Beslissing inzake M 13-5-0233 – p. 2 I. Feiten Op 20 september 2010 werd verzoeker in de gevangenis te .... het slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad tijdens de uitoefening van zijn functie als penitentiair beambte. In het verzoekschrift worden de feiten als volgt beschreven: “Dhr. Z. vertoonde op 20/09/10 al de gehele dag zeer agressief gedrag. Hij weigerde om 16.45 u zijn tafel op te ruimen; hierbij riep hij naar penitentiair bewakingsassistente V. dat hij haar kinderen ging verkrachten; vervolgens heeft hij de penitentiair bewakingsassistenten V. en Y. enkele duwen gegeven. Eens hij in zijn cel was, begon dhr. Z. te roepen en op de deur te bonken; hij gooide zijn nachtemmer gevuld met urine en stoelgang tegen de deur; hij riep met zijn geslachtsdeel in de hand dat hij deze in de mond van de kinderen van de penitentiair bewakingsassistenten ging steken; hij heeft tevens een ruit stuk geslagen. Vervolgens weigerde dhr. Z. uit zijn cel te komen; hij had de deur gebarricadeerd en stond de penitentiair bewakingsassistenten op te wachten met het ijzer handvat en een vlijmscherp stuk plastiek van zijn nachtemmer; dhr. Z. verzette zich zeer heftig en heeft o.a. penitentiair bewakingsassistent ploegchef U. met het ijzer handvat tot bloedens toe verwond aan zijn vinger. Gezien dhr. Z. seropositief is en tevens besmet is met hepatitis C, was de vrees op besmetting in hoofde van dhr. U. uiteraard zeer groot.” II. Vervolging Bij vonnis van de Correctionele rechtbank te ... d.d. 27 maart 2012 werd de heer Malchaz Z., wegens het plegen van onder meer de sub I vermelde feiten, bij verstek veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf van 12 maanden. Op burgerlijk gebied werd hij veroordeeld tot betaling van de som van € 575 meer intresten aan verzoeker: € 500 voor morele schade ingevolge vrees voor mogelijke besmetting HIV en/of hepatitis C + € 75 voor verplaatsings- en administratiekosten. III. Gevolgen van de feiten De heer Z. is seropositief en tevens besmet met hepatitis C. Aangezien verzoeker tot bloedens toe met een ijzeren handvat verwond werd aan zijn vinger, was er in zijnen hoofde een gegronde vrees voor besmetting. Dit werd bevestigd in een attest van Dr. G. C. van het AZ Sint-Jozef te ..., waar verzoeker meteen na de feiten bloed liet afnemen. Drie maanden later diende verzoeker nogmaals een bloedafname te ondergaan omdat pas dan met zekerheid kon vastgesteld worden of er effectief besmetting was. Gedurende drie maanden leefde verzoeker dus in onzekerheid nopens een eventuele infectie. Dit had een nefaste invloed op zijn (lichamelijke) omgang met zijn gezin, familie, vrienden,... IV. Mogelijkheden tot schadeloosstelling Het sub II vermeld vonnis werd op 11 april 2012 aan de heer Z. in persoon betekend. Beslissing inzake M 13-5-0233 – p. 3 De instrumenterende gerechtsdeurwaarder liet op 18 december 2012 weten dat er geen uitvoeringsmogelijkheden zijn lastens betrokkene: hij zit als geïnterneerde opgesloten in de gevangenis te ... en zal daar nog geruime tijd moeten verblijven. De feiten betroffen een arbeidsongeval, maar luidens het verzoekschrift ontving verzoeker geen vergoeding van de Belgische Staat omdat er geen tijdelijke arbeidsongeschiktheid was. Verzoeker genoot kosteloze rechtshulp (Koninklijk besluit van 16 maart 2006 betreffende de rechtshulp aan de personeelsleden van bepaalde overheidsdiensten en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade). Er was een tussenkomst in het ereloon van de raadsman. V. Begroting van de gevraagde hulp Luidens het verzoekschrift wordt om de toekenning gevraagd van een hulp van € 1.400: - administratie- en verplaatsingskosten € 75,00 (cf. vonnis) - morele schade (angst voor besmetting) 90 d. x € 12,50 per dag (ex aequo et bono) € 1.125,00 (vonnis: € 500) - morele schade (verwonding op zich) € 200,00 (vonnis: nihil) VI. Beoordeling door de Commissie Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen nageleefd te worden. Luidens artikel 31, 1°, van voornoemde wet kan de Commissie een financiële hulp toekennen aan “personen die ernstige lichamelijke of psychische schade ondervinden als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad.” De vereiste van een ernstige schade sluit aan bij de filosofie van de wet die voorziet in een stelsel van financiële hulpverlening dat geen integrale schadevergoeding garandeert en erop gericht is om, vanuit overwegingen van billijkheid en collectieve solidariteit, de zwaarste nood te lenigen van slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. In diezelfde geest werd geoordeeld dat in geval van geringe schade het slachtoffer zelf zijn schade moet dragen. Volgens de vaste rechtspraak van de Commissie veronderstelt een “ernstige lichamelijke of psychische schade“ als bedoeld in voormeld artikel, een blijvende arbeidsongeschiktheid of invaliditeit, langdurige tijdelijke arbeidsongeschiktheid en/of hoog oplopende medische kosten. Een ernstig letsel wordt ook aanvaard indien sprake is van een ernstig psychisch trauma dat deskundig behandeld werd. Met betrekking tot de voorliggende zaak dient de Commissie vast te stellen dat aan deze criteria niet voldaan is. Beslissing inzake M 13-5-0233 – p. 4 Daarenboven durft de Commissie op te merken dat er toch een zekere weerbaarheid mag verwacht worden van personen die een beroep uitoefenen waarbij het risico op confrontatie met geweld bovengemiddeld is (zoals het beroep van penitentiair beambte). Alle omstandigheden van de zaak in acht genomen is de Commissie van oordeel dat niet voldaan is aan de wettelijke voorwaarde van een ernstige schade, zodat het hulpverzoek moet worden afgewezen. * * * OP DIE GRONDEN, De Commissie, Gelet op: - de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken; - de artikelen 28 tot 41 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, laatst gewijzigd bij wet van 30 december 2009; - het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 7 december 2006. Verklaart het verzoek ontvankelijk maar ongegrond. Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 5 februari 2014. De secretaris, De voorzitter, G. VAN DEN ABBEELE D. DESMET