Uitwerkingen Meetkunde MULO-A 1950 Rooms Katholiek Opgave 1 DCP BCP (diagonaal in ruit halveert hoek) 1) DPC BPC ( SC is symmetrie-as) CDP CPB (zhh) CD BC (ruit) 2) Op grond van de zojuist bewezen congruentie volgt dat CDP CBP . Echter is ook CDP PFB (Z-hoeken). We concluderen hieruit dat CBP PFB EFB. Daar BPE BPF hebben de driehoeken BEP en FBP dus twee hoeken gemeen en zijn BP EP dus gelijkvormig. Uit de hieruit volgende evenredigheid volgt dan BP2 EP FP. FP BP C D P S E A B F Opgave 2 1) 2) 3) 4) 5) Teken een lijn en pas daarop het gegeven lijnstuk AB af. Breng de gegeven hoek over naar A en kies daarbij AB als het eerste been. Construeer op afstand SE een lijn die het tweede been van hoek A snijdt in S. Verbind de punten S en B. Construeer lijnstuk SD als vierde evenredige van AB, CD en AS. Zie de deelfiguur (*). [verklaring: SD : SA = CD : AB ofwel AB : CD = AS : DS] ]. 6) Pas het nu gevonden lijnstuk SD vanuit S af op lijnstuk SA. 7) Construeer door D een lijn evenwijdig aan AB die lijnstuk BS in C snijdt. S S' C D E' A E AB A B CD AS (*) SD Opgave 3 1) Volgens de machtstelling geldt CD2 CA CB en dus 102 5 (5 2r ) waaruit volgt r 7,5. 2) De zijden van driehoek CDM zijn nu bekend, namelijk CM = 12,5 en CD = 10 en MD = 7,5. Driehoek CBE is gelijkvormig met driehoek CMD daar ze een rechte hoek en C gemeen hebben. 20 8 keer zo groot als CM. Zijde CB van driehoek CBE is gelijk aan 20 en is dus 12,5 5 8 8 1 8 8 Vanwege de gelijkvormigheid is dus BE MD 7 12 en CE CD 10 16. 5 5 2 5 5 Het gevolg is dat DE CE CD 16 10 6. We gebruiken nogmaals de machtstelling: ED2 EF EB ofwel 62 EF 12 zodat EF 3 . De stelling van Pythagoras voor driehoek DEF geeft dan ten slotte DF 2 DE 2 EF 2 62 32 45 waaruit volgt DF 45 3 5. E F D 10 C 5 r A r M r B