PDB kostencalculatie 4 Oefenexamen 3 Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Het aantal te behalen punten is 38. Bij elke vraag staat aangegeven hoeveel punten er behaald kunnen worden. Om te slagen moet je 22 punten halen. De beschikbare examentijd is 1,5 uur (90 minuten). De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn: rekenmachine woordenboek Vraag 1 – 1 punt Hoe noemt men kosten die afhankelijk zijn van de bezetting en minder dan evenredig toenemen? a constante kosten b degressief variabele kosten c progressief variabele kosten d proportionele variabele kosten Antwoord b Vraag 2 – 1 punt Wat wordt verstaan onder de economische gebruiksduur? De economische gebruiksduur is de gebruiksduur waarbij a de kostprijs per eenheid het laagst is b de kostprijs per eenheid nog steeds daalt c het duurzaam productiemiddel prestaties levert d het duurzaam productiemiddel prestaties levert die geen waarde meer hebben Antwoord a Vraag 3 – 1 punt Als de afzet groter is dan het aantal geproduceerde eenheden dan is a het bedrijfsresultaat van Absorption costing gelijk aan het bedrijfsresultaat van Direct costing b het bedrijfsresultaat van Absorption costing groter dan het bedrijfsresultaat van Direct costing c het bedrijfsresultaat van Absorption costing kleiner dan het bedrijfsresultaat van Direct costing Antwoord c Vraag 4 – 1 punt Het aantal verkochte eenheden waarbij de onderneming geen winst maakt en geen verlies lijdt heet a break-even afzet b break-even analyse c break-even omzet Antwoord a Vraag 5 – 1 punt Wat zijn voorbeelden van directe kosten? Let op, er zijn meerdere antwoorden juist. a grondstofkosten b loonkosten directie c vervoerskosten d verzekeringskosten gebouw Antwoord a en c Feedback: Vraag 6 – 1 punt Verloop van de variabele kosten totale variabele kosten € 80,000 € 70,000 € 60,000 € 50,000 € 40,000 € 30,000 € 20,000 € 10,000 €1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 bezetting x 1.000 A B C Welke lijn geef de proportionele variabele kosten weer? a lijn A b lijn B c lijn C Antwoord b Feedback De lijn van de proportionele variabele kosten is een rechte lijn. Vraag 7 – 2 punten Een onderneming uit Alkmaar bestelt regelmatig in het buitenland. Op 1 juni plaatst de onderneming een order bij een bedrijf in Londen voor 1.800 artikelen à GBP 12,25 per stuk. De koers van het Engelse pond is € 1 = GBP 0,8459 (aankoop) en GBP 0,8561 (verkoop). De verzendkosten van Londen naar Alkmaar zijn in totaal € 138. De verzekeringskosten van de zending zijn 1,2‰ van het aankoopbedrag inclusief de verzendkosten en de verzekeringskosten. Bereken het totale verzekerde bedrag. Geef ook de berekening. Antwoord € 26.236,39 Feedback Aankoop 1.800 x GBP 12,25 / 0,8459 = Verzendkosten Verzekering Verzekerd bedrag € 26.066,91 € 138 € € 1 punt 1,2‰ 100% 100% - 1,2‰ = € 26.204,91 99,88% = € 26.204,91 100% = € 26.236,39 1 punt Vraag 8 – 2 punten Een onderneming koopt 16.000 paar sneakers in China voor $ 1,40 per paar. Er wordt een kwantumkorting van 5% verleend. De koers per euro in dollars is: aankoop $ 1,1345; verkoop $ 1,1358. De vervoerskosten zijn € 825. Bereken in euro’s het bedrag per paar sneakers, afgerond op centen naar boven. Antwoord € 1,23 Feedback 16.000 x $ 1,40 x 95% = Vervoerskosten $ 21.280 / 1,1345 = € 19.582,16 / 16.000 = € 1,223 afgerond € 1,23 € 18.757,16 € 825 € 19.582,16 1 punt 1 punt Vraag 9 – 2 punten Een onderneming verkoopt 3 typen product D,E en F. Van de vaste kosten wordt 50% toegerekend aan product D en 30% toegerekend aan product E en de rest aan product F. De vaste kosten van product E worden begroot op € 36.000. Verkoopprijs per product inclusief 21% omzetbelasting Standaard variabele kosten per product Normale verkopen D € 36,30 € 20,00 9.000 E € 48,40 € 25,00 6.000 F € 89,54 € 38,00 5.000 Hoeveel bedraagt het verkoopresultaat per product F? Geef ook de berekening. Antwoord € 12 Feedback Totale constante kosten € 36.000 / 30 x 100 = € 120.000 Kostprijs F is 20% x € 120.000 / 5.000 + € 38 = € 62 1 punt Verkoopresultaat € 89,54 / 1,21 - € 62 = € 12 1 punt Vraag 10 – 2 punten Een groothandelsonderneming koopt, verpakt en verkoopt tuinfakkels. De volgende gegevens voor jaar 1 voor parasol van het type rond zijn bekend: Type Rond Inkoopprijs per 100 stuks Variabele verpakkingskosten per 100 stuks Indirecte loonkosten Overige indirecte kosten Begrote inkoop en afzet in stuks Totaal € 75 € 3 € 30.000 € 42.000 20.000 Voor de kostprijsberekening van de tuinfakkels van het type Rond worden de indirecte kosten aan de parasol toegerekend op basis van een percentage van de inkoopprijs. Wat is de kostprijs van een tuinfakkel van het type Rond? Geef ook de berekening. Antwoord € 4,40 Feedback Opslagpercentage Indirecte kosten € 72.000 / 20.000 x € 75/100 x 100% = 480% 1 punt Inkoopprijs Variabele verpakkingskosten Opslag indirecte kosten 480% x € 0,75 € 0,75 € 0,05 € 3,60 € 4,40 1 punt Vraag 11 – 2 punten Een groothandel koopt en verkoopt drie soorten frisdrank: cola, sinas en cassis. De groothandel koopt de frisdrank in en vult de flessen zelf. Voor jaar 1 zijn de volgende standaardgegevens per 100 flessen bekend: Verkoopprijs Inkoopprijs Vulkosten Directe loonkosten Constante kosten Winst Maximale afzet Cola € 1.520 € 760 € 100 € 260 Sinas € 1.370 € 685 € 100 € 300 Cassis € 1.380 € 690 € 120 € 360 € 225 80.000 € 120 60.000 40.000 De vulkosten en de directe loonkosten zijn proportioneel variabel met de afzet. De normale afzet is 80% van de maximale afzet en de verwachte afzet voor jaar 1 is 75% van de maximale afzet. De totale begrote constante kosten voor alle flessen frisdrank tezamen voor jaar 1 bedraagt € 301.000 Bereken de winst voor 100 flessen cassis. Geef ook de berekening. Antwoord € 55 Feedback Constante kosten Cola € 1.520 - € 760 - € 100 - € 260 = € 400 - € 225 = € 175 Constante kosten Sinas € 1.370 - € 685 - € 100 - € 300 = € 285 - € 120 = € 165 Totale constante kosten C cola 80.000 x € 175/100 = C sinas 60.000 x € 165/100 Constante kosten cassis € 301.000 € 140.000 € 99.000 € 62.000 1 punt Constante kosten cassis per 100 flessen € 62.000 / 40.000 x 100 = € 155 Winst per 100 flessen cassis € 1.380 - € 690 - € 120 - € 360 - € 155 = € 55 1 punt Vraag 12 – 2 punten Een machine met een aanschafprijs van € 385.000 wordt in tien jaar afgeschreven tot een restwaarde van 10% van de aanschafprijs. De interestkosten van de verpakkingsmachine zijn 5% over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen tijdens de levensduur. De complementaire kosten zijn in het eerste gebruiksjaar € 15.000 en stijgen met 10% per jaar. Het verwachte aantal machine-uren in het derde gebruiksjaar is 5.800. Het normale aantal machine-uren per jaar is 6.000. Wat is, afgerond op € 0,10 naar boven, het machine-uurtarief van de verpakkingsmachine in het derde gebruiksjaar? Geef ook de berekening. Antwoord € 10,60 Feedback Constante kosten Afschrijving (€ 385.000 - € 38.500) / 10 = Interestkosten 5% x (€ 385.000 + € 38.500)/2= Complementaire kosten € 34.650 € 10.587,50 € 18.150 € 63.387,50 63.387,50 / 6.000 = € 10,564 afgerond € 10,60 1 punt 1 punt Vraag 13 – 2 punten Een onderneming Bach koopt en verkoopt slaapzakken De slaapzakken worden geadministreerd tegen een vaste verrekenprijs, die bestaat uit de verwachte inkoopprijs inclusief de verwachte directe inkoopkosten. Voor jaar 1 is de verwachte inkoopprijs € 8 en zijn de directe inkoopkosten € 1,50. De normale inkoop en verkoop zijn 1.500 slaapzakken per maand. De totale constante indirecte inkoopkosten zijn € 84.600 per jaar. De constante verkoopkosten zijn € 12.600 per kwartaal. De variabele verkoopkosten zijn € 0,80 per slaapzak. Wat is de commerciële kostprijs van een slaapzak? Geef ook de berekening. Antwoord € 17,80 Feedback Inkoopprijs inclusief directe inkoopkosten Indirecte inkoopkosten € 84.600 / (1.500 x 12) Variabele verkoopkosten Constante verkoopkosten € 12.600 / (1.500 x 3) € 9,50 € 4,70 € 0,80 € 2,80 € 17,80 € 4,70 € 17,80 1 punt 1 punt Casus bij vraag 14 tot en met 17 Verpakkingsmachine coffeepads Een handelsonderneming koopt, verpakt en verkoopt coffeepads. Voor het inpakken van de coffepads wordt een verpakkingsmachine gebruikt. Jaarlijks worden 1.200.000 coffeepads verpakt en verkocht. De aanschafprijs van de verpakkingsmachine is € 140.000. De restwaarde is op elk moment nihil. De technische gebruiksduur van de verpakkingsmachine is vijf jaar. De interestkosten zijn 6% van het gemiddeld gedurende de gehele gebruiksduur in de verpakkingsmachine geïnvesteerde vermogen. De complementaire kosten hebben het volgende verloop: Jaar 1 2 3 4 5 Complementaire kosten € 15.000 € 28.000 € 42.000 € 68.000 € 92.000 Vraag 14 – 1 punt Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten van de verpakkingsmachine op basis van de technische gebruiksduur? Geef ook de berekening. Antwoord € 28.000 Feedback € 140.000 / 5 = € 28.000 Vraag 15 – 1 punt Wat is de jaarlijks ingecalculeerde interest op de verpakkingsmachine? Geef ook de berekening. Antwoord € 4.200 Feedback 6% x € 140.000 / 2 = € 4.200 Vraag 16 – 2 punten Wat is de economische gebruiksduur van de verpakkingsmachine? Vul hiervoor de onderstaande tabel in. Antwoord 4 jaar Jaar Cumulatieve Cumulatieve Cumulatieve Cumulatieve Aantal afschrijvings- Interestcomplementaire totale stuks kosten kosten kosten kosten 1 2 3 4 5 140.000 140.000 140.000 140.000 140.000 4.200 8.400 12.600 16.800 21.000 15.000 43.000 85.000 153.000 245.000 159.200 191.400 237.600 309.800 406.000 1.000.000 2.000.000 3.000.000 4.000.000 5.000.000 Kosten per 1.000 stuks 159,20 95,70 79,20 77,45 81,20 De economische gebruiksduur is: 4 jaar Cumulatieve totale kosten 1 punten 4 jaar 1 punt Vraag 17 – 2 punten De handelsonderneming stelt een afschrijvingsplan op. Hiertoe berekent ze de waarde van de prestaties door de bij vraag 16 berekende kosten per stuk te vermenigvuldigen met de jaarlijkse afzet. Door vervolgens de jaarlijkse interest- en complementaire kosten hierop in mindering te brengen, blijft een bedrag over dat beschikbaar is voor afschrijving. Wat zijn, via het hierboven beschreven afschrijvingsplan, de afschrijvingskosten van de verpakkingsmachine per jaar? Geef ook de berekening. Antwoord Feedback Jaar 1 1.000.000 x € 77,45 / 1.000 = € 77.450 - € 4.200 - € 15.000 = Jaar 1 1.000.000 x € 77,45 / 1.000 = € 77.450 - € 4.200 - € 28.000 = Jaar 1 1.000.000 x € 77,45 / 1.000 = € 77.450 - € 4.200 - € 42.000 = Jaar 1 1.000.000 x € 77,45 / 1.000 = € 77.450 - € 4.200 - € 68.000 = € 58.250 € 45.250 € 31.250 € 5.250 € 140.000 Elke fout een punt in mindering brengen Vraag 18 - 2 punten Een groothandel koopt en verkoopt twee soorten koffie. De groothandel koopt de koffie in en verpakt de koffie zelf. Voor jaar 1 zijn de volgende standaardgegevens per pak koffie van 500 gram bekend: Verkoopprijs inclusief 6% OB Inkoopprijs Verpakkosten Directe loonkosten Constante kosten Winst Maximale afzet Regular € 3,99 € 2,99 € 0,10 € 0,20 € 0,15 € 0,32 400.000 Caf free € 4,95 € 3,45 € 0,10 € 0,20 € 0,18 € 0,74 280.000 De verpakkosten en de directe loonkosten zijn proportioneel variabel met de afzet. De normale afzet is 80% van de maximale afzet en de verwachte afzet voor jaar 1 is 75% van de maximale afzet. Wat is de totale dekkingsbijdrage voor jaar 1? Rond alleen het eindantwoord af op hele euro’s. Geef ook de berekening. Antwoord € 335.406 Feedback Dekkingsbijdrage Regular € 3,99/1,06 - € 2,99 - € 0,10 - € 0,20 = € 0,47415.. € 0,47415… x 75% x 400.000 = € 142.245,283 1 punt Dekkingsbijdrage Caf free € 4,95/1,06 - € 3,45 - € 0,10 - € 0,20 = € 0,91981… € 0,91981…x 75% x 280.000 = € 193.160,3774 1 punt Totaal 335.405,6604 afgerond € 335.406 Vraag 19 – 2 punten De kostprijs van een tijdschrift is € 2,30. De kostprijs bestaat voor 65% uit variabele kosten. De verkoopprijs van het tijdschrift is € 4,95 inclusief 21% omzetbelasting. Over het afgesloten boekjaar 1 is het volgend bekend: • de normale verkoop is 24.000 tijdschriften; • de werkelijke verkoop is 22.500 tijdschriften Wat is, afgerond in hele euro’s, de break-evenomzet over het afgesloten boekjaar 1 voor tijdschriften? Geef ook de berekening. Antwoord € 30.449 Feedback C = 35% x € 2,30 x 24.000 = € 19.320 p = € 4,95 / 1,21 = € 4,090909… v = 65% x € 2,30 = € 1,495 BEA = € 19.320 / (€ 4,0909… - € 1,495) = 7.442,4……afgerond 7.443 1 punt BEO = 7.443 x € 4,95 / 1,21 = € 30.448,64 afgerond € 30.449 1 punt Vraag 20 – 2 punten Een onderneming verkoopt huistelefoons. De verkoopprijs per product is € 106,48 inclusief 21% omzetbelasting. De normale afzet is gelijkmatig over het jaar verdeeld en is bepaald op 14.400 huistelefoons per jaar. De inkoopprijs inclusief transportkosten is € 60 per huistelefoon. De constante verkoopkosten zijn € 180.800 per jaar. De variabele verkoopkosten zijn € 8 per huistelefoon en zijn proportioneel variabel. In het derde kwartaal van jaar 1 van zijn 3.500 huistelefoons verkocht. Wat is het bedrijfsresultaat van de huistelefoons over het derde kwartaal van jaar 1 op basis van de direct costing-methode? Geef ook de berekening. Antwoord € 24.800 Feedback Omzet 3.500 x € 106,48 / 1,21 = Variabele kosten 3.500 x (€ 60 + € 8) = Dekkingsbijdrage Constante kosten € 180.800 / 4 Bedrijfsresultaat volgens DC € 308.000 € 238.000 € 70.000 € 45.200 € 24.800 1 punt 1 punt Vraag 21– 3 punten Een onderneming koopt en verkoopt onder andere ovens. Voor jaar 1 zijn de volgende gegevens over de oven bekend: • de normale inkoop en verkoop is 26.000 ovens per jaar. De in- en verkopen zijn gelijkmatig over het jaar gespreid; • de standaard commerciële kostprijs per oven is € 289; • de verkoopprijs inclusief 21% omzetbelasting per oven is € 502,15; • de constante kosten in de standaard commerciële kostprijs bestaan uit constante inkoopkosten van € 15 en de constante verkoopkosten van € 9; • de werkelijke afzet van de ovens in januari van jaar 1 is 2.100 ovens. Wat is voor de oven het bedrijfsresultaat op basis van absorption costing over januari van jaar 1? Geef ook de berekening. Antwoord € 317.600 voordelig Feedback Verkoopresultaat 2.100 x (€ 502,15/1,21 - € 289) = € 264.600 voordelig Bezettingsresultaat (2.100 – 26.000 / 12) x € 24 = € 1.600 nadelig Bedrijfsresultaat volgens AC € 263.000 voordelig 1 punt 1 punt 1 punt Vraag 22 – 3 punten Van een eenmansbedrijf is over jaar 1 het volgende gegeven: • eigen vermogen aan het eind van jaar 1 € 561.258 • nettowinst jaar 1 € 43.589 • door de eigenaar uit de zaak onttrokken goederen voor eigen gebruik € 2.568 • door de eigenaar uit de zaak onttrokken kasgeld € 65.250 • door de eigenaar op de bankrekening van de zaak gestort in verband met een erfenis € 7.500 Met welk bedrag is het eigen vermogen veranderd? Geef duidelijk aan of er sprake is van een toename of een afname. Geef ook de berekening. Antwoord afname € 16.729 Feedback Eigen vermogen begin jaar 1 Nettowinst Privé opnamen per kas Privé opname goederen Privé storting Eigen vermogen eind jaar 1 € 577.987 € 43.589 + € 65.250 – € 2.568 € 7.500 + € 561.258 Eigen vermogen begin jaar 1 € 577.987 Afname € 16.729 1 punt eigen vermogen begin jaar 1 1 punt afname 1 punt bedrag afname