Historische Kritiek DEEL IV

advertisement
DEEL IV
DE HISTORISCHE SYTHESE OF HET
SPECIFIEKE VAN HISTORISCHE KENNIS
1. DE FACTOR TIJD: VERANDERING EN CONTINUÏTEIT. EEN
HISTORIOGRAFISCHE WANDELING II
Langlois & Seignobos: “Opérations synthetiques: la construction historique”
= optimistisch receptenboek voor het historisme, waarop
allerlei kritieken komen
1.1. Teleologie of theologie: rechte – lijn – theorieën.
Geschiedenis en filosofie als tweelingen

Teleologische benadering
= doelgerichte benadering
o
Eschatologie
= geschiedenis als Gods heilsplan: evolutietheorie is een door God
geschreven scenario van zes aetates, met als eindpunt het Rijk Gods
Augustinus
-
“Civitas Dei”
-
Strijd tussen Godsrijk en aardse rijk
-
Succes van de Kerk staat bij voorbaat vast en geeft geschiedenis
zin
-
Weerlegt kritiek dat God en de christenen niet bij machte waren
Alarik (=Visigotische koning die Rome in 410 veroverde) tegen te
houden
-
Geschiedenis van de mensheid = strijd tussen goed en kwaad
1
Gregorius van Tours
o
-
“Historia Francorum”
-
Typisch ME: geschiedenis laten aanvangen bij Adam en Eva
-
Eersterangs bron voor geschiedenis van de Merovingische
koningen
Marxisme
-
Marx: onderscheidde 4 periodes
1. oertijd met gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen
2. fase van privé – eigendom berustend op eigen arbeid
3. de kapitalistische privaateigendom van de productiemiddelen
4. de toekomstvisie : gemeenschappelijk bezit van
productiemiddelen
-

Teleologisch: einddoel = quasi – hemelse situatie van
gemeenschappelijk bezit
Geschiedenis als permanent proces van vooruitgang
Geschiedenis
o
o
=
permanent proces van vooruitgang waarbij de
mens evolueert naar een beter bestaan of een
ideaal eindpunt
Rationalisten XVIII
-
Kant
-
Lessing
-
Voltaire
Idealisten
-
Georg W.G. Hegel
Geschiedenis = proces waarin de rede de mensheid naar een
toestand van steeds meer bewust beleefde vrijheid brengt
o
Marx
Positivisten
Auguste Compte  grenzeloos vertrouwen in de wetenschap
 Laatste fase = triomf van de eigen ideologie
Bv.
de Condorcet
Hegel


mens bereikt in 10 stappen de fase van
de rede
mens evolueert van kindsheid via jeugd en
mannenjaren naar rijpheid
2

Kritieken op de rechte – lijn – theorieën
-
Verworpen door cultuurpessimist Jean - Jacques Rousseau
-
Verworpen door cyclushistorici Spengler en Toynbee
1.2. De nationale geschiedschrijving: verwetenschappelijkt
geloof in de rechte lijn? Van de natiestaat naar de ‘lieux de
mémoire’


Inleiding
-
Hoogtepunt nationale geschiedschrijving: XIX – XX
-
Eeuwenlang samenleven in een natie of cultuur  gaat lijken op
soortgenoten en verschilt (of stelt zich dit voor) van niet – volksgenoten
-
Gelijkschakeling op alle vlakken
Europa – centrisme
o
-
Overtuiging dat grootste en enige homogeniteit van feiten te vinden was
binnen de kaders van de eigen, goed gekende beschaving
-
Kolonisatie: had superioriteit van het blanke ras ‘bewezen’
-
Eigen natie kreeg hogere zending mee: de haar onderworpen volkeren
civiliseren (= christianiseren!)
De Nederlanden
Hollando – centrische geschiedenissen
-
Reden ontstaan = scheiding van de noordelijke en zuidelijke
Nederlanden in de XVI  aparte uitbouw van de geschiedenis
-
Emanuel van Meteren – “Historie der Nederlandscher ende haerder
naburen oorlogen” (1599)
-
P.C.Hooft – “Nederlandsche Historiën” (1642-54)
-
Hugo de Groot – “Annales et historiae rerum Belgicis” (1657 –
postuum)
Pieter Geyl
-
Gaf kritiek op de Hollando – centrische geschiedschrijving
-
“Geschiedenis van de Nederlands stam” (1930 – 52, 4 delen)
-
Groot – Nederlandse optiek: taal als natiemakende factor
3

Nationalisme
o
Nationalisme in de XIX en XX
In de hand gewerkt door:
-
Nationale revoltes
-
Ontstaan van onafhankelijke naties (België, Polen, Griekenland)
-
Politieke hervormingen: monarchie  republiek (Frankrijk)
GEVOLG: geschiedschrijving waarin de nationale gemeenschap en
zijn helden worden opgehemelde
Jules Michelet – “Histoire de France”
-
Wilde ‘totaalgeschiedenis’ schrijven
-
Nationale staat = volk (sziel)
-
Anti – klerikaal en liberaal
-
Heel romantisch werk
Henri Pirenne - "Histoire de Belgique”
-
Belgische eenmaking start met het eenmakingsproces van de
Bourgondische vorsten
-
Veel wetenschappelijker
Braudel
-
“Identité de France”
-
Nuchtere analyse van de demografische, sociale en institutionele
componenten die Frankrijk specifiek maken
Nora
-
“ Les lieux de mémoire”
-
Inventaris van plaatsen, symbolen en teksten die cruciaal zijn voor
de identiteit van Frankrijk
-
Drie delen: ‘ republiek, natie, de Frankrijken’
-
Postmoderne kijk op de geschiedenis
‘De grootste… ‘
-
Duitser

Adenauer :
bouwde de Duitse staat weer op
op de resten van het nazi – regime
(‘Wirtschaftswunder’)
-
Brit

Churchill:
WO II : herinnering aan Engeland
in volle glorie (cf. kolonies)
-
Fransman

De Gaulle:
personifieerde de ‘grand
état’
4
o
-
Nederlander
-
Belg


Pim Fortuyn: bood uitweg uit de
verdraagzame houding
maatschappij tegenover
migranten
Pater Damiaan
Nationalisme als constructie
Eric Hobsbawm (“The invention of tradition” – 1983)
Benedict Anderson (“Imagined Communities. Reflections on the origin and
spread of nationalism” – 1983)
 toonden aan dat nationale gevoelens een historische constructie is
en onderhevig is aan postmoderne twijfel
o
Reactie tegen nationalisme
Vico
-
“Scienza nuova” (1725)
-
Mensheid vormt eenheid omdat fundamentele begrippen en
denkbeelden op identieke wijze door alle volkeren worden ervaren
-
Werkelijkheid waarin we leven = mensenwerk
Voltaire & Montesquieu
-
Voltaire: “Essai sur les moeurs et l’esprit des nations” (1756)
-
Montequieu : “L’esprit des lois” (1748)
-
Verlaten radicaal het eurocentrisme
-
Aanloop voor de universele geschiedenissen
1.3. Lineair denken en indelingen van de geschiedenis: de
evidentie van de historische periode

Klassieke indeling
-
Oudheid
-
Middeleeuwen
-
Nieuwe Tijden
-
Nieuwste Tijden
5

These van de complementariteit
Stelt dat vooruitgang essentieel ontstaat door het aan elkaar schakelen van twee
componenten in een gezamenlijke activiteit die ze afzonderlijk niet zouden
kunnen vervullen.
Bv. blok hout + paardenhaar = borstel

Dichotomiethese
(variant van de these van de complementariteit)
Telkens twee modellen worden tegenover elkaar geplaatst bij wijze van
contrastwerking, waarbij de ene component primitiever is dan de andere.
o
Moderniseringsthesen
-
Europa als model voor de ontwikkelingslanden (westers
superioriteitsgevoel ! )
-
Deuken in het superioriteitsgevoel van Europa:
1. dekolonisatiegolf van de jaren 1950 - 60
2. religieus moslimfundamentalisme in de jaren ‘70
o
Benjamin R. Barber
-
“Jihad vs McWorld. How globalism and tribalism are reshaping the
world” (1995)
-
Toekomst heeft 2 scenario’s: * economische commerciële
globalisering
* verkrampt religieuze reactie
o
o
Bedreigend voor democratie en verlichtingsdenken
Samuel Huntington
-
“Clash of Civilisations” (1996)
-
Werd gelezen (samen met boek van Barber) als voorspelling van
11 / 09
Manuel Castells
-
“The information age” (1996 – 1998)
-
Al dan niet toegang hebben moderne communicatiemiddelen en
informatienetwerken veroorzaakt een totaal nieuwe beleving van tijd
en ruimte (space of flows)
-
Wie grote toegang heeft tot info heeft indruk in een tijdloos heden te
leven (timeless time)
-
Wie deze toegang ontbeert heeft de ervaring constant in het verleden
te leven
-
Drie soorten identiteit
6
1. legitimizing identity
= legitimeit ontleend aan een staat / natie in de 19de eeuwse
traditie
2. resistance identity
= identiteit geboren uit doorgaans religieus gefundeerde
weerstand
3. project identity
= identiteit geboren uit idealistisch gefundeerd projecten:
vrouwenbeweging, groene beweging…
o
Casus: State of the Union 2002
Gesprek tussen 2 intellectuele islamitische vrouwen: stellen vast dat de
realiteit verengd wordt tot een aantal sleutelbegrippen
 taal als wapen: “language is being hijacked”
1.4. Cyclus – theorieën
 Cyclus – theorieën impliceren dat essentiële processen zich, al dan niet met
regelmaat, herhalen en dat in de evolutie een zekere wetmatigheid heerst, dat ze
dus nomothetisch is.

Polybius
Politieke regimes: schema van een zich steeds herhalend cyclus:

-
Jeugd
-
Rijpheid
-
Decadentie
Ibn Chaldoen
Vervalscenario wordt niet enkel door politiek, maar ook door klimaat en geografie
beïnvloedt

Oswald Spengler
-
Na ineenstorting Duitse rijk: verwachtte dat geheel Europa onderworpen
zou zijn aan de fatale curve van aftakeling en dood, vergelijkbaar met een
menselijk organisme
-
Visie = gekleurd door nihilisme en racisme
7
-
Cultuurpessimisme
> Huizinga – “In de schaduwen van morgen”  waarschuwde voor
alarmerend verlies aan ethische, esthetische en intellectuele normen

Arnold Toynbee
-
“A Study of History”
-
Meende dat er vele parallelle beschavingen bestonden
-
Evolutie van een beschaving kent vier stadia:
1. natuurlijke omgeving als uitdaging (challenge) waarop al dan niet
gereageerd wordt (response)  uitdaging lukt, dan wordt
primitieve groep een beschaving (civilization)
2. groei: actie verplaatst zich van het stoffelijke naar het geestelijke
3. ineenstorting (breakdown) door tekort aan creatief vermogen

4. ontbinding
-

soms vervangen door een verstening waarbij een
beschaving zich voortsleept zonder helemaal te
verdwijnen
positief: ziet beschavingen niet als levende organen die moeten
verdwijnen
J.B. Vico
-
Optimistische visie
-
Elk volk doorloopt 3 fasen:
1. goden
2. helden
3. mensen


wijsheid van de rede is voor iedereen weggelegd
Andere cyclus – theorieën
-
Steunen op factoren buiten de mens
-
Sociaal – economische fenomenen (bv. revoltes) zouden gedetermineerd
zijn door natuurverschijnselen
-
Fasen in dit soort onderzoek:
1. speuren naar regelmatige fluctuaties in de biologische en
klimatologische sector (zonnevlekken, dendrochronologie)
2. voorbarige relaties leggen met sociologische verschijnselen
-
bepaalde verbanden kunnen kloppen, maar dan vooral in de agrarische
maatschappij van voor 1800
-
Le Roy Ladurie: stelde verband vast tussen de curve van de plukdata
van de druiven en die van de graanprijzen:
late pluk = koude zomer  koude groeitijd voor graan
 hoge graanprijzen
8
1.5. ‘L’histoire immobile’: geschiedenis zonder verandering

Noties van ‘l’histoire immobile’
1. menselijk gedrag bezit stereotiepe elementen die altijd terugkeren,
waardoor het individu gedetermineerd is en zijn handelingen min of meer
voorspelbaar worden
2. een dusdanig trage ontwikkeling dat ze in het dagelijkse leven en zelfs
binnen de termijn van één generatie niet opmerkbaar is
Voorbeelden:
-
doorleven van middeleeuwse driestandentheorie, ook wanneer ze
sociaal – economische al geheel uitgehold is
-
schijnbare immobiliteit in ruraal Frankrijk tussen 1300 en 1730
 resulteerde uit het elkaar in evenwicht houden van tegenstrijdige
factoren (bv. mortaliteit en nataliteit)
(lijkt van op grote afstand immobiel, maar is op korte termijn en
beperkte geografische samenhang het resultaat van
stormachtige ontwikkelingen)

Nathan Wachtel
-
“La vision des vaincus. Les indiéns du Pérou devant la conquête
Espagnol“
-
Voor de inca’s : breuk met hun histoire immédiate
-
Confrontatie met nieuwe cultuur leidde tot overnemen (acculturatie) maar
ook weerstand
 géén eenrichtingsverkeer: inca’s namen westerse cultuur niet slaafs
over, maar speelden vaak komedie en namen het slechts oppervlakkig
over
DUS: 2 soorten histoire immédiate:
* 1 die verdween met de
acculturatie
* 1 die bleef over de breuk van de
kolonisatie heen

Immobiliteit
-
helpt historici oog te hebben voor het reactionaire in de samenleving
-
weerstanden:
* schrik voor de gevolgen van ideologische verandering
of technologische vernieuwing
* conservatisme
9
2. OORZAKELIJKHEID
2.1.


De ondraaglijke onzekerheid van de ongrijpbare oorzaak
Vage definities door opdeling van het begrip
o
oorzaak = gebeurtenis F waardoor de loop van de gebeurtenissen die of
feit F volgen, er belangrijk anders gaat uitzien dan zonder F
o
opsporen van de oorzaken van een complex gebeuren  speuren in de
antecedenten naar die feiten die meespeelden op het gebeuren te
realiseren
o
extreem: oorzaak van een historische gebeurtenis ligt in alle
gebeurtenissen die voorafgaan  probleem = cruciale en bijkomstige
gebeurtenissen uit elkaar halen
Moeilijkheid met het begrip ‘oorzaak’
Een bepaald motief determineert niet noodzakelijk tot één, en slechts één soort,
daad  motief is een oorzaak waaruit geen noodzakelijk gevolg komt

Casus: de machtsovername van Hitler
o
Context filmfragment
Speech 30 januari 1933 (eerste regering waar de NSDAP mee regeert)
in het sportpaleis van Berlijn
o
o
Film van Joachim Fest
-
Retorische truukjes  naar einde toe: parodie op gebed om in te
spelen om rechts – katholieken
-
Speech komt spontaan over, maar is in feite tot in de puntje
voorbereid (geschreven door Goebbels)
Spreekt verschillende groepen aan

zware economische crisis jaren ’30 (cf.
beurscrash)  zijn anti – marxistisch en
geven joden de schuld
-
Middenstanders
-
Industriëlen

internationale economie: nazi’s 
heropleving van de economie door grote
openbare werken en oorslogseconomie =
goed voor de (staal) economie !
-
Monarchisten

heimwee naar keizerlijke kringen : Hitler,
de Führer als alternatief voor keizer
10


frustratie over WO I  Hitlers stoere taal over
Lebensraum zorgt voor aanhang
-
Militairen
-
Nationalisten
-
Kerkelijke kringen

Hitler en zijn nazi’s zijn een
mindere kwaal dan het
communisme
-
Arbeiders (NSDAP)

Hitlers partij als arbeiderspartij:
werkloosheid aanpakken dmv
grote openbare werken

misnoegd over Versailles  Hitler wil 1
politieke eenheid creëren voor alle
Duitstaligen in Europa (=pangermanisme)
Diverse wegen
o
Eerste weg
= op zoek gaan naar daden waarin duidelijk de rol van een bewust en
verantwoordelijk handelende persoon optreedt
o
Tweede weg
= oorzaak beschouwen als de som van alle factoren die in relatie staan tot het
feit waarvan men de oorzaken wil kennen
o
-
Factoren moeten afgewogen worden om hun relatief aandeel te
bepalen
-
Diepere tendensen beïnvloeden de sociale evolutie grondiger dan
accidentele gebeurtenissen
Derde weg
= analytische wijsbegeerte
 Leo Apostel:
-
Specificeren van de aard van de oorzaak door het onderscheiden
van begrippen zoals aanleiding, motief, middel, oorzaak,
voorwaarde, invloed is zinloos
-
Vertrekken van historische case – studies en daarin criteria
opsporen die historici gebruiken om oorzakelijkheidsverband te
affirmeren of ontkennen
-
Einddoel = formules: “in de historische context C wordt een
oorzakelijheidsrelatie aanvaard tussen feiten F1 en F2 indien de
voorwaarden X en Y aanwezig zijn
-
Inductie is noodzakelijk = algemene uitspraken op basis van een zo
groot mogelijk aantal individuele gevallen of waarnemingen van
historische feiten
11
2.2.
De zoektocht naar oorzaken van verandering
2.2.1. De oorzaak van de interne dynamiek, het individueel gedrag en
publiek optreden

Robert A. Nisbet
-
“The Social Bond. An introduction to the study of society”
-
Relatie tussen interne en externe factoren bij het ontstaan van een crisis
(bv. overheid of machtsgroep die controle over de massa verliest)
-
Historische situaties zijn schoksgewijs en onvoorspelbaar
-
Voorbeeld: val van de USSR
Interne factoren
* voedselproblematiek  spanningen
* nationalistische sentimenten en frustraties
Externe factoren
* mislukte Afghanistan - oorlog
* ontwapeningsgesprekken met VS
* voorafgaande instorting van Oostbloklanden

Pierre Bourdieu
-
Studie van de rol van het onderwijssysteem in het consolideren en
reproduceren van sociale verhoudingen
-
Soorten kapitaal:
1. economisch kapitaal = eigendomsverhoudingen
2. sociale kapitaal = sociale netwerken
3. cultureel kapitaal = status
4. symbolisch kapitaal  individuen aan de start van een ongelijk
parcours dat de bestaande ongelijkheden
aandikt en versterkt
-
‘habitus’
= door hun opvoeding doen mensen schema’s op, ingesteldheden die hen
toelaten op verschillende situaties te reageren en dit te doen binnen
maatschappelijk aanvaarde gedragspatronen
-
Structures structurantes
= sociale wereld is gekenmerkt door structuren die na verloop van tijd zelf
structurerend gaan werken
12


Erving Goffman
-
“The presentation of self in everyday life” (1959)
-
“Relations in public” (1971)
-
Wees op het belang van hoe een individu zich in de samenleving vertoont
en van het beheersen van de indruk die men wenst na te laten
-
Rollenspel: onderscheid tussen performance (=het spelen van een rol) en
competence (=het hebben van een rol)
Anthony Giddens
-
Ontwerpen van de ‘third way’ = weg tussen het Thatcheriaans
neoliberalisme en het socialisme van de traditionele Labour
-
Structuratietheorie
* structuren zijn zowel oorzaak als gevolg van acties
* handelingen en structuren staan in een dialectische relatie
* mens behoudt relatieve vrijheid van handelen, getemperd door het
sociaal veld
* gedrag = gevolg van praktisch bewustzijn  groeit uit tot knowhow

Jürgen Habermas
-
Beïnvloed door het marxisme
-
Vertegenwoordiger van de eerste Frankfurter Schule
-
Synthese van de opvattingen van Marx en Weber
-
Poging om zin te geven aan het proces van reconstructie van een
samenleving in het West – Duitsland van na WO II
-
Publieke ruimte = plaats waar burgers op basis van collectieve en
rationele keuzes gestalte kunnen geven aan de samenleving
-
“Strukturwandel der Öffentlichkeit: Untersuchungen zu einer Kategorie der
bürgerlichen Gesellschaft” (1962)
2.2.2. De uitleg van het conflictmodel

Karl Marx
-
Conflictmodel gebaseerd op klassenstrijd
-
Spanningen binnen het sociaal systeem als motor en oorzaak van
verandering
-
Geloof dat geschiedenis wetmatig naar een superieure, communistische,
klassenloze maatschappij evolueert
13


Ralf Dahrendorf
-
“Class and class conflict in industrial society” (1959)
-
Botsende groepen hebben niet enkel economische maar ook
psychologisch tegengestelde belangen
-
Groepen onderscheiden zich door het feit dat ze al dan niet over autoriteit
beschikken  groei van belangengroepen
-
Groep aan de macht streeft naar status – quo
-
Overheerste groep streeft naar veranderingen door machtsmiddelen te
veroveren en bestaande heerschappijsysteem te wijzigen
David Nirenberg
-
Praktische toepassing van theorieën van Marx en Dahrendorf op concrete
historische vraagstukken
-
Onderzoek uit 1996 naar het vervolgen van joodse en islamitische
minderheden in het laatmiddeleeuwse Catalonië
Conclusie: periodes van gewelduitbarstingen en vreedzaam samenleven
volgen elkaar op
2.2.3. Evolutie of revolutie, het volk of de elite

Revolutie
o
Theda Skocpol
Revoluties = geheel van sociale processen waarbij het gaat om én politieke
conflicten én veranderingen in de verhoudingen tussen sociale
klassen
o
o
Crane Brinton
-
“The Anatomy of Revolution” (1938)
-
revolutie als lang ziekteproces (cyclus met voortekens van verstoring,
ziekteverschijnselen, revolutiekoorts, terreur en genezing)
Gaetano Mosca & Vilfredo Pareto
‘elitetheorieën’

drijvende kracht achter geschiedenis
= vervangen van elites en het rekruteren van
nieuwe leden voor deze elites
(geformuleerd in context van intellectuele
ontreddering na WO II )
14
o
Charles Wright Mills
-
“The power elite” (1956)
-
Paste elitetheorie toe op de situatie in de VS
-
Beschrijft vervlechting van economische, politieke en militaire elites die
zich aan het normale democratische spel van controle onttrokken
= ‘industrieel – militaire complex’

Evolutie
o
o
o
Charles Darwin
-
“On the Origin of Species by Means of natural Selection” (1859)
-
Alle planten en dieren komen uit voorgaande vormen voort
-
Motor achter de evolutie is het proces van natuurlijke selectie, die zich
uit in een struggle for life
Herbert Spencer
-
Werkte het sociale evolutieschema uit van eenvoudige naar complexe
samenlevingen
-
Deze evolutie is proces waarin niet moet worden ingegrepen: natuur
zorgt voor selectie van de ‘fit’ en elimineren van de ‘unfit’
William Graham Sumner
Omgekeerde klassenstrijdtheorie: privileges van de hogere sociale klassen
worden perfect gelegitimeerd op basis van hun succes in de selectiestrijd
2.2.4. Generatie als uitleg

Soorten generatietheorieën
o
o
Zonder globalisatie per eeuw
-
Scheidingspunten = sociale generaties
-
Sociale generaties = groepen van mensen die omstreeks dezelfde tijd
zijn geboren en dus, in theorie, door dezelfde
omstandigheden zijn beïnvloed en ‘analoog’
zouden reageren
Globalisatie per eeuw
-
Per generatie: 33,3 jaar
-
Per eeuw: 3 generaties  organische samenhang van telkens 3
generaties (grootouders, ouders en kinderen)
15



Kritieken
-
Afbakeningen zijn apriorismen
-
Inhouden van de fasen is niet gedefinieerd
-
Biologische periodes zijn niet gelijklopend in tijd (verlenging / verkorting
van levensverwachting) noch in ruimte (lagere levensverwachting in het
Zuiden)
-
Beginpunt van ‘generaties’ is meestal willekeurig of in functie van een
grote gebeurtenis gekozen
-
Begrip kan anachronistisch gebruikt worden om een bepaalde overtuiging
achteraf te rechtvaardigen
Karel van Isacker
-
“Mijn land in de kering” (1983)
-
Hanteert generatiebegrip om Vlaamse idealisten te karakteriseren als
‘wellicht de schoonste generatie uit de geschiedenis’
José Ortega y Gasset
-
Notie generatie koppelen aan die van conflict en elite
-
In een samenleving zijn steeds 2 generaties echt actief: zij die de macht
hebben (45 – 60 jarigen) en zij die de macht ambiëren (30 – 45 jarigen)
-
Uit hun onderlinge confrontatie komt maatschappelijke dynamiek voort
2.2.5. Individu en de anonieme massa als verklaring: de massa of de
‘sterke man’?

Vragen
Maakt het individu de geschiedenis of omgekeerd?
Zijn ontwikkelingen een zaak van de massa of van het individu?
Is de massa een gedetermineerde entiteit?
Neemt het individu zijn eigen lot en dat van anderen in handen?

Personalistische en voluntaristische interpretatie
 nadruk op de psychologie van de historische personages
o
Thucydides
“De mens is de maatstaf voor alle dingen”  verklaarde het fenomeen
oorlog vanuit de rol van de dominante persoonlijkheden
16
o
Johan Huizinga
Zocht verklaring voor de evolutie in het kleurrijke schouwspel van vorsten
en hovelingen
o
Thomas Carlyle
 schijnwerpers richten op sterke persoonlijkheden leidde fataal tot
mythevorming rond ‘helden’ en tot overschatting van hun invloed

-
“On Heroes, hero worshipping and the heroic in history” (1841)
-
Ging het verst in de helden – opvatting en het misprijzen van de rol
van de anonieme mensen
-
Was ervan overtuigd dat de held het volk maakt en niet het volk de
held
-
Was exponent van het romantisch individualisme: het is ondenkbaar
dat de mens gedetermineerd is
Vooropstellen van collectieve anonieme krachten
o
o
Edward Gibbon
-
“The decline and fall of the Roman empire” (1776-1788)
-
Val van Rome verklaren als en kortsluiting tussen beschavingen en
groepen dan als een bewust door politici geschreven scenario
Romantiek
‘Volksgeist’ =
soort collectief geheugen dat elk volk als geheel in zich
heeft en dat tot handelen drijft, en waarin de idee van de
nationale zelfstandigheid centraal staat
 invalshoek van de kortsluiting tussen beschavingen en groepen
uitwerken met dit idee

Methodologisch probleem
= afwegen van de impact van beide factoren (individu en massa)

hoe komt het dat bepaalde ideeën schijnbaar moeiteloos de massa
overtuigen, terwijl andere de grootste last hebben om deze massa in
hun ban te krijgen?
Factoren die een rol spelen:
-
Demagogische kwaliteiten van de auteur
-
Technische en materiële omstandigheden
-
Geschiktheid van de voedingsbodem
-
Bereidheid tot receptie
17

Casus: Masturbatie
o
Context
Masturbatie werd vroeger gezien als bron van alle kwaad en als oorzaak
van vele ziekten. Men dacht oorspronkelijk dat de oorsprong van het
toeschrijven van deze kwalen aan masturbatie gezocht moest worden in
schuldgevoelens die ontstonden door:
1. het taboe rond seksualiteit
MAAR: dan zou de angst voor ziekten ivm masturbatie ook in
andere, niet – westerse samenlevingen moeten plaatsvinden (wat
niet het geval was)
2. de Kerk
had greep op emoties van de emoties van de kerkgangers
(opmerking: morele traktaten uit de 15de en 16de eeuw
beschouwden dit slechts als een kleine zonde)
o
Waarom beschouwd als bron van zoveel kwaad?
1760: Samuel Tissot:
neemt opvattingen over van een obscuur boekje over onanisme
(=masturbatie) waarin stond dat het ziekten veroorzaakte
 fabriceert quasi – wetenschappelijke uitleg rond het
onderwerp en stak zijn werk vol met citaten die het geheel een
zekere geloofwaardigheid moesten meegeven
Overname:
opvattingen van Tissot werden overgenomen in wetenschappelijke
handboeken en lag zo aan de basis van veel psychisch leed en
trauma’s
o
Gevolgen
-
Creëren van een angstklimaat
-
Masturbatie werd een hoofdzonde voor de Kerk
-
Selffulfilling prophecy: veel artsen kregen patiënten die de typische
ziektebeelden hadden ten gevolge van masturbatie !
-
Opvattingen van Tissot worden geïnterioriseerd door het publiek
-
Opvattingen van 1 persoon beïnvloeden ganse maatschappij !
Bv: op school:
* vastbinden van handen boven het de lakens
* speciale banken zodat er niets kon gebeuren in de klas
18
o
Onderzoek door J. Stengers
“Histoire d’une grand peur: la masturbation” (1984)
Toonde aan dat de citaten die Tissot gebruikte om zijn werk
geloofwaardigheid te geven ofwel niet bestonden, ofwel volledig uit
de context gerukt waren
Toonde aan dat het werk van Tissot slechts op 1 casus sloeg
o
Verdwijnen van de culpabilisatie
De Amerikaanse seksuoloog Kinsey bewees statistisch met een
grootschalig onderzoek dat masturbatie onschadelijk was en dat door
masturbatie geen ziektebeelden ontstonden.
o

Conclusie
-
Mooi voorbeeld van hoe 1 persoon generaties lang invloed kan
uitoefenen op mensen bij hun intieme gedragingen.
-
Tissot speelde in op de angstgevoelens in zijn tijd (link met fobie
voor homoseksualiteit).
-
Tissot was beïnvloed door een leer die zegt dat
lichaamsvloeistoffen heel kostbaar zijn en verspilling vermeden
moet worden.
Nieuwe revolutionaire ideeën
Doordringen van nieuwe ideeën verloopt veel sneller in de grote stedelijke centra
binnen gewesten die in het algemeen al aan de spits staan van vernieuwing
Bv:
o
o
-
Wenen ca. 1900 (Freud, Klimt, Schiele)
-
Parijs, voor en na WO I (Picasso, Appolonaire)
-
Amsterdam, Brussel en Kopenhagen, jaren ’50 (COBRA – groep)
Jan Romein
-
“Op het breukvlak van twee eeuwen” (1967)
-
Geprivilegieerde momenten zijn nodig voor versnellingsprocessen
(naast toonaangevende locaties)
-
Rond 1900: typisch moment van omslag  inzoom op dergelijke
fase = ‘integrale geschiedenis’
Herbert A. Simon
-
Behaviourischtische aanpak
-
Kwantitatieve formule: macht van een personaliteit wordt gemeten aan het aantal
personen dat gebonden is of zich materieel of moreel gebonden acht door een beslissing
van die personaliteit
19
-
Probleem: bronnen zijn vaak niet op naam van de echte auteur, maar slecht die van een
fictieve

Individu: gedetermineerd of niet??
o
Carlyle
(Romantiek)  nadruk op het impulsief handelend individu
o
Positivisten
Individueel menselijk gedrag is analyseerbaar en voorspelbaar
o
Marx
Wetmatig determinisme van de mens door de economische context
o
Pirenne
Wees op de afwisseling in de economische geschiedenis tussen periodes
van vrijheid en tijden van strenge regelementering
o
Erfgenamen van het 19de eeuwse historisme
Geschiedenis is een eenmalig proces, continue en irreversibel

- ideologisch
- gericht op het bijzondere
- individualiserend
- notie toeval
o
Erfgenamen van het marxisme en de structuralisten
Mens is gedetermineerd en zijn handelen is dus in zekere mate wetmatig
of voorspelbaar

- toeval als iets subjectiefs en relatiefs
- nomothetisch
- generaliserend
20

Casus oorzakelijkheid: 11 september 2001 en de creatie van het
vijandsbeeld
o
Vooraf
“Breaking News” :
CNN die de link legt met het Taliban – regime, zonder daar duidelijke
aanwijzing voor te hebben  vorm van het opdringen van een bepaald
beeld en het in toom houden van kritiek (cf. vroegere casus)
o
Terrorisme
-
Bestudeerbaar?
-
Definitie?
Hanteren van geweld door georganiseerde groepen met als doel én
verantwoording het verwerven van rechten die tot dan toe door de
overheidsinstanties geweigerd werden
-
Conclusie:
Niet zozeer bedoeld om macht te verwerven, maar het destabiliseren
van de maatschappij zdd de rechtsstaat zich moet aanpassen (om
zo wss de eisen van de terroristen te bekomen)
-
Nieuwe variant van oorlogvoering van een kleine groep tegen een
wereldmacht
-
Voor Amerika: 11/09: eerste keer dat ze geraakt werden door een
aanslag (en dan nog zo een omvangrijke)
-
Europa: veel meer ervaring met terrorisme (cf. ETA, PLO, Rote
Armee Fraktion, ex – IRA, CCC)
-
Typisch voor terrorisme = gebruik van geweld
(niet noodzakelijk tegen degene die ze bestrijden: ipv geweld te
gebruiken tegen de overheid, gebruiken ze het tegen burgers,
gebouwen of symbolen)
-
Profiteren van verrassingselement (te weinig tijd voor afweer)
 probleem: ze zijn verborgen, dus kunnen ze niet benaderd
worden en uiterst moeilijk bestreden worden (cf. opdelen in
onafhankelijke cellen)
21
o
Na 11 / 09
11 / 09
Media deelt mee dat er geen aanwijzing is wie er achter de
aanslagen zat.
Later zal blijken dat men wel degelijk vermoedde wie ervoor
verantwoordelijk was, nl. Bin Laden
WANT:
Feb. ’98:
Bin Laden en Al Zawahri kondigen in een
persconferentie aan dat er acties tegen Amerika
zullen komen
Mei ’98:
zeggen dat alle Amerikanen potentiële doelwitten
zijn
 enige tijd later: aanslagen op Amerikaanse
ambassades in Kenia en Tanzania
Hierna:
vergeldingsacties van de VS: aanvallen op
Soedan en Afghanistan
Resultaat:
groeiend conflict tussen het Midden Oosten en
de Westerse Wereld
+
Intern conflict in de VS en VK: beperking van
burgerrechten
 moeilijk om een multiculturele maatschappij te
organiseren !
Achtergrond van Bin Laden
-
Zoon van een succesvol ondernemer
-
Jaren’70: neemt actief deel aan de jihad tegen de USSR in
Afghanistan  Bin Laden is objectieve bondgenoot van de VS
Twee visies:
* CIA: minimaliseert zijn betrokkenheid (had vooral financiële
functie)
* islamitische beweging ziet Bin Laden als groot
charismatisch leider
-
Na oorlog in Afghanistan: VS laten machtsvacuüm achter  Bin
Laden en Taliban nemen deze in
 Geografisch strategische winst voor de VS: nl.
sterktepunten tegen Rusland en China
 Economische winst: oliebronnen
-
Amerika verklaart Taliban en Bin Laden tot vijand (cf. Saddam,
eerste en tweede golfoorlog: zelfde principe ! )
22
Brisard
Voert onderzoek uit in opdracht van de Franse Regering:
onderhandelingen tussen de Taliban en de familie Bush (= repu blikeinse partij: politici, leger, agencies) in maanden voorafgaand aan
11 / 09:
* Bin Laden uitleveren omdat hij gezocht werd voor aanslagen
tegen Amerikaanse ambassade in ‘98
OF
* Militaire acties: blokkeren van oliepijpleidingen
Opmerkingen
-
Onderhandelingsdelegatie van Bush in Berlijn: bevat
enkele belangrijke personen uit het huidige Bush –
regime die ook al ervaring hadden met de strijd in
Afghanistan zoveel jaren eerder met de Moedjaheddin
-
Mensen van het Bush – regime brachten eerder het
Tonkin – incident voort (= uitlokken van de
Vietnamcrisis) en brachten in Chili Pinochet aan de
macht
Conclusie: Bin Laden manipuleert het Westen of
omgekeerd?
Organisatie rond Bin Laden: beseft dat er een grote militaire actie op
touw staat  slapend netwerk rond Bin Laden begint voorbereiding
voor aanslagen rond 11 / 09
Na 11 / 09
Oprichting van het ‘Office of Strategic Influence’ = groep die de
informatie moet manipuleren
Power Elite
Belangenvermenging van de VS en oliemaatschappijen (Bush familie,
Cheney, Carlyle – group)
Belangenoorlog
Conflict herleiden tot intern conflict van families Bush en Bin Laden
 11 / 09 = ideale gelegenheid om de Bin Laden familie militair aan te
pakken
23
3.
DE GESCHIEDENIS: NUTTIG EN NODIG?
3.1. Manipulatie van het verleden
3.1.1. De geschiedenis gemanipuleerd: Clio als hoer

Casus: protestbrief van historici in “Libération”
o
Reden protestbrief
Op 23 februari 2005 werd een wet aangenomen waarin stond dat de
positieve rol van Frankrijk in hun kolonisatiegeschiedenis verplicht
benadrukt moest worden
Debat: geschiedenis interpretaties mogen niet opgelegd worden door
de wet!
Probleem: wat dan met het verbieden van negationisme?
o
Analoog: Napoleon – herdenking op 2 december
Vraag: herdenken of niet?
 wel: 200 jaar na overwinning in slag bij
Austerlitz
 niet: 200 jaar na invoering van slavernij

Specifieke individuen belast met het verleden
 GEVAAR:
o
o
Alle historici van elke generatie weerspiegelen in hun
beeldvorming van het ene, zelfde verleden de karakteristieke
interesse van hun eigen tijd en groep
Moderne westerse samenleving
-
Geschiedenis als zaak van professioneel gevormde historici
-
Toegang tot het verleden en de meeste bronnen = vrij  ook
amateur – historici en – archeologen kunnen ermee werken
-
Discussie over het verleden in leven houden: geschiedenis is
gedeeld patrimonium van de mensheid
Oudheid en Vroege ME
-
Adel en clerus geven toon aan
-
Werken beklemtonen:
* militaire en genealogische feiten
* kerk- en godsdienstgeschiedenis
24
o
Late ME en XIX
-
Burgerij aan de macht  burgerlijke geschiedschrijving
-
Nationaal politieke en parlementaire geschiedenissen
-
Rol van de grote politieke leiders wordt dik in de verf gezet
-
Opkomend arbeidersproletariaat ( burgerij)
-
Grote belangstelling voor sociale en economische verschijnselen
Opmerking:
Elke eeuw kiest andere sectoren en in elke sector wordt een
nieuw beeld gecreëerd door:
-
nieuwe bronnen
-
dezelfde bronnen met nieuwe ogen bestuderen
 door wisselende keuzes verschuiven de criteria voor het
bewaren van bronnen permanent !

Gebruik en misbruik van het verleden: kritieken
o
Paul Valéry
-
“Regards sur le monde actuel” (1931)
-
Geschiedenis rechtvaardigt wat het ook maar wil
-
Tweede dimensie: ontgoochelde intellectueel over de geringe
bruikbaarheid van de geschiedeniswetenschap
-
Context: waanzin waarin WO I de westerse beschaving leek
gestort te hebben
-
Oorzaken van kritiek:
* falen van het positivisme
* falen van het historisme en histoire
événementielle
o
Johan Huizinga
Analoge klacht: “Schaduwen van morgen”
 waarschuwing voor het brutale misbruik dat van de pseudo –
argumentatie zal worden gemaakt in Nazi – Duitsland, in Stalins SU en
later bij de pseudo – historici (negationisten die geschiedenis gebruiken
om nazistisch verleden te verdedigen)
o
Gérard Noiriel
-
Studie over de ‘crisis’ waarin de geschiedenis zich zou bevinden
-
Waarom ‘crisis’? 
beoefenaars bestempelen zichzelf met
enige regelmaat als verkerend in crisis
MAAR: maatschappelijk aanzien van het
vak blijft even groot !
25
o
Voorbeeldsfunctie
Historici lieten zich verleiden om morele lessen te trekken uit het verleden
en om hun tijdgenoten voorbeelden of voorbeeldige figuren uit het eigen
verleden als na te volgen exempla voor te houden.
o

Lorenzo Valla
-
Geschiedenis: ingeschakeld om godsdiensten en ideologieën te
becommentariëren en goed te praten
-
‘donatio Constantini’ = ontmaskerd als falsum  decisieve stap in
de ontwikkeling van een kritische geschiedswetenschap
Christelijk heilsgeschiedenis
o
Augustinus
Historie als onderbouw in de 16de eeuwse polemiek tussen katholieken en
protestanten
o
Toynbee
Heil voor West Europa en overleven van westerse beschaving =
afhankelijk van de trouw van Europa aan de christelijke godsdienst


vooruitgangsidee werd geseculariseerd en overgenomen door
Renaissance en Verlichting, en via Hegel doorgegeven aan het
marxisme
Geschiedenis om rationalistische maatschappijvisie te stutten
o
Niccolo Machiavelli
‘Il Principe’: zwaartepunt voor het handelen verschuift van God naar de
renaissancistische cynische politicus
o
Giambattista Vico
Formuleerde meest coherente geseculariseerde vooruitgansvisie

Impact van politiek elites en ridderidealen
o
Geoffroi de Villehardouin en Jean de Joinville
Staken hart onder de riem van de edelen die in de kruistochten hun ideaal
waar maakten
o
Jean Froissard en hofgeschiedschrijvers
26
Creëerden voor de vorstenhuizen en de edele families een verleden dat
hun prominente rol in de samenleving als prinsen, diplomaten en
raadsheren legitimeerde.

Verheerlijking van de nationale these
o
Romeinen
Caesar en Livius  verhieven hun vak tot les in patriottisme
o
Machiavelli
Volgde voorbeeld door het ophemelen van de Italiaanse, in zijn geval
Florentijnse stadstaat
o
Romantici
Jules Michelet en B. Macaulay  ophemelen van het 19de eeuwse
Frankrijk en Engeland
o
Henri Pirenne
-
“Histoire de Belgique”
-
these dat binnen het gebied waar in 1830 de staat België
gecreëerd werd, voordien entiteiten hebben bestaan die daar
directe antecedenten voor vormden
-
teleologische visie: ziet het jaar 1830 als politiek eindpunt van een
reeks ingewikkelde feiten
3.1.2. Geschiedenis en engagement: Clio als bevrijdster
Mens stelt zich vragen over zijn herkomst, zijn identiteit in het heden en zijn toekomst.
De vele, wisselende antwoorden in deze zoektocht naar essentiële drijfveren en
verklaringen zijn afhankelijk van:
- wisselende impact van godsdiensten en
ideologieën
- kritische behoefte aan kennis van de
werkelijkheid

West – Europese geschiedschrijving
o
Fundamentele bronnen
-
Grieks – Romeinse beschaving
-
Joodse en christelijke tradities
27
-
Islamitische beschaving
droegen bij tot:
* de ontwikkeling van een gesystematiseerde wetenschappelijke
analyse van fenomenen in de natuur en in de mens
* formuleren van vaktaal
* opbouwen van denkwijzen en methodes
Schaduwzijden
* negeren van rationele evidentie
* slaafs onderschikken van kennis aan ideologie en dogma
* vervolgen van ideologische tegenstrevers met ‘heilige oorlogen’
o
o
Renaissance: de humanistische mens
-
Superieur gevoel door hun wetenschappelijk denken en
economisch handelen
-
Superioriteit uitdrukken in wetenschappelijk model van de
universiteit als unieke plaats voor het doorgeven van kennis
-
Putten selectief uit de traditie van de antieken en de drie
monotheïstische godsdiensten
-
Mens analyseren vanuit eigen logica
-
Hoogtepunt van dit rationele denken: 18de eeuwse Verlichting
XIX
Variaties op het thema van het Europees humanisme:
o
-
Romantiek
-
Positivisme
-
Marxisme
-
Historisme
-
Relativisme
-
‘nouvelles histoires’
-
Dienstbaarheid van de geschiedenis aan politieke constructies en
belangengroepen
-
Historisch inzicht als ankerpunt in verzet tegen totalitaire regimes
-
Eeuw van de systematische ontkenning van de elementaire
rechten en waarden van de menselijke persoon
-
Eeuw van de eerste supranationale organisaties
-
Ontstaan van burgerbewegingen en KMO’s
XX
28


Antoon de Baets
-
‘network of concerned historians’ = soort Amnesty International voor historici
-
Pleidooi voor het aanleggen van een databank over het vervolgen van
historici en hun optreden tegen totalitarisme
-
Pleidooi voor ethisch bewustzijn voor historici: “Declaration of the
responsibilities of present generations towards past generations”
-
Dode personen hebben recht op respect inzake herinnering, getuigenis en
geschiedenis
-
Taak historici = waken over de eerbied voor de getuigenissen uit het
verleden en de ‘stemmen’ van overledenen recht doen
Geschiedenis als voorvechter van de mensenrechten
o
Henri Pirenne en Marc Bloch
Beiden door de Duitse bezetter opgepakt, maar bleven in gevangenschap
geschiedenis doceren en publiceren.
o
o
Jawaharlal Nehru
-
Zat 9 jaar in Britse gevangenissen
-
Schreef in briefvorm aan zijn dochter (en opvolgster) “Glimses of
World History” = eerste wereldgeschiedenis vanuit niet – westers
perspectief
Ferdinand Braudel
Schreef grote stukken van zijn magnum opus “Méditerrannée” in Duitse
krijgsgevangenschap tijdens WO II
o
Govan Mbeki
Schreef historische werken tijdens zijn 23 jaar gevangenschap op
Robbeneiland
o
Ali Shariati
-
Historische problemen en situaties als dekmantel om over eigen
situatie te schrijven
29
-
o
o
Shariati verpakte zijn kritiek op het regime van de Sjah als een
lessenreeks over het Egypte van de farao’s
Hashem Aghajari
-
Liet kritische geluiden horen over moslimgeestelijkheid
-
Herdacht zijn leermeester Shariati
-
Kreeg onderwijsverbod, zweepslagen, opsluiting en doodstraf
Ernst Kantorowicz
Ontsnapte aan de nazi’s en weigerde en anti – communistische eed te
onderschrijven, wat hem zijn job aan de universiteit van Berkeley kostte.
o
o
Bronislaw Geremek
-
Overleefde als joodse jongen het ghetto van Warschau
-
Werd lid van de KP
-
Studieverblijven in Parijs: behoorde tot Annales – groep rond
Jacques Le Goff en raakte er zijn illusies over de stalinistische
variant van het communisme kwijt
-
Bestudeerde arbeidersorganisaties in de middeleeuwse
ambachten en processen van marginalisering
-
Terugkeer naar Polen: nauw betrokken bij oprichting van eerste
vrije vakbonden
-
Actief lid van de vakbond Solidarnosc
-
Ging in 1982 in hongerstaking
Ludwig Quidde
Activiteit in vredesbeweging: Nobelprijs voor de vrede
Werd slachtoffer van broodroof: studie over Caligula bevatte te veel
allusies op het gedrag van de Duitse keizer Wilhelm II
Kreeg gevangenisstraf die later omgezet werd in ballingschap
o
Henri Grégoire
-
Werd verplicht het land te verlaten nadat een officiële commissie,
waarvan hij de secretaris was, een kritisch rapport publiek had
gemaakt over de activiteiten van Leopold II in Kongo
-
WO I : actief in het verzet
-
WO II : hielp Belgische en Franse vluchtelingen aan werk in de
‘New school for Social Research’ in New York
30

New Historians
o
Ontstaansreden
1978: officiële archivalia kwamen vrij in Israël, de VS en Groot-Brittannië
over het ontstaan van de joodse staat
 aantal Israëlische historici verrichtten kritisch onderzoek over dit
conflictueuze ontstaansmoment
o
o
Werkwijze
-
Doorprikten door minutieuze, bijna positivistische analyse van de
concrete omstandigheden waarmee de joodse staat ten koste van
de Palestijnse bewoners gevestigd werd (‘wie es gewesen ist’) een
aantal scheppingsmythes over Israël
-
Ondergroeven de pose van het in vergelijking met zijn Arabische
buren moreel superieure land die Israël graag tegenover de
buitenwereld aanneemt
Teddy Katz
Doctorstitel ontnomen  zijn bevindingen over het afslachten in mei 1948
in Tantura (Palestijns dorp) van een 200 tal
bewoners door een Israëlische brigade was
‘louter op mondelingen Palestijnse bronnen
gefundeerd’
o

Ilan Pappé
-
Verdedigde Katz
-
Werd bedreigd met verwijdering van de universiteit
Casus: Johan Huizinga en Henri Pirenne
(1872 – 1945)
o
(1862 – 1935)
-
Twee mediëvisten
-
Zochten contact: briefwisseling
Opmerking van Pirenne in brief
“Verschillende waarnemingen van een zelfde feit zijn mogelijk, het is
slechts een kwestie van belichting. Het belangrijkste is echter het doen
denken…”
 reactie op publicatie van Huizinga uit 1931
31
o
Huizinga
-
Toonbeeld van Hollandse kleinburgerlijkheid
-
Schreef een werk over de positie van de nar in de ME
-
Contact met Neo – Kantianen
-
Prof. ME in Groningen

aangesteld in 1905
1908: komt kijken naar een
seminarie van Pirenne in Gent
(maar kwam vooral voor het Lam
Gods cf. Herfsttij: heel
persoonlijke visie op de ME)
o
Methodenstreit
Pirenne: wetmatigheden, nomothetisch
Huizinga: cultureel, ideografisch gericht
o
1914
Huizinga
-
Verliest echtgenote
-
Gaat van universiteit van Groningen naar die van Leiden
-
Werkt ‘Herfsttij’ af: Laat – Middeleeuwse samenleving als laatste
flamboyante en decadente uitbarsting van een uitgeleefde
samenleving
-
WO I = ver van bed (Nederland is niet bezet)
Pirenne
o
-
Zoon sneuvelt aan het front van WO I
-
Wordt opgepakt en zit jaren in Duitse gevangenschap
-
Raakt het geloof in bepaalde (Duitse) methoden die hij altijd
bewonderd had omwille van de secuurheid, kwijt
-
Na WO I : krijgt vele eredoctoraten
-
Wordt rector in Gent
-
Incarnatie van ‘poor little Belgium’
Dirty Thirties
Tegenstrijdige gedachten over Late ME
Huizinga: schets in zijn Herfsttij een beeld van decadentie
Pirenne: cruciale politieke stappen die zullen leiden tot de
Bourgondische eenmaking en uiteindelijk tot de
oprichting van België worden gezet in de Late ME
32
Staan beiden onder druk
Pirenne: verlaat Gent omdat hij niet kan leven met de bij wet
opgelegde vernederlandsing van de universiteit
Huizinga: 27 / 28 januari 1933: geeft speech in Berlijn (2 dagen
voor Hitler er zijn fameuze speech geeft)
 ontmoeting met voorzitter van de Duitse delegatie (Van
Leers, auteur van een anti – semitisch pamflet) komt tot
een discussie en de delegatie wordt naar huis gestuurd
GEVOLG:
Huizinga zijn werken worden
gedemoniseerd en afgebroken in
Duitsland
 reactie van Pirenne op het voorval: “Mens gaat van
humaniteit over nationaliteit naar bestialiteit”
o
Werken van Huizinga
“In de schaduwen van morgen” (1935)
Over het teloorgaan van ethische en esthetische waarden: diagnose
van het geestelijk lijden van onze tijd
 waarschuwen voor totalitaire regimes
 groot succes (tegen de verwachtingen in): 6 herdrukken in 6
maanden
“Homo Ludens”(1938)
“Proeve eener bepaling van het spelelement in de cultuur”
 wordt geviseerd door de Duitsers en gevangen gezet in een
kamp (1942) na internationale druk: ballingschap  sterft
tijdens zijn ballingschap
“Geschonden Wereld”
“Een beschouwing over de kansen op herstel van onze beschaving”
 postuum uitgegeven
 uitweg door kritisch te bekijken van de geschiedenis en de
maatschappij: optimistische visie op toekomst van West Europa
33
3.2. De wortels van de West – Europese geschiedschrijving,een
historiografische wandeling III
3.2.1. Religie en staat: in den beginne waren de grote verhalen

Antieke geschiedschrijving: de Grieken
o
o
-
Richtinggevend voor verloop van de westerse historiografie
-
Invloed: kritische houding tov de feiten
Herodotos
-
Maakte onderscheid tussen realiteit en verbeelding ( eposschrijvers)
-
Geografische en etnografische samenhangen
-
Differentieert het essentiële van het bijkomstige
-
Groots opgezette synthesen over heden en verleden
Thucydides
Werk over Peloponnesische oorlogen > fictie; drama’s van Euripides
Psychologische analyse van de historische acteurs
Dialectisch werken met contrasterende personages
Eerste die zich om kritische distantie en methode bekommert
o

Polybius
-
Bedacht schema dat elke beschaving een evolutie kent van groei,
rijpheid en decadentie
-
Theorie werd later verfijnd door Machiavelli, Montesquieu en Toynbee
-
Cyclische geschiedschrijving
Antieke geschiedschrijving: de Romeinen
o
Julius Caesar
Verheerlijkte de militaire trefkracht van de Romeinen en zijn eigen talenten als
politicus en veldheer
 Augustus’ res gestae = uitdrukking geven aan de wil van Rome om de
toen bekende wereld te veroveren, te beschrijven
en te inventariseren en zo te beheersen
34
o
Sallustius
Eigentijdse politieke drama’s rond:
o
Samenzweringen van Catilina
-
Zedenverval van de Romeinse aristocratie
-
Politieke crisis van de Romeinse Republiek
Titus Livius
o

-
-
“Ab Urbe Condita”
-
Acht eeuwen Romeinse fierheid (sinds de stichting van Rome)
Tacitus
-
“De origine et situ Germanorum”
-
Etnografische belangstelling voor de Germanen
-
Annalen en Histories => psychologisch indringend portret van de
eerste eeuw van de keizertijd
-
Vader van de genadeloze oneliner
-
Oude Romeinse deugden uit de voorbije Republiek als maatstaf
-
Geschiedenis ‘sine ira et studio’ (zonder woede en met ijver) te
beschrijven
Godsdienstige geschiedschrijving
o
-
Fixatie op het geschreven woord, bijbel en evangelie
-
Opperwezen zo dicht mogelijk bij de mens brengen via tussenschakels met
menselijke trekken (Christus)
-
Geschiedschrijving = dienstmaagd van de religie
-
Naïef en kritiekloos verhalen van mirakels en de meest wonderbaarlijke
fabels
-
In werkelijkheid verhullen deze naïviteiten enerzijds min of meer perfide
sociale spelletjes om de goegemeente te overbluffen en intimideren,
anderzijds gesofisticeerde strategieën om de christelijke ideologie met alle
middelen te ondersteunen
Augustinus
V: Civitas Dei  menselijke geschiedenis als deel van het goddelijk heilsplan
35
o
Eusebius van Caesarea
Elk feit / personage uit het Oude en Nieuwe Testament keurig chronologisch
vasthaken aan gebeurtenissen uit de Romeinse geschiedenis
o
Flodoard van Reims
o
Geschiedenis van de aartsbisschoppelijke zetel van Reims voor de
recentere periode onderbouwen
-
Heiligenlevens en geschiedenis vloeien quasi geruisloos in elkaar over
Guibert van Nogent
o

-
-
“Gesta Dei per Francos”
-
Contemporaine verslag over de eerste kruistocht
-
Mohammed = booswicht: geen enkel kwaad woord over hem is te veel
Galbert van Brugge
-
Klerk van de Graaf van Vlaanderen
-
‘dagboek’ over opvolgingscrisis in het graafschap Vlaanderen door de
moordaanslag op graaf Karel de Goede
-
Aanzet tot geleidelijk proces van laïcisering
Geoffroi de Villehardouin en Froissart
o
Geoffroi de Villehardouin
Relaas van de ridderlijke exploten tijdens de Vierde Kruistocht (in het Frans)
o
Froissart
Prototype van de ‘grand reporter’:
ooggetuige van het society gebeuren aan
het hof, dat als richtinggevend voor het
historisch verloop wordt voorgesteld
 schrijft verschillende versies van zijn kroniek om nu eens zijn Franse, dan
weer zijn Engelse beschermers te behagen

Late Middeleeuwen
-
Gebruik van de volkstaal
-
Stedelijk publiek als producent en consument van de geschiedenis
-
Italië: officiële stadsgeschiedenis wordt aangevuld met familiale
geschiedenissen (‘ricordanze’)
36
o
Jacob Maerlant
“Spiegel Historiael” = wereldgeschiedenis
o
o
o
o
Jan van Boendale
-
Werkt verder aan Maerlant zijn wereldgeschiedenis
-
“Brabantse Yeesten” : gaf hiermee een rijke traditie van Brabantse
kronieken een opstart
Ibn Chaldoen
-
Invloedrijk geleerde van de 14de eeuwse islam
-
Geschiedenis als cyclisch proces van beschavingen gedomineerd door
klimaat en geografie
-
Inbreng van het goddelijke wordt fel ingeperkt: succes en verval van
beschavingen is grotendeels mensenwerk
George Chastellain en Olivier de la Marche
-
Officiële historiografen van het Bourgondische hof
-
Lieten sterk beeld van de hofcultuur achter: samenleving waarin het
vormelijke en het demonstreren van uiterlijke status schijnbaar alles
domineerde
Philippe de Commynes
-
“Mémoires”
-
Schetst intrigerend portret van politieke intriges en psychologische
confrontaties aan diverse hoven in Europa
-
Voorloper van Machiavelli
3.2.2. De mens centraal in Renaissance en Verlichting

Paradoxale situaties
o
Eerste paradox
=
Op het moment dat de geschiedschrijving zich voor het eerst sinds
eeuwen emancipeert van de Kerk, is ze tezelfdertijd nooit meer dan in
de XVI in dienst gesteld van de verdediging van de godsdienst:
Reformatie en Contrareformatie
Matthias Flacius Illyricus
-
“Historia ecclesiastica” (1559 – 1574)
-
Protestants
37
-
Uitdaging van de historische basis van de Roomse kerk, die niet als
rechtmatige erfgenaam van de christelijke gemeenschap van de
eerste eeuw werd beschouwd
Cesar Baronius
o
-
“Annales Ecclesiastici”
-
Katholieke reactie op Illyricus
-
In de lijn van het Concilie van Trente
Tweede paradox
=
Felheid van dit ideologisch duel heeft sterk bijgedragen tot een
kritischer aanpak van de historiografie: alle pijlen van de bronnenkritiek
en hyperkritiek werden losgelaten op de bronnen van de andere
Lorenzo Valla
-
Ontmaskerde de ‘Donatio Constantini’ als falsum (inhoud van de donatio : Romeinse
keizer Constantijn zou de toenmalige paus Silvester een belangrijk deel van de keizerlijke
bezittingen hebben geschonken)
-
Ontmaskering op basis van filologische analyse en een kritiek die van de logische
opbouw van een betoog vertrok
-
Zette deur open voor verdere ontwikkeling van de bronnenkritiek
Bollandisten
“Acta Sanctorum” = kritische uitgave van de heiligenlevens
Mauristen
Dom Jean Mabillon  “De re diplomatica”: kritische regels van de
historische hulpwetenschappen
vastleggen

Verlichting en kosmopolitisme
-
Verlaten van het Europacentrisme en Europa in samenhang met de rest van
de wereld bestuderen
-
Christelijke Westen ≠ centrum van de wereld
-
Kosmopolitisme > ontdekkingstochten:
* kolonisatie van Portugezen
bracht Afrika dichter bij Europa
* kolonisatie van Spanje,
Engeland en de anderen bracht
hernieuwde kennismaking met
Amerika en Azië
38
o
o
Voltaire
-
“Essai sur les moeurs et l’esprit des nations” (1756)
-
Indische, Amerikaanse en Chinese beschavingen waren vaak
superieur aan de Europese
Vico
-
“Scienza nuova” (1725)
-
Optimistisch geloof in de positieve creativiteit van het individu
-
Vervangen van de christelijke voorzienigheid als determinerende factor
door de rede en de natuurwetten
-
Alle culturen doorlopen 3 fasen:
* theocratische
* heroïsche
* rationele
o
o
Montesquieu
-
“Considérations sur les causes de la grandeur et de la décadence des
Romains “ (1734)
-
Herneemt pessimistisch cyclus – theorie van Polybius
-
Bewondert de opgang van de Romeinse beschaving, maar realiseert
zich tevens de kwetsbaarheid ervan
Edward Gibbon
Verklaart de val van Rome als het resultaat van een botsing van 2
beschavingen, Rome en het christendom, waarbij het christendom, in
samenwerking met de ‘heidense’ barbaren de Romeinse beschaving heeft
ondermijnd.
3.2.3. De 19de en 20ste eeuw: vaktechniek, professionalisering en
atomisering

De grote ideologieën
-
Christendom
-
Liberalisme
-
Socialisme
gevolgen:
* ontstaan politieke partijen
* christelijke historiografie: zet lijn van de ME en Renaissance verder
* liberale en socialistische historiografie: eisen aandacht voor de stedelijke
burgerij en volksklasse
39
 hele geschiedenis herbekijken door de bril van de belangen van
deze groepen, met een eigen, vernieuwde methodologie:
Liberalen: personalisme en positivisme
Socialisten: dialectiek

Liberale geschiedschrijving; 1.XIX: Romantiek
o
o
o
Johann Gottfried (von) Herder
-
“Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit” (1784 – 91)
-
Ontwikkeling van elk volk = gedomineerd door het alles verklarende
begrip van de volksgeest (Volksgeist)  soort genie dat verschillend is
bij elke natie
-
Rol van gevoelens en affecties in het handelen van historische figuren
=> personalistische invalshoek
-
onderkennen van de rol van helden
Thomas Carlyle
-
“On Heroes”  verering van de fundamentele rol van het individu als
motor van de historische evolutie
-
“Frederick the Great”  lofzang op de notie macht van de leider
Jules Michelet
“Histoire de France”: schildering van de inname van de Bastille door een
anonieme massa, een vleesgeworden Volksziel


Overgangsfiguur: Leopold von Ranke
-
Grondlegger van de positivistische, erudiete historiografie
-
Kritische instelling kan zijn fel liberaal antiklerikalisme niet verbergen
-
Verheerlijkte de staat en dienstbaarheid aan de staat
Liberale geschiedschrijving: 2.XIX: positivisme
o
Auguste Comte
-
“Cours de philosophie positive” (1830 – 1842)
-
Conclusie: culturen worden bepaald door sociologische wetten
40
-
Sindsdien: vraag = is de mens in essentie een vrije vogel of is hij
gedetermineerd door een aantal mechanische
werkende krachten of wetten?
 Christelijke historici: vrije wil is essentieel verklaringselement
 Comte: vrije wil = fictie
 Positivisten: hielden van aan determinisme : biologisch
determinisme bij Darwin, economisch bij Marx,
psychologisch bij Wilhelm Wundt
 optimistisch geloof in de verklaarbaarheid
van het menselijk handelen en in
wetmatigheden in de geschiedenis
o
Hippolyte Taine
-
Oorspronkelijk cultuurfilosoof
-
Geschokt door:
* Franse nederlaag tegen Duitsland in 1870
* verderfelijke commune van Parijs in 1871
-
‘Les origines de la France contemporaine’ (1875 – 93)
-
Elke historische figuur is gedomineerd door de elementen ras, milieu
(geografische factoren) en moment (historische omstandigheden)
-
Volk is niet de held
-
Revolutie ≠ moment van openbaring
= zorgwekkend symptoom van een maatschappelijke ziekte
o
o
Karl Marx
-
Schatplichtig aan het positivisme door zijn geloof in wetten
-
Beschouwt geschiedenis als gedetermineerd door economische
infrastructuur
-
Optimistisch vertrouwen dat de mens evolueert naar een betere
toekomst
2.XIX
= glorietijd van de vaktechniek en de hulpwetenschappen, het beoefenen van
geschiedenis is niet langer een literaire en filosofisch geïnspireerde arbeid,
maar het resultaat van het aanleren van vaktechniek in academische context.

XX: historisme en (neo-) marxisme
o
Historisme (Ranke)
-
Onderzoeker kan alle ideologische vooroordelen en waardeoordelen
achterwege laten  is meestal illusie
-
Geloofde in het sociaal – economisch determinisme
41
o
Karl Lamprecht
-
middelpunt van de controverse die begin XX de Duitse historici
verdeelde in ‘Lamprechtianen’ (aanhangers van de nomothetische
opvatting) en neo – Kantianen (ideografische opvatting)
= ‘Methodenstreit’
= ’Lamprechtstreit’
o
-
Lamprecht belichaamde met zijn opvattingen over het bestaan van
Kulturzeitalter, een geheel van sociaal – psychologische
wetmatigheden die een totale geschiedenis toeliet, deze radicale
opvatting
-
Hoopte geschiedwetenschap te bevrijden uit impasse waarin het
positivisme en zijn overdreven aandacht voor een steriele vaktechniek
in zijn ogen had gevoerd
Henri Pirenne
-
Bracht eruditie van het historisme binnen aan de Belgische
universiteiten rond 1900
-
Richtte seminarieonderwijs in
‘Histoire économique et sociale du moyen âge’
-
1933
-
Synthese over de economische geschiedenis van de ME en het
ontstaan van de steden
-
Pirenne was liberaal
-
Voor het eerst werd ook het sociaal – economische geïntegreerd in
de politieke en culturele evolutie van een land
‘ Les étapes de l’histoire sociale du capitalisme’
-
1914
-
Verklaart de economische evolutie door de rol van opeenvolgende
generaties van kapitalistische families en hun interne dynamiek
‘ Histoire de Belgique’
-
In meeste Europese landen : historisme beschouwd als neutraal
en objectief
-
Late XIX in Duitsland en Frankrijk: ‘neutrale’ historisme gebruikt
om beide nationale staten te verheerlijken
-
‘Histoire de Belgique’ past in deze staatsbevestigende trend
-
Poneert dat België van 1830 de logische eindfase is van een lang
proces van geleidelijke eenwording van de vorstendommen van de
Zuidelijke Nederlanden sinds de ME
42
o
Oprichting hogere archiefscholen
Typisch historisme: het beoefenen van wetenschap om het pure weten zelf
o
-
‘Ecole des Chartes’ in Parijs
-
‘Institut für Österreichische Geschichtsforschung’ in Wenen
Inrichting seminarieonderwijs
aan de universiteiten, als practica op grond van de bronnen
-
Duitsland: Ranke (Berlijn)
-
België: Godefroid Kurth (Luik)
Pirenne (Gent)
-
Nederland: Petrus Johannes Blok (Groningen)
Otto Opperman (Utrecht)

New History en Nouvelle Histoire (XX)
Historiografische activiteit in XX beperkte zich niet tot visies op de grote ideologieën.
Na WO II : New History en Nouvelle Histoire !

-
Ontspoorde soms in hol snobisme of commercialisering via massamedia
-
Leidde soms tot merkwaardige resultaten op twee vlakken: interesse voor
nieuwe territoria en interesse voor nieuwe methodologische invalshoeken
Jaren ‘70
Gekenmerkt door ‘Methodenstreit’:

-
Is geschiedenis nomothetisch of ideografisch?
-
Beperkt historisch onderzoek zich tot het schrijven van een sterk verhaal, met
aandacht voor de ethische, esthetische en psychologische elementen als
drijfveren voor de mens?
-
Wordt de analyse van de feiten ook met intuïtie, naast de ratio benaderd?
-
Speurt de historicus naar structuren en voor tijdgenoten vaak onzichtbare
onderliggende structuren en conjuncturele realiteite?
Otto Gerhard Oexle
Toont aan hoe een opvatting dat geschiedenis voor alles uitdrukking diende te geven
aan de vitale expressie van de volkswil en recht diende te doen aan het optreden van
grote figuren, mee de Weimarrepublik heeft ondergraven ten voordele van uiteindelijk
het aan de macht komen van het nazi – regime.
43

Ernst Kantorowicz
-
‘Kaiser Friedrich der Zweite’ (1927)  geliefkoosd boek van vooraanstaande
nazi’s (Himmler, Göring…)
-
‘The king’s two bodies’ (1957)  neemt afstand van de politieke mystiek die in
zijn Frederik II het zicht op de feiten en rede had belemmerd
-
Hedendaags postmodernisme haalt dit boek weer van onder het stof: ‘Duitse
Marc Bloch’
-
Oexle: bewijst hoe de Mehtodenstreit verder woedt in een nieuwe verpakking
3.3. Objectiviteit; a noble dream?

Crisis: gevoel van nutteloosheid?
o
Postmoderne twijfel
Tonen hoe naïef de zekerheden van de XIX en XX waren: het lijkt wel alsof
we nooit iets kunnen bewijzen, veralgemenen of synthetiseren
 Dusdanig geloof inde onbereikbaarheid van de waarheid en werkelijkheid
dat men ondergaat aan existentiële frustraties
o
Positivisten
Koppige afwijzing van vernieuwing: ontkennen van methodologische twijfels.
 Oude positivistische droom van het ‘historisch realisme’ dat er een
waarheid is, die na de gepaste bronnenkritiek ook kan gekend worden, en
dat deze kennis nog objectief zou zijn, ligt zo goed als aan diggelen
o
Hoop?
Valéry en Friedrich Nietzsche brachten deze problemen al veel vroeger naar
voor en de onderzoekers zijn sindsdien de bronnen met ongekende creativiteit
te lijf gegaan…

Relativisme als dominante attitude
o
Peter Novick
-
Stelt dat objectiviteit gedoemd is ‘a noble dream’ te blijven
-
Verschillende historici geven voor dezelfde feiten, gebaseerd op
dezelfde bronnen, verschillende interpretaties
-
Deze interpretaties zijn dan nog een voor herinterpretatie vatbaar
-
‘nastreven’ of ‘objectiviteit’ is in het beste geval een inspirerende mythe
44
o
Perceptie ≠ neutraal
1. structurele verschillen van individu tot individu (verschil in fysiek /
neurologische kenmerken) waardoor dezelfde stimuli toch
verschillende effecten bereiken in het zenuwstelsel van een persoon
2. functionele en conjuncturele elementen kunnen meespelen (stemming,
ervaring, geheugen) wat de subjectiviteit van zowel de historische
acteurs als de onderzoeker in de hand werkt
3. psychologie: identificeren en detecteren zijn bij de mens aangeleerd
 verschil in opleiding, taal en cultuurpeil van de persoon zijn
bepalend voor de interpretatiecriteria waarmee men de wereld te lijf
gaat
-
individu benadert wereld vanuit zijn eigen referentiekader
-
herkent dus slechts die aspecten van de wereld als ‘feit’
waarvoor zijn referentiekader de detectieprocedure bezit
-
individuele mens creëert niet de feiten, maar toch de
referentiekaders voor die feiten
3.3.1. Subjectiviteit, bewust of onbewust

Subjectiviteit
Bewust uitgelokte subjectiviteit is doorgaans het eindproduct van bewuste censuur
Volledig
Totalitaire regimes  censuur opgelegd door brutale macht en onderdrukking
Selectief
Verhuld in parlementaire democratieën  censuur door persconcentratie en
zachte dwang onder dreiging van niet gewenste neveneffecten

Belang van vrije pers: voorbeelden
o
Watergate
Onderzoeksjournalistiek van Woodward en Bernstein van de Washington Post
o
Sabra en Chatilla
Naast onderzoekscommissie Kahane, grote rol voor de vrije Israëlische pers;
The Jerusalem Post en Ha’aretz
45
o
Abu Graib
Tegen onthullingen van het optreden van Amerikaanse soldaten zijn door het
samengaan van digitale camera’s en het internet weinig klassieke
censuurmaatregelen effectief.

Ideologie
= Systematisch en bewust onderbouwd complex van waarden en oordelen, vanuit het
belang van een groep, en gericht op het verdedigen of continu actief zijn van die
groep en haar visie.

Onbewust werken van ideologie
o
‘Attitudes’
= onbewuste ideologische subjectiviteit
= Ontelbare opvattingen en uitspraken rond waarden (geluk, macht, vrijheid)
die aanleiding geven tot handelen. Die waarden komen uit de ideologieën.
-
Niet aangeboren, maar aangeleerd
-
Kunnen zowel op een rationele of irrationele en emotionele basis
berusten
Ideologie zelf kan ook onbewust werken
-
Nationale fierheid gedragen door de bevolking van een hele natie
(‘proud to be an American’)
-
Globale schaamte van het verdriet van België in het Dutroux – tijdperk
-
ME: één godsdienst met monopolie en alle meningen convergeerden
ideologisch ongeveer
 waarden worden zo evident, dat niemand ze nog als subjectief
aanvoelt

Max Scheler
Verbreken van band tussen Kerke en staat in Late ME en opduiken van vele
religieuze groepen (cf. protestantisme) schiep een grotere vrijheid in
wetenschapsbeoefening
Ontstaan en groei van de 19de eeuwse parlementaire democratieën opende de
deur voor vrije discussie en dialectische uitwisseling van ideeën 
wetenschap kon tot scherpere benadering van werkelijkheid en waarheid
komen
46

Norman G. Finkelstein
o
‘De holocaust industry’
Holocaust = commercieel exploiteren van het joodse lijden tijdens WO II
-
Vraagt zich af waarom de holocaust zo een belangrijke rol inneemt in
de Westerse wereld (ontkent hem dus NIET)
-
Vraag: is de holocaust altijd zo belangrijk geweest?
-
Eerste decennia: werd wat weggemoffeld, heel schuchtere houding
-
KEERPUNT: Zesdaagse Oorlog (1967):
Israël wordt essentieel onderdeel van de uitbouw van de Amerikaanse
macht in het oosten  toenemende belangstelling
* obsessief bezig zijn met de holocaust: bv. terugvorderen van
bezittingen van joden
* kwamen weining / nooit terug bij families van wie het werd
afgenomen
 verrijking van topadvocaten
 versterken van het beeld van de geldgeile
jood
o
o
Andere auteurs
-
Guy Van den Berghe: schreef ongeveer hetzelfde, maar was niet zo
succesvol (‘De uitbuiting van de holocaust’)
-
Peter Novick: wees op het problematisch functioneren van holocaust
herdenkingen in de Amerikaanse samenleving
Kritiek op Finkelstein
Critici die Finkelstein zijn werk aanvallen, zetten hem op dezelfde hoogte als
de negationisten, de holocaustontkenners.
o
David Irving
Irving is een amateur historicus die een boek publiceerde over WO II vanuit
het standpunt van Hitler. Hij probeerde aan te tonen dat Hitler veel minder
schuld had aan de wandaden dan bv. Goebbels.
 argument: geen enkel document dat beveelt tot de Endlösung is
door Hitler zelf ondertekend
Hij spande een proces wegens broodroof aan tegen de Amerikaanse historica
Deborah Lipstadt die en boek had gepubliceerd (‘Denying the Holocaust’) en
Irving had aangewezen als één van de invloedrijkste en dus gevaarlijkste
negationisten.
47
o
Kritische opmerkingen bij de kritiek op Finkelstein
Kan Finkelstein op dezelfde voet worden geplaatst met Irving? NEEN !
Finkelstein
-
Maakt kritische kanttekeningen bij de manier waarop voornamelijk in
de VS met de historische herinnering aan de holocaust wordt
omgesprongen.
-
Bewust ideologisch gekleurd relaas
-
Ontmaskert op geëngageerde wijze een op attitudes berustende
subjectiviteit bij een groot deel van het Amerikaanse publiek
 manier van werken van Finkelstein (ontmaskeren en
deconstrueren) toont de heilzame werking van het door de
‘linguistic turn’ en het postmodernisme geïntroduceerde
scepticisme
Irving
o
-
Bewust ideologisch gekleurd relaas
-
Liegt over evidente en onweerlegbare feiten
Leuchter – rapport
Leuchter wordt op verzoek van Faurisson (= negationist) op onderzoek
gestuurd naar Auschwitz om er te zoeken naar sporen van Zyklon B gas. Zijn
conclusie was dat er nauwelijks sporen aanwezig waren, dus werden heel
weinig mensen vergast.
 na nieuw onderzoek bleek dit rapport volledig verkeerd te zijn
 Holocaust is best gedocumenteerde genocide ooit  holocaust ontkennen
= ronduit liegen
3.3.2. De historicus als rechter

Betekenis van de historicus als rechter
Historici: reputatie dat ze:
-
op ‘objectieve’ wijze kunnen uitmaken of iets al dan niet gebeurd is
-
kunnen aangeven waarom iets gebeurd is zoals het uit hun onderzoek naar
voren komt
GEVOLGEN:
- bij herhaling zijn gevoelige dossiers aan historici doorgespeeld
- moeten politieke of juridische autoriteiten adviezen geven in
verband met het inschatten van feiten en gebeurtenissen uit
een doorgaans recent verleden
48

Casus: De moord op Lumumba
Zie studentencursus: casus 33

Casus: het Srebrenica rapport
-
Rapport uit 2002 van het Nederlandse NIOD over de gebeurtenissen in de
door de VN tot ‘safe area’ uitgeroepen Bosnische enclave van Srebrenica
-
Enclave was aan goede zorgen van een bataljon Nederlandse blauwhelmen
overgeleverd
-
11 juli 1995: slachting van duizenden moslimmannen door de troepen van =
de Servische generaal Mladic  Dutch Battalion kon dit niet
tegenhouden
-
Gevolg: Nederland zat met schuldcomplex en gaf het NIOD (oorspronkelijk
opgericht om over WO II onderzoekt te verrichten) opdracht dit
militaire falen zo getrouw mogelijk in beeld te brengen
-
Srebrenicarapport: redelijk veel kritisch tegenwerk:
* korte afstand tussen historicus en het feit
* onderzoeksteam kon nog steeds gevoelige documenten inzien waar
de buitenwereld voorlopig geen toegang tot heeft  falsificatie (cf.
Popper) is zo goed als onmogelijk
-
Lof op het rapport: deugddoende positivistische reconstructie (= eerste eis
voor elke ernstige beschouwing over oorzakelijkheid)
3.3.3. Is objectiviteit dan toch bereikbaar?

Problemen
Elke generatie historici ontwerpt een nieuw beeld van het verleden in functie van de
kennismogelijkheid van die generatie en haar interesses.
-
Geheel objectief willen zijn = moeten steunen op bindende wetten
-
Afwijzen van wetmatigheden  moeilijkheid dat men onvoldoende oorzaken
van de feiten kan bereiken, maar slechts
enkele noodzakelijke oorzaken kan
opnoemen
 subjectief: selectie van de feiten impliceert
een standpunt
49

Gematigde perspectieftheorie
Element standpunt uitschakelen lijkt ‘faux problème’ te zijn:
-
Enerzijds: scepticisme dat meent dat het subjectieve element een
onoverkomelijke grens is om tot kennis van de waarheid te komen
-
Anderzijds: hoop dat absolute objectieve kennis bereikt zal zijn wanneer één
standpunt algemeen aanvaard zou worden
 hier tussenin ligt de gematigde perspectieftheorie
-
Legt zich neer bij het bestaan van verschillende standpunten naast
elkaar
-
Meent dat historicus of afdoende wijze objectiviteit betracht indien hij:
* de feiten selecteert in functie van het studieobject dat hij
bestudeert
* ze accuraat beschrijft in harmonie met zijn specifiek
standpunt en met respect voor de formele regels van de
historische kritiek

Lezer moet kans krijgen tot kritische verificatie
Eis tot objectiviteit
≠ eis tot onverschilligheid of krampachtig onderdrukken van elke betrokkenheid
DUS:

-
Om bepaalde problemen te kunnen aanvoelen en reacties van mensen in het
verleden te kunnen begrijpen, moet men zelf geïnteresseerd zijn in die
problemen
-
Minimum aan intuïtief aanvoelen en zich kunnen verplaatsen in andere
gedachtenwerelden is noodzakelijk
Geen onoverkomelijke muren optrekken
-
Iemand die beweert dat enkel wie in de kampen gezeten heeft, kan schrijven
over de holocaust, overdrijft en onhistoriseert een stuk van het verleden door
het als het ware buiten de tijd te plaatsen
-
Jan Romein: historicus moet maatschappelijk geëngageerd zijn: men moet
marxistisch denken om het dialectisch proces van de klassenstrijd te kunnen
opmerken
 = schromelijke overdrijving:
* niet enkel observatie van het heden en
zijn tekorten bepaalt de massa
* klassenbewustzijn is even sterk
gedetermineerd door een rijke
historische bagage
50
Download