24 april 2008

advertisement
EMERITIFORUM K.U.LEUVEN
p.a. Senaat K.U.Leuven
“Eygen Heerd”
Minderbroedersstraat 5
B-3000 Leuven
KATHOLIEKE
UNIVERSITEIT
LEUVEN
ONS KENMERK
UW KENMERK
LEUVEN,
3 december 2009
EMERITIFORUM
Forumgesprek nr. 52
Over evolutie van natuur en cultuur.
Hoe universeel is het darwinisme?
Sprekers: - prof. Filip Volckaert
- prof. Andreas De Block
Moderator: em. prof. Jean-Jacques Cassiman
Plaats: Lemairezaal, Faculty Club
Datum: donderdag 29 oktober 2009 om 10.30 uur
Aantal ingeschrevenen: 109
Aantal verontschuldigden: 12
Aantal deelnemers aan de lunch: 62
_____
Ter beschikking gestelde documentatie:
- PowerPointpresentatie ‘Charles Darwin (1809-1882)’, em. prof. Cassiman
- PowerPointpresentatie ‘De mens als evolutionaire knutselaar’, prof. Volckaert
- PowerPointpresentatie ‘Culturele Evolutie en Universeel Darwinisme’, prof. De Block
- Het moeilijke huwelijk: Darwins evolutietheorie en de sociale wetenschappen, prof. De Block
- Cultural evolution and the human predicament, Paul R. Ehrlich (Trends in Ecology and Evolution
Vol.24 No 8)
- The Evolution of Cultural Evolution, Joseph Henrich and Richard Mcelreath (Evolutionary
Anthropology 12:000-000 (2003))
_____
Secretariaat : tel. 016/32 07 77 - Fax 016/32 37 38
e-mail : [email protected]
BLAD NR.
2
ONS KENMERK
UW KENMERK
LEUVEN,
De voorzitter van het Emeritiforum wenst vooraf te beklemtonen dat Darwin zich zeer terughoudend
opstelde inzake de publicatie van zijn stellingen, beducht als hij was voor controverse. Hoewel God niet
nodig was in zijn ontwerp, bleef hij zijn eerbied voor de religie behouden. De huidige ultradarwinisten en
ook de creationisten staan dus wel ver van hem af. Darwin zal er zich wel niet van bewust geweest zijn
dat zijn theorie nog ooit zou aangewend worden als wetenschappelijke basis voor het ontstaan van het
marxisme...
Volgens prof. Cassiman is Darwin ook buiten de biologie erg belangrijk! Hij realiseerde een geniale
kristallisatie van verschillende ideeën, die opgeld maakten in zijn milieu en tijdens de vele discussies
met wetenschappers allerhande op de ‘Beagle’ en nadien. Dat geniale inzicht van hem kan als volgt
samengevat worden: alle levende wezens zijn door evolutie ontstaan (zie bepaling in eerste dia). Bij de
‘man van Flores’ kan geen argument contra dit inzicht gevonden worden wanneer wetenschappelijk
aanvaard wordt dat hij en de homo sapiens simultaan leefden, naast ook nog de neanderthaler en
eventueel andere soorten, en met de chimpansee als gemeenschappelijke voorouder. Er zijn in die
keten natuurlijk nog wat ontbrekende schakels...
De moderator stelt de beide inleiders voor die i.c. enigszins complementair aan elkaar zijn: prof.
Volckaert, een bioloog met een enorme expertise en prof. De Block die als wijsgerig antropoloog het
Darwinisme toepaste op culturele aspecten.
Prof. Volkaert geeft zijn inleiding aan de hand van zijn PowerPointpresentatie. De mens is een
evolutionaire knutselaar, hij is uniek want hij maakt producten en organiseert zijn gemeenschap, met
een aantal onverwacht positieve en negatieve gevolgen. En sommige gevolgen van de menselijke
tussenkomst spelen zich af op het niveau van de evolutie. Vier belangrijke krachten sturen die evolutie:
mutatie heeft al met al weinig effect, en inzake genetische drift wegen de effecten sterk door vooral in
kleine groepen. Genmigratie dat slaat op verplaatsing van erfelijk materiaal tussen populaties is dan
weer een dagdagelijks gegeven, zoals selectie - een zeer hard proces (‘survival of the fittest’) - dat ook
is.
De inleider bespreekt voorbeelden van het menselijke geknutsel in zijn dia’s onder 3. resistentie tegen
infecties, 4. verstoorde soortvorming, 5. niet duurzaam oogsten en 6. sporen van selectie bij de mens.
MRSA (Methicilline-Resistente Staphylococcus Aureus) biedt weerstand aan meerdere antibiotica, een
gevolg van onoordeelkundig gebruik van deze laatste: een ‘survival of the fittest’... van de bacteriën. Uit
de moederstam ontwikkelden zich vier resistente stammen. Moeten we de bestrijding van de betrokken
ziekteverwekkers niet darwiniaans gaan aanpakken? Andere voorbeelden van resistentie zijn deze
tegen infecties zoals malaria of schistosomiase en tegen xenobiotica zoals pesticiden. De soortvorming
- van populaties over rassen gaat het naar soorten - zit in een negatieve balans als gevolg van acties
van de mens. Prof. Volckaert geeft het voorbeeld van de driedoornige stekelbaars, functionerend in een
bepaald ecosysteem: door vervuilde water wordt de soortvorming verstoord met verschillende cascadeeffecten. En op de Galapagos zou de barrière tussen twee soorten vinken verbroken worden door het
achterlaten van chips door de toeristen...
2
BLAD NR.
3
ONS KENMERK
UW KENMERK
LEUVEN,
De overbevissing is eveneens functieverstorend voor een zee die door de excessieve algengroei
alsmaar groener wordt. Overbevissing heeft bijgevolg ook belangrijke evolutionaire gevolgen - er
zouden bijvoorbeeld maar 10 % roofvissen c.q. ’toppredatoren’ overschieten met als resultaat een
verkorting van de voedselketen - en ons visserijbeleid moet dus zowel duurzaam als... darwiniaans
worden! Er zijn ten slotte de sporen van selectie bij de mens: een groeiende en meer geconcentreerde
bevolking met verhoogde kans op epidemieën en zoönose (= infectieziekte van dier op mens), en druk
op beschikbare goederen, diensten en functies. Een voorbeeld in dit verband is de lactose-intolerantie,
resultaat van een veranderde organisatie van de gemeenschap. En er blijft natuurlijk de grote
selectiedruk die sterk toegenomen is de jongste 40.000 jaar en aansluit bij een culturele of ecologische
omgeving die we uiteindelijk zelf maakten. Er ontstaat een selectie in ons genetisch materiaal om
bepaalde kenmerken van die omgeving aan te kunnen. Het blijkt wetenschappelijk zo dat de mens zich
op een schaal van 10.000 - 20.000 jaar erg aan het aanpassen is. Uiteraard heeft veel daarvan te
maken met de omvang van de groep, in die zin dat in grote groepen op dit vlak meer geëxperimenteerd
wordt.
Als besluit: een aantal gevolgen van menselijke invloed zijn goed ingeschat, maar het beeld blijft
onvolledig en de gevolgen zijn vaak onverwacht.
Een aantal elementen van de bovenvermelde inleiding bieden een evidente opstap naar de
uiteenzetting van prof. De Block. Bij de aanvang daarvan stelt deze zich de vraag: kunnen we de
evolutietheorie toepassen op de cultuur? Darwin gebruikte toch zelf al voorbeelden als evolutie van
talen en technologische innovaties. Sedert de zeventiger jaren is men analoge wetenschappen gaan
bevragen: is de cultuur te ‘darwiniseren’?
Prof. De Block bekijkt dit aan de hand van zijn bovenvermelde PowerPointpresentatie. Hij onderzoekt
eerst de impact van de mens op organische evolutie: de evidente impact van het menselijke lichaam én
van de menselijke cultuur op de biologische evolutie van andere organismen. Een voorbeeld van het
eerste vinden we bij de evolutie van de drie soorten menselijke luizen. Daarnaast is er dan de impact
van de cultuur op onze eigen biologische evolutie, de ‘gene-culture co-evolution’: door onze culturele
praktijk kunnen meer ziektes ontstaan (het verhaal van het yamgewas en de toondoofheid). Het
algemene principe is hier: cultuur creëert een nieuwe omgeving, waardoor selectiedruk wijzigt.
Specifiek in dit verband is het Baldwineffect, d.i. een genetische evolutie door complex ingeboren
gedrag en adaptatie. Het bezwaar tegen het toepassen van de evolutietheorie op het menselijke gedrag
is dat cultuur snel gaat en een enorme impact heeft op het menselijke gedrag (zie reeks dia’s sub II).
Culturele diversiteit is niet oppervlakkig en heeft geen grote genetische grondslag. Genetische evolutie
is soms erg snel, maar soms ook erg traag, zie voor deze laatste stelling naar de silex handwerktuigen!
Vertelt de evolutietheorie ons nu heel weinig over het menselijke gedrag ... of desalniettemin heel veel
en helpt ze ons, volgens sommigen althans, bij het begrijpen van dit gedrag? Zie het vrij naïeve
Mismatch model (1) cfr. Desmond Morris en zijn ‘The Naked Ape’, en de beide andere Mismatch
modellen (2) en (3).
3
BLAD NR.
4
ONS KENMERK
UW KENMERK
LEUVEN,
Er zijn drie benaderingen om de culturele evolutie zelf te ‘darwiniseren’. Cultuur in de evolutionaire
betekenis kan bepaald worden als ‘informatie die gedrag kan beïnvloeden en die via sociaal leren wordt
doorgegeven’. Belangrijk is dat de menselijke cultuur cumulatief is, er wordt aan voortgebouwd van
generatie op generatie en dat lijkt geweldig adaptief te zijn. Bij de dieren daarentegen is dit uitzonderlijk.
Er is een evolutie van onze culturele capaciteiten en die verandering kan gezien worden als een
darwinistische evolutie. Maar er zijn daar toch wel een aantal problemen rond zoals de vele verschillen
tussen biologische en culturele erfelijkheid en die verschillen maken het trekken van conclusies in deze
niet altijd mogelijk- zie dia’s Evolutie van cultuur (1) en (2).
Blijft dan overeind de vraag: zijn de wetenschappers ter zake nu profeten of gekken?
_____
V. Hoe kan men tot zulke preciese cijfers over bevolkingsevolutie in de tijd of nederzettingen komen
(PPp Volckaert: habitatgebruik Subsahara, Fertiele Sikkel)?
Is landbouw overigens niet ontstaan in het heuvelgebied ten noordoosten van Mesopotamië?
A. Wetenschappelijk wordt hier natuurlijk gewerkt op het randgebied exacte - menswetenschappen, die
dan beide moeten bevraagd worden.
De gegevens omtrent de Vruchtbare/Gouden Sikkel werden van collega’s overgenomen.
De geciteerde aantallen komen uit de analyse van genetische informatie; er zijn uiteraard foutenmarges
in aanmerking te nemen en de gegevens werden eveneens op een logaritmische schaal uitgezet.
Exacte en genetische schattingen hoeven overigens niet overeen te komen (genetische schattingen
worden thans uitgevoerd op 1/10de van de bevolking). Landbouwgebieden hebben ten slotte ook te
maken met kwaliteit en seizoenen en de plantengroei kan bijgevolg opschuiven.
V. Welke is de relevantie van de dia ‘Demographic Change, Sweden, 1735-2000’ (PPp De Block)?
A. Het sterftecijfer en het geboortecijfer hebben er elk een lijn. Ook in China ziet men de evolutie naar
een laag sterftecijfer en een daling van het geboortecijfer.
De grafiek moet aantonen dat die evolutie niet genetisch bepaald is, maar dat de culturele (r)evolutie
zeer snel kan verlopen. Bepaalde culturele veranderingen hebben daarenboven een negatief effect op
onze biologische fitness d.w.z. dat ze ons doen handelen tegen ons biologisch belang.
4
BLAD NR.
5
ONS KENMERK
UW KENMERK
LEUVEN,
V. Er werd gesteld dat de menswetenschappen er belang bij hebben te kijken naar evolutionaire
wetenschappen als biologie. Welk is i.c. het voordeel van een cultuurwetenschap te gaan kijken bij de
evolutietheorie? Cultuur heeft toch haar eigenheid en heeft elementaire methodes ontwikkeld
aangepast aan het object.
A. Biologen en biologisch geschoolden hebben wel degelijk technieken aan te bieden aan sociale
wetenschappers.
De culturele evolutietheorieën zijn nog jong en hebben weinig harde modellen (vandaar een zekere
retoriek); ze staan wellicht onvoldoende open voor methoden van elders. Hebben culturele verschillen
niet te maken met de organisatie van een cultureel systeem? Zonder kennis van nabije oorzaken is er
weinig te zeggen over evolutionaire oorzaken. Maar er is ook een onderscheid in de sociale
wetenschappen. Bepaalde methodes in de evolutietheorie zijn elders nagenoeg ongewijzigd toe te
passen. Inzake natuurbehoud bijvoorbeeld zijn er wetenschappelijke redenen genoeg ter verklaring van
de biodiversiteit, maar soms spelen toch historische redenen: zie het voorbeeld van de met uitsterven
bedreigde grauwe kiekendief vs. de exoot die de nijlgans is.
V. We kennen nu DNA, maar niet het cognitieve geheugen en de leerprocessen en de culturele evolutie
die erop gebaseerd is.
Hoe gaan we daarmee om?
A. Er is de ontwikkeling van de taal. Bepaalde regio’s in onze hersenen worden actief onder stimulatie
en dit laat extrapolatie toe.
We weten anderzijds nog weinig over de neuropsychologie van het geheugen. Biologische
nakomelingen blijken moeilijk te onderscheiden van culturele nakomelingen (minder ‘kids’ maar meer
‘pupils’?)
We bevinden ons hier op het gebied van de gedragsgenetica. Genetische componenten spelen zeker
mee, maar we beschikken nog niet over technieken om die te scheiden van andere (dus culturele)
componenten. Hoe is bijvoorbeeld mijn politieke voorkeur tot stand gekomen...?
V. Zijn er ook voor onze morele gedragingen evolutionaire verklaringen?
Moraal kan wel gesteund zijn door de natuur, maar ook bij morele vragen kan het voor sommigen ‘een
worst wezen’ en een geboren loser is dikwijls tegen elke vooruitgang...
A. Extreem prosociaal gedrag is mogelijk wel te verklaren door evolutionaire processen, alleen is het op
dit ogenblik nog niet bevredigend verklaard. Bovendien zijn moraalfilosofen niet geïnteresseerd in de
evolutie van de moraal, maar moraalwetenschappers wel. Die desinteresse van moraalfilosofen is geen
probleem voor de legitimiteit van moraalfilosofie.
5
BLAD NR.
6
ONS KENMERK
UW KENMERK
LEUVEN,
V. Is het onderscheid tussen menselijke cultuur en menselijke natuur niet aan het verdwijnen - worden
beide niet complementair?
Gaan we op termijn niet meer impact verkrijgen op onze eigen biologische sturing - van ‘bio’ naar ‘auto’
dus?
We hebben nog geen idee van de evolutie die er aan komt! Dé ethische vraag wordt: welke mens
kunnen we aanvaarden?
A. Er ontstaan meer en meer linken naar andere wetenschappen en de grenzen tussen die
wetenschappen worden in plaats van scherp wel heel flou.
Kennis gaat meer over tussen gelijke elementen, op een horizontale wijze en dat is zeker ook het geval
in de genetica waar de boodschappen elkaar kunnen beïnvloeden. Eeneiige tweelingen kunnen enorm
verschillen...
Alsmaar verder betreden we het terrein van de epigenetica, i.e. alle overerfbare genregulatie die niet
direct op het DNA zelf ligt. In tegenstelling met genetische mutaties zijn epigenetische foutjes reversibel
en bijgevolg mogelijk te repareren. Genetische informatie kan dus veranderd worden en we moeten met
dit gegeven zeer voorzichtig omgaan.
6
Download