Hoofdstuk 3: De prijs van de internationale transacties : de nominale en de reële ruilvoet 1. De nominale ruilvoet: de wisselkoers 1.1. Begrippen EUR/USD datum: 21/03/2011 14:33 Laatste koers 1.4149 USD % Verschil -0,22 % Vorig Slot 1.4180 Open 1.4179 Bid 1.4145 Ask 1.4149 Hoogste-laagtse 52 weken 1.4283 - 1.1877 Evolutie van de euro ten opzichte van de dollar: www.tijd.be Wisselkoers is de hoeveelheid van een valuta dat je nodig hebt om een eenheid van een andere valuta te kunnen kopen, (of de hoeveelheid van een valuta dat je ontvangt bij de verkoop van een andere valuta). De wisselkoers kan op 2 manieren genoteerd worden: a. Vaste waarde in het binnenland. De nationale munt wordt constant gehouden ten opzichte van een veranderlijke hoeveelheid buitenlandse munt. 1 EUR = …………… USD b. Vaste waarde in het buitenland. De buitenlandse munt wordt constant gehouden ten opzichte van een veranderlijke hoeveelheid nationale munt. 1 USD = ………… EUR Indien je weet dat 1 EUR 40,3399 BEF waard is, met hoeveel BEF komt 1 USD dan overeen? Hoeveel was de maximale waarde van de USD ten opzichte van de BEF gedurende de laatste 52 weken? c. Wat versta je onder bid en ask rates (bied- en laatkoersen)? d. Hoeveel bedroeg de bid-ask spread op 21/03/2011? Zal een bid rate (biedkoers) altijd lager zijn dan een ask rate (laatkoers)? Verklaar. Kruiselingse wisselkoersen (Bron: www.tijd.be , 21/03/2011, 14:15) EUR USD GBP CHF SEK NOK DKK CAD ZAR AUD NZD JPY EUR 1,0000 0,7077 1,1444 0,7838 0,1123 0,1269 0,1341 0,7197 0,1008 0,7023 0,5146 0,0087 USD 1,4192 1,0000 1,6171 1,1076 0,1587 0,1793 0,1895 1,0170 0,1424 0,9923 0,7271 0,0123 GBP 0,8715 0,6184 1,0000 0,6849 0,0981 0,1109 0,1172 0,6289 0,0881 0,6136 0,4496 0,0076 CHF 1,2823 0,9029 1,4601 1,0000 0,1433 0,1619 0,1711 0,9182 0,1286 0,8959 0,6565 0,0111 SEK 8,9065 6,3033 10,1928 6,9811 1,0000 1,1298 1,1944 6,4103 0,8978 6,2546 4,5830 0,0777 NOK 7,8793 5,5789 9,0215 6,1789 0,8851 1,0000 1,0572 5,6737 0,7946 5,5358 4,0563 0,0687 DKK 7,4568 5,2773 8,5338 5,8448 0,8372 0,9459 1,0000 5,3669 0,7517 5,2365 3,8370 0,0650 CAD 1,3853 0,9833 1,5901 1,0891 0,1560 0,1763 0,1863 1,0000 0,1401 0,9757 0,7149 0,0121 ZAR 9,8674 7,0208 11,3532 7,7758 1,1138 1,2585 1,3304 7,1401 1,0000 6,9666 5,1047 0,0865 AUD 1,4240 1,0078 1,6297 1,1162 0,1599 0,1807 0,1910 1,0249 0,1436 1,0000 0,7327 0,0124 NZD 1,9289 1,3754 2,2241 1,5233 0,2182 0,2465 0,2606 1,3987 0,1959 1,3648 1,0000 0,0170 Stel dat de wisselkoers van de Japanse yen (JPY) in Brussel 0,009 euro bedraagt, dan moet de wisselkoers van de euro in Tokio … JPY zijn. Veronderstel dat dit niet het geval zou zijn, de wisselkoers van de euro in Tokio bedraagt 120 JPY. Toon aan dat deze situatie niet zal blijven bestaan. JPY 115,0790 81,1607 131,2429 89,8887 12,8760 14,5478 15,3793 82,5392 11,5600 80,5337 59,0100 1,0000 Arbitragemogelijkheden: 1.2. Prijsvorming op de wisselmarkt Directe factoren die de wisselkoers bepalen: VRAAG en AANBOD a. Belgische exporteurs die witloof verkopen aan de Verenigde Staten worden betaald in USD. = ……………………………………… b. Belgische bedrijven die een fabriek bouwen in Brazilië, moeten betalen in USD. = ………………………………………. c. Belgische importeurs die fruitsap kopen in de Verenigde Staten moeten betalen in USD. = ……………………………………… d. Belgen die hun verlof doorbrengen in Zwitserland. = ……………………………………… e. Japanse beleggers die Belgische aandelen kopen. = ……………………………………… Vragers naar vreemde munten: Ondernemingen of personen die betalingen in vreemde munten moeten doen Vb: Belgische importeurs, Belgische toeristen in buitenland Ondernemingen of personen die beleggingen wensen te doen in het buitenland Vb: aandelen of obligaties kopen in vreemde munten Ondernemingen of personen die in het buitenland wensen te investeren Vb: oprichten van een filiaal in het buitenland Aanbieders van vreemde munten: Ondernemingen of personen die betalingen in euro moeten doen Vb: Buitenlandse importeurs die in euro moeten betalen, Belgische exporteurs die in vreemde munten werden betaald en nu euro’s nodig hebben om hun rekeningen te betalen, buitenlandse toeristen in België Ondernemingen of personen die beleggingen wensen te doen in eurozone Ondernemingen of personen die in eurozone wensen te investeren EXPORT IMPORT Aanbod van vreemde munten Vraag naar vreemde munten Vraag van eigen munten Aanbod eigen munten Een groepering van Belgische brouwerijen verkoopt steeds meer streekbieren aan importeurs in Texas en Florida. Dit betekent dat …………………………………………………………………. en …………………………………………………………………… zal stijgen. Door de toename van de export naar de Verenigde Staten zal de wisselkoers van de EUR ten opzichte van de USD ………………………………………………. . Dit noemen we een ……………………..………………….. van de EUR of een ………….……………………………….. van de USD. Een groepering van supermarktketens in ons land koopt in de Verenigde Staten massale hoeveelheden sportartikelen. Dit betekent dat ………………………………………………………………… en …………………………………………………………………… zal stijgen. Door de toename van de import naar de Verenigde Staten zal de wisselkoers van de EUR ten opzichte van de USD ……………………………………………… . Dit noemen we een ……………………..………………….. van de EUR of een ………….……………………………….. van de USD. Amerikanen drinken veel meer Belgische bieren, ceteris paribus. Illustreer de invloed op de wisselkoers aan de hand van een grafiek (zowel vaste waarde binnenland als buitenland). 1.3. Factoren die de wisselkoers beïnvloeden (INDIRECTE FACTOREN) 1. Het effect van inflatieverschillen op de wisselkoers 2. Het effect van intrestverschillen op de wisselkoers 3. De rol van verwachtingen en speculatie Speculatie = het aanpassen van de samenstelling van het vermogen in functie van “verwachte” prijsveranderingen met de bedoeling een zo hoog mogelijke opbrengst te behalen, met andere woorden de waarde van het vermogen te maximaliseren. Stel dat speculanten verwachten dat de EUR in de toekomst zal depreciëren ten opzichte van de USD (omdat men bv. Verwacht dat de intrestvoeten in de VS sneller zullen stijgen dan in de Europa (eurozone)). Europese sepculanten zullen dan geneigd zijn USD te kopen en EUR te verkopen, terwijl Amerikaanse speculanten geneigd zullen zijn hun voorgenomen beleggingen in Europa niet uit te voeren. De vraag naar USD en het aanbod van EUR zullen …………… en de vraag naar EUR en het aanbod van USD zal ………….. . De ……. zal appreciëren ten opzichte van de ……. (of de …… zal depreciëren ten opzichte van de ……. ) en dit vooraleer de intrestevolutie zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Dit fenomeen noemen we “self-fulfilling prophecy” (verwachtingen hebben een zelfvoedend karakter). Verwachtingen kunnen van allerlei aard zijn (economische, politieke of sociale gebeurtenissen). Stel dat men voor de verkiezingen verwacht dat een bepaalde partij aan de macht zal komen en men verwacht dat hierdoor een beleid zal gevoerd worden dat inflatie in de hand werkt, dan kan de binnenlandse munt reeds op voorhand depreciëren. Trichet praat euro lager De euro breide gisteren geen vervolg aan zijn imposante klim ten opzichte van de dollar. Integendeel, de Europese eenheidsmunt verloor terrein ten opzichte van de greenback. Hoofdverantwoordelijke was ECB-voorzitter Jean-Claude Trichet. Terwijl hij vorige week nog een onverschillige houding etaleerde ten opzichte van de euro, waardoor de munt verder steeg, maakte hij gisteren een bocht van 180 graden. Hij zei dat de ECB niet onverschillig is voor de wisselkoersevolutie van de euro. Daaruit leiden analisten af dat de Europese Centrale Bank mogelijk op de wisselmarkten gaat interveniëren om de euro te verzwakken ten opzichte van de dollar. Ondertussen blijven politici hun bezorgdheid uiten over de evolutie van de euro. De Franse premier Jean-Pierre Raffarin zei dat hij bezorgd is over de 'instabiliteit' van de koers van de euro. 'Instabiele wisselkoersen zijn niet goed voor Europa én de Verenigde Staten. We moeten er samen en snel voor zorgen dat we een wisselkoers krijgen die de economische realiteit weerspiegelt', zei Raffarin. De euro zakte gisteren van 1,2855 dollar per euro tot 1,2801 dollar per euro. 13/01/2004 De Tijd Bush lokt terugval dollar uit De dollar sloot vrijdag hoger na een wispelturige dag. Daardoor eindigde de euro lager op 1,1635 dollar, tegenover 1,1663 dollar donderdag. De dollar opende hoger omdat de indicator van de centrale bank (Fed) van Philadelphia donderdagavond veel sterker was gestegen dan verwacht. Het groene biljet steeg 's namiddags verder omdat beter dan verwachte Amerikaanse indicatoren werden gepubliceerd. Het aantal in aanbouw genomen woningen en het consumentenvertrouwen kwam hoger uit dan voorzien. Dit deed de euro terugvallen tot 1,156 dollar. Maar in de late namiddag zei de Amerikaanse president, George Bush, in Tokio dat de valutamarkten de wisselkoersen moeten bepalen. Handelaars leidden daaruit af dat de VS de dollar verder willen zien dalen. Washington heeft moeite met de Japanse interventies op de wisselmarkt, die de yen omlaag duwen versus de dollar. De uitspraken van Bush deden de euro herstellen tot 1,1635 dollar. 18/10/2003 De Tijd Oefeningen op wisselkoersen Oefening 1: (Stel grafisch voor vaste waarde binnenland). a. De voorkeur voor Belgische producten neemt toe. b. De interestvoet in België is hoger dan in Japan. c. Het inflatieritme in België is hoger dan in Zwitserland. d. De productiviteit in Japan is hoger dan in België. Oefening 2: In 1992 verkeerde het GBP in een crisis. Alleen door de interestvoet hoog te houden kon de wisselkoers stabiel blijven. Het nadeel van de hoge interestvoet was dat geld lenen in Engeland erg duur was waardoor de bestedingen van de gezinnen en de bedrijven daalden, de productie verminderde en er meer werkloosheid kwam. Uiteindelijk verlaagde de centrale bank van Engeland de interestvoet waardoor de koers van het GBP daalde. a. Hoe kan een lagere interestvoet zorgen voor een koersval van het GBP? Alleen door de interestvoet hoog te houden kon de wisselkoers van het GBP stabiel blijven. b. Wat kun je op grond hiervan over de lopende rekening van Engeland op dat moment zeggen? c. Betekende de koersval van het GBP meer of minder inflatie ten opzichte van het buitenland? d. Leg uit dat de koersval van het GBP tot meer werkgelegenheid in Engeland leidde. e. Leg uit dat voor de vakbonden deze koersval zowel een positief als een negatief punt bevatte. Oefening 3: In de loop van 1993 is het IEP met meer dan 10% in waarde gedaald. De prijzen van de Ierse producten De prijzen van de buitenlandse in het buitenland zullen producten in Ierland zullen a. dalen gelijk blijven b. dalen stijgen c. gelijk blijven dalen d. gelijk blijven stijgen e. stijgen dalen f. stijgen gelijk blijven Oefening 4: a. Leg uit hoe een lagere interestvoet in de Verenigde Staten tot een lagere dollarkoers kan leiden. b. Leg uit hoe een daling van de interestvoet in de Verenigde Staten tot een stijging van de wisselkoers van de EUR kan leiden. c. Leg uit wat er met de wisselkoers van een land gebeurt als er een overschot is op de betalingsbalans. 1.4. DURE euro heeft OOK positieve KANTEN (Bron: De Tijd 28/04/2007) De stijging van de euro drukt de inflatie en verzwakt daarom de argumenten van de Europese Centrale Bank (ECB) voor een verdere renteverhoging. Voorts verhoogt de sterke eenheidsmunt onze koopkracht. Bovendien worden de internationale onevenwichten afgebouwd. Er is echter ook minder goed nieuws. Een dure euro heeft een negatieve invloed op de uitvoer en de economische groei, en zet de bedrijfswinsten onder druk. De belangrijkste voor- en nadelen op een rijtje. 1.4.1. Voordelen 1. Goedkopere invoer en minder inflatie De stijging van de euro maakt de invoer goedkoper en drukt daardoor de inflatie. De olieprijs bijvoorbeeld wordt uitgedrukt in dollar. Dankzij de daling van de dollar tegenover de euro was de forse stijging van de olieprijs in de voorbije jaren minder pijnlijk voor de eurozone dan voor de VS. In vergelijking met de gemiddelde prijs van 2002 was een vat aardolie gisteren 168 procent duurder in dollar, maar slechts 86 procent duurder in euro. De sterke euro maakt het voor de Europese Centrale Bank (ECB) gemakkelijker de inflatie onder controle te houden. De ECB ziet de inflatie dalen van 2,2 procent in 2006 tot 1,8 procent in 2007. 2. Renteverhoging ECB minder nodig Als de inflatieprognose van de ECB correct is, haalt ze in 2007 voor het eerst in acht jaar haar doelstelling van iets minder dan 2 procent inflatie. Maar de ECB vreest dat de inflatie in 2008 weer stijgt tot 2 procent en is daarom vastbesloten in juni de rente te verhogen tot 4 procent. Als de euro stabiliseert op een hoog peil of nog stijgt, is er veel kans dat de ECB nadien haar monetair beleid niet meer verstrakt. Een stijging van de munt en een renteverhoging hebben immers gelijkaardige gevolgen voor de economie. 3. Koopkracht EUROPESE GEZINNEN stijgt De sterke euro verhoogt de koopkracht van de Europese gezinnen en bedrijven. De gezinnen uit de eurozone kunnen goedkoper reizen naar de rest van de wereld. Ondernemingen uit de eurozone hebben meer middelen voor overnames buiten de monetaire unie. Dexia bijvoorbeeld slaagde er vorig jaar in de Turkse DenizBank binnen te halen, terwijl ook banken van buiten de eurozone geïnteresseerd waren. 4. AFBOUW internationale onevenwichten De stijging van de euro en de daling van de dollar dragen bij tot de afbouw van de grote internationale onevenwichten. De VS worstelen met enorme tekorten op de handelsbalans en de lopende rekening. Maar er zijn aanwijzingen dat het Amerikaanse deficit dit jaar voor het eerst in zes jaar zal dalen. De vermindering is niet alleen te danken aan de terugval van de olieprijs. De zwakte van de dollar speelt eveneens een rol, want ook het saldo van de niet-oliehandel verbetert. 5. Economische groei VS ONDERSTEUND De zwakte van de dollar tegenover de euro en tegenover veel andere munten moet op termijn de groei van de Amerikaanse economie ondersteunen. Er is veel kans dat de economische groei in de VS dit jaar voor het eerst in jaren lager is dan in de eurozone, het Verenigd Koninkrijk en Japan. De vorige jaren waren de VS samen met de groeilanden de belangrijkste motor van de wereldeconomie. 1.4.2. Nadelen 1. Uitvoer en ECONOMISCHE groei in Europa dalen De appreciatie van de euro ondermijnt de concurrentiekracht en drukt de uitvoer en de economische groei van de eurozone. De Europese export naar de VS en Japan stijgt traag en de Belgische uitvoer naar die landen daalt zelfs. De negatieve gevolgen mogen echter niet worden overdreven. De euro stijgt tegenover de dollar en de yen, maar niet versus het pond. Dat is belangrijk, want het Verenigd Koninkrijk is de belangrijkste handelspartner van de eurozone. De vereniging van de Duitse exportbedrijven zei vorige week dat een stijging van de euro tot 1,40 dollar geen dramatische gevolgen zou hebben voor de Duitse uitvoer. 2. Bedrijfswinsten onder druk De stijging van de euro tegenover de dollar en de yen stelt de Europese bedrijven bloot aan verschillende risico's, zegt Koen De Leus, marktenspecialist van KBC Bolero. Een onderneming die produceert in Europa en verkoopt in de VS, zoals de beeldvormingsgroep Barco, loopt een transactierisico en heeft twee opties. Ofwel rekent ze de duurdere euro door in de verkoopprijs in dollar en zal ze minder verkopen. Ofwel wil ze haar verkoopprijs in dollar stabiel houden en aanvaardt ze een lagere winstmarge. Een Europees bedrijf met activiteiten in de VS loopt ook een translatierisico. Het moet bij de publicatie van zijn resultaten de dollaropbrengsten omrekenen naar euro en lijdt daarbij een negatief wisselkoersresultaat. Het typische voorbeeld is de warenhuisketen Delhaize, die ruim driekwart van zijn omzet en winst in de VS boekt. 1.5. De betalingsbalans (zie ook infokader boek p. 125) De betalingsbalans van een land is een systematisch overzicht van de ontvangsten uit het buitenland en de uitgaven aan het buitenland gedurende een bepaalde periode (1 jaar). Indien de ontvangsten uit het buitenland groter zijn dan de uitgaven aan het buitenland spreken we van een overschot op de betalingsbalans; in het andere geval van een tekort op de betalingsbalans. De betalingsbalans bestaat uit 2 grote componenten: de lopende rekening en de kapitaalrekening. 1. De lopende rekening a. Goederenrekening (= de handelsbalans) Op de goederenrekening worden de ontvangsten en de uitgaven genoteerd die voortvloeien uit de goederen die naar het buitenland worden uitgevoerd en goederen die uit het buitenland worden ingevoerd. b. Dienstenrekening Op de dienstenrekening worden de ontvangsten en de uitgaven genoteerd in verband met de invoer en de uitvoer van diensten zoals vervoer, toerisme en verzekeringen. c. Inkomensrekening Op de inkomensrekening worden de ontvangsten en de uitgaven genoteerd die voortvloeien uit de beloningen van de productiefactoren die van het ene land naar het andere worden overgemaakt. Voorbeelden: dividenden, intresten, lonen/salarissen. d. Overdrachtenrekening Op de overdrachtenrekening worden de ontvangsten en de uitgaven genoteerd zonder tegenprestatie. Voorbeelden: de overheid betaalt bijdragen aan internationale organisaties, geeft technische bijstand aan ontwikkelingslanden, gastarbeiders sturen een deel van hun inkomen naar het moederland, Belgen ontvangen schenkingen/erfenissen van familieleden woonachtig in het buitenland. 2. De kapitaalrekening De kapitaalrekening omvat investeringen, beleggingen en leningen van ons in het buitenland of van het buitenland bij ons. Voorbeelden: een Belgische onderneming bouwt een nieuwe fabriek in de VS, een Zwitserse vastgoedfirma bouwt een vakantiedorp in de Ardennen. Opmerking: Japanners die obligatieleningen aangaan in Belgisch overheidspapier wordt genoteerd als een ontvangst op de kapitaalrekening, maar de intresten die ze hiervoor jaarlijks opstrijken wordt genoteerd als een uitgaven op de inkomensrekening van de lopende rekening. Verband betalingsbalans en wisselkoersen: a. De export en import van goederen en diensten en kapitalen beïnvloeden de wisselkoers. Deze transacties staan op de betalingsbalans. b. De betalingsbalans van een land geeft belangrijke inlichtingen over de wisselkoers van een munt. c. Voor de EUR moeten we kijken naar de betalingsbalans van alle landen die de EUR hebben ingevoerd. Tekort op betalingsbalans Verband wisselkoers en werkgelegenheid We weten reeds dat veranderingen in het prijspeil (inflatie) ten opzichte van andere landen de wisselkoers kan beïnvloeden. Omgekeerd kunnen wisselkoersschommelingen eveneens het prijspeil beïnvloeden. Veronderstel dat de eigen munt deprecieert ten opzichte van een belangrijke vreemde munt (dus vreemde munt apprecieert ten opzichte van onze munt). 2. Wisselkoerssystemen 2.1. Stabiele wisselkoersen 2.1.1. Inleiding Men mag het begrip “vaste” niet verwarren met “stabiele” wisselkoersen. Indien 2 munten (voorheen BEF en Luxemburgse frank) aan elkaar zijn vastgeklonken, d.w.z. zonder enige ruimte voor fluctuaties van onderlinge wisselkoersen, spreken we van vaste wisselkoersen. Beide munten vormen dan een muntunie (cfr. huidige eurozone). Bij stabiele wisselkoersen mag een munt binnen een beperkte bandbreedte afwijken van de officieel vastgestelde muntpariteit of spilkoers. Dit is een vaste verhouding die door het betrokken land wordt aangenomen tussen de eigen valuta en een vreemde valuta en waarrond de wisselkoers mag schommelen binnen een bepaalde marge. De betrokken centrale bank moet boven- en ondergrens van de schommelingsmarge bewaken en verdedigen. 2.1.2. Middelen ter handhaving van stabiele wisselkoersen Stel dat de spilkoers of muntpariteit tussen de DKK en de EUR als volgt is: 1 EUR = 7,5 DKK. Er wordt een schommelingsmarge van 1% naar boven en naar onder afgesproken. EUR DKK A Plafondkoers 7,575 7,5 Spilkoers Bodemkoers 7,425 V 0 QEUR Geval 1: Stel dat de inflatie in Denemarken hoger is dan in het eurogebied. Deense producten worden relatief duurder Denemarken zal minder exporteren en meer importeren vraag naar EUR stijgt = aanbod van DKK stijgt en vraag naar DKK daalt = aanbod van EUR daalt EUR dreigt door plafondkoers te gaan OPMERKING: Indien Denemarken een tekort zou hebben op haar betalingsbalans t.o.v. de eurozone zou dit hetzelfde effect hebben (Controleer!) EUR DKK A‘ A Plafondkoers 7,575 7,5 Spilkoers Bodemkoers 7,425 V’ V 0 QEUR De Deense Centrale Bank kan interveniëren door: 1. EUR te verkopen (dus aan te bieden) uit haar monetaire reserves = steunverkopen aanbod van EUR verschuift naar rechts wisselkoers van EUR / DKK daalt tot aanvaardbaar niveau (< plafondkoers) EUR DKK A‘ Steunverkopen door Deense CB A‘’ A Plafondkoers 7,575 7,5 Spilkoers Bodemkoers 7,425 V’ V 0 2. QEUR Centrale Bank van Denemarken kan ook haar rente verhogen beleggingen in Denemarken nemen toe vanuit het buitenland (eurozone) en beleggingen van Denen in de eurozone nemen af vraag naar DKK stijgt = aanbod van EUR stijgt en vraag naar EUR daalt = aanbod van DKK daalt EUR wisselkoers van EUR / DKK daalt tot aanvaardbaar niveau (< plafondkoers) A DKK A‘ Plafondkoers 7,575 7,5 Spilkoers Bodemkoers 7,425 V V‘ 0 QEUR OPMERKING: Deze interventies zijn slechts mogelijk indien het om tijdelijke onevenwichten gaat. 1. Bij bijvoorbeeld blijvende tekorten op de betalingsbalans kan de Deense Centrale Bank niet blijven interveniëren met steunverkopen, want haar voorraad vreemde valuta raakt op. Nog voor de voorraad is uitgeput treden er problemen op. Indien speculanten vermoeden dat de Deense Centrale Bank moeilijkheden zal hebben om de wisselkoers binnen de voorzien bandbreedte te houden. men zal massaal EUR kopen met DKK vraag naar EUR stijgt (verschuift naar rechts) en aanbod van EUR daalt (verschuift naar links) DKK deprecieert nog meer (of EUR apprecieert nog meer) = SELF-FULFILLING PROPHECY (“verwachtingen hebben een zelfvoedend karakter”) 2. Ook het opvoeren van de rentevoeten kan de Deense Centrale Bank niet blijvend doen, want hoge rentevoeten zijn nadelig voor de binnenlandse bestedingen. Geldmarktrente Lenen Beleggingen uit het buitenland Sparen Beleggingen naar het buitenland Binnenlandse bestedingen Productie Werkgelegenheid Wisselkoers van de eigen munt stijgt (export duurder en import goedkoper) Kans op inflatie Uiteindelijk zal de spilkoers van de DKK t.o.v. de EUR moeten verlaagd worden. Een verlaging van de officiële muntpariteit of spilkoers noemt men een DEVALUATIE. Omgekeerd noemt men een verhoging van de officiële vastgestelde spilkoers een REVALUATIE. OPMERKING: Een devaluatie is niet hetzelfde als een depreciatie! Devaluatie Overheidsbeslissing Structurele oorzaken zoals tekort op Depreciatie Tijdelijke waardevermindering door onevenwicht tussen vraag en aanbod betalingsbalans, grote overheidsschuld, Bij grote werkloosheid wisselkoers en bij een aanbodoverschot een vraagoverschot stijgt daalt de wisselkoers De officiële pariteit verandert niet! de Geval 2: Stel dat de inflatie in het eurogebied hoger is dan in Denemarken. Deense producten worden relatief goedkoper Denemarken zal meer exporteren en minder importeren vraag naar EUR daalt = aanbod van DKK daalt en vraag naar DKK stijgt = aanbod van EUR stijgt EUR dreigt door bodemkoers te gaan OPMERKING: Indien Denemarken een overschot zou hebben op haar betalingsbalans t.o.v. de eurozone zou dit hetzelfde effect hebben (Controleer!) De Deense Centrale Bank kan nu interveniëren door: 1. EUR aan te kopen = steunaankopen 2. haar rente te verlagen OPMERKING: Deze interventies zijn slechts mogelijk indien het om tijdelijke onevenwichten gaat. 1. Bij bijvoorbeeld blijvende overschotten op de betalingsbalans kan de Deense Centrale Bank niet blijven interveniëren (niet blijven EUR aankopen). 2. Men kan eveneens de rentevoeten niet blijvende laten dalen (oververhitting economie en risico voor inflatie). Uiteindelijk zal de spilkoers van de DKK t.o.v. de EUR moeten verhoogd worden. Een verhoging van de officiële muntpariteit of spilkoers noemt men een REVALUATIE. Omgekeerd noemt men een verhoging van de officiële vastgestelde spilkoers een DEVALUATIE. Een revaluatie is niet hetzelfde als een appreciatie! Revaluatie Overheidsbeslissing Structurele oorzaken zoals overschotten op betalingsbalans, sterke economische groei Appreciatie Tijdelijke waardevermeerdering door onevenwicht tussen vraag en aanbod Bij een vraagoverschot stijgt de wisselkoers en bij een aanbodoverschot wisselkoers De officiële pariteit verandert niet! daalt de 2.1.3. Conferentie van Bretton Woods 1 tot 22 juli 1944 te Bretton Woods in de bergen van New Hampshire (oorspronkelijk 44 deelnemers). Oprichting van INTERNATIONAAL MONETAIR FONDS (IMF) 1. Ordenende taak: handhaven van stabiele wisselkoersen 2. Financiële taak: verlenen van krediet aan landen met een tijdelijk tekort op betalingsbalans 3. Adviserende taak: regelmatig overleg plegen met de lidstaten over internationale problemen en over het nationale economische en monetaire beleid. Oprichting van de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling = International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) = WERELDBANK 1. Verstrekt langlopende leningen aan landen die investeringsprojecten voor hun economische ontwikkeling willen uitvoeren. 2. Bijstand en advies aan ontwikkelingslanden. 3. Vorming van een internationaal beleid voor ontwikkelingssamenwerking. WISSELKOERSSTABILITEIT Elke deelnemend land moest een goud-dollar pariteit vaststellen. De Centrale Bank van de VS (Federal Reserve) was steeds bereid om goud te kopen/verkopen tegen USD aan een vaste prijs. 1 ons goud = 35 USD (1 ons = 1 ounce = 31,25 gram) = goud-dollar standaard De koersschommelingen van de valuta’s moesten beperkt blijven tot 1% boven en onder de officieel vastgestelde pariteiten. HOE DE WISSELKOERSSTABILITEIT REALISEREN? a. Stel dat de wisselkoers van een munt door de bodemkoers t.o.v. de USD dreigt te gaan, kan de Centrale Bank van dat land interveniëren of tussenkomen door: 1. steunverkopen: USD verkopen uit haar reserves aanbod van USD stijgt = vraag naar eigen munt stijgt 2. geldmarktrente verhogen vraag naar eigen munt stijgt = aanbod USD stijgt en vraag naar USD daalt = aanbod eigen munt daalt Wisselkoers van de betreffende munt stijgt tot aanvaardbaar niveau t.o.v. USD. b. Stel dat de wisselkoers van een munt door de plafondkoers t.o.v. de USD dreigt te gaan, kan de Centrale Bank van dat land interveniëren of tussenkomen door: 1. steunaankopen (USD vragen) 2. geldmarktrente verlagen c. Indien interventies van de Centrale Bank (zie a en b) niet volstaan, zal men bij structurele problemen mogelijkheid hebben om de wisselkoerspariteiten te herzien (in overleg met het IMF) devaluatie / revaluatie 2.1.4. Het uiteenvallen van het Bretton Woodssysteem Oorzaak: overvloed aan USD buiten de VS wegens Amerikaanse investeringen in West-Europa (Marshall-plan); Amerikaanse ontwikkelingshulp; Amerikaanse militaire investeringen (Vietnamoorlog) Amerikaanse tekorten op de betalingsbalans uitgaven > ontvangsten vraagoverschot VV = aanbodoverschot USD USD verzwakt of deprecieert ten opzichte van VV Monetaire goudreserve in VS Uitstaande dollar-verplichtingen 1950 22,8 miljard USD 7 miljard USD 1960 17,8 miljard USD 21 miljard USD 1970 11 miljard USD 47 miljard USD 1974 11,8 miljard USD 119 miljard USD Deze dollars waren ten allen tijde inwisselbaar tegen goud (35 USD per ons goud) = goud-dollar convertibiliteit. Amerikaanse Centrale Bank (Ferderal Reserve) kon convertibiliteit niet meer garanderen. 1970: enorme dollarstromen naar (West-)Duitsland wegens hogere intresten en sterke economische groei van (West-)Duitsland overschot op betalingsbalans t.o.v. de VS Europese Centrale Banken moesten massaal USD kopen (steunaankopen) of hun geldmarktrente verlagen, anders steeg hun munt boven de plafondkoers t.o.v. de USD Eind jaren ’60: VS wou dat Duitsland haar munt (DEM) zou revalueren, maar Duitsland hield het been stijf. Revaluatie van DEM t.o.v. USD betekende voor hen immers een zwakkere concurrentiepositie (duurdere Duitse producten). Ondanks 2 devaluaties (begin jaren ’70) van de USD was het systeem van Bretton Woods onhoudbaar geworden 15/08/1971: President Nixon schaft de goudconvertibiliteit van de dollar af 2.1.5. Monetair akkoord van Bazel (de slang in de tunnel) 24 april 1972 De EEG-landen beslisten dat de Europese munten slechts 2,25% van elkaar mochten afwijken, maar binnen een tunnel gevormd door 2,25% boven en 2,25% onder de spilkoers met de dollar. Door het slangakkoord moesten de EEG-landen in formatie door de tunnel gaan. De maximale afstand tussen de sterkste en zwakste munt mag maximaal 2,25% zijn. Als de onderlinge koersafwijkingen kleiner worden, wordt de slang dunner. Grafische illustratie 1 USD = 2 DEM = 40 BEF Tijdstip 1: BEF stijgt in waarde met 1,125% DEM daalt in waarde met 1,125% Tijdstip 2: BEF op pariteit DEM daalt in waarde met 2,25% Tijdstip 3: BEF stijgt in waarde met 1% DEM daalt in waarde met 1,25% Tijdstip 4: BEF stijgt in waarde met 2% DEM daalt in waarde met 0,25% Tijdstip 5: BEF stijgt in waarde met 2,25% DEM op pariteit 2.1.6. Europees Monetair Systeem (EMS) April 1978: Europese Raad van Kopenhagen Principebeslissing om het EMS op te richten onder impuls van H. Schmidt en Valérie Giscard d’Estaing Juli 1978: Europese Raad van Bremen Hoofdlijnen worden aangenomen 13 maart 1979: Europese Raad van Parijs Definitieve start van het EMS Hoofdlijnen van het EMS Men ging uit van de beginselen van de (munt)slang. Elke EMS-munt heeft een spilkoers ten opzichte van de ECU (in plaats van de dollar) Op die manier heeft elke EMS-munt een spilkoers ten opzichte van elke andere EMSmunt = = ECU (= ) = muntkorf die bestaat uit onveranderlijke hoeveelheden van alle EMS-munten. Het relatieve gewicht van iedere valuta in de korf werd bepaald op grond van o.a.: het BBP van het land; participatie aan de intracommunautaire handel De waarde van de ECU werd dagelijks door de Europese Commissie berekend op basis van de koersen van de lidstaten. ECU = ECU was beperkt tot rekenmiddel. Men kon bij de meeste banken een rekening openen in ECU’s, maar niet worden uitbetaald in ECU. Het was geen echte Europese munteenheid. De muntkoers mag slechts 2,25% boven en onder de spilkoers gaan (in 1993 werd de marge verbreed tot 15%) Als er spanningen zijn (bandbreedte wordt bereikt) moesten de Centrale Banken interveniëren d.m.v. steunaankopen/verkopen en rente verhogen/verlagen Officiële pariteiten konden slechts gewijzigd worden na onderling overleg: devaluatie of revaluatie. 2.1.7. Een gemeenschappelijke Europese munt: de euro 2.1.7.1. De drie fases van de monetaire unie De totstandkoming van de Economische en Monetaire Unie (EMU) verliep in drie belangrijke fases: 1. In een eerste fase, van 1990 tot 1993, werden de eenheidsmarkt en de vrijmaking van het kapitaalverkeer gerealiseerd; tegelijkertijd werd het verbod op monetaire financiering van de overheid door de centrale banken ingevoerd. 2. In de tweede fase, die een aanvang nam op 1 januari 1994 en eindigde op 31 december 1998, werden belangrijke inspanningen geleverd om een convergentie tussen de economieën van de lidstaten te bewerkstelligen. Als maatstaf voor die convergentie werden in het verdrag van Maastricht vier criteria vastgelegd, die betrekking hebben op de inflatie, de overheidsfinanciën, de wisselkoers en de langetermijnrente. Met de oprichting van het Europees Monetair Instituut namen de voorbereidingen van de derde fase een aanvang. 3. De derde en laatste fase stond in het teken van de invoering van de euro. Op de Europese top van Madrid van 15 en 16 december 1995 werd beslist dat deze fase een aanvang zou nemen op 1 januari 1999, met de vaststelling van de definitieve omrekeningskoers in euro voor de deelnemende nationale munteenheden. Deze fase werd voltooid met de invoering van de euromunten en -biljetten in 2002. 2.1.7.2. De vier convergentiecriteria van het verdrag van Maastricht 1. De beheersing van de inflatie: het criterium inzake prijsstabiliteit. Het gemiddelde inflatiecijfer, gemeten over een periode van een jaar vóór het toetredingsonderzoek van een land, mag niet meer dan 1,5% hoger liggen dan het gemiddelde van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren. 2. De beoordeling van het houdbare karakter van de situatie van de overheidsfinanciën. Het overheidstekort mag niet meer dan 3% van het bruto binnenlands product (BBP) bedragen en de overheidsschuld mag niet hoger liggen dan 60% van het BBP, tenzij ze in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert. Dit laatste criterium is dus soepeler en laat meer ruimte voor beoordeling. 3. Stabiliteit van de wisselkoers. De kandidaat-lidstaat moet gedurende minstens twee jaar de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Stelsel (EMS) hebben aangehouden en mag zijn valuta tegenover die van een andere lidstaat niet hebben gedevalueerd. 4. De duurzaamheid van de convergentie, gemeten aan de hand van de gemiddelde langetermijnrente die gedurende een periode van een jaar vóór de beoordeling niet meer dan 2% hoger mag liggen dan die van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren. 2.2. Vlottende, vrije, zwevende of flexibele wisselkoersen? Flexibele wisselkoersen zijn wisselkoersen die vrij schommelen door vraag en aanbod op de wisselmarkt. De monetaire overheid (Centrale Bank) komt niet tussenbeide. Voordelen: Tekorten en overschotten op de betalingsbalans worden automatisch weggewerkt. Monetaire overheid hoeft niet tussenbeide te komen en kan inflatiebeleid efficiënter doorvoeren. Nadelen: Als de wisselkoers te hoog is, worden de binnenlandse producten in het buitenland te duur waardoor de concurrentiekracht van onze ondernemingen wordt aangetast. Als de wisselkoers te laag is, worden de ingevoerde producten (grondstoffen) duurder, waardoor kosteninflatie (ingevoerde inflatie) dreigt. Vlottende wisselkoersen maken de opbrengsten en kosten van internationale transacties onzeker en dit belemmert de internationale handel. Momenteel komt het systeem van geleid vlottende wisselkoersen het meeste voor. De wisselkoersen worden hier niet binnen een welbepaalde bandbreedte gehouden, maar de monetaire overheid komt af en toe tussenbeide op de wisselmarkt wanneer de munt te sterk stijgt of daalt. De hoogte van de wisselkoers van de euro bewaken, behoort niet tot de (hoofd)doelstellingen van de ECB. Haar hoofddoelstelling is prijsstabiliteit, wat automatisch leidt tot een sterke munt.