Antwoordmodel schoolexamen november 2013

advertisement
Antwoordmodel toets havo 4, november 2014
Vraag
1a
1b
2a
2b
2c
2d
3a
Punten Voorbeelden van een juiste antwoorden
Ötzi behoorde tot een landbouwsamenleving, omdat uit deze vondst blijkt dat hij:
 brood/pap van graan heeft gegeten, wat doorgaans in een
2
landbouwsamenleving verbouwd wordt. 1 punt
 Een koperen bijl bij zich heeft die alleen geproduceerd kan worden in een
samenleving met een vaste woonplaats, een landbouwsamenleving dus. 1 punt
 Het Paleolithicum is een oudere periode. Uit die periode zijn meer sporen
verloren gegaan dan uit het Neolithicum. 1 punt
 Mensen in het Paleolithicum, de jagers-verzamelaars, hadden minder
2
bezittingen dan de mensen uit het Neolithicum, de boeren. Jagersverzamelaars konden minder spullen met zich mee dragen. Boeren konden,
omdat zij op een vaste plek woonden, meer bezittingen hebben. Dat betekent
dus dat er meer overblijfselen zijn uit het Neolithicum. 1 punt
Door de toepassing van irrigatielandbouw (landbouwkundige ontwikkeling) konden de
2
oogsten in dit gebied enorm toenemen.
Er wordt gesproken over priesters die zich bezighielden met het bijhouden van
belastinginkomsten. Er was dus sprake van niet-producerende specialisten, een
typisch verschijnsel van de eerste stedelijke samenlevingen. Een van de kenmerken
2
van zo’n samenleving is dat er sprake is van een hiërarchische opbouw van de
maatschappij. Priesters bevonden zich in de sociale hiërarchie veel hoger dan
bijvoorbeeld de boeren of ambachtslieden.
De bronzen lengtemaat zal waarschijnlijk gebruikt zijn bij de constructie van gebouwen
die natuurlijk ook typerend zijn voor een stedelijke samenleving. Een antwoord in de
1
trant van, er is sprake van arbeidsspecialisatie omdat er bouwvakkers of bronsgieters
zijn ook goed rekenen.
Het betreft hier vondsten uit de historie omdat er in de tekst gesproken wordt over
2
‘gebakken kleitabletten met ingegraveerde wigvormige karakters’. Dit betreft natuurlijk
het spijkerschrift en dus is er sprake van historie.
Door de vorm van het fictieve gesprek, waarbij hij verschillende (fictieve) personen hun
standpunt uiteen laat zetten, laat Xenophon de mensen nadenken over burgerschap
2
en de politieke structuur van de stadstaat in het Griekenland van die tijd.
3b
1
3c
2
3d
2
3e
2
Sparta en Athene. Indien beide steden genoemd worden, het punt toekennen.
Sparta en Athene waren elkaars tegenpolen in veel opzichten. Op politiek vlak was
Sparta een oligarchie waar een klein aantal burgers het beleid bepaalde. Athene was
een democratie die gestuurd werd vanuit brede lagen van de (mannelijke) bevolking.
Voorstel; punten toch toekennen indien de vetgedrukte begrippen niet genoemd zijn
maar wel een juiste omschrijving is gegeven.
Beide steden (en hun bondgenoten) kwamen verzwakt uit de strijd en hierdoor kon
Philippos van Macedonië hen in 338 v. Chr. (voorstel; naam en jaartal hoeven niet
perse genoemd te worden) eenvoudig verslaan.
Plato vindt het niet juist dat iedereen mag meebeslissen over het beleid van de staat,
omdat niet iedereen daar verstand van heeft. Hij is voorstander van een bestuur van
filosofen omdat alleen zij zaken als rechtvaardigheid goed konden begrijpen. Hij kiest
dus eigenlijk voor een bestuur van de ‘besten’ (dit is een aristocratie).
4a
2
4b
2
5
2
6a
2
6b
2
6c
2
6d
2
7
2
8
3
Griekse stijlelementen zijn; (ionische) zuilen, architraven, timpaan, fries etc.
Men hoeft slechts één element te noemen = 1 punt.
Romeinse stijlelementen zijn; de koepel en het gebruik van baksteen of beton.
Men hoeft slechts één element te noemen = 1 punt.
De betekenis van klassiek is; de Griekse (bouw)kunst diende als voorbeeld en was
van blijvende waarde. Ook in de 19e eeuw werden er nog basilieken gebouwd die in
feite kopieën waren van Grieks-Romeinse tempels.
Voorstel; alleen de betekenis van het begrip klassiek genoemd = 1 punt. Ook de
relatie met een basiliek uit de 19e eeuw genoemd = 2 punten.
Het christendom, de Romeinse staatsgodsdienst, werd door veel Germaanse
stammen overgenomen = 2 punten.
Delen van de Romeinse cultuur werden overgenomen = 1 punt.
Het Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan = 2 punten.
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur. Hele zin = 2 punten
Alleen feodalisme genoemd = 1 punt
De heer had een vazal, leenman die hem trouw had gezworen en hem kon bijstaan in
het bestuur van het land of in de strijd.
De vazal, leenman kreeg voor zijn trouw en diensten een stuk grond in leen dat hem
aanzien, macht en vaste inkomsten bezorgde.
Het stelsel is ontstaan in de tijd van Clovis en Karel Martel. Om een groot gebied te
veroveren en te behouden hadden zij de steun van krijgers en hofdienaren nodig.
Deze groepen werden uiteindelijk vaak beloond met stukken land die ze in leen kregen
voor hun hulp. Zolang men trouw bleef aan de koning en zijn plichten aan hem
nakwam, mocht men gebruik maken van dit landgoed. Stierf de leenman dan kwam
het land weer in bezit van de koning.
Een van de nadelen van het stelsel was het feit dat de leenman het leen vaak doorgaf
aan zijn zoon, het leen werd zodoende erfelijk. De erfgenamen hadden vaak geen
band meer met de koning. Bisschoppen mochten niet trouwen dus hadden in principe
geen zonen en na de dood van een bisschop zou het leen dan weer in handen komen
van de koning.
Antwoord B
Het wegvallen van het Romeinse rijk leidde tot verval van de veiligheid. Het was voor
veel boeren noodzakelijk om in de buurt van een beschermheer te gaan wonen en hun
vrijheid op te geven, hierdoor ontstond het hof- of domeinstelsel. Doordat als gevolg
van deze onveiligheid ook de handel wegviel was het voor de domeinen noodzakelijk
om zoveel mogelijk van het eigen domein te kunnen leven. Op de meeste domeinen
ontwikkelde zich hierdoor een vorm van autarkie. Dit hield in dat het landgoed vrijwel
zelfvoorzienend was en dus weinig van de buitenwereld nodig had.
Tijdvak 1; c, f
Tijdvak 2; d, b, g
Tijdvak 3; e, a
In goede tijdvakken geplaatst = maximaal 3 punten, elke fout is -1
9
5
Gebeurtenissen in 3 tijdvakken in de goede volgorde geplaatst = 2 punten
Gebeurtenissen in 2 tijdvakken in de goede volgorde geplaatst = 1 punt
10a
2
10b
2
10c
2
Een regeringsvorm waarbij een kleine groep rijke mensen de baas is.
De verspreiding van de Griekse cultuur over het gebied dat Alexander de Grote had
veroverd (van ca. 300 tot 30 v. Chr.). Voorstel alleen beschrijving is 2 punten, heeft
men alleen de periode genoemd dan 1 punt toekennen.
Het overnemen van (delen van) de cultuur van de Romeinen.
5, 3, 1, 6, 2, 4
Volgorde geheel goed = 2 punten.
11
Totaal
2
52
Indien door het wegstrepen van een fout een goede volgorde ontstaat, 1 punt
toekennen.
Dus bij 5, 3, 2, 1, 6, 4 zou je 1 punt toekennen omdat bij het wegstrepen van de 2 een
goede reeks ontstaat.
Cijfer is (score * 2) / 10. De leerlingen kunnen twee bonuspunten scoren.
Bijvoorbeeld:
45 punten = 9,0
33 punten = 6,6 etc.
Download