EMERITIFORUM K.U.LEUVEN p.a. Senaat K.U.Leuven “Eygen Heerd” Minderbroedersstraat 5 B-3000 Leuven KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, 3 december 2009 EMERITIFORUM Forumgesprek nr. 52 Over evolutie van natuur en cultuur. Hoe universeel is het darwinisme? Sprekers: - prof. Filip Volckaert - prof. Andreas De Block Moderator: em. prof. Jean-Jacques Cassiman Plaats: Lemairezaal, Faculty Club Datum: donderdag 29 oktober 2009 om 10.30 uur Aantal ingeschrevenen: 109 Aantal verontschuldigden: 12 Aantal deelnemers aan de lunch: 62 _____ Ter beschikking gestelde documentatie: - PowerPointpresentatie ‘Charles Darwin (1809-1882)’, em. prof. Cassiman - PowerPointpresentatie ‘De mens als evolutionaire knutselaar’, prof. Volckaert - PowerPointpresentatie ‘Culturele Evolutie en Universeel Darwinisme’, prof. De Block - Het moeilijke huwelijk: Darwins evolutietheorie en de sociale wetenschappen, prof. De Block - Cultural evolution and the human predicament, Paul R. Ehrlich (Trends in Ecology and Evolution Vol.24 No 8) - The Evolution of Cultural Evolution, Joseph Henrich and Richard Mcelreath (Evolutionary Anthropology 12:000-000 (2003)) _____ Secretariaat : tel. 016/32 07 77 - Fax 016/32 37 38 e-mail : [email protected] BLAD NR. 2 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, De voorzitter van het Emeritiforum wenst vooraf te beklemtonen dat Darwin zich zeer terughoudend opstelde inzake de publicatie van zijn stellingen, beducht als hij was voor controverse. Hoewel God niet nodig was in zijn ontwerp, bleef hij zijn eerbied voor de religie behouden. De huidige ultradarwinisten en ook de creationisten staan dus wel ver van hem af. Darwin zal er zich wel niet van bewust geweest zijn dat zijn theorie nog ooit zou aangewend worden als wetenschappelijke basis voor het ontstaan van het marxisme... Volgens prof. Cassiman is Darwin ook buiten de biologie erg belangrijk! Hij realiseerde een geniale kristallisatie van verschillende ideeën, die opgeld maakten in zijn milieu en tijdens de vele discussies met wetenschappers allerhande op de ‘Beagle’ en nadien. Dat geniale inzicht van hem kan als volgt samengevat worden: alle levende wezens zijn door evolutie ontstaan (zie bepaling in eerste dia). Bij de ‘man van Flores’ kan geen argument contra dit inzicht gevonden worden wanneer wetenschappelijk aanvaard wordt dat hij en de homo sapiens simultaan leefden, naast ook nog de neanderthaler en eventueel andere soorten, en met de chimpansee als gemeenschappelijke voorouder. Er zijn in die keten natuurlijk nog wat ontbrekende schakels... De moderator stelt de beide inleiders voor die i.c. enigszins complementair aan elkaar zijn: prof. Volckaert, een bioloog met een enorme expertise en prof. De Block die als wijsgerig antropoloog het Darwinisme toepaste op culturele aspecten. Prof. Volkaert geeft zijn inleiding aan de hand van zijn PowerPointpresentatie. De mens is een evolutionaire knutselaar, hij is uniek want hij maakt producten en organiseert zijn gemeenschap, met een aantal onverwacht positieve en negatieve gevolgen. En sommige gevolgen van de menselijke tussenkomst spelen zich af op het niveau van de evolutie. Vier belangrijke krachten sturen die evolutie: mutatie heeft al met al weinig effect, en inzake genetische drift wegen de effecten sterk door vooral in kleine groepen. Genmigratie dat slaat op verplaatsing van erfelijk materiaal tussen populaties is dan weer een dagdagelijks gegeven, zoals selectie - een zeer hard proces (‘survival of the fittest’) - dat ook is. De inleider bespreekt voorbeelden van het menselijke geknutsel in zijn dia’s onder 3. resistentie tegen infecties, 4. verstoorde soortvorming, 5. niet duurzaam oogsten en 6. sporen van selectie bij de mens. MRSA (Methicilline-Resistente Staphylococcus Aureus) biedt weerstand aan meerdere antibiotica, een gevolg van onoordeelkundig gebruik van deze laatste: een ‘survival of the fittest’... van de bacteriën. Uit de moederstam ontwikkelden zich vier resistente stammen. Moeten we de bestrijding van de betrokken ziekteverwekkers niet darwiniaans gaan aanpakken? Andere voorbeelden van resistentie zijn deze tegen infecties zoals malaria of schistosomiase en tegen xenobiotica zoals pesticiden. De soortvorming - van populaties over rassen gaat het naar soorten - zit in een negatieve balans als gevolg van acties van de mens. Prof. Volckaert geeft het voorbeeld van de driedoornige stekelbaars, functionerend in een bepaald ecosysteem: door vervuilde water wordt de soortvorming verstoord met verschillende cascadeeffecten. En op de Galapagos zou de barrière tussen twee soorten vinken verbroken worden door het achterlaten van chips door de toeristen... 2 BLAD NR. 3 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, De overbevissing is eveneens functieverstorend voor een zee die door de excessieve algengroei alsmaar groener wordt. Overbevissing heeft bijgevolg ook belangrijke evolutionaire gevolgen - er zouden bijvoorbeeld maar 10 % roofvissen c.q. ’toppredatoren’ overschieten met als resultaat een verkorting van de voedselketen - en ons visserijbeleid moet dus zowel duurzaam als... darwiniaans worden! Er zijn ten slotte de sporen van selectie bij de mens: een groeiende en meer geconcentreerde bevolking met verhoogde kans op epidemieën en zoönose (= infectieziekte van dier op mens), en druk op beschikbare goederen, diensten en functies. Een voorbeeld in dit verband is de lactose-intolerantie, resultaat van een veranderde organisatie van de gemeenschap. En er blijft natuurlijk de grote selectiedruk die sterk toegenomen is de jongste 40.000 jaar en aansluit bij een culturele of ecologische omgeving die we uiteindelijk zelf maakten. Er ontstaat een selectie in ons genetisch materiaal om bepaalde kenmerken van die omgeving aan te kunnen. Het blijkt wetenschappelijk zo dat de mens zich op een schaal van 10.000 - 20.000 jaar erg aan het aanpassen is. Uiteraard heeft veel daarvan te maken met de omvang van de groep, in die zin dat in grote groepen op dit vlak meer geëxperimenteerd wordt. Als besluit: een aantal gevolgen van menselijke invloed zijn goed ingeschat, maar het beeld blijft onvolledig en de gevolgen zijn vaak onverwacht. Een aantal elementen van de bovenvermelde inleiding bieden een evidente opstap naar de uiteenzetting van prof. De Block. Bij de aanvang daarvan stelt deze zich de vraag: kunnen we de evolutietheorie toepassen op de cultuur? Darwin gebruikte toch zelf al voorbeelden als evolutie van talen en technologische innovaties. Sedert de zeventiger jaren is men analoge wetenschappen gaan bevragen: is de cultuur te ‘darwiniseren’? Prof. De Block bekijkt dit aan de hand van zijn bovenvermelde PowerPointpresentatie. Hij onderzoekt eerst de impact van de mens op organische evolutie: de evidente impact van het menselijke lichaam én van de menselijke cultuur op de biologische evolutie van andere organismen. Een voorbeeld van het eerste vinden we bij de evolutie van de drie soorten menselijke luizen. Daarnaast is er dan de impact van de cultuur op onze eigen biologische evolutie, de ‘gene-culture co-evolution’: door onze culturele praktijk kunnen meer ziektes ontstaan (het verhaal van het yamgewas en de toondoofheid). Het algemene principe is hier: cultuur creëert een nieuwe omgeving, waardoor selectiedruk wijzigt. Specifiek in dit verband is het Baldwineffect, d.i. een genetische evolutie door complex ingeboren gedrag en adaptatie. Het bezwaar tegen het toepassen van de evolutietheorie op het menselijke gedrag is dat cultuur snel gaat en een enorme impact heeft op het menselijke gedrag (zie reeks dia’s sub II). Culturele diversiteit is niet oppervlakkig en heeft geen grote genetische grondslag. Genetische evolutie is soms erg snel, maar soms ook erg traag, zie voor deze laatste stelling naar de silex handwerktuigen! Vertelt de evolutietheorie ons nu heel weinig over het menselijke gedrag ... of desalniettemin heel veel en helpt ze ons, volgens sommigen althans, bij het begrijpen van dit gedrag? Zie het vrij naïeve Mismatch model (1) cfr. Desmond Morris en zijn ‘The Naked Ape’, en de beide andere Mismatch modellen (2) en (3). 3 BLAD NR. 4 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Er zijn drie benaderingen om de culturele evolutie zelf te ‘darwiniseren’. Cultuur in de evolutionaire betekenis kan bepaald worden als ‘informatie die gedrag kan beïnvloeden en die via sociaal leren wordt doorgegeven’. Belangrijk is dat de menselijke cultuur cumulatief is, er wordt aan voortgebouwd van generatie op generatie en dat lijkt geweldig adaptief te zijn. Bij de dieren daarentegen is dit uitzonderlijk. Er is een evolutie van onze culturele capaciteiten en die verandering kan gezien worden als een darwinistische evolutie. Maar er zijn daar toch wel een aantal problemen rond zoals de vele verschillen tussen biologische en culturele erfelijkheid en die verschillen maken het trekken van conclusies in deze niet altijd mogelijk- zie dia’s Evolutie van cultuur (1) en (2). Blijft dan overeind de vraag: zijn de wetenschappers ter zake nu profeten of gekken? _____ V. Hoe kan men tot zulke preciese cijfers over bevolkingsevolutie in de tijd of nederzettingen komen (PPp Volckaert: habitatgebruik Subsahara, Fertiele Sikkel)? Is landbouw overigens niet ontstaan in het heuvelgebied ten noordoosten van Mesopotamië? A. Wetenschappelijk wordt hier natuurlijk gewerkt op het randgebied exacte - menswetenschappen, die dan beide moeten bevraagd worden. De gegevens omtrent de Vruchtbare/Gouden Sikkel werden van collega’s overgenomen. De geciteerde aantallen komen uit de analyse van genetische informatie; er zijn uiteraard foutenmarges in aanmerking te nemen en de gegevens werden eveneens op een logaritmische schaal uitgezet. Exacte en genetische schattingen hoeven overigens niet overeen te komen (genetische schattingen worden thans uitgevoerd op 1/10de van de bevolking). Landbouwgebieden hebben ten slotte ook te maken met kwaliteit en seizoenen en de plantengroei kan bijgevolg opschuiven. V. Welke is de relevantie van de dia ‘Demographic Change, Sweden, 1735-2000’ (PPp De Block)? A. Het sterftecijfer en het geboortecijfer hebben er elk een lijn. Ook in China ziet men de evolutie naar een laag sterftecijfer en een daling van het geboortecijfer. De grafiek moet aantonen dat die evolutie niet genetisch bepaald is, maar dat de culturele (r)evolutie zeer snel kan verlopen. Bepaalde culturele veranderingen hebben daarenboven een negatief effect op onze biologische fitness d.w.z. dat ze ons doen handelen tegen ons biologisch belang. 4 BLAD NR. 5 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, V. Er werd gesteld dat de menswetenschappen er belang bij hebben te kijken naar evolutionaire wetenschappen als biologie. Welk is i.c. het voordeel van een cultuurwetenschap te gaan kijken bij de evolutietheorie? Cultuur heeft toch haar eigenheid en heeft elementaire methodes ontwikkeld aangepast aan het object. A. Biologen en biologisch geschoolden hebben wel degelijk technieken aan te bieden aan sociale wetenschappers. De culturele evolutietheorieën zijn nog jong en hebben weinig harde modellen (vandaar een zekere retoriek); ze staan wellicht onvoldoende open voor methoden van elders. Hebben culturele verschillen niet te maken met de organisatie van een cultureel systeem? Zonder kennis van nabije oorzaken is er weinig te zeggen over evolutionaire oorzaken. Maar er is ook een onderscheid in de sociale wetenschappen. Bepaalde methodes in de evolutietheorie zijn elders nagenoeg ongewijzigd toe te passen. Inzake natuurbehoud bijvoorbeeld zijn er wetenschappelijke redenen genoeg ter verklaring van de biodiversiteit, maar soms spelen toch historische redenen: zie het voorbeeld van de met uitsterven bedreigde grauwe kiekendief vs. de exoot die de nijlgans is. V. We kennen nu DNA, maar niet het cognitieve geheugen en de leerprocessen en de culturele evolutie die erop gebaseerd is. Hoe gaan we daarmee om? A. Er is de ontwikkeling van de taal. Bepaalde regio’s in onze hersenen worden actief onder stimulatie en dit laat extrapolatie toe. We weten anderzijds nog weinig over de neuropsychologie van het geheugen. Biologische nakomelingen blijken moeilijk te onderscheiden van culturele nakomelingen (minder ‘kids’ maar meer ‘pupils’?) We bevinden ons hier op het gebied van de gedragsgenetica. Genetische componenten spelen zeker mee, maar we beschikken nog niet over technieken om die te scheiden van andere (dus culturele) componenten. Hoe is bijvoorbeeld mijn politieke voorkeur tot stand gekomen...? V. Zijn er ook voor onze morele gedragingen evolutionaire verklaringen? Moraal kan wel gesteund zijn door de natuur, maar ook bij morele vragen kan het voor sommigen ‘een worst wezen’ en een geboren loser is dikwijls tegen elke vooruitgang... A. Extreem prosociaal gedrag is mogelijk wel te verklaren door evolutionaire processen, alleen is het op dit ogenblik nog niet bevredigend verklaard. Bovendien zijn moraalfilosofen niet geïnteresseerd in de evolutie van de moraal, maar moraalwetenschappers wel. Die desinteresse van moraalfilosofen is geen probleem voor de legitimiteit van moraalfilosofie. 5 BLAD NR. 6 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, V. Is het onderscheid tussen menselijke cultuur en menselijke natuur niet aan het verdwijnen - worden beide niet complementair? Gaan we op termijn niet meer impact verkrijgen op onze eigen biologische sturing - van ‘bio’ naar ‘auto’ dus? We hebben nog geen idee van de evolutie die er aan komt! Dé ethische vraag wordt: welke mens kunnen we aanvaarden? A. Er ontstaan meer en meer linken naar andere wetenschappen en de grenzen tussen die wetenschappen worden in plaats van scherp wel heel flou. Kennis gaat meer over tussen gelijke elementen, op een horizontale wijze en dat is zeker ook het geval in de genetica waar de boodschappen elkaar kunnen beïnvloeden. Eeneiige tweelingen kunnen enorm verschillen... Alsmaar verder betreden we het terrein van de epigenetica, i.e. alle overerfbare genregulatie die niet direct op het DNA zelf ligt. In tegenstelling met genetische mutaties zijn epigenetische foutjes reversibel en bijgevolg mogelijk te repareren. Genetische informatie kan dus veranderd worden en we moeten met dit gegeven zeer voorzichtig omgaan. 6