7. De standensamenleving .......................................................................................................... 1 1. Ontstaan van de standenmaatschappij (500-1000) ............................................................. 1 2. Steden en nieuwe verhoudingen tussen standen (1000-1500) ........................................... 3 8. Feodaliteit ............................................................................................................................... 4 1. Feodaliteit combineert twee oudere gebruiken .................................................................. 4 2. leencontract bestaat uit wederzijdse rechten en plichten.................................................... 5 3. Leenstelsel keert zich tegen de koningen ........................................................................... 7 7. De standensamenleving 1. Ontstaan van de standenmaatschappij (500-1000) De gelijkheid in de samenleving tussen verschillende bevolkingsgroepen is pas een ideaal dat verschijnt in 17e-18e eeuw. Het einde van het West-Romeinse rijk: de keizer en de plaatselijke bevolking zijn sterk afhankelijk van bescherming krijgsheren. Oorzaak: permanente oorlogen en plunderingen groeiende macht van de lokale krijgsheren met een klein legertje in dienst van de vorst. Krijgsheren + vorst: Grondbezitters, staan in Voor bestuur en veiligheid Gehoorzaamheid, Steun in de strijd bescherming en Verplichtingen (karwijen, Belastingen, ...) Boeren: ‘horigen’ 2 groepen: - krijgsheren en soldaten macht, zorgen voor veiligheid. - horigen geen macht, zorgen voor voeding, kleding. Kerstening nieuwe groep: geestelijkheid/clerus Geestelijken kregen grond en voorrechten in ruil voor hun steun als geletterden bij het bestuur. 2 belangrijke bronnen van macht in de vroeg middeleeuwse samenleving: grondbezit lezen en schrijven geen belastingen betalen (de Kerk heeft zijn grond gekregen) Eline Burms 1 geschiedenis 3de jaar Rond 1000: driedeling van de maatschappij 1ste stand: geestelijken of clerus: bid voor u Zielsheil van gelovige verzorgen de 2 stand: Adel: vecht voor u (Vorst, bestuurders en krijgsheren) Bescherming en bestuur de 3 stand: volk: werkt voor u voedsel, kleding en ander materiaal Je plaats wordt bepaald door afkomst. 1ste stand + 2de stand = bevoorrechte standen: deze betalen geen belastingen. Deze driedeling maatschappij noemen we een gesloten samenlevingsmodel. huwen binnen u stand. Vandaag de dag wordt onze sociale plaats bepaald door opleiding, inkomen, beroep,… Rangorde binnen elke stand: Geestelijken: * hoge geestelijkheid uit Adel: (aards)bisschoppen, kardinalen * lagere geestelijkheid vaak uit 3de stand: pastoors, monniken, nonnen Adel: * hoge adel (vorstel verwant, bestuur, grootste gronden): graven en hertogen. * lagere adel (soms financieel moeilijk) Derde stand: * horigen waaronder een aantal lijfeigenen Lijfeigenen: * ong. slaven van hun heer * verdwijnen in West-Europa onder druk van de Kerk. In Oost-Europa is het blijven bestaan. De Russen hebben het lijfeigenschap afgeschaft rond 1870-1880 Moesten de smerigste karweitjes doen (bv. kikkerslaan) Ridders: komt van ruiter *oorsprong is meestal niet-adellijke soldaten/ruiters van koning of Edelman (krijgsheren). * Kerk lanceert ridderideaal in 11de eeuw (ridderlijkheid, hoffelijkheid, beschermer van zwakken in samenleving) Model: Koning Arthur en de ronde tafel (of Batman) Rondtrekkende zangers (trubatoers) verspreiden van het verhaal van koning Arthur en de ronde tafel. *11de eeuw: ruiterij meer ingezet voor oorlogsvoering en prestige ridder stijgt. ( popidolen uit de 11de eeuw) De kerk lanceert de kruistochten in de 11de eeuw. Gevolg: - edelen beginnen ridder en bijhorende ideaal aantrekkelijk te vinden. - Vanaf 13de eeuw komen steeds meer ridders uit de adelstand om vervolgens helemaal een affaire van adel te worden. Eline Burms 2 geschiedenis 3de jaar 2. Steden en nieuwe verhoudingen tussen standen (1000-1500) 11de eeuw: West-Europese handel herleeft ontstaan en heropbloei van steden. Stedelijke bevolking verschilt van boerenbevolking: - stad eist rechten (zelfbestuur: eigen stadsbestuur (schepenbanken). Schepenen kwamen uit de belangrijkste ambachten van de stad: wevers, kooplieden, bakkers, … en zelfverdediging: recht om een stadsmuur te mogen bouwen. In de late middeleeuwen zullen steden steeds machtiger worden en meer invloed krijgen + meer welvarendheid. - Vorst steunt de stad als hulpmiddel tegen zijn te machtige lokale bestuurders. Soms werkte de stad samen met de koning soms met de graaf/hertog. de stad won altijd. Eline Burms 3 geschiedenis 3de jaar 8. Feodaliteit 1. Feodaliteit combineert twee oudere gebruiken Wortel in Frankische tijd (500-900) Frankische koningen vergoeden medewerkers (plaatselijke bestuurders van het Frankische rijk) met beneficium, een groot landgoed. = leen (bij dood medewerker terug) Wanneer de graaf sterft geeft de koning het stuk land aan een andere graaf in leen. (= Bij dood terug naar koning dan andere graaf.) Eline Burms 4 geschiedenis 3de jaar Rijke, machtige Diensten (soldaat, Lijfwacht, raadgever) Bescherming, levensonderhoud Vrije man die vazal wordt = middel om Koninklijke rechtspraak, Wetten of belastingen te omzeilen Karel de Grote en opvolgers maken vazaliteit verplicht voor elke vrije man. Feodale piramide (zie doc. Hb. P. 88) Karolingers gaan geven van leen (beneficium) combineren met vazaliteit (eed) Kroonvazallen geven ook lagere vazallen beneficium bloeiperiode feodaliteit: 750-850 2. leencontract bestaat uit wederzijdse rechten en plichten Beneficium wordt vanaf de 10de eeuw feodum of leen genoemd. ‘leenheer’ leent feodum aan ‘leenman’ (legt eed van trouw af). 3 soorten lenen: - grondleen: heerlijkheid - ambtsleen: titel/functie - geldleen: recht tol te innen Vrije boeren kregen soms ook tenure als grondleen. Eline Burms 5 geschiedenis 3de jaar Leenheer Trouw (auxilium: militaire hulp en consilium: politieke raad) = vazaliteit leen + bescherming + rechtssteun leenman/vazal Elkaar niet beledigen, bevechten of schade toebrengen Feodaliteitschema Alle vrije mannen = vazallen Vazal is niet altijd leenman Leenman is altijd vazal Eline Burms 6 geschiedenis 3de jaar Vanaf 13de eeuw: krijgsdienst van leenman wordt beperkt tot 40 dagen/jaar. (afkoopbaar: geld waarmee ze krijgsdienst afbetaalden omdat je bv. geen zin had om te vechten schildgeld) Leenheer verwaarloost verplichtingen: leenman beschouwt heer boven leenheer als zijn leenheer Leenman verwaarloost verplichtingen: verlies van leen Vanaf 11de eeuw: leenman kunnen zijn van verschillende leenheren (bij conflict: keuze) 3. Leenstelsel keert zich tegen de koningen 9de-10de eeuw (na verdun): Verzwakte Karolingische koninkrijken Oorzaken: - onderlinge oorlogen - invallen Vikings en Hongaren (= Magyaren) Gevolg: Machtspositie van leenmannen als lokale bestuurders stijgt Koningen slagen niet in bescherming tegen invallen + koning is opperste leenheer = suzerein. Logische conclusie: - Leenmannen voelen zich ontslagen van verplichtingen - Graven en hertogen stellen zich onafhankelijk op en beschouwen hun gebied als eigen bezit. - Kroonvazallen (X1) gedragen zich als onafhankelijke koningen (vb. Graaf van Vlaanderen) - Kroonvazallen hebben ook last met lagere leenmannen die daadwerkelijk verdedigers zijn van het gebied. In Frankrijk zet deze ontbinding van vorstelijke macht zich het eerst in (9 de12de eeuw) Waarom? (kaart 41) Frankrijk had een veel langere kustlijn en meer rivieren. Het Oost-Frankische rijk (Duitse rijk) heeft een beperkte kustlijn en heeft de Hongaren (Magyaren) verslagen bij Lechfeld (955). De keizer van het Duitse rijk verliest zijn macht pas in de 13 de eeuw. Franse koning in de 9de eeuw. Verdere opdeling van gebied in kleinere vorstendommen. Manier om dit te beletten: voor jongere zonen geestelijke ambt zoeken (hogere geestelijken – adel: zie hoofdstuk standensamenleving) Vanaf 12de eeuw: eerste geboorterecht (oudste zoon erft alles, indien geen zonen oudste dochter) 1/3 van erfenis in leen aan andere kinderen ongeacht geslacht en ze brengen leenhulde aan oudste broer/zus. Erfelijkheid ontvreemdt lenen verder van oorspronkelijke bezitter (koning). Verdere versnippering (zie Fr. HB pg. 87) Eline Burms 7 geschiedenis 3de jaar