Nos actions dans les activités d`AVO

advertisement
DUURZAME SAMENWERKING
EEN KADER
VERHAAL : STUDIEBEGELEIDING
AFRIKAANSE STAD
IN EEN
WEST-
VERHAAL : STUDIEBEGELEIDING
RELATIES ONDERHOUDEN MET ALLE STAKEHOLDERS







Degelijke Identificatie van de stakeholders
Stakeholder : IEDEREEN die beïnvloed wordt door een
project, ook in negatieve zin
Blijvende inspanningen leveren om in dialoog te gaan met
stakeholders (ook tijdens uitvoering en evaluatie)
Nagaan of je contactpersonen wel een ‘representatieve
spreekbuis’ voor een bredere gemeenschap zijn
Betekent ook soms : een hiërarchie respecteren en
erkenning geven
Er is een directe link tussen relaties onderhouden met
(alle) stakeholders en ownership
Voor meer info : surf naar www.atol.be
VENN DIAGRAM : STUDY SUPPORT PROJECT
PTA
?
employers
Teachers
market
harbor
Principals
City council
Ward
elderman
Parents - family
Imam/mosque/
Coranic school
Church/ Reverend
Womens association
http://www.delicious.com/microproject
RELATIES ONDERHOUDEN MET ALLE
STAKEHOLDERS: DE ZANDLOPERSTRUCTUUR VAN
VEEL (MICRO) PROJECTEN
Partners in het Noorden
Contactpersonen (soms de zwakke schakel)
Partners in het zuiden
VERHAAL : DE SLAGERIJ EN DE VISMARKT
VERHAAL

: DE SLAGERIJ EN DE VISMARKT
De grote markt Banjul wordt beheerd door de lokale
overheid. De slagerijen en de ‘toonbanken’ waar het vlees
verkocht wordt zijn één en dezelfde plaats. D.w.z. een met
golfplaten overdekte hangar. Ook de verse vis wordt er
schoongemaakt en verkocht, de activiteiten gebeuren in
allesbehalve hygiënische omstandigheden. Er is geen
koelruimte en overdag is er geen tijd om de ruimte en de
tafels schoon te maken vanwege de drukte op de markt.
Tegen de avond stopt het werk. Na zonsondergang is het
zowat aardedonker in de slagerij/vismijn en kan de ruimte
eigenlijk niet op een degelijke wijze schoongemaakt
worden. Vlees/vis die niet verkocht is, ligt de hele nacht in
buitenluchttemperatuur en gaat de volgende ochtend over
de toonbank,
VERHAAL








: DE SLAGERIJ EN DE VISMARKT
De partner uit Vlaanderen doet het volgende voorstel :
Plaatsen van zonnepanelen op het dak van de hangar,
Betegelen slagerij/vismijn,
Elektriciteit zorgt voor koeling om producten te bewaren en
licht ‘s avonds,
Licht zorgt ervoor dat de ruimte in de avonduren kan
schoongemaakt worden.
Betegeling zorgt ervoor dat wanden, vloeren, tafels
gemakkelijk schoon te maken zijn,
Het budget is voor handen, maar het voorstel ketst af op
weigering van lokale overheid in het Zuiden.
Waarom komt dit voorstel niet van de grond? Graag
enkele suggesties?
raakpunten
ownership
afstemming
wederkerig-
continuïteit
heid
Duurzame
samen
netwerking
Community
based
werking
dialogue
wederzijdse
verant woording
transfer
voor bereiding
resultaat gerichtheid
ontmoeting
1. DE CONTEXT






Materiële en financiële middelen :
Reizen, gasten ontvangen, partner ondersteunen (in geval
van een stedenband) , projecten ondersteunen,
sensibiliseringsactiviteiten in het Noorden, vorming,
enz….
Samenwerking kost ook geld/middelen vooor de partner in
het Zuiden?
(Toegang tot) degelijke communicatiekanalen :
Toegang is er vaak wel voor lokale overheid in het Zuiden,
maar niet altijd voor andere stakeholders
uitdaging = contact onderhouden in de lange periodes
tussen de wederzijdse bezoeken .
1 DE CONTEXT

‘Sterke organisatie/lokale overheid ’ (7 S-model)
Convenant gemeenten en lokale overheden ingeschreven in het
Federaal MJP worden verondersteld van over een strategie te
beschikken
In hoeverre heeft de partner in het Zuiden een uitgebalanceerde
visie op I.S. ?
Hoe groter de discrepantie tussen lokale overheden (en organisaties)
hoe moeilijker het dikwijls (niet altijd) is,.

Tijd : om het draagvlak in de gemeente/ stad te vergroten
en de relatie met de partner uit te bouwen. 6 to 8 jaar is
niet overdreven.
STERKE ORGANISATIE : 7S MODEL
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
CONTEXT








Wat kost de samenwerking aan geld en middelen voor
onze partner in het Zuiden,
Welke initiatieven kunnen financiële middelen genereren
voor onze partner in het Zuiden?
Wat is onze financiële en materiële draagkracht i.f.v. de
samenwerking?
Hoeveel middelen wensen/kunnen we (jaarlijks) te
investeren in de stedenband/samenwerking?
Heeft de partner in het Zuiden een internetfaciliteit ?
Hoeveel van de stakeholders in het Zuiden hebben
toegang tot internet ? Kan dat geoptimaliseerd worden en
hoe?
Zijn we bereid om partners in het Zuiden te ondersteunen
bij het creëren van een internetfaciliteit?
Slagen we er in om geregeld via digitale weg contact te
onderhouden met elkaar en zo niet : hoe komt dat?
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
CONTEXT



Wat is voor ons een sterke organisatie/lokale overheid?
Wat is een sterke organisatie/lokale overheid voor onze partner(s)
in het zuiden?
Waar zitten onze sterktes en zwaktes rekening houdend met het
7S-model? Idem dito voor e partner(s) in het Zuiden?

Hoeveel tijd willen we graag in de samenwerking investeren?

Hoeveel kunnen we werkelijk investeren?



Zijn we bereid om jaren energie in een project te stoppen zonder
veel tastbare resultaten op korte termijn?
Weegt de voorlopige meerwaarde op in verhouding tot de tijd die
we in het project stoppen?
Hebben de mensen in onze vereniging/organisatie/lokale
overheid/gemeente het geduld/het nodige begrip voor een project
dat pas op middellange termijn vruchten afwerpt ?
2. OWNERSHIP / EIGENAARSCHAP

2.1. Aansluiting bij een heldere, gedeelde visie op
internationale samenwerking ( Die visie is er meestal wel,
maar is die het werk van één ambtenaar of wordt ze
geschreven & gedragen door meerdere mensen)



2.2. Ondersteuning van leidinggevenden
2.3. Gedragenheid van het project door zoveel mogelijk
‘stakeholders’ binnen de gemeente = lokale overheid en
civiele maatschappij
2.4. Vraaggestuurde ondersteuning
ownership
1. OWNERSHIP : KNELPUNTEN
Aandachtspunten




Is de oefening rond visie voldoende gemaakt bij alle
partners/stakeholders? (vb. scholen in Oostende en Banjul)
Slagen we er als dienst I.S in om met zoveel mogelijk andere diensten
samen te werken?
Ondersteuning en (actieve) betrokkenheid van leidinggevenden is
mede bepalend voor ownership
Betrokkenheid leiddingevenden is vaak belangrijk voor de partner in
het Zuiden.

Verleiding om ideeën op te dringen ,

Ga niet meteen van intentie naar actie
Knelpunten

Vaak een kleine, geëngageerde, overvraagde, groep mensen die
initiatieven trekt + veel vrijwilligerswerk,
ownership
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
OWNERSHIP




Is onze visie op internationale samenwerking vooral het werk van één/enkele personen
en/of wordt ze geschreven en gedragen door een bredere groep,
Wat is de rol die leidinggevenden opnemen in het project?
Hoe kunnen leidinggevenden een betekenisvolle rol opnemen in een
stedenband/internationale samenwerking, rekening houdend met hun (andere) taken?
Is er voldoende gedragenheid voor het project bij de diverse diensten van de lokale
overheid?

Welke zijn de elementen die er voor zorgen dat de gedragenheid beperkt is?

Hoe kunnen we de gedragenheid voor het project vergroten?






Als lokale overheid werken we samen met ander partners in het kader van een
stedenband (scholen, verenigingen,,,,) Zijn er mogelijkheden om het evenwicht tussen
draagkracht en draaglast voor mensen (leerkrachten, andere personeelsleden) die
internationale samenwerking actief ondrsteunen haalbaar(der) te houden? M.a.w,, welke
faciliterende rol kan de lokale overheid hier spelen?
Sluit de ondersteuning die de partner in het Noorden aan bij concrete vragen,
prioriteiten, capaciteiten in het Zuiden?
Worden de geïdentificeerde vragen/noden door zoveel mogelijk relevante stakeholders
gedeeld/erkend?
Kennen we ook die stakeholders die ‘negatief’ getroffen worden door onze projecten? Hoe
kunne we met en in dialoog gaan?
Zijn we ons bewust van mogelijke valkuilen op vlak van ownerschip en wat doen we
daaraan?
Hoe zit het met ownership bij de projecten die we subsidiëren als lokale overheid?
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
OWNERSHIP






Als lokale overheid werken we samen met ander partners in het
kader van een stedenband (scholen, verenigingen….) Zijn er
mogelijkheden om het evenwicht tussen draagkracht en draaglast
voor mensen (leerkrachten, andere personeelsleden) die
internationale samenwerking actief ondersteunen haalbaar(der)
te houden? M.a.w., welke faciliterende rol kan de lokale overheid
hier spelen?
Sluit de ondersteuning die de partner in het Noorden aan bij
concrete vragen, prioriteiten, capaciteiten in het Zuiden?
Worden de geïdentificeerde vragen/noden door zoveel mogelijk
relevante stakeholders gedeeld/erkend?
Kennen we ook die stakeholders die ‘negatief’ getroffen worden
door onze projecten? Hoe kunne we met en in dialoog gaan?
Zijn we ons bewust van mogelijke valkuilen op vlak van
ownerschip en wat doen we daaraan?
Hoe zit het met ownership bij de projecten die we subsidiëren als
lokale overheid?
3. RAAKPUNTEN /GEMEENSCHAPPELIJKE
INTERESSES


Raakpunten (gemeenschappelijke interesses, inhouden, ….)
vergroten de kans op echt ownership.
Bij het opstarten van een stedenband is de denkoefening rond
raakpunten fundamenteel. Schaalgrootte kan daarbij een
belangrijk element zijn,
Dit is niet de ‘heilige graal’ voor internationale samenwerking maar
het is een krachtige hefboom.
Geldt eveneens voor samenwerking tussen scholen, bedrijven
& andere actoren uit de civiele maatschappij.
raakpunten
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
RAAKPUNTEN?




Hebben we genoeg oog voor gelijkenissen en
raakpunten in onze samenwerking ?
Welke inhoudelijke raakpunten delen we met de
partner uit het Zuiden/Noorden?
Indien er minder inhoudelijke raakpunten zijn, hoe
kunnen we elkaar dan wel vinden?
Welke mogelijke diensten/organisaties/verenigingen
in onze stad/gemeenten ‘matchen’ goed met
vergelijkbare partners in het Zuiden?
AFSTEMMING: EEN DENKOEFENING
WAT IS DE ‘CIVIELE MAATSCHAPPIJ’ ?
4. AFSTEMMING : OP VLAK VAN
Visie op ontwikkeling/internationale
samenwerking, Gezamenlijke haalbare
doelstellingen
 Agenda’s
 Inhoud van de uitwisselingsprogramma’s
 Tijdsgebruik (uur, dag, week , maand , jaar)
 Wederzijdse verwachtingen
 Communicatie
 De spiritueel/symbolische dimensie

afstemming
VOORBEELD : WAT IS CIVIELE MAATSCHAPPIJ/MIDDENVELD?


Lokale overheid in het Noorden :
Civiele maatschappij = het middenveld met expertise in bepaalde
domeinen die zinvol is voor onze stedenband
UN :
= the totality of voluntary civic and social organizations and
institutions that form the basis of a functioning society as
opposed to the force-backed structures of a state and commercial
institutions of the market
Roles: empowerment, socio-economic capacity building, government
watchdog, service delivery, culture, advocacy, awareness raising,
etc.

VOORBEELD : WAT IS CIVIELE
MAATSCHAPPIJ/MIDDENVELD?

Lokale overheid in het zuiden
Civiele maatschappij = het middenveld dat
gelinkt is met het bestuur (politiek en/of op basis
van verwantschap),
 Vb. City link foundation

4. AFSTEMMING
Knelpunten :
Te weinig communicatie
 Een ander idee over de inhoud van communicatie
 Een andere visie op reizen, vrije tijd, samen zijn.
 Verlanglijstjes doorsturen.
 Dingen bepalen zonder overleg.
 Voorstellen doen/doordrijven zonder rekening te houden met lokale
omstandigheden/stakeholders
 Andere prioriteiten
 Verschillende verwachtingen.
 Kunnen lokale overheden/organisaties, partners in het Noorden die
verwachtingen
verwachitingen wel inlossen?

!!! Afstemming vergt creativiteit en buiten je
eigen logica leren kijken.
afstemming
VOORBEELD : DE SAVANNETOCHT
afstemming
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
AFSTEMMING







Werken we wel vanuit de dezelfde doelstellingen?
Zitten we voldoende op dezelfde golflengte inzake prioriteiten en ge
maakte keuzes. Zo niet. Hoe kunnen we bijsturen?
Zitten we voldoende op dezelfde golflengte omtrent de inhoud van
uitwisselingsprogramma’s?
Zij we voldoende in staat om buiten onze eigen logica te kijken?
Zijn onze verwachtingen naar de partner in het Noorden/Zuiden
realistisch?
Is er voldoende dialoog omtrent het al of niet kunnen inlossen van
verwachtingen?
Hoe kijken we naar ontwikkeling, civiele maatschappij…..? Hoe
kijken onze partners in het Zuiden naar diezelfde begrippen?
5. CONTINUITEIT
5.1. Een ‘vaste’ kern/werkgroep van (geëngageerde) mensen
die ‘meegroeit’ met een stedenband / inetiatief in I.S. is mede
bepalend voor het slagen ervan.
knelpunten :

Werkdruk (vb mensen van SROS of vierde pijlerintiatieven doen dit
vrijwillig)

Tanend enthousiasme bij vrijwilligers

Personeelsverloop

“Doorgeven van de fakkel” met grondige info-overdracht kan die
continuïteit grotendeels waarborgen in de eigen lokale
overheid/organisatie , maar belemmert soms de relatie-uitbouw met
de partner
continuï
teit
5. CONTINUITEIT
5.2. Wil ook zeggen : volgehouden aandacht voor de relatie
met de partner.
Knelpunten :

Gebrekkige communicatielijnen.

Geschreven versus gesproken traditie?

Een andere idee over de inhoud van
communicatie?
continuïteit
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
CONTINUITEIT





Wat betekent continuïteit in de voor ons (als organisatie)?
Slagen we erin om voldoende continuïteit te waarborgen in
de samenwerking?
Hoe kunnen we continuïteit toch waarborgen? Welke
laagdrempelige systemen, die weinig extra werk vragen,
kunnen ons daarbij helpen?
Communiceren we voldoende met elkaar ?
Hoe pakken we monitoring (regelmatige opvolging) van
onze samenwerking tot nu toe aan? Is dat een zinvolle
werkwijze of moeten we bijsturen?
6. COMMUNITY BASED DIALOGUE



Uitwisseling ideeën, ervaringen, methodieken met andere
lokale overheden die een vergelijkbare stedenband
onderhouden.
Uitwisseling met andere lokale overheden inzake :
toekennen projectsubsidies, sensibilisering, fair-trade,
ondersteuning scholenbanden
Uitdaging = de partners in het Zuiden aanmoedigen tot
deze vorm van dialoog
Vraag : Zijn we bereid om zelf ontwikkelde ‘know how’
te delen met anderen ?

Community
based
dilogue
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
COMMUNITY BASED DIALOGUE

Zijn we bereid om ervaringen, methodieken en ideeën uit te
wisselen met anderen (lokale overheden, 4e pijlers
organisatie, NGO’s…..?

Kunnen we tijd vrij maken voor uitwisseling?

Wat hebben wij anderen te bieden?

Naar welke ‘know how’ zijn we zelf op zoek?

Weten we waar en hoe we andere potentiële partners
kunnen vinden?
7. WEDERZIJDSE VERANTWOORDING

Communiceer met elkaar over alles i.v.m. de samenwerking :







Voorgenomen intenties die niet kunnen worden waargemaakt
Bijsturing doelstellingen
‘Trekkersfiguren’ die weggaan
Geslaagde en mislukte fondsenwerving
Teleurstelling in elkaar
Frustraties n.a.v. faalervaringen
Veranderingen in reisprogramma’s
Knelpunten :
 Werkdruk/Tijd (dit vraag regelmatig digitaal/telefonisch,
contact…. met verschillende stakeholders
 Fouten worden soms moeilijk toegegeven
 Gebrekkige communicatielijnen
 Sommige dingen blijven verborgen (vb. etnische
elementen, interne spanningen, politieke aspecten…)
wederzijdse
verant woording
7. WEDERZIJDSE VERANTWOORDING
Voorstel : laagdrempelige monitoring
 Partners proberen 3 tot 4 per jaar een antwoord
formuleren op max 4 tot 6 vragen
 voorbeeld

Hoe is er sinds ons laatste contact gewerkt aan de
doelstellingen (specifieer) die we samen geformuleerd
hebben.
 Wat is er al bereikt?
 Wat is er nog niet bereikt en waarom?
 Wat hebben we moeten bijsturen?
 Welke andere vragen, opmerkingen of ideeën hebben
wederzijdse
we nog voor jullie?
verant 
(subsidiedossiers !)
woording
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
WEDERZIJDSE VERANTWOORDING



Hebben we tot nu onze acties/stappen die we in
het kader van de samenwerking uitgevoerd
hebben consequent gecommuniceerd aan onze
partner? Zo niet, hoe komt dat?
Communiceren we tot nu toe voldoende met
elkaar over wijzigingen, teleurstellingen, etc…?
Wat weerhoudt ons ervan om bepaalde
(belangrijke) zaken te communiceren?
KNELPUNTEN : WEDERZIJDSE
VERANTWOORDING
Werkdruk/Tijd (dit vraag regelmatig
digitaal/telefonisch contact…. met verschillende
stakeholders
 Fouten worden soms moeilijk toegegeven
 Gebrekkige communicatielijnen
 Sommige dingen blijven verborgen (vb. etnische
elementen, interne spanningen, politieke
aspecten…)
 Soms is het moeilijk om de ander niet te
‘blameren’.
 Hoe laat je de ander geen gezichtsverlies leiden?

8. RESULTAATGERICHT WERKEN
8. RESULTAATGERICHT WERKEN




Werk vanuit gezamenlijke, haalbare doelstellingen, die gedragen
worden door ‘ALLE’ (zoveel mogelijk) relevante
stakeholders.
Maak tijd om die te evalueren/bij te sturen tijdens de wederzijdse
bezoeken.
Bewaken keten : input – output – outcome – impact
Uitdagingen : Hoe kan een lokale overheid partners/organisaties
op dit vlak stimuleren ? (subsidiedossiers?)
resultaat gerichtheid
8. RESULTAATGERICHT WERKEN
VOORBEELD : ZONNEBOILERPROJECT
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
RESULTAATGERICHT WERKEN





Werken we vanuit concrete, haalbare doelstellingen die
door beide partners gedragen worden?
Besteden we voldoende aandacht aan opvolging en
(tussentijdse) evaluatie ?
Zij we voldoende vertrouwd met methodieken om
resultaatgericht te werken?
Hebben we ondersteuning of vorming op dat vlak nodig? Is
het haalbaar om daar tijd voor vrij te maken?
Vinden we PCM nuttig? Indien ja, is het zinvol voor heel
onze werking of enkel voor deelaspecten?
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
RESULTAATGERICHT WERKEN




Op een westerse wijze
plannen/analyseren/doelstellingen bepalen meten
is vaak moeilijk in het Zuiden?
Uitdaging is de vertaaloefening naar Brussel toe,
Vraag : vindt de partner in het Zuiden zich nog
voldoende terug in het document na ‘vertaling’
(transect walk, social mapping, seasonal
calendar, venndiagram kan interessant
invalshoeken zijn om tot doestelligen te komen
i.p.v. samen rond de tafel zitten)
9. ELKAAR ONTMOETEN
•
Om een relatie blijvend te onderhouden moet je elkaar ontmoeten.
•
2 jaar =maximale rekbaarheid
•
•
Het ontvangen van bezoekers heeft een vaak grotere
impact op lokale overheid/organisatie als geheel dan zelf
met een delegatie op reis gaan.
Op dat moment wordt de samenwerking veel zichtbaarder
Knelpunten :
• Kostprijs , voorbereiding, extra werkbelasting - drempelverhogend
•
Korte periodes van ontmoeting in verhouding tot lange voorbereiding.
•
Gasten ontvangen uit Europa is een zeer dure aangelegenheid voor de
partners in het Zuiden (zichtbare en verborgen kosten).
ontmoeting
9. ELKAAR ONTMOETEN
Verband tussen (informele) ontmoeting en
kwaliteit samenwerking.
 Relatie opbouw : koud – warm geld
 Stedenband : 2 x per jaar is minimum.
 Peter V. “Met een lief dat je eenmaal per jaar ziet
blijft de relatie geen stand houden”

ontmoeting
REFLECTIE EN EVALUATIEVRAGEN :
ONTMOETING


Hoe vaak zouden we onze partners moeten
ontmoeten om de relatie op een bevredigende
manier in stand te houden?
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de balans
tussen energie die de ontmoeting kost en
meerwaarde voor de school beter in evenwicht
geraakt?
10. VOORBEREIDING (VAN WEDERZIJDSE
BEZOEKEN……)
Belangrijk bij identificatiemissies en voor elke nieuwe
stakeholder/partner

10.1. Praktische voorbereiding :

10.2. Inhoudelijke voorbereiding :


Workshops rond land/regio religie/intercuturele competenties (in
O. voorzien door lokale overheid)
Zeer vrijblijvend
Knelpunten :
 Moet tussendoor gebeuren (woensdagnamiddagen, zaterdagen…)
 Soms sterke focus op fondsenwerving. Weinig tijd voor iets
anders
 Zou ook in het Zuiden moeten
voor bereiding
11. TRANSFER



Vertaling van de ervaringen uit een stedenband / ander vormen
van internationale samenwerking naar de bredere bevolking (in
de eerste plaats andere diensten)
Het is juist die vertaling waarmee een stedenband/ een intiatief
levend blijft of uitdooft.
Dit vraagt vooral veel tijd
Knelpunten :



Het is geen sinecure om een gemeente in haar totaliteit warm te
maken voor internationale samenwerking.
Dit blijkt in de realiteit een van de moeilijkste zaken te zijn.
Tijdelijke initiatieven lukken meestal wel : sponsoract.
(Gambiarun, lesmarathon,…), tentoonstelling,…
transfer
11. TRANSFER

11.1. Sluit aan bij wat reeds is
Zichtbaarheid
Visie + actuele thema’s
Hier worden soms kansen gemist

11. Leren van elkaar (community based dialogue)



transfer
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
TRANSFER





Op welke wijze komen internationale samenwerking, solidariteit
met het Zuiden, omgaan met (culturele) diversiteit al aan bod in
onze gemeente ?
Hoe kunnen we daar met relatief weinig extra inspanning bij
aansluiten om stedenband/anderen initiatieven zichtbaarder te
maken?
Hoe kunnen we duidelijk maken dat doelstellingen en attitudes
die we nastreven in die verschillende initiatieven gelijkaardig
zijn?
Is er bij de partners in het Zuiden de behoefte om de
samenwerking te vertalen naar de bredere gemeenschap ? Hoe
kunnen we onze partnerin het Zuiden daarbij ondersteunen?
Wat kunnen we van andere leren op vlak van transfer?
12. NETWERKING



Geslaagde samenwerking met externe partners is een
krachtige hefboom voor internationale samenwerking/
capaciteitsopbouw.
Vb. : bedrijven, Ngo’s, sportverenigingen, filantropische
verenigingen, 4de pijler initiatieven, ..
Aanrader
Knelpunt :
 Betekent meer werk / extra verantwoording

+ evaluatie van : input – output – outcome – impact
netwerking
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
NETWERKING


Wat zijn onze ervaringen in het werken met
externe partners?
Welk soort partners/maatschappelijke actoren (in
Noord of Zuid), waar we nu geen beroep op doen,
zouden een meerwaarde zijn voor onze
stedenband?
13.WEDERKERIGHEID


Wanneer gasten uit het Zuiden de partner kunnen bezoeken is
dat een absolute meerwaarde.
Voorbeeld : 11 van de 12 Oostendse scholen zijn vragende partij
om die mogelijkheid weer op te starten

Knelpunten :

Kostprijs, werkbelasting

Verborgen agenda’s van bezoekers : familiebezoek, wegloopgedrag
–illegale migratie

Opmerking

Wederkerigheid kan ook op andere manieren :
wederkerigheid
VRAAG : WAT IS WEDERKERIGHEID ?
13.WEDERKERIGHEID






Echte wederkerigheid vraagt een verandering in de
‘mindset’ van mensen.
= De krachten van de partner zien (en niet alleen de
problemen)
= Kunnen/willen zien wat de ander te bieden heeft
= Wat kunnen we leren van de ander ?
= de ander toelaten te geven (Levinas, R, Moreels)
Hulpmiddelen : niet culturaliserende visie op identiteit,
TOPOI-model, Appreciative Inquiry
wederkerigheid
REFLECTIE- EN EVALUATIEVRAGEN :
WEDERKERIGHEID






Wat betekent ‘wederkerigheid’ (in deze scholenband) voor
ons?
Zien we voldoende de sterktes van de partners? Waarom
wel/niet?
Zijn we ons bewust van eigen stereotypen die
wederkerigheid belemmeren?
Welke beelden geven we aan inwoners en collega’s mee
over de regio/de samenleving van onze partners?
Zijn we er ons van bewust dat we soms gaan
culturaliseren? In welke situaties doen we dat? Kunnen we
dat enigszins vermijden in de toekomst?
Hoe kijken we tegen het begrip identiteit aan?
SLOTWOORDJE : RAIMON PANNIKAR
Download