1 De wisselmarkt

advertisement
1 De wisselmarkt
1.1 Begrip
Wisselkoers
= de ruilverhouding tussen 2 munten
De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in
de valuta van het eigen land.
bv: prijs van 1 USD = € 0,7
Wisselmarkt
Wisselkoersnotering
Daar word de hoogte van de wisselkoers bepaald. Het is niet
geografisch gebonden, bv. gelokaliseerd in Tokyo. Het is in feite
een verzameling van markten voor vreemde munten. We
definiëren de wisselmarkt als het geheel van de vraag naar en het
aanbod van twee valuta.
Geeft aan hoeveel buitenlandse munten nodig zijn om 1 euro te
bekomen.
bv: 1 EUR = 1, 35350 USD
1 EUR = 125, 30 0000 JPY
Aankoopkoers of biedkoers
Is de prijs die de banken willen betalen voor valuta’s die hen
worden aangeboden.
Verkoopkoers of laatkoers
Is de prijs waartegen de banken valuta’s verkopen. Omdat banken
streven naar winst & er kosten verbonden zijn aan de omwisseling
van valuta’s is de biedkoers lager dan de laatkoers
1.2 De hoogte van de wisselkoers
Welke factoren oefenen een directe invloed uit op de wisselkoersen?
·
De vraag & aanbod naar vreemde valuta’s
De vraag:
Ø Invoer g&d naar buiten de eurozone
Ø Primaire Y naar buiten de eurozone
Ø Inkomensoverdrachten naar buiten de eurozone
Ø Aankopen aandelen/obligaties naar buiten de eurozone
Ø Investeringen naar buiten de eurozone
Het aanbod:
Ø Primaire Y van buiten de eurozone
Ø Inkomensoverdrachten van buiten de eurozone
Ø Aankopen aandelen/obligaties van buiten de eurozone
Ø Investeringen van buiten de eurozone
Ø de uitvoer van goederen & diensten van buiten de eurozone;
Teken me de grafiek van het evenwicht op de wisselmarkt als je weet dat: er sprake is van een
vraagcurve naar dollars, waarbij men meer dollars vraagt naarmate de wisselkoers lager is. Als 1
USD = 0,85 EUR vraagt men 1000 USD. Als 1 USD = 0,74 EUR vraagt men 1200 USD. Maar er is ook
sprake van een aanbodcurve van dollars, waarbij men minder dollars aanbiedt naarmate de koers
van de dollar lager is. Als 1 USD = 0,85 EUR biedt men 1500 USD aan. Als 1 USD = 0,74 EUR biedt
men nog slechts 1200 USD aan.
Hoe ontstaat de wisselkoers?
à moet voldoen aan de voorwaarden van volkomen concurrentie
·
·
·
·
Zeer veel importeurs en exporteurs, beleggers en investeerders
Wisselmarkt is volledig toegankelijk
Wisselmarkt is doorzichtig
Elke vreemde valuta is een homogeen product aangezien een USD een USD blijft
Hoe ontstaat een evenwichtskoers?
· Vraagcurve àHoe lager WK, hoe meer vraag naar USD
· Aanbodcurve àHoe hoger WK, hoe meer aanbod van USD
· Evenwicht à1USD = 0,69 EUR
Welke factoren bepalen de VRAAG naar vreemde valuta’s?
·
Prijsontwikkeling binnen en buiten de eurozone.
Niet zozeer de inflatie als dusdanig, maar wel de verschillende graad van inflatie is daarbij
bepalend.
In figuur hieronder gaan we uit van de vraag- en aanbodcurve van GBP (VGBP1 en AGBP1).
Dit levert en evenwichtskoers op van P1.
Inflatie VK > inflatie eurozone
We veronderstellen dat
de inflatie in de
eurozone beperkter is
dan in het Verenigd
Koninkrijk, bv dat het
inflatietempo in de
eurozone 1% bedraagt
& in het Verenigd
Koninkrijk 2%.
Het gevolg hiervan is
dat de Britse producten
duurder worden.
Wat is het gevolg hiervan?
Britten gaan > producten kopen bij ons omdat het bij ons goedkoper is. Ze bieden dus hun
munt aan. Aanbod vreemde munt stijgt. Europeanen kopen < producten in GB, vraag nar
ponden daalt dus.
·
Veranderingen in de voorkeur van de consumenten
Op een bepaald ogenblik wijzigt de voorkeur van de consumenten in de eurozone ten
voordele van producten die wij invoeren uit het Verenigd Koninkrijk.
Grotere voorkeur voor producten uit VK
Bv: in ter plaats van
koffie gaan we
aalmaal thee drinken.
Voorkeur naar
Engelse producten
stijgt. Vraag naar
ponden stijgt
tegenover de euro.
·
De veranderingen in het inkomensniveau
We veronderstellen bv. dat het inkomensniveau in Zwitserland reëel dubbel zo snel
aangroeit als in de eurozone, bv. met 2% in Zwitserland tegen 1 % in de eurozone.
Inkomen Zwitserland > inkomen eurozone
In beide landen stijgt het
inkomen. Zowel Zwitserse
producten als Europese
producten aankopen. Zwitsers
bieden dus Zwitsere franken
aan. Doordat ze veel producten
gaan aankopen. Vraag in Europa
stijgt ook, maar minder. Prijs
gaat toch licht dalen.
Welke factoren bepalen de AANBOD van vreemde valuta’s?
·
De rentevoeten binnen en buiten de eurozone
Rente eurozone > rente VS
Amerikanen gaan eerder
beleggen in Europa want rente
is hoog. Ze bekomen euro’s
door aanbod van dollars.
Europese vraag naar dollars zal
dalen. Aanbod zal stijgen.
·
Veranderingen in de productiviteit
Als bv. de productiviteit (in relatie tot het loonniveau) van de bedrijven in de eurozone
sneller stijgt dan in Zweden, betekent dit dat onze producten goedkoper worden.
Productiviteit in eurozone > productiviteit in Zweden
We gaan onze producten relatie
goedkoop kunnen aanbieden.
Zweden kopen zo meer onze
producten.
Grafiek: Aanbod daalt omdat ze
meer importeren van bij ons en
minder kopen van ons eigen
land. Bieden kronen aan
tegenover euro. Eur: minder
vraag.
2
De betalingsbalans
2.1 Begrip
Wat is de betalingsbalans?
een systematisch overzicht van alle economische transacties tussen de eigen ingezetenen &
van andere landen, voor een bepaalde periode, meestal één jaar.
die
Geef me een paar voorbeelden van economische transacties:
·
·
·
·
in en uitvoer diensten en goederen;
primaire inkomen ontvangen en betaald van of aan het buitenland;
in of uitvoer van kapitaal;
inkomensoverdrachten van of naar het buitenland.
à internationale transacties
= verrichtingen tussen eigen ingezetenen van andere landen.
2.2 De Deelrekeningen van de betalingsbalans van België
Wat is de betalingsbalans?
Overzicht van de transacties gedurende 1 jaar (= stroomeenheid)à rekeningen
EXAMEN: Geef me het schema van de deelrekeningen van de betalingsbalans in België
Betalingsbalans = geheel
= + of –
Handelsbalans = tussen in en uitvoer
overschot: > uitvoer dan invoer
tekort:
< uitvoer dan invoer
Wat is de indeling van de deelrekeningen?
1. Lopend verkeer
Ø Goederenverkeer
o Waarde in/uitvoer van goederen
o Handelsbalans
o 2010
v invoer > uitvoer àtekort = passieve handelsbalans
v Overschot = actieve handelsbalans
Ø Dienstenverkeer
o Waarde in/uitvoer van diensten
o 2010
v Uitvoer > invoer à overschot
Ø Inkomens
o Arbeidsinkomens
o Inkomens uit beleggingen en investeringen
Ø Lopende overdrachten
o Geldoverdrachten of overdrachten in natura
o Particuliere overdrachten of overheidsoverdrachten
o 2010à tekort
2. Kapitaal en financieel verkeer
Ø Kapitaalverkeer
o Kapitaaloverdrachten
o Niet-financiële niet-geproduceerde vaste activa
Ø Financieel verkeer
o Vorderingen en schulden tov buitenland
Download