Deel 8: Uitvoeringsbesluit rechtspositieregeling (bijna) goedgekeurd Wettelijke basis De basis van het uitvoeringsbesluit ‘rechtspositieregeling’ is te vinden in het artikel 112 van het provinciedecreet waarin wordt gesteld dat de Vlaamse regering de minimale voorwaarden vastlegt voor: 1° de personeelsformatie; 2° de rechtspositieregeling van het personeel; 3° de toepassing van een mandaatstelsel. De provincieraad stelt op basis van artikel 101§1 van het provinciedecreet de rechtspositieregeling van het provinciaal personeel vast. Procedure totstandkoming Anderhalf jaar onderhandelen binnen het comité c leverde 2 resultaten op: 1. Twee vakbonden zegden eenzijdig de samenwerkingsovereenkomst van 2000 op die als doelstelling had de onderhandelingen tussen vakbonden, Vlaamse overheid en werkgevers (VVSG, VVP) te regelen. Gevolg: op basis van de huidige wetgeving (cf. wet op het vakbondsoverleg 1974) kunnen de feitelijke werkgevers niet langer meer rond de tafel zitten om te onderhandelen. De Vlaamse regering heeft echter ondertussen het initiatief genomen om de brokken te lijmen. 2. Het document dat de ‘minimale voorwaarden’ bepaalt, zag het licht. Dit document bestaat uit zo maar even 241 artikels. Door de Vlaamse regering werd op 13 juli jl. voor de eerste maal het ontwerp van uitvoeringsbesluit rechtspositieregeling besproken om het dan ter advisering voor te leggen onder meer aan de strategische adviesraad bestuurszaken en aan de Raad van State. Beide adviezen zijn ondertussen ter beschikking gesteld aan de minister. Het dossier ‘rechtspositieregeling’ zal één van de volgende weken terug op de regeringstafel liggen. 2008 zal voor de lokale besturen als overgangsperiode dienen. Om de besturen daarbij te helpen wordt door het agentschap bestuurszaken in samenwerking met VVSG en VVP een voorbeeldstatuut uitgewerkt. Het (ontwerp) van uitvoeringsbesluit Het uitvoeringsbesluit is als volgt opgebouwd (klik hier). Het volledig ontwerp kunt u hier raadplegen. Krachtlijnen uitvoeringsbesluit De bestaande sectorale akkoorden (die hun basis vormen in de zgn. ‘Krachlijnen Kelchtermans’ van 2003) vormen het inhoudelijk vertrekpunt. Deze zijn raadpleegbaar op www.binnenland.vlaanderen.be, personeel, sectorale akkoorden. Een eerste belangrijk principe is dat men naar de gelijkschakeling tussen het personeel in statutair dienstverband en het personeel in contractueel dienstverband gestreefd heeft (alvast waar het kan en mag vanuit het arbeidsrecht, het sociale zekerheidsrecht of de bevoegdheid van de Vlaamse Regering). Op volgende aspecten van het personeelsbeleid is dit principe van gelijke behandeling gerealiseerd: de bezoldiging van de salarissen; de toekenning van toelagen en vergoedingen; de voorwaarden en procedures voor aanwerving en bevordering; de bekendmaking van de vacatures en de proeftijd; de evaluatie; de organisatie van de loopbaan; de arbeidsduur en het verlof en de onverenigbaarheden. Een tweede belangrijk principe is dat het besluit een werkbaar raamkader biedt voor zowel de grote als de kleine besturen en aldus ruimte moet laten voor plaatselijke keuzes en maatwerk. Het besluit beoogt aldus een evenwicht tussen regulering en deregulering of flexibilisering. De toegang wordt echter wel ruimer geformuleerd dan voorheen gebruikelijk was. Het hoger vermeld voorbeeldstatuut vormt bij dit alles een interessante bron van informatie omdat het de opdeling maakt tussen ‘wat moet’ en ‘wat kan’. Enkele belangrijke vernieuwingen werden opgenomen in het (ontwerp van) besluit: vormingsrecht en -plicht (cf. art. 107 provinciedecreet; art. 54 van het besluit) wordt losgekoppeld van de functionele loopbaan en wordt geïntegreerd. Hiervoor zal er per bestuur een vormingsreglement worden uitgewerkt. Elk bestuur zal ook moeten beschikken over een vormingsverantwoordelijke; de interne personeelsmobiliteit krijgt een volwaardige plaats in het loopbaanstelsel (art. 75 tem art. 79). Daarnaast wordt de mobiliteit tussen besturen waar mogelijk aangemoedigd en de basis wordt ook gelegd voor een betere waardering van ervaring in de privésector of als zelfstandige (art. 115); deeltijdse personeelsleden worden zowel voor de geldelijke als voor de administratieve loopbaan gelijk behandeld (art. 200); ... Wat de salarissen en vergoedingen betreft Op het gebied van de salarisschalen en de toelagen en vergoedingen is er zowel beleidscontinuïteit als modernisering. Om de concurrentie tussen de besturen op basis van de primaire arbeidsvoorwaarden van hun personeel in de hand te houden, blijven de salarisschalen en de berekeningswijze ervan uniform geregeld. Het beleid inzake de toelagen en vergoedingen is, zoals voorheen, ingegeven door zorg om de beheersing van de overheidsfinanciën. De toelagen en vergoedingen worden wel gemoderniseerd of vereenvoudigd en oude regelingen worden vervangen door nieuwe. Ze worden zoals voorheen ingedeeld in verplichte en andere toelagen en vergoedingen. Afgezien daarvan behoren de extralegale voordelen met een specifieke fiscale regeling of socialezekerheidsregeling tot het autonome domein van de besturen. Over de verloven en de afwezigheden Er wordt een coherent en doorzichtig raamkader aangeboden voor de regeling van de verloven en afwezigheden van het provinciepersoneel. De grenzen van het jaarlijkse vakantieverlof en de basisregels voor het ziekteverlof worden uniform geregeld. De stelsels van disponibiliteit worden gemoderniseerd.