“Het lichaam in therapie” Sessie 2 “Het lichaam in de Psychomotorische therapie en de Kinesitherapie” Fernand Saelen, licentiaat in de motorische revalidatie en kinesitherapie, centrale dienst kinesitherapie OPZ Geel, en verder werkzaam in rusthuis Ter Vest (Balen) en in een eigen praktijk. Hugo Peeters, Licentiaat in de motorische revalidatie en kinesitherapie, psychomotorisch therapeut divisies Volwassenen (Psychosezorg en Structurerende zorg) OPZ Geel Lichaam in therapie Slide 1 “Evidence based practice” • Vanuit eigen klinische expertise, gestoeld op de best passende wetenschappelijke inzichten en kennis, trachten we een antwoord te vinden hoe het “lichamelijk functioneren” de weerslag en de wisselwerking met het psychisch lijden (ziektebeeld) ondergaat of compenseert. • Laten we enkel belangrijke psychiatrische ziektebeelden onder de loep nemen en kijken welke lichamelijke klachten of lijden ze direct of indirect veroorzaken. Lichaam in therapie 2 “Schizofrenie” Psychotische perioden : Kenmerkt zich met positieve symptomen zoals wanen (denkstoornissen), hallucinaties (waarnemingsstoornissen), verwardheid, waarbij men het contact met de realiteit verliest en de werkelijkheid anders gaat beleven. In deze periode treden er geassocieerd klachten op zoals : angst, achterdocht en opwinding. De psychotische perioden worden afgewisseld met remissieperioden, waarin enig herstel mogelijk is of er treden negatieve symptomen op zoals psychomotorische vertraging, snelle mentale uitputting, cognitieve stoornissen, vervlakking van het gevoelsleven. Mensen met schizofrenie hebben een beperkte repertoire aan copingsvaardigheden om met stressgevoelens om te gaan, wat de levenskwaliteit aanzienlijk vermindert (Yanos & Moos, 2007). Lichaam in therapie 3 “Stemmingsstoornissen” Bipolaire stoornissen komen in episodes van manie als in episodes van depressie voor. De episodes kunnen mild (hypomanie) of ernstig (manie) zijn, net zoals bij de depressieve periodes. Symptomen bij manie : Een opgeblazen gevoel van eigenwaarde; Verhoogde energie, activiteit en rusteloosheid; Verminderde behoefte aan slaap; Verhoogde afleidbaarheid. Symptomen bij depressie : Neerslachtigheid, angstig, leeg gevoel; Rusteloosheid; Verminderde interesse en plezierbeleving in activiteiten die men leuk vond; Moeheid en verlies aan energie; Moeite met nadenken, concentratiestoornissen en slaapstoornissen; Gevoelens van waardeloosheid en onterechte schuldgevoelens. Lichaam in therapie 4 “Mentaal zwakkeren” Er is een gebrek aan inzicht, kritische zin. Geven vaak onjuiste of onaangename kritiek om problematische situaties te voorkomen en komen hierdoor in problemen komen met hun omgeving. Ze zijn in hoge mate vatbaar voor suggesties, zowel positieve als negatieve. Vaak gebrek aan initiatief, waardoor ze passief blijven. Kunnen moeilijk op zelfstandige basis een hobby of bezigheid uitbouwen en hebben daardoor weinig sociale contacten. Lichaam in therapie 5 “Angststoornissen” Angststoornis is een beklemmende en onaangename toestand, veroorzaakt door een irreëel, dreigend gevaar; Symptomen van angst : Hartkloppingen, bonzend hart, tachycardie; gespannen spieren, trillen of beven; verhoogde alertheid. Paniekaanval (alarm) : Symptomen van angst; Pijn of onaangenaam gevoel op de borst; Gevoel van ademnood of verstikking; Naar adem snakken; Misselijkheid of buikklachten; Gevoel van duizeligheid; Zweten; Vluchten uit de situatie. Lichaam in therapie 6 “Invloeden op het lichaam” • Verlaagd zelfbeeld en zelfwaardering : • Verminderd activiteitenniveau : • Ongezonde levensstijl : – Verminderd coopinggedrag; – Vermijdingsgedrag; ⇒ permanente alertheid en vereenzaming. – – – – – Zeer zwakke lichamelijke fitheid; Weinig energie en motivatie; Hoger cardiovasculaire risico; Verzwaren (obesitas, diabetes); Lichamelijke klachten (pijn);. ⇒ Lichamelijk deconditioneren. – Roken - drugs - slechte eetgewoontes; – Veel piekeren, angsten; – Stressgevoelig. ⇒ Verhoogd risico op somatische ziekten. Lichaam in therapie 7 “Benefit of sports” Onderzoek heeft aangetoond dat regelmatige fysieke inspanningen : – – – – – De stemming kan opklaren, doorbreekt het piekeren; Vermindering van angst en spanningen; De energie kan verhogen; De slaap kan verbeteren; …. Actievelingen “benefits more” : – – – – Zien hun weerstandsvermogen vergroten (stressbestendigheid); Zijn minder ziek; Verlagen hun risico’s op suikerziekte, hartkwalen, osteoporose; …. Een positieve invloed op het metabole syndroom. Lichaam in therapie 8 “Remediëren” Via bewegingsgerichte PMT : – Is een groepsinteractie die het sociale gedrag, de verbaliteit en de initiatiefname bevorderen; – Bijvoorbeeld sport- en spelsituaties : Individuele vormen (tennis, badminton); Teamsporten of spelen die mogelijkheden tot samenspel geven (basketbal, tienbal) Bewegingssituaties (Joggen, klimmen, zelfverdedigingvormen ….). Via revalidatie : – Fitness en specifieke oefentherapie. Via geïndiceerde kinesitherapie – Collega Fernand Lichaam in therapie 9 “Fitness als revalidatie” Lichaam in therapie 10 “Fitness als behandelingsstrategie” Fitness is een groepsgebeuren. individuele therapie binnen een Verbeteren van de zelfwaardering door het benutten van de ‘Self-efficacy’ theorie van Bandura, 1977. – De verwachte vaardigheden bezitten : “IETS KUNNEN”; – Het verwachte resultaat kunnen bereiken. Lichaam in therapie 11 “Fitness als behandelingsstrategie” Het aanreiken van beperkte, opeenvolgende succeservaringen, gebaseerd op inspanningsfysiologische principes (o.a. zuurstofrijke metabolisme); “Fitness als behandelingsstrategie” Veralgemening van de succesbeleving domeinen van het psychisch functioneren naar andere “Fitness als behandelingsstrategie” Een betere lichamelijk fitheid resulteert in : – De betere zelfwaardering, zelfconcept : – En hopelijk in regelmatig beoefenen van recreatieve sporten en/of meer lichaamsbeweging “Individueel trainingsprogramma” Bewegingsanamnese – Beeldvorming over sportieve interesses; – Inschatting over de huidige lichamelijke fitheid, beperkingen; – Fase van de medicamenteuze behandeling. Inspanningsproef – Eerste fitheidbepaling via de 5 minuten submaximale inspanningsproef op één van onze ergometriefietsen ⇒ score en VO2 max in ml/Kg/min In functie van de fitheidscore de nodige rust (recuperatie) inschatten, zodat de inspanning een beperkte weerbots heeft op de dagelijkse activiteiten. Trainingsschema in overleg opstellen – Sessie van 60 minuten, 2 à 3 maal per week; – Voldoende lange opwarming, , min 15 minuten (vetverbranding vergt zuurstofrijke stofwisseling); – Intervaltraining in functie van de maximale hartfrequentie (fietsen – wandelen – roeien – steppen), eventueel afwisselen met krachtoefeningen. Regelmatig evalueren en bijsturing. Lichaam in therapie 15 “Trainingsprincipes” Verbeteren van de lichamelijke fitheid : – Is het verhogen van het prestatieniveau, door het ontstaan van tal van lichamelijke aanpassingen na de training. De gewenste trainingsprikkel wordt gegeven door de regel. de frequentie van training (F); de intensiteit (I); de tijdsduur (T) per training (of trainingsonderdeel); het type training (T). “FITT”- Andere componenten zijn : – Supercompensatie Tijdens de herstelfase zal het lichaam o.a. de energievoorraden opnieuw aanvullen, waarbij bij volledig herstel het uitgangsniveau boven het oorspronkelijke niveau ligt. – Overlaadprincipe Enkel door aanpassingen van intensiteit en duur, kan de optimale individuele trainingsfrequentie tussen twee verschillende trainingsprikkels in gevonden worden. Indien trainingsprikkels op de juiste wijze worden toegediend, zal het lichaam over een langere periode zich steeds beter aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. Lichaam in therapie 16 “Trainingsintensiteit” De Fin Karvonen heeft een formule bedacht die rekening houdt met de fitheid, dus met de hartfrequentiereserve. HFopt = HFrust + (HFmax - HFrust) * trainingspercentage HFmax = 220 – lftd Trainingspercentage : zuurstofrijke metabolisme De fout met deze formule bedraagt ongeveer 6% (tussen HF en werkelijk gemeten zuurstofopname). Bijvoorbeeld: HFmax van 170 (220 – 50 jaar) en met een HFrust van 60; Aërobe training aan een intensiteit van 65%; De richthartslag is 131,5 = 60 + (170 - 60) * 65%; Trainingszone op mijn hartslagmeter is van 127 tot 137 (-5 / +5). Lichaam in therapie 17 “Enkele tips” Train nooit weerstand opeenvolgende dagen. en intensieve duurtraining op twee Laat de trainingsomvang nooit met meer dan 10 % per week toenemen. Een goede opwarming is erg belangrijk vóór elke training. In uithoudingssporten kan men beter langer opwarmen en minder tijd besteden aan stretching, dan heel even op te warmen en lang te stretchen. Na de training is stretching sterk aanbevolen. Blijf echter steeds binnen de pijngrens en rek elke spier (per oefening) niet langer dan 30 seconden. Wanneer men zich niet goed voelt, is het beter om het wat rustiger aan te doen of te rusten in plaats van kost wat kost de geplande training te willen uitvoeren. Plezier beleven aan de training is een zeer belangrijke factor in de verklaring van het succes van de conditieverbetering. Lichaam in therapie 18 • ADEM DIEP IN EN UIT GEDURENDE 90” • LET GOED OP WAT ER GEBEURT MET JE LICHAAM • PROBEER DIT TE ONTHOUDEN. 1. Klein experiment 2. Verzamelen eigen ervaringen . 3. Kort overzicht van syndroom en bijbehorende symptomen. 4. Opbouw schema met wisselwerking tussen somatische en psychische component. 5. Psychosomatische mechanismen. 6. Correlatie met de belevingswereld van de patiënt. 7. Hoe en waar ingrijpen? 8. Vraagstelling. • Sluit goed aan bij het thema van deze studiedag. • Goed voorbeeld van de wisselwerking tussen de somatische en psychische component in een veel voorkomend syndroom. • 1900: reeds onderzoek naar dit syndroom • 1930: voor het eerst beschreven als hyperventilatie • 2% van de bevolking zou er aan lijden • 2X zo frequenter bij vrouwen • Schatting: 2 – 11% van de consultaties bij huisartsen zou te wijten zijn aan HV. • Meest voorkomend tussen 20-30 jaar. • Syndroom = combinatie van symptomen die in verschillende combinaties kunnen voorkomen maar in zijn totaliteit toch vrij gestandaardiseerd is. • De oorzaak van dit syndroom is niet noodzakelijk altijd dezelfde. • Context en/of omstandigheden van optreden kunnen verschillen. • De intensiteit is wisselend. • Hoe kan men het HV-syndroom beschrijven ? • Letterlijk: te veel lucht ventileren. • De pat. ademt te snel en te hoog (borstAH) • Gevolg: te veel O2 in en CO2 uit. • De zuurtegraad van het bloed daalt. • Normaal: AH past zich aan omstandigheden aan. • HV: AH is niet aangepast aan situatie met atypische gevolgen. • Oorzaak: meestal psychische trigger • Kan onderdeel van ander ziektebeeld zijn • Kan ook op zichzelf voorkomen • Akute vorm of chronische toestand • symptomen: zie verder 1. • • • • • • • • • • Akute vorm: zeer verschillend ngl. Pat. Benauwdheid – gevoel van flauwvallen Kortademigheid- overmatig zweten Duizeligheid – misselijkheid – slecht zicht Hartkloppingen – versnelde hartslag Gespannen gevoel in borst- en/of buikholte Droge mond – slap gevoel Tintelingen in armen en/of benen Lichtheid en warmtegevoel in hoofd Spierkrampen enzovoort 2. Chronische toestand: • • • • Vermoeidheid – hoofdpijn – slapeloosheid Concentratiestoornissen Overal pijn, maar nergens specifiek ANGSTIG GEVOEL OVERHEERST • Bij eerste aanval meestal ontreddering, paniek • Nadien vaak angst om opnieuw een aanval door te maken • Patient koppelt onbewust aanval aan de trigger-situatie • Gevoel dat men een hartaanval gaat doormaken. • Grote stervensangst • Angstgevoel wordt steeds sterker • UITEINDELIJK ANGST VOOR DE ANGST • Opbouwen van een algemeen schema • Uitgaande van een psychische trigger • Somatische gevolgen • Resultaat: conditioneren en versterken van de uitlokkende psychische trigger TRIGGER Bewust of onbewust. Uitlokking SYMPTOMEN: •HARTKLOPPINGEN •IJLHEID IN HOOFD •DRAAIERIGHEID •AH VERSNELT NOG •ZWETEN •KORTADEMIGHEID •ENZ Automatische psychische reactie “VLUCHTEN OF VECHTEN ??” ANGSTTOESTAND Ondersteuning en faciliteren Somatische reflex Versterkte somatische reacties •O2 STIJGT CO2 DAALT BLOED VERZADIGD MET O2 VERBRUIK NIET EVENREDIG Fysiologische gevolgen SPIERTONUS STIJGT HR STIJGT AH DIEPER PUPILLEN WIJDER SNELLER REAGEREN Somatische reacties Fysiologische processen nodig voor adaptatie • Hoofddoel ieder organisme = overleven en voortzetten soort • ADAPTATIE aan de omgeving en probleemoplossend handelen zijn hiervoor essentieel. • EVOLUTIE: van lagere hersencentra, nadien + bewustzijn en psychische functies, nadien + emoties, nadien + cognitieve functies. • Al deze functies dragen bij tot een steeds betere adaptatie, extra gerichtheid bij probleemoplossend gedrag en doelmatigheid in het leerproces. • Dit vereist zinvolle samenhang tussen psychische en somatische component en is nooit verloren gegaan tot in onze moderne samenleving. • Normaal: dier in stress = psychisch alert en toestand lichaam = hiermee in overeenstemming. DIT IS EEN ZINVOLLE SAMENHANG. • Stress in bijv. file: = vorm van ontkoppeling tussen psychische en fysische stress. • PSYCHISCHE STRESS BRENGT LICHAAMSFUNCTIES OP NIVEAU VOOR ANTICIPATIE NAAR LICHAMELIJKE ACTIE DIE ECHTER ACHTERWEGE BLIJFT. • Uiteindelijk zijn anatomische afwijkingen mogelijk (vb: maagzweer) 2 Tegengestelde reacties • Ergotroop • Trofotroop 3 reactiewegen • Neuro-hormonaal • Vegetatief systeem • Psycho-somatische component ERGOTROPE VS TROFOTROPE REACTIES. 1. Ergotrope reacties: • Bereiden het lichaam voor op actie – sympatisch • Doel: het lichaam slagvaardig maken • BD stijgt – glucose wordt gemobiliseerd – ventilatie neemt toe – spiertonus stijgt – alertheid neemt toe (prikkeling hersenschors) • Neuronale kernen in achterste deel hypofyse en lymbisch systeem. • Transmitters: adrenerg, dopaminerg 2. Trofotrope reacties • • • • Parasympatisch Gericht op rust, herstel, energieopbouw Neuronale systemen meer vooraan in hypothalamus en lymbisch systeem Transmitters: cholinerg • BEIDE REACTIESYSTEMEN ZIJN RECIPROOK INHIBEREND E Toestand van organisme adequaat aangepast aan prikkel Reciproke inhibitie T Individu reageert adequaat op de prikkel en bouwt een gezond evenwicht op tijdens functioneren. 1. Neuro-Hormonaal 1. Hypofyse: belangrijkste cerebrale klier met zowel eigen als stimulerende hormonen. • Thyroxine: activeert celmetabolisme • Groeihormoon: groeistoornissen door chronische stress • Toename corticosteroiden: effecten • Mobiliseren van glucose voor de spieren • Vochtretentie met hoge BD tot gevolg • Aantasten immuniteit en daling van weerstand • Daling regeneratievermogen maag- en duodenumslijmvlies • Allergische reacties door IgE-productie oiv cortisol • Waterretentie met hoge BD tot gevolg oiv ADH 2. Bijniermerg: secretie adrenaline (glucose en spiermetabolisme stijgen) 2. Vegetatief systeem 1. Sympatisch (ergotroop) Pupildilatatie – Hoge BD – Bleek zien – Piloerectie – obstipatie – urineretentie – impotentie 2. Parasympatisch (trofotroop) Pupilconstrictie – Speekselsecretie – bronchiale en nasale hypersecretie – revearsal-reacties van circulatie (vb bij schrik) zoals: hartstilstand of vertraging (flauwvallen) – viscerale shock – mictie en defecatie (in broek doen van schrik) – maag-darmkanaal wordt belast door o.m. braken (van walging) en hypersecretie maagzuur 3. Psycho - Somatisch – Psychisch • • Invloed op bewustzijn: alertheid tgo slaperigheid, sufheid Invloed op dwarsgestreepte spieren • Hypertonie: rug- of neklast – tension headache (“verstijven van schrik”, “ aan de grond genageld staan” enz) • Hypotonie: revearsal reactie (“knikkende knieen”, “door de benen zakken”, enz) • Invloeden op ventilatie en ademcentra • Samenhang met emoties (“zuchten van verlichting”, “adembenemend schouwspel”) • Chronisch hyperventilatiesyndroom: alkalose met tintelingen, krampen, convulsies E Plotse toename van prikkels en/of hevige emoties Na adequaat aangepaste reactie van het lichaam terugkeer naar evenwicht Reciproke inhibitie valt weg Lichaam wordt steeds meer Ergotroop. T Enkele mogelijkheden vanuit de vroegste evolutie • Flauwvallen maakt dat een traumatische gebeurtenis wordt gemist • Verstijven van schrik: ontdekkingskans van het dier wordt beperkt • Hoge bloeddruk anticipeert op actie • Hyperventilatie: op voorhand een lichte alkalose opbouwen om de toenemende acidose tijdens piekarbeid beter op te vangen en te compenseren. • Maagzuur produceren: anticipeert op het verorberen van de prooi • Van andere reacties is het nut niet echt duidelijk (vb immuniteit) Veel reacties zijn vaak automatisch gekoppeld aan bepaalde emoties. • Alle somatische reacties die in de vorige dia beschreven zijn, zijn adequaat aangepast aan de vereiste situatie. Wanneer de adequate fysieke reactie op deze aanpassingen uitblijft, is de homeostase wel verstoord maar niet adequaat opgevangen. In chronische gevallen kunnen anatomische afwijkingen ontstaan van de aanpassingssystemen door adaptatie aan de afwijkende toestand. Bijvoorbeeld proberen de barosensoren en de nieren een afwijkende hoge bloeddruk in stand te houden met sclerose van de bloedvaten tot gevolg door langdurige vasoconstrictie. E Plotse toename van prikkels en/of hevige emoties Reciproke inhibitie valt weg. Lichaam functioneert steeds meer ergotroop. Alleen nog Inhibitie van trofotrope stimuli Bij niet-adequaat aangepaste reactie van het lichaam worden de prikkels nog versterkt en verergert de situatie nog tot men ingrijpt. T We passen op de volgende dia de principes toe die we in de vorige dia’s besproken hebben en dit met het eerder uitgewerkte schema als uitganspunt. Gevaar is herkend en goed verwerkt Plotse toestand van gevaar Bewust of onbewust. Combinatie van allerlei Prikkels bereikt de hersenen Lichaam voorbereiden op actie Heftige emoties Prikkeling achterste kernen Hypothalamus & lymbisch systeem Toestand normaliseert zich Adequate reactie Inadequate Reactie en fascilitatie Psychosomatische reacties Alle symptomen die het gevolg zijn van de somatische gevolgen Somatische en Fysiologische gevolgen 1. 2. 3. Neuro-Hormonaal Vegetatief zenuwstelsel Somato-psychisch 1. Belangrijk: • patient inzicht laten verwerven in oorzaak en mechanisme van het syndroom. • Zo kan hij/zij leren anticiperen • Als de patient de situatie kan beheersen zal hij/zij bewuster uit de vicieuze cirkel geraken. • Daarnaast is een goede beheersing van de ademhaling een pluspunt. • Leren relaxeren in stress-situaties helpt de patient om zijn/haar lichaam beter te kennen en te controleren. 2. Therapie gebeurt best in teamverband • Inzichten worden aangebracht door psychiater/psycholoog ondersteund door PMT/kinesitherapeut • Relaxatie door de PMT-therapeut • Beide therapieen kunnen hierbij ondersteund worden door ademhalingsoefeningen uitgevoerd door de kinesitherapeut, eventueel zelfs gelijktijdig met een van beide. • Hyperventilatie is een complex syndroom • Meestal uitgelokt door psychische trigger • Resultaat: fysische reactie met uitgebreide somatische gevolgen • Fysische reactie is niet aangepast aan de actuele psychische situatie • Patient(e) komt in vicieuze cirkel terecht • Dezelfde prikkel veroorzaakt later vaak een nog sterkere fysische reactie. • Gecombineerde therapieen van zowel psychische als somatische hulpverleners geven vaak goede resultaten Wij danken U voor Uw interesse.