De evolutietheorie gaat uit van: - Verandering in genotypen - Natuurlijke selectie - Het ontstaan van nieuwe soorten Mutanten binnen een soort zijn belangrijk Bij een verandering van de omstandigheden zijn er dan altijd wel een paar die overleven. Evolutie kan in de loop van zeer lange tijd, of sneller. Basisstof 3: Argumenten voor evolutie Evolutie en de evolutietheorie zijn twee verschillende dingen: - Evolutie is een waarneembaar verschijnsel (namelijk de geleidelijke verandering van soorten organismen. - De evolutietheorie is een mogelijke verklaring voor dit verschijnsel. De evolutietheorie is niet te bewijzen Er zijn wel veel argumenten die de theorie ondersteunen Versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten. Ontstaan als resten van organismen avn de lucht worden afgesloten door sedimenten, waardoor ze niet vergaan. Hiermee wordt een reconstructie van het organisme gemaakt. Fossielen leren ons dat in de loop van de tijd soorten zijn ontstaan, veranderd of verdwenen. Door aanpassingen aan verschillende milieus hebben organen van de oorspronkelijke voorouders verschillende functies gekregen. Organen die geen functie meer hebben en niet of nauwelijks tot ontwikkeling komen. Door aanpassingen aan verschillende milieus hebben organen van de oorspronkelijke voorouders hun functie verloren. De embryonale ontwikkeling van verschillende soorten dieren lijkt erg op elkaar. Conclusie: we hebben een gemeenschappelijke voorouder. Er zijn overeenkomsten in processen (bijv. celdeling) Er zijn overeenkomsten in de samenstelling van stoffen (bijv. DNA).