Samenwerken in de ouderenzorg Denken in termen van netwerken Achtergrond (I) • “de” oudere bestaat niet – Leeftijd, gender, cultuur, activiteit, • “Behoeften” als denkkader – Objectieve noden –subjectieve wensen – Geintegreerd denken: denken in termen van verschillende levensdomeinen • Activeren & participeren “active ageing”: – Positief ouderen beeld • “Vermaatschappelijking” in beleidskaders – Ouder worden als “lokaal” probleem Achtergrond (II) • Levensloop denken – Behoeften en afhankelijkheden evolueren – Behoeftenmix is geen “standaard” – Sociale randvoorwaarden evolueren • Integratie en afstemmen van verschillende – Beleidsdomeinen en (niveau’s) – Voorzieningen (organisaties) – Professionals en verstrekkers Achtergrond (III) • Vermaatschappelijking – – – – – Zorg op maat Verschuiven van residentieel naar ambulant/thuis Formele en informele zorg combineren Nadenken over de “buurt” en directe omgeving van ouderen Rol van lokaal beleid /bestuur om sociale cohesie te bewerkstelligen • Zoektocht naar “nieuwe”, “innovatieve” organisatievormen voor ouderenzorg – Normatieve overwegingen (we “denken” anders) – Financiële overwegingen (we “kunnen” niet anders) • “Innoveren” door coalities zoeken tussen verschillende partners – Privaat publieke samenwerking – “civil society” • betrekken van “zelforganisaties” (ouderengroepen, mantelzorgverenigingen, vrijwilligerorganisaties) Achtergrond (IV) • Innovatie en verandering door samenwerken – Open innovatie • Ideeën en samenwerken van verschillende spelers samen op een open manier leidt tot betere oplossingen – Sociale innovatie • Sociale / maatschappelijke problemen • Basisbewegingen nemen initiatief of mee aan boord • Maatschappelijke meerwaarde centraler dan financiële Ouderen = Complexe vragen • Complexe vragen en situaties vragen om – coordinatie-afstemming – Samenwerking – Gedeeld “denken” HOE GAAT HET MET U? Netwerk: begrippen • Sociaal netwerk – De mate waarin een persoon contacten onderhoudt met andere personen – Sociale netwerken van ouderen “evolueren” • Interorganisatorisch “doelgericht” netwerk – Drie of meer “autonome” organisaties (met eigen doelen en activiteiten) die samenwerken met andere autonome organisaties om een gemeenschappelijk doel te realiseren dat ze niet afzonderlijk kunnen realiseren Doelgerichte Netwerken als alternatief voor • Regelgeving en bureaucratie… • Zelfregulerende effect van de markt… • Voor complexe problemen, met niet getsandaardiseerde maatwerk oplossingen, waarbij competenties moeten gebundeld worden • In een poging om inefficiënties van deze coordinatiemechanismen tegemoet te komen Lokale besturen en netwerken • activiteiten op beide niveau’s – Voorbeeld: – Vermaatschappelijking & Sociale cohesie (familie, buurt, sport, vrije tijd, leren…) is een strategie om het sociaal netwerk te stimuleren – Een ION is een “middel” om de complexe behoeften zo tegemoet te treden dat adequate ondersteuning wordt gerealiseerd om dat sociaal netwerk te ondersteunen netwerkvormen • Projectmatige “tijdelijke” netwerken vs Duurzame netwerken – Voor een bepaald probleem tijdelijk samenwerken of – Structureel samenwerken tussen partners uit verschillende sectoren • Spontaan “bottom-up” gecreëerde netwerken vs Opgelegde netwerken (vaak in publieke sector) – Nieuwe ontwikkeling is dat overheid “kaders” geeft maar de netwerkontwikkeling bottom up laat ontwikkelen Doelgerichte netwerken • Inschakelen van expertise, schaalvoordelen, kostenbeheersing, efficiëntie, spreiding van risico,… • Cultuurverschillen, visie, belangen, macht, vrees voor identiteitsverlies, conflicterende regelgevende kaders, … DENKT U EVEN “PROBLEEMGERICHT” MEE? Twee algemene vragen • Wat is de complexiteit van de ondersteuningsvraag en wie hebben we nodig om diensten/activiteiten te leveren? – Welke hiaten zijn er vandaag (lokaal)? • Waar kunnen we meerwaarde halen door te gaan samenwerken? – Voor de doelgroep(en) – Voor de partners/organisaties – Voor het ION als geheel Vragen voor betrokken partner • Wat is mijn “missie” in het leveren van ondersteuning voor ouderen? – Hoe benaderen wij ouderen en hoe zien we “onze” rol? – Welke levensdomeinen ondersteunen wij? • Hoe verhoudt “mijn missie” zich tot de activiteiten van andere (potentiële) spelers • Waar kan ik ondersteuning en hulp gebruiken? • Waar kunnen andere organisaties taken overnemen? voorbeeld (1): levensdomein veiligheid: vermiste personen • Netwerkbenadering om vermiste (oudere) personen te traceren (cfr dementieprobleem) – Zorg/ organisaties & hulpverleners – (lokale) Politie – Politie cel vermiste personen – Justitie/parket – Buurt vrijwilligers – mantelzorgers voorbeeld (2): levensdomein mobiliteit - vervoer • Doelstelling participatie vrijwaren • Privaat vervoer – Commercieel (taxi’s, busjes,…) – Vrijwilligers – Sociaal vervoer • Openbaar vervoer • Logistieke onderbouw – Organisatorisch – Financieel etc… hoe definiëren we een probleem Streven naar geïntegreerd denken Wie moet dat probleem “ondersteunen” Voorbeeld: • “Sport voor ouderen” • Of • “activeren, sociaal participeren en preventie door sport voor ouderen” • Heeft implicaties – Welk soort activiteiten je vooropstelt – welke actoren je betrekt: Rollen van Lokaal bestuur (1) • Kan het netwerken “faciliteren” – Lokale randvoorwaarden creëren • Kan het netwerken “organiseren” – Aansturen en besturen • Kan als “partner” een netwerk mee uitvoeren • Of een combinatie Rol Lokaal bestuur (2) • Sterkte: Lokaal bestuur kan inspelen op lokale situatie – Vb Grootstad versus plattelandsgemeente • Verschillende groepen, armoede, cultuurverschillen • Zwakte: Lokale situatie kan ook beperkingen in zich dragen – Voorzieningen, geografie, middelen, publiek,… • Bedreiging: druk op lokale besturen wordt te groot in functie van “capaciteit” (personeel, kennis, vaardigheden) • Lokale besturen moeten opportuniteiten leren herkennen voor nieuwe ondersteuningsvormen ouderen in het kader van de paradigmaverschuiving – De “publieke sector” mee als drijvende motor voor maatschappelijke vragen – Meerwaarde van samenwerking & participatie leren zien NOG HEEL EVEN… Netwerken besturen: “governance” • Er wordt te weinig gedacht in termen van “governance” en aansturen van netwerken – Gevolg: duurzaamheid van het netwerk wordt niet gerealiseerd – Het “coordinator” fenomeen – Samenwerken definiëren als een “operationeel” probleem • Doelgericht netwerk als geheel moet aangestuurd (“gemanaged”) worden – Strategisch aansturen en operationele samenwerken • Er is niet een uniek governancemodel – Participatief, deconcentreerd, gedecentraliseerd, gecentraliseerd,… – Governancemodel afstemmen op types netwerk (grootte en fase levenscyklus) Governance (2) • Samenbrengen van “autonome” spelers voor wie het netwerk doel niet noodzakelijk het prioritaire doel is • “vertrouwen” realiseren tussen actoren met uiteenlopende cultuur, belangen, interesses, tijd, doelen.. – – – – Voorbeeld: Publieke sector “denkt” anders dan private For profit spelers “denken” anders dan basisbewegingen of non-profit … • Afstemmen en begrijpen van de randvoorwaarden voor individuele spelers – Bijv: conflicterend financieringprikkels bij zorg die samenwerken bemoeilijken • Begrijpen wat het “nieuwe veld” waarin netwerk opereert – zeker in publiek domein voor maatschappelijk probleem Tot slot • Netwerken is een vorm van innovatie • Lokale besturen en openbare sector moet haar mandaat opnemen om maatschappelijke problemen “betekenis te geven” (leadership) en concrete activiteiten vorm te geven voor de ouder wordende burger. Het interessante werk begint nu Dank u! [email protected] VUB VAKGROEP GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN ONDERZOEKSGROEP OPIH