Het kapitalisme in crisis? David Para Marxistische zomeruniversiteit 22 augustus 2008 De monopolistische fase Rond 1860-1870 bereikt het kapitalisme in haar vrije marktstructuur een hoogtepunt. Tussen 1870 en 1900 voltrekt zich de overgang naar het kapitalisme in een monopolistische marktstructuur. Werkdefinitie monopolie: zeer grote ondernemingen Oorzaak overgang: concentratie van kapitaal doorheen de opeenvolgende crisissen De vrije concurrentie Kapitalist gaat lopen met de meerwaarde. Transfer van meerwaarde uit arbeidsintensieve sectoren naar kapitaalintensieve sectoren. Egalisatie van de winstvoet. Transfer van meerwaarde in vrije concurrentie C Sector 1 70 Sector 2 80 Sector 3 90 Economie 240 V 30 20 10 60 S 30 20 10 60 T 130 120 110 360 pi' 30 20 10 20 p' 20 20 20 20 R 120 120 120 360 P Transfert 20 -10 20 0 20 10 60 0 De monopolistische fase _______________________________________ De tendens tot egalisatie van de winstvoet en de transfer van kapitalen tussen sectoren bestaat nog steeds. Maar deze tendens botst tegen de werking van de economische grondwet van het kapitalisme in haar monopolistische fase: de wet van de maximale winst De monopolistische fase _______________________________________ Hoe eigenen de monopolies zich deze maximale winst toe? Door hun goederen te verkopen aan een prijs die hoger ligt dan de productieprijs: de monopolieprijs. Herinner: productieprijs = C + V + gemiddelde winstvoet De monopolistische fase _______________________________________ Bijgevolg komt de prijs in de niet monopolistische sectoren vaak onder de productieprijs te liggen. De winstvoet in deze sectoren is dus lager dan de gemiddelde winstvoet. Er is dus transfer van meerwaarde van de niet-monopolitische sectoren naar de monopolistische sectoren. De monopolistische fase _______________________________________ Opgelet: de overheersing van de monopolies belet noch de anarchie van de productie, de crisissen en de concurrentie. De concurrentie duurt voort: - tussen de monopolies - tussen de monopolies en de niet gemonopoliseerde ondernemingen De monopolistische fase _______________________________________ Zodoende accentueert de overheersing van de monopolies de tegenstellingen binnen het kapitalisme en de uitbuiting van de arbeidersklasse tot in het extreme. Deze verhoogde uitbuiting in de loop van de productie wordt bovendien nog verhoogd door het feit dat de arbeiders als consument een hogere prijs moeten betalen aan de monopolist voor de geproduceerde goederen. De monopolistische fase Kwalitatieve verandering = Uitschakeling markt en spel van vraag en aanbod, door: - de staat te betrekken (EU tegen China, USA tegen Irak, …) - de concurrentie op alle vlakken (politiek, ideologisch, …) - de samensmelting van bankkapitaal met industrieel kapitaal → ontstaan van de financiersoligarchie Ontstaan van het financierskapitaal 1. 2. 3. 4. 5. Ontstaan van het financierskapitaal De beurskapitalisatie De fusies-opkopingen De geldspeculatie Het fictief kapitaal Ontstaan van het financierskapitaal Het begin van het kapitalisme betekent de triomf van het industriële kapitaal. De overheersende vorm is dus: G - W ... P ... W’ - G’ Men moet meerwaarde creëren opdat het kapitalisme zich kan ontwikkelen. Het financiële kapitaal is secundair in deze fase. Het dient hoofdzakelijk voor de verschaffing op korte termijn van geld kapitaal, nodig voor het accumulatieproces. Ontstaan van het financierskapitaal Dit verloopt voornamelijk via de disconto. Bijvoorbeeld, een staalbedrijf koopt steenkool van een steenkoolmijn. Maar, aangezien het nog geen staal verkocht heeft beschikt het nog niet over de nodige middelen om deze steenkool te kopen. De steenkoolmijn schrijft een wisselbrief uit en laat deze ondertekenen door het staalbedrijf. De wisselbrief kan worden gezien als een soort van lening op korte termijn. Zodra het staalbedrijf staal verkoopt kan het deze lening terugbetalen, met daarbovenop een bepaalde intrest. Ontstaan van het financierskapitaal Maar ook de steenkoolmijn moet haar eigen leveranciers, arbeiders, … betalen. Hij brengt zijn wissel naar de bank die hem deze wissel reeds uitbetaalt (verdisconteert) met afhouding van een bepaald bedrag, de disconto. Zodoende wordt een deel van de meerwaarde, gecreëerd door de staalarbeiders, overgedragen naar de bank. Zodoende is tevens de steenkoolmijn niet gedwongen om grote hoeveelheden kapitaal te immobiliseren en kan deze de rotatiesnelheid van het kapitaal opvoeren, waarbij telkens meerwaarde wordt gecreëerd. Ontstaan van het financierskapitaal Het financieel kapitaal dient op deze wijze de noden van het industrieel kapitaal en haar winst komt voor een deel uit doorgegeven meerwaarde. De bank kan in geval van nood aan liquiditeiten de wissel herverdisconteren bij de centrale bank. Op haar beurt rekent de centrale bank hiervoor een kost aan, de herdisconto. Ontstaan van het financierskapitaal De herdiscontovoet die de centrale bank aanrekent is essentieel. 93% van de geldcreatie vindt plaats via privé banken (onder de vorm van leningen) (giraal geld genaamd). Slechts 7% van de geldhoeveelheid bestaat uit munten en biljetten (chartaal geld). Door de vaststelling van de herdisconteringsvoet, bevordert of beperkt de centrale bank de geldcreatie in de economie (en daarmee de economische activiteit). Ontstaan van het financierskapitaal steenkool Staalbedrijf Steenkoolmijn wissel Bank herdisconteringsvoet Centrale bank Lener in laatste instantie Ontstaan van het financierskapitaal Langzaam aan overstijgt het financieel kapitaal haar rol als steunpunt (geld kapitaal) voor het industrieel kapitaal. De strijd voor de accumulatie tussen bedrijven maakt de verwerving van geld kapitaal essentieel. De bedrijven, die geen voldoende winst kunnen realiseren, zijn gehouden om een beroep te doen op de banken, teneinde in de running te kunnen blijven. Ontstaan van het financierskapitaal De bank, die quasi over een exlusief monopolie over het geld kapitaal beschikt, wint aan belang en invloed. Terzelfdertijd kent de bank de situatie van de bedrijven en van de concurrentie. Indien de bedrijven niet zouden kunnen terugbetalen, kunnen de banken hun leningen omvormen in participaties en eigenaar worden van de bedrijven. Ontstaan van het financierskapitaal Dit is wat er gebeurd is met la Société Générale de Belgique in 1835. Haar agentschap in Mons verleende een groot aantal leningen aan de steenkoolmijnen uit de streek. Deze mijnen konden, wegens de crisis van 1835 en de concurrentie met Engeland, deze leningen niet terugbetalen. De Generale beschikte over 2 mogelijkheden: de uitbetaling eisen en het faillissement vorderen van haar schuldenaars (en dus haar geld verliezen); de leningen omvormen in aandelen. Zij opteert voor de laatste optie en wordt de eerste gemengde bank uit de geschiedenis. Ontstaan van het financierskapitaal De Generale is tegelijkertijd deposito bank en investeringsbank: gemengde bank. Zij verwerft deelnemingen in de steenkool, de staalnijverheid en de spoorwegen (toen nog privé). Zij behoudt deze aandelen gedurende de hele XIXde eeuw. Zij dient als model voor de grote Duitse banken, zoals de Deutsche Bank. Ontstaan van het financierskapitaal Vandaar stelt Lenin in « Het Imperialisme »: « Concentratie van de productie, het daaruit onstaan van monopolies, het samensmelten of vergroeien van de banken met de industrie - ziedaar de wordingsgeschiedenis van het financierskapitaal en de inhoud van dit Lenin, Het imperialisme als hoogste begrip » stadium van het kapitalisme, Pegasus, 4de druk, p.59. De beurskapitalisatie 1. 2. 3. 4. 5. Ontstaan van het financierskapitaal De beurskapitalisatie De fusies-opkopingen De geldspeculatie Het fictief kapitaal De beurskapitalisatie De beurskapitalisatie is gelijk aan de optelsom van de beurskoersen van alle beursgenoteerde bedrijven vermenigvuldigd met het aantal aandelen van elk bedrijf. Bijv.: indien bedrijf A is samengesteld uit 1.000 aandelen en elk van hen is 1.200 euro waard, dan is haar beurskapitaal gelijk aan 1,2 miljoen euro. Indien bedrijf B 2.000 aandelen heeft en elk aandeel is 700 euro waard, dan is haar beurskapitaal gelijk aan 1,4 miljoen euro. De beurskapitalisatie Door de beurswaarde van alle bedrijven op te tellen, komen we aan het totale beurskapitaal. De stijging van het beurskapitaal komt voort uit 2 bronnen: - de intrede van nieuwe beursgenoteerde vennootschappen of de kapitaalsverhoging van de reeds genoteerde vennootschappen; - stijging van de beurskoersen. De beurskapitalisatie Evolutie van het beurskapitaal t.a.v. het wereld BBP tussen 1990-2006 (in miljoenen dollars) 1990 kapitaal BBP Verhouding 1995 2000 2002 2006 Gemiddelde jaarlijkse verhoging 9.400 17.788 32.260 23.271 50.635 5,8 22.797 29.501 31.759 32.813 48.144 2,3 41,2 60,3 101,6 70,9 105,2 Bron: World Federation of Exchanges: http://www.fibv.com et FMI. De beurskapitalisatie Evolutie van het beurskapitaal vergeleken met het BBP van de VS tussen 1990-2006 (in miljoenen dollars) 1990 1995 2000 2002 2006 Gemiddelde jaarlijkse stijging kapitaal 3.059 6.858 15.104 11.055 19.569 8,4 BBP 5.803 7.398 3,8 Verhouding 52,7 92.7 9.817 10.470 13.245 153,9 105,6 147,8 Bron: World Federation of Exchanges: http://www.fibv.com et FMI. Evolutie van het BBP van de VS en de S&P500 (beursindex) tussen 1980 en 2006 (1980=100) 1,200 1,100 1,000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 1980 1983 1986 1989 1992 PIB 1995 1998 2001 S&P 500 2004 De beurskapitalisatie Sinds 1990 is de groeivoet van het beurskapitaal gemiddeld 5,8% per jaar in de wereld en 8,4% in de VS. Dat is meer dan de groeivoet van het BBP. Bijgevolg wordt er meer geld gecreëerd op de beurs dan dat er toegevoegde waarde wordt gecreëerd De fusies-opkopingen 1. 2. 3. 4. 5. Ontstaan van het financierskapitaal De beurskapitalisatie De fusies-opkopingen De geldspeculatie Het fictief kapitaal De fusies-opkopingen De fusies en opkopingen zijn investeringsoperaties die niet gericht zijn op de creatie van bijkomende productiecapaciteit, maar op het opkopen of samenbrengen van bestaande productie-eenheden. Hun toename wijst op een intense concurrentiestrijd tussen de productiereuzen. Bedragen betrokken bij fusies in de wereld tussen 1991-2006 (in miljarden dollars) 4,000 3,305 3,500 3,540 2,859 3,000 2,530 2,273 2,500 2,000 1,605 1,500 975 1,000 500 0 329 286 325 1,136 1,744 1,612 1,185 1,318 465 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 De fusies-opkopingen Deel van fusies & opkopingen in de directe investeringen in het buitenland (in %) 87-90 91-94 95-00 Wereld 68,9 45,7 74,7 Imperialistische landen 78,0 62,5 92,1 Derde Wereld 22,9 16,8 32,7 Bron : berekend o.g.v. UNCTAD gegevens, World Investment Report. De fusies-opkopingen Meer en meer beperken de investeringen van bedrijven zich tot het opkopen en fusioneren met andere bedrijven (en niet tot de creatie van nieuwe productiecapaciteit). In de « rijke » landen gaat 92% van de investeringen in het buitenland enkel naar mergers & acquistions. Dit neemt nog toe tijdens de periode tussen 1994-2000. In 2001 een korte pauze met de beurs crash. Sinds 2004 hernomen in nog grotere omvang. De geldspeculatie 1. 2. 3. 4. 5. Ontstaan van het financierskapitaal De beurskapitalisatie De fusies-opkopingen De geldspeculatie Het fictief kapitaal De geldspeculatie Voor 1971 was de ruil tussen verschillende munteenheden zeer beperkt, aangezien de wisselvoeten min of meer vast stonden. De speculatie betrof enkel de marges en eventuele devaluaties. Dit wijzigt met de invoer van flexible wisselvoeten. Dagelijkse uitwisseling van valuta (in miljarden dollars) 1,880 1,490 1,200 1,190 820 590 apr/04 apr/01 apr/98 apr/95 apr/92 apr/89 150 1985 18 Début 70 2,000 1,800 1,600 1,400 1,200 1,000 800 600 400 200 0 De geldspeculatie Evolutie van de ruil van geld vergeleken met de internationale handel in de wereld tussen 1970-2004 (in miljarden dollars) Begin 70 Dagelijks Bedrag Jaarlijks Bedrag 18 1985 avr-89 avr-98 avr-01 avr-04 150 590 1.490 1.200 1.880 4.320 36.000 141.600 357.600 288.000 451.200 Handel (jaarlijks) 304 1.892 2.859 5.422 6.000 8.907 Verhouding H/JB 7,04% 5,26% 2,02% 1,52% 2,08% 1,97% Bron: BRI, diverse rapporten, et WTO voor de handel. De geldspeculatie De ruil van valuta explodeert. Zij stijgt tot ongeveer 1.900 miljard dollar per dag (er vond een daling plaats in 2001 door de invoering van de euro). Deze ruil is slechts voor 2% te wijten aan koop en verkoop van goederen. Een belangrijk deel van deze ruil wordt tot stand gebracht door banken (die kapitaal aan elkaar uitlenen). De geldspeculatie Maar daarnaast is er ook het beheer van de vreemde valuta stand van elke multinational. Elke multinational die wereldwijd opereert versluist dagelijks enorme geldhoeveelheden. Deze bedragen worden zeer nauwgezet beheerd, enerzijds om de onafhankelijkheid van bepaalde munteenheden te vrijwaren en anderzijds voor speculatieve doeleinden. De geldspeculatie Volgens de meest recente schattingen zou de valutaruil in de wereld ongeveer 2.100 miljard dollar per dag bedragen. De centrale banken in de wereld hebben reserves ten bedrage van 4.288 miljard dollar, zijnde ongeveer een bedrag dat overeenstemt met 2 dagen monetaire transacties. Het fictief kapitaal 1. 2. 3. 4. 5. Ontstaan van het financierskapitaal De beurskapitalisatie De fusies-opkopingen De geldspeculatie Het fictief kapitaal Het fictief kapitaal Marx definieert het fictief kapitaal als kapitaal dat niet voortkomt uit de reële productie: bijv. beursstijgingen die niet voortkomen uit een stijging van de winsten (en dus van de door arbeid gecreëerde meerwaarde). Dit kapitaal is fictief, want op een bepaald ogenblik zal het verdwijnen in een crash. Evolutie van de inkomstenvoeten uit beurskapitaal in de VS tussen 1980-2006 (in %) 14 12 10 8 6 4 2 0 1980 1983 1986 1989 1992 Dividend 1995 1998 Earnings 2001 2004 Het fictief kapitaal Om het initiële kapitaal te compenseren, moet des te meer winst gemaakt worden. Dit terwijl de initiële winstprognoses vaak totaal irrealistisch zijn. Dat zorgt voor een verhoging van de druk op de bedrijven (en dus op de werknemers) om de resultaten te doen stijgen teneinde de beurskoersen te kunnen doen toenemen. Besluiten « Het imperialisme of de heerschappij van het financierskapitaal is de hoogste ontwikkelingstrap van het kapitalisme, waarop deze scheiding een enorme omvang aanneemt. Het overwicht van het financierskapitaal op alle overige kapitaalsvormen betekent dat de rentenier en de financiersoligarchie een dominerende positie innemen; het betekent dat een gering aantal staten die over de financiële ‘macht’ beschikken, zich van de andere Lenin, Het imperialisme als hoogste afzonderen.» stadium, Pegasus, Amst., 4de uitgave, p.73