Wat is de stand van zaken als het gaat om de evolutietheorie? door: Tom Zoutewelle Het ontstaan van het eerste leven is nog steeds niet verklaard door evolutionisten. Gemakshalve neemt wetenschapsfilosoof Bas Haring in de Volkskrant van 3 januari deze barrière door te stellen dat het ontstaan van het eerste leven geen onderdeel vormt van de evolutietheorie. Dat hier sprake zou zijn van een ‘misverstand’ is natuurlijk onzin. Darwin zelf stelde dat leven ontstaan zou zijn in een warm meertje waarin bepaalde stoffen complexe veranderingen ondergingen. Dan is er verder het feitelijke mechanisme van de evolutietheorie. Ooit begonnen met natuurlijke selectie en variatie zijn we via het neodarwinisme inmiddels aanbeland bij allerlei exotische ideeën. Hoe kun je zo overtuigd zijn van een theorie als deze in de meest essentiële zaken nog volop in beweging is? Het stellen van de vraag is het geven van het antwoord, lijkt me. Zijn het de fossielen die de evolutionaire kar moeten trekken? Ik denk dat creationisten en aanhangers van ID (Intelligent Design) voldoende duidelijk hebben gemaakt dat de fossiele gegevens niet per definitie wijzen op evolutie. De grote verscheidenheid aan biologische informatie aan de basis van de geologische kolom (de ‘cambrische explosie’) is een fenomeen dat veel beter verklaard wordt door de scheppingsgedachte. Charles Darwin (1809-1882) Ook voor het gevoelige dossier van een Darwins boek: ‘The origin of species’ biologische verwantschap tussen Adam en aap is nog steeds geen goede paleontologische onderbouwing. De fossielen zijn er gewoon niet. Ik moet helaas vaststellen dat er door aanhangers van de theïstische evolutie weinig deskundigheid is getoond op die vakgebieden die er werkelijk toe doen. Ik ben daarom niet erg onder de indruk van de wetenschappelijke noodzaak van een theïstische evolutie. Ik word gesterkt in die overtuiging als ik vaststel dat je voor het idee van een door God geleide evolutie geen handen op elkaar krijgt in de wetenschap. Zo’n vorm van evolutie is evenmin wetenschappelijk te testen als een schepping door God. Wat wél opvalt is dat theïstische evolutionisten bij herhaling de publiciteit zoeken. Goed beschouwd zouden aanhangers van een theïstische evolutie eerst hun collegawetenschappers maar eens moeten overtuigen van hun gelijk. Pas dan hebben we het over echte wetenschap. Ondertussen denkt de man op de straat er het zijne van: evolutie is toch wel een heel makkelijk alibi om niet in God te geloven. Voor veel christenen is deze discussie inmiddels moeilijk te volgen. Zij zijn immers niet geleerd en willen nog steeds geloven. Maar wat moeten ze geloven? Als we ontkennen dat we ons op een hellend vlak bevinden, dan moeten we maar eens te rade gaan bij de geschiedenis van kerken en voormalige christelijke universiteiten. Die heeft ons anders geleerd. Het debat over het creationisme is niet gediend met ijdelheid maar met inhoud. De auteur is bioloog en geoloog en voorzitter van Stichting Creaton. Bron: Reformatorisch Dagblad 6 februari 2009