Inleiding - College Essen 101

advertisement
Inleiding ..................................................................................................................................... 2
1. Historische periodes ........................................................................................................... 2
2. Iedereen een gelijke bril? ................................................................................................... 3
3. Wat is dan geschiedenis? .................................................................................................... 3
a) Geschiedenis als proces.................................................................................................. 3
b) Geschiedenis: een dubbele betekenis ............................................................................. 4
Hoofdstuk 1 (HB p. 31) .............................................................................................................. 4
Val van het West-Romeinse rijk ................................................................................................ 4
1. Soldaten keizers.................................................................................................................. 4
2. Diocletianus en Constantijn ............................................................................................... 5
3. Volksverhuizingen: invallen Germanen ............................................................................. 5
De franken: ................................................................................................................................. 6
1. Groei van politieke macht .................................................................................................. 6
Chlodovech (ca. 481-511) .................................................................................................. 7
Tijdelijke zwakte: Merovingisch verval ............................................................................. 7
Uitbouw macht van Karolingers ........................................................................................ 7
2. Bondgenootschap tussen Franken en Kerk ........................................................................ 7
3. Koningen besturen rijk als privé-bezit ............................................................................... 8
4. Frankische economie .......................................................................................................... 8
5. Culturele heropleving onder de Karolingers (750-911) ..................................................... 8
6. Verval Karolingische rijk (814-900) .................................................................................. 9
Apendix: de Noormannen .................................................................................................... 10
1. Plunderingen ................................................................................................................. 10
2. Nederzettingen ............................................................................................................. 10
3. Stichten van rijken ........................................................................................................ 10
3. Het ontstaan van een nieuwe samenleving ........................................................................... 10
1. Germaanse en Romeinse bijdrage .................................................................................... 10
2. De kerk verenigt Germaanse en Romeinse gebruiken ..................................................... 11
a) Kerk  Romeinse cultuur............................................................................................ 11
b) Kerk  Germaanse cultuur ......................................................................................... 11
3. taalgrens door onze gebieden ........................................................................................... 12
4. Oost-Romeinse/Byzantijnse rijk .......................................................................................... 12
1. Constantijns nieuwe hoofdstad (4e eeuw) ........................................................................ 12
2. Keizer Justinianus (527-565) ........................................................................................... 13
1453: Val van Byzantijnse rijk ............................................................................................. 13
5. De islam: ontstaan, expansie en cultuur ............................................................................... 13
1. de islam ............................................................................................................................ 13
2. Arabieren stichten een wereldrijk .................................................................................... 14
Seldsjoeken op toppunt van macht (1092) ....................................................................... 15
3. De hoogstaande moslimcultuur en het Westen ................................................................ 15
a) kunst en levensstijl ....................................................................................................... 15
b) Bloei van wetenschap onder Abbasieden .................................................................... 17
6. Bevolkings- en landbouwevolutie in het ancien régime (= middeleeuwen + nieuwe tijd) .. 18
Bevolkingsevolutie ............................................................................................................... 18
1. Ontginningen veranderen landschap ............................................................................ 18
2. vernieuwde technieken (10e-13e eeuw) ........................................................................ 19
3. De landbouwopbrengsten nemen langzaam toe ........................................................... 19
4. landbouw en samenleving veranderen ......................................................................... 20
Eline Burms
1
geschiedenis
3de jaar
Geschiedenis
Inleiding
1. Historische periodes







Prehistorie
Stroomculturen
Oudheid
Middeleeuwen
Nieuwe tijd
Nieuwste tijd
Eigen tijd
… - 3500 v.C.
3500 v.C. - 800 v.C.
800 v.C. - 500
500 - 1450
1450 - 1750
1750 - 1945
1945 - …
- De middeleeuwer beseft niet dat hij middeleeuwer is.
De naam middeleeuwen werd achteraf gegeven.
- De naam middeleeuwen komt uit de renaissance (= wedergeboorte van de cultuur van de
oudheid: Grieken en Romeinen)
-De mensen van de nieuwe tijd keken neer op de periode van de middeleeuwen.
- Vandaag leeft dat negatieve idee nog door in benamingen zoals: de duistere eeuwen.
- Klopt dit negatieve beeld van de middeleeuwen?
- HB pg. 150-151
: de middeleeuwers wisten wel degelijk dat de aarde bolvormig was.
Pg. 150: nr. 1:
1. De aarde is bolvormig
a) Griekse filosofen: (kl. Oudh.):
Aarde: - bolvormig
- onbeweeglijk
- midden van heelal
Plato en Aristoteles
Ptolemaius (2e E)  visie: idem geoc.
(= geostatrisme)
Plato en Aristoteles: zon + hemellichamen cirkelen eromheen (= geocentrisme) (13e E)
Eline Burms
2
geschiedenis
3de jaar
- geleerden = helliocentrisme
- zon = centrum
- De grote heksenvervolgingen zijn niet middeleeuws, maar komen uit de nieuwe tijd.
- De renaissance begint in 13e E (middeleeuwen)
2. Iedereen een gelijke bril?
- De historische periodes zitten niet in het verleden zelf, maar zijn de visie of de bril die wij
hebben of gebruiken om het verleden beter te kunnen zien.
- heeft iedereen een gelijke bril? (Nee)
a) binnen eigen cultuur
- niet iedereen gebruikt dezelfde naam voor bepaalde periodes.
- Ook over begin- en einddata is men het vaak niet eens.
b) buiten eigen cultuur
- Moslims gebruiken dynastieën (familie aan de macht) voor hun verleden in te
delen.
- Waar wij werken voor en na Christus werken zij met de hidjra: de vlucht van
Mohammed uit Mekka naar Medina in ons jaar 622.
3. Wat is dan geschiedenis?
a) Geschiedenis als proces.
Misschien moeten we in plaats van ons blind te staren op de hokjes van
historische periodes (alsof geschiedenis een worst is) geschiedenis eerder zien
als een doorlopend proces met soms geleidelijke veranderingen (= evolutie) en
soms plotse veranderingen (= revolutie). In elke periode zijn er continue dingen
(= doorlopen) ten opzichte van een vorige periode en dingen die discontinu zijn
(= veranderen).
Vb. van continue dingen in de middeleeuwen.
- stenen huizen
- gebruik van vuur
- Latijn
- Christendom
Vb. van discontinue dingen in de middeleeuwen.
- ridders
- kruistochten
- burchten
De geschiedenis is als een stromende rivier, die op sommige plaatsen sneller stroomt dan op
andere. En af en toe kleine of grote rotsblokken op zijn weg vinden, die al of dan de loop van
de rivier veranderen.
Eline Burms
3
geschiedenis
3de jaar
b) Geschiedenis: een dubbele betekenis
GESCHIEDENIS
‘res gestae’
VERLEDEN
‘rerum gestarum’
VERHAAL V/H VERLEDEN
Beide betekenissen zitten achter de term en de historische periodes horen bij de betekenis v/h
verhaal van het verleden.
- Komen we ooit verder dan het verhaal v/h verleden? Bereiken we ooit echt het verleden?
Neen, we kunnen het verleden nooit bloot aanschouwen want we kunnen onze
historische bril niet afzetten. We kunnen wel proberen onze bril te verbeteren om het
nog beter te zien.
Conclusie: Geschiedenis is niet alleen een proces, maar voornamelijk een verhaal over dat
proces steeds voortbouwend op eerdere verhalen en dat nooit echt res gestae of het verleden
helemaal bloot legt.
Hoofdstuk 1 (HB p. 31)
Val van het West-Romeinse rijk
1. soldaten keizers  economisch crisis
Politieke crisis
2. Diocletianus en Constantijn  stabiliteit
3. Volksverhuizingen: invallen Germanen  ondergang
1. Soldaten keizers
Spanningen met volkeren aan Rijn en Donau
(rijksgrenzen)
Noodzaak van legioenen om Romeins rijk overeind houden
Macht van het leger neemt sterk toe. ( vooral generaal)
Keizer commodus wordt vermoordt…
Eline Burms
4
geschiedenis
3de jaar
Burgeroorlog met Septimius Severus als overwinnaar: ‘Soldatenkeizer’
Septimius Severus: ‘Verrijk de soldaat en spot met de rest!’
Economische miserie: oorzaken
 Invallen door slecht bewaakte grenzen
 Verhoging belastingen om soldaten te betalen
 oorlogen, hongersnood en ziekten doen bevolking dalen
 Gebiedsdelen trachten zich af te scheuren
2. Diocletianus en Constantijn
Diocletianus: - schakelt senaat definitief uit + splitsing rijk in 2 delen
Tetrarchie: viermansbestuur
Onderlinge concurrentie barst los
Overwinnaar en alleenheersende keizer: Constantijn
Keizer Constantijn (306 – 337)
 stichting Constantinopel als nieuwe hoofdstad

christendom vrijheid van godsdienst
staatsgodsdienst
Eind 4e eeuw Theodosius
3. Volksverhuizingen: invallen Germanen


Oorzaken volksverhuizingen
nieuwe splitsing door Theodosius (395)
o Invallen en plunderingen van Rome (5e eeuw): zie atlasoef.
… Doek valt voor West-Romeinse rijk in 476 (Oost-Romeinse blijft bestaan tot 1453)
OORZAKEN: - landbouwgronden uitgeput
- klimaat wordt slechter
- hunnes
Eline Burms
5
geschiedenis
3de jaar
Romeinse rijk:
één
Diocletianus:
splitst 2
Constatijn:
één
Theodosius:
splitst 2
476:
De franken:
1. Groei van politieke macht



5e eeuw: controleren Noord-Gallië en Rijnland
Vanuit verdeelheid onder Franken  groei naar eenheid onder Merovingers (=
dinastie/koningshuis) (Salische Franken)
Kerngebi ed Merovingers: Doornik
Eline Burms
6
geschiedenis
3de jaar
Chlodovech (ca. 481-511)


onderwerpen van andere Franken en Germanen in gebied Gallië en Rijnland
MAAR: probleem van Germaanse erfenisregeling
o Elke zoon krijgt een deel van het grondgebied en een Koninklijke titel
 opsplitsen van rijk van Chlodovech onder zonen
Tijdelijke zwakte: Merovingisch verval



Merovingische macht verzwakt vanaf 7e eeuw
Hofmeiers van Merovingers zijn eigenlijke bestuurders
750: Hofmeier Pepijn de Korte zet, met hulp paus, laatste Merovinger af. Wordt zelf
gezalfd tot koning.
Uitbouw macht van Karolingers


750 = begin dynastie van Karolingers
Belangrijkste Karolinger:
Karel de Grote (768-814)
 Exspansie (rijk van Pyreneeën tot Elbe)
 Kroning tot keizer (800)
 Culturele heropleving (onderwijs, …)
Spook van het Romeinse rijk: Karel de Grote
= idee om het Romeinse rijk terug te scheppen
2. Bondgenootschap tussen Franken en Kerk
Bekering Chlodovech tot christendom
- Voordeel voor kerk:
 Steun van belangrijke Germaanse stammen
 Bekeren van stamhoofd betekent bekering van de stam
Zowel de Kerk als de koning hadden er belang bij samen te werken. Koning zorgt voor de rust
en de Kerk administratie en propaganda(= reclame)
- Voordeel voor Franen:
 Geloofseenheid
 Legitimatie (= wettelijk maken) van strijd tegen Heidense Germanen
 Goede kerkorganisatie (mensen die geletterd zijn) gebruiken voor
bestuur rijk
 Respect voor Oost-Romeinse keizer
 Karel Martel (hofmeier) verslaat moslimleger te Poitiers (732)
Geeft grond van Kerk aan ruiters voor levensonderhoud
Eline Burms
7
geschiedenis
3de jaar
Het rijk van Chlovis verbrokkelt omdat ze elke keer hun rijk verdelen onder hun zonen. In
732 komt nieuwe dreiging op  Islam vanuit Spanje.
Pepijn III de Korte (hofmeier) zet met steun Gallische bisschoppen de laatste Merovingische
vorst af (751)
 Paus wordt bedreigd door Longobarden en roept hulp van Pepijn in.
Voor wat hoort wat…:
 Pepijn krijgt bevestiging van koningschap door paus
Paus krijgt erkenning van eigen grondgebied: Kerkelijke staat (Donatio Constantini) 
document uit de 4e eeuw van Constantijn
In de 14e eeuw onderzoekt een geleerde dit document en ontdekt dat dit een vervalsing is uit
de 8e eeuw.


Karel de Grote beschermt paus opnieuw tegen opstand en Longobarden
Paus kroont Karel de Grote tot keizer (800)
Franken steunden de missionering bij niet-christelijke stammen
Conclusie: Franken en Kerk als twee handen op één buik en wederzijds machtsuitbouw
gesteund.
3. Koningen besturen rijk als privé-bezit



Koning is opperste bestuurder, wetgever en rechter
Rijk is privé-bezit dat bij zijn dood verdeeld wordt onder zonen
Rondtrekkend hof




Rijk ingedeeld in kleinere delen met plaatselijke bestuurders
In grensgebieden: marken (bestuurd door markgraaf)
Controle op plaatselijke bestuurders
Frankische koningen laten deel van wetten en gewoonten opschrijven (vb. Salische
wet = Merovingische Franken die hun gewoonterecht hebben genoteerd.)
4. Frankische economie
Middeleeuwse samenleving = landbouwsamenleving
Beperkte handel en ambachtactiviteit: belangrijke rol voor Friezen (handel)
MAAR:
plundertochten van Vikings in 9e-10e eeuw
5. Culturele heropleving onder de Karolingers (750-911)



Ontstaan van kloosterwezen (eigen notities): van kluizenaar tot kloosterling
Benedictijnen: algemene kloosterregel
Enkele grote abdijen en hof: belangrijke culturele rol (boeken schrijven en teksten
verzamelen)
Eline Burms
8
geschiedenis
3de jaar
Benedictus van Nurcia
‘Bra et labora’
Bidden en werk  handenarbeid (landbouw.)
 intellectuele arbeid (lezen, schrijven)

Abdij- en kathedraalscholen:
7 ‘Artes Liberales’
Trivium
Quadrivium
(op taal gericht)
(meer op wisunde)
1) Grammatica
1) geometrie/meetkunde
2) Retorica/welsprekendheid
2) astronomie/sterrenkunde
3) Dialectiek/redeneerkunst
3) gonis metric/rekenkunde
4) muziek
 Bouwkunst: Romeinse voorbeelden en overblijfselen
MAAR: opleving beperkt
Van kluizenaar tot kloosterling
4e-5e eeuw: kluizenaar = iemand die in afzondering leeft, om los te komen van de
verleidingen van de samenleving.
5e-6e eeuw: groepen kluizenaars
 op afgelegen plek = claustrum
Palijs van Aken van Karel de Grote (768-814)
Romeins: koepel, zuilen, rondbogen, mozaïek, Latijnse inscripties
6. Verval Karolingische rijk (814-900)


Lodewijk de Vrome (817-840) controleert zijn plaatselijke bestuurders niet meer
Uitgestrektheid van rijk en slecht wegennet

Plaatselijke bestuurders gaan zich onafhankelijk gedragen
Zonen van Lodewijk strijden onderling om verdeling van rijk na dood van de vader
3 jaar na dood vader:
Verdrag van Verdun (843)
- Karel de Kale (West-Francia), - Lothrius (Francia media), - Lodewijk de Duitser (OostFrancia)
In 870 wordt het rijk van Lotharius veroverd en verdeeld.
Vooral naar oost-Francia gegaan.
Belang verdrag Verdun:
 west-Francia zal uitgroeien tot Frankrijk
 oost-Francia wordt Duitsland
Dit verklaart waarom wij de deurmat van Europa zijn.
Eline Burms
9
geschiedenis
3de jaar
Gering gezag van Frankische vorsten
Paus wint aan invloed
Plaatselijke bestuurders versterken hun macht:
- enige bescherming plaatselijke bevolking tegen Vikings
- strijdende vorsten hun steun nodig
Apendix: de Noormannen
1. Plunderingen
In de 9e en 10e eeuw werd noord-west-Europa geplaagd door Noorman invasies, die vaak diep
het binnenland introkken langs de rivieren. (deel van de boot onderwater=diepgang). Bij
vikings: dakkar  geringe (niet diep) diepgang
West-Francia werd zwaarder getroffen  meer rivieren en lange kustlijn.
Oost-Francia  zo goed als geen kustlijn weinig rivieren.
2. Nederzettingen
De Noormannen gingen over tot bouwen van winterkampen om de winter te overbruggen.
(bv.Ierland)
3. Stichten van rijken
In 911 krijgt de noorman Rollo Normandië in leen van de West-Francische koning Karel de
Eenvoudige.
In de 11e eeuw: Noormannen landen  Zuid-Italië en Sicilië en stichten daar hun koninkrijk
en worden bondgenoten van de paus.
3. Het ontstaan van een nieuwe samenleving
1. Germaanse en Romeinse bijdrage
Germaans
- mannen: broek
vrouwen: rok
- veeteeld  vlees en zuivel
- geen schrift bij rechtspraak & bestuur 
mondeling
- Noordwest-Europa: Germ. Taal
Eline Burms
Romeins
- wetten worden opgeschreven
- druiventeelt  wijn
- Latijn
- Romeinse techniek
10
geschiedenis
3de jaar
2. De kerk verenigt Germaanse en Romeinse gebruiken
a) Kerk  Romeinse cultuur
bronoef 1: - De sarcofaag (= doodskist) van Junius Bassus (395)
materiële bron
primaire bron
- Is dit een Christen of een Heiden?
Christen, dat zien we door Adam en Eva.
- Waarom is deze bron een voorbeeld van het christendom dat de Romeinse cultuur in zich
heeft?
Zuilen
boodschap = Christelijk, de vormgeving is Romeins,
Rondbogen
de Christenen ontwikkelen geen eigen beeldtaal maar
Toga’s
nemen de beeldtaal van de heersende beeldtaal over:
Romeinse.  christendom en Jodendom waren anti
beeld  geen eigen beeldtaal.
Christenen zullen Rom. Proberen aan te
spreken in hun eigen beeldtaal om hen zo warm te
maken voor het Christendom.
Bronoef 2: Christus als pantocrator (= alles heerser)
- Hoe werkt het christendom hier in op de Heidenen via de Romeinse cultuur?
Aanwijzing 1: afb. plaats is in absis van de kerk.
Aanwijzing 2: basiliek van Maxentius en Constantijn: 4e eeuw (forum Romanum)
Aanwijzing 3: bron: standbeeld van Augustus van Primaforta
- wat valt op bij beide standbeelden (hetzelfde)?
* het handgebaar van Augustus en Primaforta is hetzelfde
 dit is het handgebaar van een keizer die investituur verleent
(= iemand met macht bekleden) ( hogere functie geven)
Aanwijzing 4: keizercultus in Romeinse rijk  keizer wordt als god aanbeden
Aanwijzing 5: paars
Conclusie: men heeft Christus helemaal binnengebracht in de beeldtaal van de Romeinse
keizercultus.
Het doel = Heidense Romeinen geleidelijk tot de aanbidding te brengen.
Andere elementen die de kerk van de Romeinse cultuur overneemt:
- pontifex maximus (opperpriester)  paus
- grenzen bisdommen  grenzen Romeinse Rijk
- vooral kloosterlingen kopiëren Rom. Teksten
- Heidense tempels worden tot kerk verbouwd
- Uit Rom. Basilica  ontwikkelt zich het kerkgebouw
b) Kerk  Germaanse cultuur
- Germ. Feesten worden gekerstend
Vb. Joelfeest  Kerstmis
Keltisch feest van Samhain(= Keltische god) Allerheiligen
De naam ‘Halloween’ < hallow evening = heilige avond
- Heilige Germaanse plaatsen worden kerkelijke plaatsen.
Eline Burms
11
geschiedenis
3de jaar
3. taalgrens door onze gebieden
Rom. Talen
Frans
Roemeens
…
Germ. Talen
Engels
Nederlands
…
1962: taalgrens wordt vastgelegd in België
(ik weet niet of de uitleg klopt dus kijk toch maar even in je cursus )
4. Oost-Romeinse/Byzantijnse rijk
1. Constantijns nieuwe hoofdstad (4e eeuw)
- Constantijn maakt van Byzantium, Constantinopel
 redenen: - oostelijke deel is dichtbevolkt en rijk.
- soldaten rekruteren in het Oosten.
- verdediging
Donau
Sassanieden (= Perzen)
- strategisch
1) Stadsverdediging 2) controle van de handel
1) Omgeven door zee en landengte (= smal stuk land)  makkelijk verdedigbaar
2) graanhandel vanuit de zwarte zee en belastingen op andere schepen (HB: pg. 55 doc. 1)
- Oost-Romeinse rijk overleeft volksverhuizingen door: - strategische ligging
- diplomatie van keizer (naar Italië
sturen)
Eline Burms
12
geschiedenis
3de jaar
2. Keizer Justinianus (527-565)
- Griekse cultuur wordt toonaangevend: Grieks wordt de bestuurstaal, maar ook cultuurtaal
(boeken, toneel) Constantinopel weg, het wordt terug Byzantium.
- beleid Justinianus: - Romeins recht officieel vastleggen (Codex Justinianus) (= een boek
waarin het Romeinse recht is opgeschreven: Dit is 1 van onze
belangrijkste bronnen vandaag over het Rom. Recht)
- Bouw van Aya Sophia (kerk)
- Herstel van het oude Rom. Rijk  MAAR: verloren na hem
- keizerspositie: - militaire leider
- caesaropapisme (= keizer zowel politieke als religieuze leider)
1453: Val van Byzantijnse rijk
verzwakt door plunderingen door kruisvaarders in 1204 (zie verder)
5. De islam: ontstaan, expansie en cultuur
1. de islam
- Mohammed (= zoon van een handelaar en geboren in Mekka) verkondigt geloof in 1 God op
Arabisch schiereiland (begin 7de eeuw)
- Tegenstand: Vlucht van Mekka naar Medina(622) = hidjra. Medina & Mekka zijn
handelsconcurrenten.
- Vanuit Medina in 630 ‘Heilige oorlog’ tegen Mekka
- Mekka wordt onderworpen en centrum van ‘islam’
- ‘islam’: - = ‘overgave aan God’, volgeling = moslim (‘iemand die zich overgeeft aan God)
- Elementen uit Jodendom en christendom was het vroegere godsdienst van de
Arabieren: voedselvoorschriften (jodendom & islam), vastenperiode, ramadan
(christendom & islam)
- Geen nieuwe godsdienst (wel nieuwe versie) maar dezelfde als die van Abrahan en
Jezus. Moslims zien Abraham, Jezus en Mohammed als profeten.
- Koran = heilige boek (114 soera’s)
- Hadith = overlevering van uitspraken van Mohammed. De hoofdstukken zijn in de
vorm van leefregels (bevat GEEN verhalen)
- de 5 pijlers/zuilen: 1. geloofsbelijdenis: er is maar 1 God: Allah en Mohammed is de profeet
2. ritueel gebed = salat: 5 keer per dag het ritueel gebed voorgegaan door
minimum lichaamshygiëne.
3. aalmoes = zakat: elke moslim moet geld geven aan de armen.
4. Vasten (ramadan): De moslim mag niet eten of drinken van
zonsopgang tot zonsondergang, ook geen seks.
5. bedevaart naar Mekka (Hadj): Elke moslim moet 1x in zijn leven naar
Mekka gaan.
Eline Burms
13
geschiedenis
3de jaar
Hadj = grote moskee van Mekka met centraal daarin de Kaaba (= symbolisch het huis van
Mohammed)
6. ‘Jihad’ (heilige oorlog of strijd) (vooral strijd)
Kleine Jihad Grote Jihad
Kleine Jihad = overval op een vijandelijke stam uit verdediging (= defensieve strijd)
Grote Jihad = de innerlijke strijd van de moslim met zichzelf om trouw te blijven aan zijn
geloof. (vb. In de ramadan is het super warm en je ziet een ice-tea (xD) automaat staan en je
hebt eigenlijk wel super veel zin in een lekkere frisse ice-tea. Je doet het niet omdat dit niet
mag van je geloof.)
2. Arabieren stichten een wereldrijk
(atlaskaart: 39)
Mohammed (622-632)
(622: vlucht) (632: sterftejaar)
(geboortejaar niet bekend)
?
Kalief  politieke leider
 geestelijke leider
 eerste 4 kaliefen
(622-661)
(kameel heeft een belangrijke rol in de verspreiding)
Kaliefen: Omajadendynastie
(661-750)
Kalief van Cordoba Kalief van Bagdad
- Omajaden
- Abbasieden
(909) Kalifaat van Cairo
- Fatimiden
- Kaliefen: politieke en geestelijke leiders
- onderwerping van het gebied van Spanje, Noord-Afrika en Azië
- Geloven van ‘het boek’ (Joden & Christenen) mogen godsdienst houden mits belasting.
 Zimmi
- uiteenvallen van Arabisch rijk in verschillende kalifaten na 750 (zie schema hierboven)
- In de 11e eeuw: versnippering van kalifaten in vele zelfstandige ‘emiraten’ met een emir.
Eline Burms
14
geschiedenis
3de jaar
Deelgebieden en plaatselijke bestuurders  komt overeen met Franken
Onderlinge strijd
- 1055: Turkse Seldsjoeken veroveren Bagdad en nemen de macht over. + in de 12e eeuw:
nemen ze de macht over van een groot deel van Klein Azië (= huidig Turkije). De Abbasieden
kaliefen namen de Turken op in het kalifaat van Bagdad, maakten er Moslims &
legerofficieren van.
Seldsjoeken op toppunt van macht (1092)
- Byzantijnse keizer beseft dat het Turkse probleemzeer groot is en de Turken hadden
heel wat minder begrip voor Cristenen.
- Byzantijnse keizer went zich tot de paus om hulp. Paus zal de hulp van het westen
inroepen. Dit leidt tot de oproep van kruistochten.
Bloedbad in Bagdad (1258)
- Mongolen (Aziatisch steppevolk) vallen binnen en zetten kalief van Bagdad af. Ze
onthoofden hem.
- Haast alle inwoners worden gedood = dit is het einde van weelde en grootheid Bagdad.
- Mongolen veroveren 2/3 van de moslimwereld.
3. De hoogstaande moslimcultuur en het Westen
a) kunst en levensstijl
Algemeen
- Sterk bepaald door invloeden van andere culturen: Byzantium, Syrië, Perzië en India.
- Beschermers van kunst: vorsten (kaliefen en hun hofhouding) en omgeving.
- geen strikt onderscheid tussen godsdienstige en wereldse kunst.
- verbod op het afbeelden van levende wezens wordt overdreven.
Omajaden (661-750)
Moskee = plaats van nederwerping
pleinmoskee = oudste type moskee
bestanddelen: - Qibla = geen ding, maar de richting van Mekka
- Mihrab = Nis of uitsparing in de muur. In de qiblamuur
- Minbar = houten gestoelte waarop gepreekt wordt.
- Maksura = Hekwerk  diende om de kalief te beschermen.
- Minaret = De gebedstoren van waarop de muezzin het gebed oproept.
(prentjes pg. 6-7-8-9 bekijken…)
Eline Burms
15
geschiedenis
3de jaar
Pg. 6:
Grote omajadenmoskee (Damascus)
1. typeer deze bron
- primaire
- materieel
2. welke cultuur heeft duidelijk de moskee beïnvloed?
- Byzantijnse
3. geef argumenten op je antwoord bij 2.
- koepel
- zuilen
- gewelfbouw
- fronton
- achthoekige basis met de koepel daarop
Pg. 7:
Karavanserai = stopplaats langs de zijderoute of andere grote handelswegen (“motel”)
De pleinmoskee evolueert uit de Karavanserai door een deel van het plein te overdekken als
gebedszaal.
pg. 9:
interieur rotskoepelmoskee: op een rots gebouwd
Waarom op een rots? Mohammed is van op een rots opgenomen in de hemel?
Omajaden (voor 750)
- paleizen: - lust: feesten en jachtpartijen ( luipaarden, leeuwen)
- muziek
- sport: hanengevechten en paardenrace
(prenten pg. 10-11-12 bekijken…)
Abbasieden (750-1258) (atlas: kaart 39)
- Politieke (kalief wordt goddelijke alleenheerser naar Perzisch model) en artistieke
oriëntalisering
- Oosterse luxueuze levensstijl: Dit is de periode van de sprookjes ‘1000 en 1 nacht’. (ook
artistieke oriëntalisering)
- Invloed van de Perzen en de Turken. De Turken waren: - een centraal Aziatisch steppe volk.
- legerofficieren van de Abbasieden
- Bagdad als cultuurstad
Bronoef: Wat zijn de voordelen van Bagdad wat betreft de ligging van de stad?
- tussen 2 rivieren: “Tigris en Eufraat”
- kruispunt belangrijke land- en zeeroutes
- had een haven
- centraler in het rijk
(prent pg. 13)
Eline Burms
16
geschiedenis
3de jaar
b) Bloei van wetenschap onder Abbasieden
-
Huis der wijsheid: grote vertaalarbeid
Grieks naar Syrisch, van Syrisch naar Arabisch
Culturele bloei
(wiskunde, filosofie, geografie, astronomie, natuurkunde en geneeskunde)
(Huis der wijsheden is in Bagdad. Dit is een groot vertaalcentrum  ze wilde Griekse teksten
lezen.)
(Christenen vertaalden van Grieks naar Syrisch. Ze lieten teksten uit Byzantium overbrengen.)
- wiskunde: Indiase getallensysteem
Ze voerden ook de waarde ‘nul’ in (al-sifr, in It.: zefero) Ons woord cijfer < sifr
(= 0)  zefero  zero. Algebra is ontwikkeld door de Arabieren.
- Filosofie: Avicenna (Ibn Sina) (980-1037)  bestudeerde Aristoteles.
Averroës (Ibn Rushed) (1126-1198)  commentaar bij Aristoteles.
- geneeskunde: - Avicenna: Bestudeerde hoe kanker zich verspreid.
- Hunayn Ibn Ishâq (9e eeuw): Een Syrische christen. Hij is vertaler geweest
in het huis der wijsheden en ook geneesheer. Hij schreef een werk over de
oorzaken die iemand ziek kunnen maken
vb. - onregelmatige/onvoldoende voeding
- slechte verhouding tussen slapen en waken
- slechte verhouding tussen arbeid en rust
- temperament/karakter
- omringende lucht
- psychisch of emotioneel onevenwicht
Hij schreef ook een tekst over mondhygiëne: 1. dagelijks je tanden poetsen.
2. eten/drinken van zure stoffen
tast je tanden aan.
e
e
- Razes (Ar-Razi) (9 -10 eeuw): schreef een synthese werk van de
geneeskunde uit zijn tijd. Een tekst over mazelen die tot de 18e eeuw
gebruikt werd als handboek aan de universiteit.
Hij schreef over: - deodoranten
- huidziekten
- hoe beten en wonden verzorgen?
- geneeskrachtige werking van planten
- verdovende werking van planten
(narcose bij operaties: in Europa: +- 12e eeuw)
Eline Burms
17
geschiedenis
3de jaar
- 11e-13e eeuw: vertaling van Arabische werken en Arabische versies van oorspronkelijke
Griekse werken in het Latijn.
Spanje
Zuid-Italië
Grote invloed van Arabische wetenschap op
Europa vanaf dat moment
(ziekenhuis = Arabische ontwikkeling)
6. Bevolkings- en landbouwevolutie in het ancien régime (=
middeleeuwen + nieuwe tijd)
Bevolkingsevolutie
(opdrachtenreeks: pg. 16-17)
1e fase: 200-700: daling: - epidemies
- kouder klimaat
- invallen Germanen
e
2 fase: 700-1300: stijging: - beter klimaat
- stoppen van de invallen
e
3 fase: 1300-1400: sterke daling: - epidemie: zwarte dood
(1347-1351)
(Grootste epidemie van Europa)
- 100 jaar oorlog
Frankrijk> <Engeland
e
4 fase: 1400-1700: stijging: - bevolkingsgroei  herstel
5e fase: 1700-1900: stijging: - bevolkingsexplosie  revoluties in de landbouw
Landbouwevolutie
1. Ontginningen veranderen landschap
- 500-900: versmelten van Romeinse landbouwmodel (graanvelden, wijn- en olijfgaarden)
met Germaanse veeteelt. (500-900: Romeins model en Germaanse veeteelt)
- kloosters verspreiden Romeinse model
- 10e-13e eeuw: uitbreiding landbouwgronden
Bevolkingsgroei en uitbreiding van landbouwgronden versterken elkaar.
- twee soorten nieuwe ontginningen:
Eline Burms
18
geschiedenis
3de jaar
- Bos: beperkt
Plaatselijke heer
Levert brandstof, bouwmateriaal
wil jagen
en voedsel voor mens en dier
- polder, moeras of heide
Vlaamse kust:
Oost-Duits gebied: Vlamingen en Hollanders
Schapenteelt(wol=
koloniseren (graan)
basisbestanddeel van textiel
voor middeleeuwen in Europa
2. vernieuwde technieken (10e-13e eeuw)
- drieslagstelsel: grond verdeeld in 3 en 1 deel blijft braak. (teeltrotatie of vruchtwisseling)
- verbetering ploeg
- gareelbespanning
- hoefijzer
- water- en windmolen
3. De landbouwopbrengsten nemen langzaam toe
- opbrengst blijft laag en voedselvoorziening is beperkt: zie cyclus
Eline Burms
19
geschiedenis
3de jaar
- voeding eenzijdig: meestal geen vlees(  alleen voor de rijken), peulvruchten (vb. erwten,
linzen) als aanvulling
- vanaf de 15e eeuw: trage stijging productie
- intensivering Vlaamse landbouwgrond: meer bemesting. Het graafschap Vlaanderen  sterk
verstedelijkt.  gevolg: (grote) bevolkingsconcentratie (= veel mensen, weinig opp.) weinig
landbouwgrond door combinatie (verstedelijken) en weinig landbouwgrond
meer bemesten
- 17e-18e eeuw: Begin landbouwevolutie: Deze begint in onze streken en Engeland (
bevolkingsdruk op landbouw is hoog)
- geen braak meer
- teeltrotatie en stikstofhoudende gewassen
 vergroting veestapel mogelijk = meer mest = meer vruchtbaarheid
Gevolgen: - groeiende steden en bevolking
- groeiend aanbod van zuivelproducten en vlees  vlees wordt goedkoper
4. landbouw en samenleving veranderen
- verschillende Romeinse grote landbouwdomeinen bleven na de val van het Romeinse rijk
bestaan. = latifundia
- landbouw en grondbezit worden belangrijker
- velen stellen zich in dienst van een grootgrondbezitter
- grondbezit = rijkdom en macht
- vroege middeleeuwen (500-900):
- grote domeinen slorpen kleine bedrijven op.
- domein: * heer = grondbezitter: (heer behoort tot adel)
Centrale hoeve of vroonhof (= versterkte hoeve (HB pg. 148)
(middeleeuwse adel = Romeinse nobilitas + toplaag van de Germanen
* gemeenschappelijk: woeste grond (bv. bos: heer: jagen, burgers: hout,
bessen)
* boerenfamilies bewerken ‘tenures’(op elke tenure een mansus(=
akker) of Boerderij)
Eline Burms
20
geschiedenis
3de jaar
* ambachtslui (smid, timmerman, …)
-
- 11e eeuw: heropleving stedelijke nijverheid (slagers, bakkers, wevers, hoedenmakers, …)
 gevolg: overschakelen op handels- en nijverheidsgewassen (vb. vlas (= plant 
kan men textiel van maken.)
- Stedelingen: grotere vrijheid (de boeren waren horigen (= dienst leveren aan de heer)
ondergeschikt aan heer) stedelingen vielen onder stadswetten.
 gevolg: tegen einde 13e eeuw worden gronden voornamelijk verpacht (= verhuren).
Stad = interessanter voor boeren
- 17e-18e eeuw: bevolkingsstijging
 gevolg: grotere vraag naar grond en opdeling gronden  Vlucht naar de stad
Eline Burms
21
geschiedenis
3de jaar
476: val West-Romeinse rijk (houdt alvast verband klaar...)
rond 500: doop Clovis/Chlodovech (...een ongetwijfeld natte affaire vermits men
sprak van een doopbad)
525: Justinianus treedt aan als Byzantijnse keizer (...eigenlijk twee jaar later,
maar wie doet daar moeilijk over. Dit onthoudt gewoon makkelijker. SSHT...niet
verder vertellen)
622: de islam duikt op en hidjra (of hoe Mohammed heel snel maakt dat hij in
Medina zit)
732: Poitiers en Karel Martel (...een robbertje vechten met een islamitisch
verkenningsleger)
750: de machtsovername bij de Franken (van Merovingers naar Karolingers) en
bij de Arabieren (van Ommayaden naar Abbasieden, enkel in het Midden-Oosten)
(we nemen beiden op hetzelfde jaar 750...scheelt ook weer een jaar maar wie
klaagt daarover)
800: Karel de Grote wordt gekroond tot keizer van de westerse christenheid
843: Verdrag van Verdun (3 kleine biggetjes kregen elk een deel van het rijk der
Franken...en toen kwam de grote boze Noorman)
911: Noorman Rollo krijgtNormandië in leen van Franse koning (daar komt nog
miserie van...ik zeg het u...wordt vervolgd)
1055: machtsovername door de Turken in Bagdad (brave machtsovername)
1258: Mongolen slachten Abbasieden af (minder brave machtsovername)
1453: val Byzantijnse rijk (weer de verbanddoos induiken..)
10de-13de eeuw: verbetering landbouwtechnieken en uitbreiding landbouwgrond
17de-18de eeuw: landbouwrevolutie
Eline Burms
22
geschiedenis
3de jaar
Download