Titel - Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland

advertisement
Overzicht Vermaatschappelijking
Titel
“Vermaatschappelijking in de
zorg; ervaringen en
verwachtingen van aanbieders
en gebruikers in vijf
gemeenten”
(mei 2005, SCP)
Doelgroep
Mensen met beperkingen
Aanpak
Casestudies a.d.h.v. interviews
Vraagstelling

In hoeverre worden op lokaal niveau
de veronderstellingen achter het
proces van vermaatschappelijking
van de zorg bevestigd?

Welke knelpunten en successen
worden ervaren bij de realisatie van
dit proces en wat zijn de
verwachtingen voor de toekomst?

Wat betekenen de uitkomsten van
het onderzoek voor de toekomst van
het vermaatschappelijkingsproces?
Resultaten

De praktijk van vermaatschappelijking in de
verschillende gemeenten blijkt divers.

De voornaamste knelpunten in de realisatie van
vermaatschappelijking zijn de decategoralisering van het
voorzieningenaanbod en de daarvoor benodigde
samenwerking tussen de diverse instellingen, en de rol
van de lokale overheid.

Succesfactoren betreffen vooral de initiatieven die door
de betrokken instelling of organisatie zelf zijn genomen:
het nieuwe voorzieningenaanbod, het eigen experiment,
de vasthoudendheid als belangenbehartiger en,
opvallend genoeg, de samenwerking tussen de diverse
(lokale) actoren.

De toekomst van de vermaatschappelijking wordt in de 5
onderzoeksgemeenten tamelijk somber tegemoet gezien.
Deze somberheid wordt vooral ingegeven door de
negatieve verwachtingen over de tolerantie van de
samenleving. Daarnaast bestaan er twijfels over de
haalbaarheid van het vermaatschappelijkingsideaal, dat
wil zeggen zelfstandig wonen en maatschappelijke
integratie voor alle mensen met beperkingen. Dit ideaal
zou niet alleen de grenzen van de acceptatie door de
samenleving overschrijden, maar ook de mogelijkheden
van de betrokken mensen zelf te boven gaan.
Aanknopingspunten beleid

Lokale
(samenwerkings)initiatieven.
Titel
“Beeldvorming over mensen
met een beperking”
(oktober 2005, TNS NIPO i.o.v.
VGN)
Doelgroep
Mensen met een verstandelijke,
lichamelijke en/of zintuiglijke
beperking
Aanpak
Telefonische interviews onder
een representatieve steekproef
van de Nederlandse bevolking
Vraagstelling

Welk beeld heeft de Nederlandse
bevolking van mensen met een
beperking?

Welk beeld heeft de Nederlandse
bevolking ten aanzien van de
vermaatschappelijking van mensen
met een beperking.
Resultaten

De Nederlandse bevolking is unaniem van mening dat
mensen met een beperking in de maatschappij moeten
worden opgenomen, 80 procent oordeelt positief over
vermaatschappelijking in de dagelijkse praktijk (samen
werken, wonen, onderwijs, vrijetijdsbesteding). Echter,
de bereidheid van de samenleving als geheel om hier zélf
handen en voeten aan te geven ligt een stuk lager;
slechts 10 procent van de respondenten ziet hierin in
eerste instantie een rol voor de maatschappij en
daarmee voor zichzelf weggelegd. Men vindt dat de
verantwoordelijkheid voor de vermaatschappelijking met
name bij de overheid, de familie en zorgaanbieders ligt.

50 Procent van de Nederlanders kent in zijn naaste
omgeving niemand met een beperking. 40 Procent van
de respondenten denkt dat de verstaanbaarheid van
iemand met een lichamelijke of verstandelijke beperking
het moeilijk maakt met hem of haar te gaan praten.
Aanknopingspunten beleid

Vermaatschappelijking vraagt
om professionele
ondersteuning, temeer omdat
er slechts een geringe
maatschappelijke
verantwoordelijkheid wordt
ervaren op dit gebied.
Gedeelde verantwoordelijkheid
blijft aandacht vragen.

Aandacht voor juiste en
positieve beeldvorming.
1
Overzicht Vermaatschappelijking
Titel
“Een eigen huis…”
(januari 2006, SCP)
Doelgroep
Zelfstandig wonende mensen
met psychiatrische of
verstandelijke beperkingen
Aanpak
Interviews met cliënten GGZ,
VGZ en maatschappelijke
opvang
Vraagstelling

Hoe ziet de maatschappelijke
participatie van zelfstandig wonende
mensen met psychiatrische of
verstandelijke beperkingen eruit;
hoe waarderen zij die zelf en welke
knelpunten ervaren zij?

In hoeverre hangt de mate van
maatschappelijke participatie van
mensen met deze beperkingen
samen met de aard en hoeveelheid
ondersteuning die zij krijgen, de
beschikbaarheid van hulpbronnen en
hun persoonlijke kenmerken?
Resultaten

Zelfstandig of individueel wonen kan een positieve
bijdrage leveren aan vermaatschappelijking, maar
betekent niet automatisch dat mensen met een
verstandelijke beperking volledig deelnemen aan de
samenleving. De respondenten nemen veel minder actief
deel aan de samenleving dan de gemiddelde
Nederlander; ze sporten minder, maken minder
uitstapjes en gaan minder op vakantie.

Een deel van de respondenten met een verstandelijke
beperking toont zich erg teleurgesteld in de
terughoudende en soms ronduit afwijzende houding van
de samenleving. De meesten hebben nauwelijks tot geen
contact met de buren en de contacten worden vooral
gelegd met mensen met vergelijkbare beperkingen.
Aanknopingspunten beleid

Vermaatschappelijking vraagt
om (professionele)
ondersteuning.

Aandacht voor juiste en
positieve beeldvorming.
Titel
Tussentijdse rapportage
“Actieplan Gelijke behandeling”
(februari 2006, jaarverslag
Taskforce Handicap &
Samenleving)
Doelgroep
Mensen met een beperking
Aanpak
Divers
Vraagstelling

Veranderen van het maatschappelijk
bewustzijn.

Inclusief beleid en maatwerk op
lokaal niveau.

Uitbreiding van de WGBH/CZ ter
hand nemen.

Interdepartementale commissie.
Resultaten

Maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de positie
van mensen met beperkingen is een niet
vanzelfsprekende manier van denken.

Het kabinet heeft gekozen iedere bewindspersoon de
verantwoordelijkheid te geven voor het hele
beleidsterrein inclusief de knelpunten en eventuele
voorzieningen voor mensen met beperkingen. Daarbij
wordt in een vroeg stadium nagedacht over de gevolgen
van beleid. Eventuele meerkosten voor mensen met
beperkingen maken dan onderdeel uit van de reguliere
kosten. De voorkeur van de belangenorganisaties gaat
uit naar een centraal gestuurd beleid door de
coördinerend bewindspersoon. De huidige praktijk is dat
in beleidsdossiers, die niet direct specifiek van belang
zijn voor mensen met beperkingen niet expliciet
aandacht is besteed aan hun positie.

Het interdepartementaal directeurenoverleg inclusief
beleid voorziet in een behoefte.

Er is de afgelopen jaren veel bereikt op het gebied van
vermaatschappelijking, maar er is ook nog veel gaande
en er moet nog veel gebeuren.
Aanknopingspunten beleid

Wanneer mensen individueel
worden aangesproken op hun
verantwoordelijkheid, met
name waar gesproken wordt
vanuit gesignaleerde
knelpunten en een mogelijke
oplossingsrichting, is er
bereidheid wat te doen.

Het beïnvloeden van
beleidsmedewerkers bij de
verschillende lagen van de
overheid houdt prioriteit. Het is
van belang dat niet alleen
vanuit het kabinet op inclusief
beleid wordt aangedrongen,
maar dat ook iedereen met
andere specialisaties dan
‘gehandicaptenbeleid’ zijn
doordrongen van de
wenselijkheid van deze
verandering.
2
Overzicht Vermaatschappelijking
Titel
“Jeugd met beperkingen”
(april 2006, SCP)
Doelgroep
Kinderen en jongeren tot 25
jaar met een lichamelijke
beperking
Aanpak
In dit rapport komt een aantal
jongeren met beperkingen zelf
aan het woord. Daarnaast is de
bestaande literatuur over de
verschillende onderwerpen
gebundeld en is gebruik
gemaakt van bestaande
gegevensbestanden van SCP en
CBS.
Vraagstelling

Hoeveel kinderen en jongeren
hebben een lichamelijke beperking?

Hoe beleven jongeren met
beperkingen de relaties met hun
ouders en hun vrienden?

Wat voor onderwijs- en
arbeidsvoorzieningen zijn er voor
jongeren met beperkingen en wat
zijn hun ervaringen met dit aanbod?
Resultaten

Ondanks de toenemende participatie en integratie blijven
jongeren met een beperking problemen ondervinden op
het gebied van onderwijs, werk en sociale relaties.
Ongeveer een kwart van de leerlingen met een
beperking bezoekt het reguliere onderwijs, de overige
driekwart van de kinderen met een beperking neemt deel
aan het speciaal onderwijs.

Van de jongeren met een arbeidshandicap (breder dan
beperking) heeft 60 procent een baan tegenover 80
procent van de jongeren zonder arbeidshandicap.
Jongeren met een arbeidshandicap werken vaker in
eenvoudige beroepen en vaker parttime. Verder is één
op de vijf jongeren met een arbeidshandicap
arbeidsongeschikt. Vooral laagopgeleide
arbeidsgehandicapte jongeren vinden geen werk of zijn
arbeidsongeschikt.

De sportdeelname van jongeren met lichamelijke
beperkingen is bijna net zo hoog als die van andere
jongeren. De deelname aan het culturele leven
(popconcerten, musea, attractieparken) blijft achter bij
die van leeftijdgenoten zonder beperking.
Aanknopingspunten beleid

Persoonlijke begeleiding bij het
zoeken naar werk is essentieel.
Reguliere reïntegratiebedrijven
beschikken niet over de
benodigde specifieke
deskundigheid.

Versterken persoonlijke
competenties.

Betere aansluiting theorie en
praktijk in het
beroepsonderwijs.

(Bij)Scholing leerkrachten in
het reguliere onderwijs.

Informatieverstrekking aan
ouders en leerlingen/studenten
over mogelijkheden, faciliteiten
en regelingen.
Titel
“Toegang tot onderwijs en
arbeid voor mensen met een
verstandelijke beperking”
(april 2006, OSI/EUMAP i.s.m.
FvO)
Doelgroep
Mensen met een verstandelijke
beperking
Aanpak
Studie
Vraagstelling

Studie naar de rechten van mensen
met verstandelijke beperkingen en
de toegang die deze mensen hebben
tot onderwijs en arbeid.
Resultaten

Gesteld wordt dat de toegang tot regulier onderwijs en
de reguliere arbeidsmarkt voor mensen met een
verstandelijke beperking in Nederland zorgelijk is.

De leerlingenzorg in het reguliere onderwijs in
ontoereikend. Ofschoon actuele beleidsontwikkelingen
worden verwoord in termen van integratie, is het
Nederlandse onderwijssysteem overwegend nietinclusief.

In het rapport wordt geconcludeerd dat het aantal
verstandelijke gehandicapten in Nederland dat in staat is
tot begeleid werken of tot werken in een sociale
werkvoorziening relatief groot is, namelijk ongeveer 45%
van de geschatte 73.000 volwassenen met verstandelijke
beperkingen. De meerderheid van de mensen met
verstandelijke beperkingen met een baan werkt in een
sociale werkvoorziening, terwijl vele andere
arbeidsmatige activiteiten ontplooien in dagverblijven.
Slechts vier procent van de mensen met verstandelijke
beperkingen neemt deel aan begeleid werken, terwijl een
veel groter aantal zich had aangemeld voor begeleid
werken (Wsw). Weinig mensen maken de overstap van
Aanknopingspunten beleid

Twee belangrijke
aanbevelingen uit het rapport
zijn: uitbreiding van de Wet
Gelijke Behandeling op grond
van handicap of chronische
ziekte (WGB h/cz) naar het
basis- en voortgezet onderwijs
en hervorming van het
speciaal onderwijs met als doel
de leerlingenzorg in het
regulier onderwijs te
verbeteren. Behoud van kennis
en expertise is hiertoe
essentieel.

In de aanbevelingen met
betrekking tot de toegang tot
arbeid voor mensen met
verstandelijke beperkingen
wordt dan ook gepleit voor een
betere afstemming tussen
regelingen en uitvoerende
3
Overzicht Vermaatschappelijking
Titel
“Gezond en wel met een
beperking”
(mei 2006, SCP)
Doelgroep
Mensen met langdurige
lichamelijke beperkingen
(bewegings- en/of zintuiglijke
beperkingen)
Aanpak
4
Vraagstelling
Wat is de stand van zaken ten aanzien
van de kwantitatieve en kwalitatieve
participatie van mensen met een
lichamelijke beperking?
een sociale werkvoorziening naar de vrije arbeidsmarkt.
Ook zijn er wachtlijsten voor de Sociale Werkvoorziening.
Dit komt omdat het aantal indicaties dat wordt
afgegeven nog altijd groter is dan het aantal beschikbare
plaatsen.
instanties die betrokken zijn bij
de (re)integratie van mensen
met verstandelijke
beperkingen zoals UWV en
gemeenten. Hierdoor kunnen
de arbeidsmogelijkheden voor
mensen met verstandelijke
beperkingen worden
geoptimaliseerd. Ook is er een
aanbeveling voor de
introductie van een
persoonsgebonden
integratiebudget/
participatiebudget dat zowel
kan worden ingezet in de
arbeidssfeer of in centra voor
dagopvang, al naar gelang de
keuze van de ontvanger.
Resultaten

Hoewel de participatie (op het terrein van arbeid, cultuur
en sociale contacten) van lichamelijk gehandicapten de
afgelopen 10 jaar is toegenomen, is men gemiddeld niet
gelukkiger geworden.

De waardering van de participatie door de betrokken
gehandicapten zelf heeft een grotere invloed op de
ervaren kwaliteit van leven dan het participeren op zich.
Zo draait het bij werk niet zozeer om het al dan niet
hebben van een baan, maar om het verrichten van werk
dat aansluit bij de capaciteiten en wensen van degene
met een beperking.
Aanknopingspunten beleid
Niet zozeer het ‘meer’ deelnemen
aan de samenleving is van belang
voor de kwaliteit van leven als wel
de ‘wijze’ waarop wordt
deelgenomen. Met andere
woorden: om de ervaren kwaliteit
van leven van mensen met een
lichamelijke beperkingen te
verbeteren, is het bevorderen van
maatschappelijke participatie in
kwantitatieve zin (meer banen,
meer zelfstandige woningen) niet
voldoende. Een kwalitatief goede
invulling van maatschappelijke
participatie, gebaseerd op de
capaciteiten en wensen van degene
met een beperking, kan leiden tot
een verbetering van de kwaliteit
van bestaan.
Overzicht Vermaatschappelijking
Titel
Onderzoek naar eenzaamheid
(mei 2006, TNS NIPO i.o.v.
Nederlandse Rode Kruis)
Doelgroep
Jongeren met een lichamelijke
handicap of chronische ziekte
tot 30 jaar
Aanpak
Vragenlijst
5
Vraagstelling

Wat is de stand van zaken ten
aanzien van eenzaamheid onder
jongeren met een lichamelijke
beperking of een chronische ziekte?

Waaruit bestaat vakantiegedrag en
de –behoefte van jongeren met een
chronische ziekte of lichamelijke
handicap?
Resultaten

De helft van de Nederlandse jongeren een lichamelijke
handicap of chronische ziekte is matig tot zeer sterk
eenzaam tegenover 34 procent van de gezonde
jongeren.

20 Procent van de ondervraagde jongeren met een
beperking beschouwt zijn of haar leven op dit moment
als niet prettig. Onder gezonde jongeren is dit
percentage 11 procent.

26 Procent van de eenzame chronisch zieken en
gehandicapten heeft in de afgelopen 6 maanden een
vakantie langer dan 5 dagen ondernomen (52 procent
zou dit wel willen) tegenover 34 procent van de gezonde
jongeren.

Er rust een taboe op eenzaamheid en mensen hebben er
moeite mee om erover te praten.
Aanknopingspunten beleid

Om eenzaamheid onder
jongeren te verlichten en om
het onderwerp aan te kaarten,
heeft het Rode Kruis de
campagne de week van je
leven georganiseerd, waarin
mensen met én zonder
handicap of chronische ziekte
een vakantie konden winnen.
Overzicht Vermaatschappelijking
Visie VGN
De onderzoeksresultaten ondersteunen alle onderstaande lijn van de VGN.
Een beperking vraagt vaak om ondersteuning levenslang en levensbreed. Een beperking
vraagt om meer dan ondersteuning op het gebied van de traditionele zorg alleen. Het
gaat de gehandicaptensector erom een bijdrage te leveren aan de totale kwaliteit van
bestaan, op verschillende domeinen, aanvullend op de eigen mogelijkheden en de
mogelijkheden van mantelzorg. Naast fysieke gezondheid ziet de gehandicaptensector
ook een rol voor zichzelf weggelegd op de domeinen emotioneel welzijn, persoonlijke
relaties, deelname aan de samenleving, persoonlijke ontwikkeling, materiële situatie,
zelfbeschikking en rechten (Schalock et al). Dit betekent overigens niet dat iemand met
een beperking op alle levensdomeinen een ondersteuningsvraag hoeft te hebben, maar
als iemand met een beperking op één of meerdere domeinen een ondersteuningsvraag
heeft, wil de gehandicaptensector hierin een taak vervullen. Gehandicaptenzorg is zorg
en ondersteuning op maat, gebaseerd op de individuele ondersteuningsvraag van de
cliënt en zijn of haar omgeving.
Vermaatschappelijking (regulier en geïntegreerd wonen, werken, onderwijs, vrijetijdsbesteding) is geen doel op zich, maar een mogelijk en kansrijk middel om te komen
tot een verbetering van de kwaliteit van bestaan. Het VGN-credo luidt immers niet voor
niets: “Gewoon waar kan, speciaal waar moet.” Echter, soms is het gerechtvaardigd, óók
vanuit het gezichtspunt van kwaliteit van bestaan, het antwoord op het verbeteren van
de kwaliteit van bestaan niet als vanzelfsprekend te zoeken in vermaatschappelijking.
Maatschappelijke participatie, onder andere door ‘wonen in de wijk’, zal ongetwijfeld een
bijdrage leveren aan het wegnemen van de onbekendheid en soms ook het onbegrip ten
aanzien van mensen met een beperking. Omgekeerd zal juiste en positieve beeldvorming
bijdragen aan het welslagen van de maatschappelijke participatie van mensen met een
beperking.
Juiste en positieve beeldvorming en ‘wonen in de wijk’ leiden niet als vanzelfsprekend
tot een geïntegreerde samenleving, temeer omdat er slechts een geringe maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt ervaren op dit gebied. Succesvolle vermaatschappelijking vraagt ook om blijvende en professionele ondersteuning aan de cliënt en de
omgeving waarin de maatschappelijke participatie wordt gerealiseerd. De VGN blijft,
bijvoorbeeld tijdens lobbyactiviteiten bij de overheid en werkgevers en in de media,
aandacht vragen voor een gedeelde verantwoordelijkheid voor iedereen in zijn of haar
rol als buurtbewoner, collega, clubgenoot of medeleerling.
Er is de afgelopen jaren al veel bereikt op het gebied van vermaatschappelijking, maar
de praktijk kan nog op vele punten worden geoptimaliseerd.
6
Download