Studiewijzer STUDIEWIJZER VOORAF: iets over indeling en paginering van deze cursus…. De leerstof is verdeeld over 3 delen: het NT, de Jezusbeweging en waardenopvoeding. Elk deel kent een afzonderlijke paginering (onderaan rechts – in ‘voettekst’) en een afzonderlijke inhoudstafel (achteraan elk deel). Elk deel bestaat op haar beurt uit verschillende thema’s. De naam van het deel met de specificatie van het thema is telkens bovenaan rechts –in koptekst- terug te vinden. Enkel bij deel 3 zijn de thema’s niet in de koptekst opgenomen. Elk thema bestaat verder uit hoofdstukken en andere onderverdelingen. Wat kan je in deze Studiewijzer vinden? 1. Een woordje uitleg bij de evaluatie van dit vak. 2. Een beschrijving van de opdrachten die bij dit vak horen. 3. Een aantal criteria om naslagwerken (boeken, tijdschriften, websites,…) voor godsdienst-vakstudie te beoordelen. 4. Een lijst met bruikbare naslagwerken bij de bijbel. 5. Een overzicht van de leerdoelstellingen bij elk leerstofonderdeel, met o.a. vermelding van de pakketten ‘zelfstudie’. 6. Een literatuurlijst. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 1 Studiewijzer 1. EVALUATIE VAN GODSDIENST-VAKSTUDIE Het ‘rapportcijfer’ wordt uitgedrukt op 20. De puntenverdeling is als volgt: 1. Vooruitgeschoven schriftelijk examen (januari): de leerstof van deel 1 muv de doelstellingen ‘open boek’. Dit examen staat op 6 punten. De student ontvangt van dit examen een zonescore. 2. Eerste zittijd (mei-juni): mondeling examen van deel 2 en deel 3 + ‘open boek’leerstof van deel 1. Dit examen staat op 8 punten. 3. Opdrachten bij vakstudie-godsdienst: 6 punten. De wijze van quoteren van diverse leerstofonderdelen hangt samen met hun behoren tot basisleerstof of tot uitbreidingsleerstof. Voor de basisleerstof moet je bijvoorbeeld meer dan de helft van de leerstof kennen om de helft van de punten te krijgen. In de lijsten met leerdoelstellingen (zie verder in deze ‘studiewijzer’) vind je daarvan een zo volledig mogelijk overzicht. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 2 Studiewijzer 2. OPDRACHTEN BIJ VAKSTUDIE GODSDIENST (De opdrachten zijn vermeld in volgorde van indienen doorheen het academiejaar.) 1. Opdrachten bij beeldende kunst rond Deel 1 NT- Thema 3. Met onderstaande opdrachten beogen wij de beeldvorming rond NT-verhalen in het algemeen en de Jezusfiguur in het bijzonder, op een bewuster niveau te brengen. Wie? Minimum 1, maximum 4 studenten (individueel werk mag dus!) Wat? Paper van maximum 5 bladzijden voor beide besprekingen samen, afbeeldingen van de kunstwerken inbegrepen. A: OPDRACHT ROND JEZUSFIGUUR: Zoek een afbeelding van de Jezusfiguur, hoe origineler of hoe vreemder, hoe beter. Bespreek de voorstelling in het licht van de geziene leerstof. Situeer het portret in de tijd (en motiveer), link de voorstelling -indien mogelijk - aan een bepaalde evangelist en verduidelijk waarom je het aan deze evangelist toeschrijft. Voorbeeldvragen die je zou kunnen beantwoorden: Welk beeld heeft/geeft de kunstenaar van Jezus? Welke kwaliteiten van Jezus zet hij in de verf? Welke gevoelens roept de voorstelling op? Is de afbeelding bruikbaar voor onderwijs? Waarom wel of waarom niet? .......... B: TAFEREEL UIT HET NT: Bespreek een tafereel uit het Nieuwe Testament in het licht van de leerstof over de synoptici. Dit tafereel mag zowel een 2-dimensioneel als een 3-dimensioneel kunstwerk zijn. Hoe moderner, hoe vreemder, hoe moeilijker... hoe meer uitdaging. Enkele vragen die bij je bespreking aan bod kunnen komen: Waar vind je het afgebeelde tafereel in het NT? ‘Kloppen’ de verschillende details met wat in het bijbelfragment staat? Welke elementen zijn toegevoegd? Waarom? Welke elementen zijn niet vermeld? Waarom? Welke bijzonderheden geven aan de voorstelling een nieuwe dimensie? Heeft de kunstenaar een beroep gedaan op één of meerdere evangelisten om dit kunstwerk te maken? Waaraan merk je dat? Welke elementen in het kunstwerk verwijzen eerder naar folkloristische opvattingen over Jezus’ tijd? Hoe heeft de kunstenaar eventueel zijn eigen tijd(sgeest) in zijn kunstwerk verwerkt? Ken je de bedoeling van de kunstenaar? Kan je dit tafereel zinvol integreren in één of andere les?....... Beide opdrachten moeten correcte bibliografische verwijzingen bevatten. Indienen: week 6 (2 februari tot 6 februari). Quotering: elke opdracht staat op 1 punt (totaal: 2 punten). Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 3 Studiewijzer 2. Schatkist – (zie opdracht bij Studiewijzer vakdidactiek godsdienst) – Ook al wordt het groepswerk ‘schatkist’ vooral geëvalueerd en gequoteerd bij het opleidingsonderdeel vakdidactiek… het spreekt vanzelf dat de vakinhoudelijke informatie die daarin vermeld wordt, conform moet zijn aan wat in de cursus vakstudie wordt aangebracht. Quotering: maximum 1 punt (nul punten bij flagrante fouten / 0,25 punten indien eerder oppervlakkig, weinig oorspronkelijk of minimalistisch / 0,5 à 0,75 punten indien behoorlijk / 1 punt bij diepgaande, kernachtige leerstofomschrijving) Indienen: week 14 (29 maart tot 2 april) 3. Opdracht bij het boek van Marcel Verhelst, De wereld van Thomas en Elke, (Averbode, 1999). Van een godsdienstleraar wordt verwacht dat hij/zij én Getuige én Specialist én Moderator is (GSM-functie – leerplan blz. 39). Met de cursus vakdidactiek proberen we tegemoet te komen aan de opdracht ‘moderator’ te zijn, met de cursus vakdidactiek moet de ‘specialist’-functie gestalte krijgen en met de lezing van dit boekje hopen we een steun te bieden aan het ‘getuige’ worden. Al is dit boekje (je leest het op een uurtje uit) als roman misschien niet zo denderend, de verhaallijn houdt de aandacht scherp bij de specificiteit van het christelijk geloof. Het boek kan een hulpmiddel zijn om de identiteit van de christen en in het bijzonder van de godsdienstleraar op het spoor te komen, maar ook om de gelovige zoektocht en de geloofsvragen van je leerlingen beter te leren inschatten. Hopelijk herkennen jullie eigen vragen en ervaringen en leggen jullie verbanden met de leerstofonderdelen uit de cursus vakstudie. Opdrachtomschrijving: Wie?: minimum 2 en maximum 4 studenten. Wat?: de volgende 6 opdrachten doorworstelen en bondig neerschrijven in een paper: - Geef een passende inhoudelijke titel aan elk van de 15 hoofdstukken. - Zoek een passende/sprekende tekst, gedicht, lied, foto,.. bij 5 hoofdstukken naar keuze. - Leg bij 5 hoofdstukken naar keuze linken naar het leerplan en/of naar de cursus vakstudie. - Zoek (en vermeld) bij 5 hoofdstukken naar keuze een goed naslagwerk (op niveau van de leraar) om zelf dieper op het aangebrachte onderwerp in te gaan. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 4 Studiewijzer - Diep 1 knelpunt/vraag naar keuze uit alsof die vraag van lln kwam uit het 3 de jaar ASO: geef enkele inhoudelijke suggesties om er een les(senreeks) rond uit te werken (maximum 2 bladzijden!). - Stel dat je dit boek klassikaal zou lezen in een 6de jaar BSO… (bij terrein: ‘Wat boeit mij in het samenleven’ – terreindoelen 2, 4 en 5). Stel 3 uitdagende (interessante, intelligente,…) vragen om een diepgaand gesprek op gang te brengen en verduidelijk wat je met die vraag precies beoogt. Indienen: week 19 (3 tot 7 mei). Quotering: 3 punten. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 5 Studiewijzer 3. WEGWIJZERS BIJ ZOEKEN NAAR INFO......... De markt van religie- en geloofsboeken - maar evenzeer die van CD-roms en internetsites over deze onderwerpen - is een rommelmarkt. Het is heel moeilijk er je weg in te vinden. Van toekomstige godsdienstleerkrachten mag verwacht worden dat ze kritisch hun bronnen weten te kiezen en ook kritisch kunnen omgaan met werken die ouders, collega’s of leerlingen hen voorleggen. Wij willen jullie een aantal wegwijzers aanreiken, maar beseffen tegelijkertijd dat deze wegwijzers soms meer zeggen over degene die de wegwijzers aanreikt dan over de werkelijke kwaliteit van de werken. Ook al proberen wij onze keuze steeds te verantwoorden adhv criteria waarbij de historisch-wetenschappelijke houding centraal staat... toch kunnen deze wegwijzers niet beschouwd worden als het ‘laatste woord’ en evenmin als ‘volledig’. WEGWIJZER 1: VOORKEUR VOOR KATHOLIEKE EN OECUMENISCHE UITGAVEN. 1. ‘Oecumenische’ bronnen en naslagwerken, omdat die vaak een ruimere kijk op geloof geven en omdat die meestal ontstaan zijn in een sfeer van onderling respect en een oprecht zoeken naar gemeenschappelijkheid, naar ‘waarheid’. Twee voorbeelden ivm ‘kennis van andere godsdiensten’: GELLMAN, M., HARTMAN, T., Hoe spel je God? De grote levensvragen en de antwoorden van de godsdiensten, Averbode, ten Have, 1996. Een boek voor jongeren, met een voorwoord van de Dalai Lama, over hoe verschillende godsdiensten met de grote levensvragen omgaan, wat goede en slechte kanten aan godsdienst zijn... Een boek geschreven door vertegenwoordigers van de grote godsdiensten. Je moet wel in de geloofstaal (2 de taal) gaan staan als je dit boek leest, anders komt het vrij aanmatigend over. SHAFIQUE KESHAVJEE, De koning, de wijze en de nar, Averbode, Kok/Kampen, 1993. Alhoewel geschreven door een dominee in de gereformeerde kerk, ligt een duidelijk oecumenische houding en dialoog aan de basis van deze roman. De 3 hoofdpersonnages uit de titel krijgen een raadselachtige droom over de noodzakelijkheid voor een land om een ‘geloof’ te hebben. Ze organiseren een waarheidstoernooi met een vertegenwoordiger van elke grote wereldgodsdienst en van het atheïsme.... 2. ‘Katholieke’ werken omdat die het meest aansluiten bij de opleiding en bij de kerkelijke en theologische context waarin wij in Vlaanderen leven. Jullie worden trouwens leraars in de ‘katholieke’ godsdienst. Veel Nederlandstalige werken zijn echter van Protestantse of Reformatorische oorsprong. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 6 Studiewijzer * Je herkent ‘katholieke werken’ aan het feit dat ze zich baseren op de Willibrordvertaling van de bijbel, of refereren naar de Katholieke Bijbelstichting (KBS). Ook de uitgeverij kan verhelderend zijn: Tielt/Lannoo, Altiora/Averbode, Leuven/Acco, KBS, Ambo, ten Have, Meinema, Kok/Kampen, Patmos....zijn betrouwbare en degelijke uitgeverijen. * ‘Protestantse’ werken refereren naar (vertalingen van) het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) en je herkent ze soms aan de vermelding van de auteur. Wanneer de auteur tot één van de vele protestantse stromingen behoort (gereformeerden, hervormden,...) vind je vaak ‘predikant’, ‘dominee’, en de afkorting “Drs.” bij zijn naam staan. Hun kerkgemeenschap noemen zij ‘gemeente’. - In veel protestantse werken en ook in christelijke splintergroepen (of ‘sekten’) lees je voor de godsnaam: ‘Heer’, ‘des heeren’ of ‘Here God’ en ‘Here Jezus’. Over het algemeen is de protestantse taal archaïscher en is de afstand met wat wij gewoon zijn, te groot. Zulke teksten verhogen de drempel en vergroten het vervreemdend effect dat oude teksten hoe dan ook al hebben. - Anderzijds kunnen protestantse werken een andere kijk geven op een aantal bijbelelementen, temeer daar protestanten veel bijbelvaster zijn en van bij hun start meer wilden aansluiten bij de joodse leefwereld (Luther baseerde zich voor zijn Statenvertaling op de Hebreeuwse canon ook al zal hij enige tijd later zelf ook anti-joodse taal hanteren). Een goed voorbeeld van zo’n protestantse boeiende uitgave is: TOMSON, P. De zaak Jezus en de Joden, Meinema/Zoetermeer, 2001, 163 blz. De auteur is hoogleraar aan de Protestantse Faculteit godgeleerdheid in Brussel en publiceerde eerder al een invloedrijke studie: ‘Als dit uit de Hemel is. Jezus en de schrijvers van het Nieuwe Testament in hun verhouding tot het Jodendom’ (waarover ik verder geen referenties heb) - We hebben hierboven het hanteren van de godsnaam als een onderscheidingscriterium gebruikt, wellicht is het goed om een kleine uitweiding rond de Godsnaam bij de getuigen van Jehova door te nemen, omdat ouders of leerlingen die lid zijn van de Getuigen aan de godsdienstleraars vaak hun geschriften voorleggen ter discussie (niet ter dialoog!). In de bijbel van de Getuigen van Jehova wordt God “Jehovah“genoemd, een naam die steunt op een verkeerd lezen van het Hebreeuws tetragrammaton (vierletterwoord) JHWH (=een vorm van het werkwoord ‘zijn’, gebiedende wijs: iets als “Wees er!”). Het Hebreeuws kent geen klinkers, toch hebben de Masoreten in de 10de eeuw klinkers toegevoegd aan het tetragrammaton om de taal terug een universele dimensie te geven. De godsnaam JHWH wordt door joodse mensen nooit uitgesproken, niemand weet trouwens met zekerheid hoe hij zou moeten uitgesproken worden aangezien enkel de hogepriester op Grote Verzoendag (Jom Kippoer) in het Heilige der Heiligen deze naam ging uitspreken. En in de 10de eeuw was de tempel al eeuwen vernietigd en kon geen hogepriester nog in zoiets als ‘het heilige der heiligen’... Om de eerbied te bewaren rond deze godsnaam en toch het Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 7 Studiewijzer uitspreken mogelijk te maken werden de klinkers van ‘adonai’ (wat betekent ‘heer’) bij het tetragrammaton gezet. Iedereen die de hebreeuwse bijbel las of leest weet dat hij bij JHWH, voorzien van de masoretische klinkers, met eerbied ‘adonai’ moest lezen. De getuigen van Jehova lezen letterlijk of proberen dat althans want er staat er iets wat taalkundig niet kan: de hebreeuwse letter wav is voorzien van 2 klinkeraanduidingen terwijl in het Hebreeuw een letter nooit 2 klinkers kan hebben. Dit ‘letterlijk lezen’ tekent trouwens al hun omgaan met de bijbel, zij houden geen rekening met de historische context waarin de teksten ontstaan zijn, noch met de bedoeling van de auteurs. WEGWIJZER 2: KIES VOOR EUROPESE UNIVERSITEITEN, HOGESCHOLEN EN KLOOSTERS. Werken waaraan (hoog)leraars van Europese Katholieke Universiteiten, seminaries en hogescholen hebben meegewerkt zijn betrouwbaarder dan werken van Amerikaanse oorsprong, omdat universitaire graden en doctortitels in Amerika grote kwaliteitsverschillen kennen. Ook werken van Europese kloosterlingen zijn over het algemeen zeer betrouwbaar: benedictijnen (o.s.b.), dominicanen (o.p.), jezuïeten (s.j.), salesianen van Don Bosco (SDB), e.a. WEGWIJZER 3: THEOLOGISCHE BASISWERKEN VERSUS ‘GEBRUIKSKLARE’ INFORMATIE. Vermijd naar leerlingen toe gebruik te maken van te sterk theologische werken. Wanneer je wil weten hoe de Katholieke kerk over bepaalde standpunten denkt kan je gebruik maken van volgende standaardwerken: - Katechismus van de Katholieke kerk, Brussel, Licap, 1995, 733 blz. Dit werk is een referentiewerk waarin het geloof van de katholieke kerk systematisch wordt uiteengezet. Het is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor ll, maar kan voor de leraar een naslagwerk zijn. - De geloofsbelijdenis van de kerk. Katholieke katechismus voor volwassenen, i.o.v de Belgische Bisschoppenconferentie, Turnhout, Brepols, 1986, 460 blz Deze vertaling uit het Duits is toegankelijker dan het vorige werk en kan de leraar helpen om beter zicht te krijgen op het katholiek geloof. - Ook op het www vind je vele goede sites met katholieke informatie, o.a. bij www.nieuwsbronnen.be, www.religieuzelinks.be en www.reliplein.nl. Voor een ‘levend geloof’ dat in het leven van elke dag verankerd zit, en dat je aan jonge mensen zou kunnen doorgeven, zijn bovenstaande werken niet zo’n goede inspiratiebronnen. - Een goed naslagwerk om de betekenis van christelijke en katholieke geloofspunten en –gebruiken na te kijken en aan leerlingen door te geven is het door jullie aangekochte handboek: Al de dagen van ons leven. Een boek voor gelovige gezinnen, Altiora/Averbode, 2000. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 8 Studiewijzer 4. NASLAGWERKEN 1. NASLAGWERKEN BIJ DE BIJBEL IN HET ALGEMEEN Het zou goed zijn mocht elke student één of ander naslagwerk bij de bijbel in haar/zijn bezit hebben. Best een boek dat je ook bij je stage en later in je lespraktijk kan gebruiken, dus met goede, kleurrijke en talrijke illustraties. Het beoordelen van deze werken is niet zo eenvoudig. Hieronder een onvolledige lijst. Mocht je een ander boek vinden en je twijfelt, lees dan de criteria na om goede naslagwerken te onderscheiden (zie elders in deze studiewijzer). Kijk bijvoorbeeld na of (bij de vertaling) mensen hebben meegeholpen van theologische faculteiten aan West-Europese Katholieke Universiteiten. Om een Katholiek werk van een Protestants werk te onderscheiden blader je maar eens in de bladzijden die over het 1ste testament gaan. Wordt daar de naam “God” gebruikt, “Jahwe(h)” of “De Here (God)”?. In dit laatste geval mag je zeker zijn dat het een Protestants werk is. Kies liefst een recent werk zodat recente historische, theologische, archeologische, ... kennis wordt vergaard en doorgegeven. Vermijd te sterk historiserende werken. BOWKER J., Groot Handboek bij de Bijbel, 1998, Kok/ Lannoo, 544 blz. Lijvig maar wel handig formaat, vrij volledig. Vertaling van 1999 m.m.v. Adelbert Denaux van de KUL. Ongeveer 50 euro. DOWLEY, T., Studie-atlas bij de bijbel. 6de herziene druk 2000, Leiden, Uitgeverij J.J. Groen & zoon, 1990. 30 kaarten in kleur. Index van bijbelse plaatsen. van Abraham tot de vroege kerk. Mooi, overzichtelijk, verzorgd, kleurrijk en uitgebreid naslagwerk met duidelijke uitleg. Over elke bijbelse verhalencyclus is wel ergens een kaart te vinden... loopt wel het gevaar te historiseren ipv de boodschap centraal te stellen. DRANE, J. (red.), Nieuwe encyclopedie van de Bijbel, 1999, Voorhoeve/Kampen. Gezien bij één van de studenten, ziet er goed uit. Geen verdere gegevens. HASTINGS S., De bijbel voor jongeren. Verhalen en feiten in woord en beeld, Haarlem, Gottmer, 1994, 320 blz. Alle belangrijke bijbelverhalen geïllustreerd met foto’s en tekeningen, voorzien van uitgebreide bijschriften om de verhalen in context te zien, met medewerking van archeologen, theologen en onderwijskundigen. M.m.v. Caroline Vander Stichelen, afgestudeerd aan de KUL en werkzaam aan de theologische universiteit van Amsterdam. In dezelfde reeks bestaat ook een boekje De wereld van de religies dat poogt te verduidelijken wat een god is, wat rituelen zijn, welke religieuze voorstellingen de verschillende volkeren hebben. MUSSET, J. (ed.), Het verhaal van de bijbel. Oude testament + Nieuwe testament (2 delen), De wereld op zak – extra, Tilburg/Zwijsen, Meerhout/Infoboek, 1989, 261 blz. (per deel) Handige, kleine, overzichtelijke boekjes met allerlei achtergrondinformatie bij de bijbelboeken en teksten, bij gebruiken, flora, fauna.... Ook voor lln. Ongeveer 15 euro per deeltje. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 9 Studiewijzer PAYNE, D.F., Van Abraham tot Paulus. Leiden, Uitgeverij J.J Groen & zoon, 1994. Uitvouwbare tijdbalk. Korte geschiedenis van de Israëlieten, Genesis tot Openbaring, belangrijke bijbelse jaartallen, gebeurtenissen uit de wereld van die tijd. Zeer overzichtelijk, goedkoop, volledig, goed naslagwerk bij de bijbelse geschiedenis maar op het gevaar af van te zeer te historiseren. iets te weinig kritische zin bij het vermelden van jaartallen, zeker voor alles van vóór Salomon waarvoor geen buitenbijbelse bevestigende bronnen te vinden zijn. PORTER, J.R., De sleutel tot de bijbel, Tielt/Amsterdam, Lannoo/Anthos, 1996, 288 blz. Mooi, toegankelijk, gezaghebbend naslagwerk waarin alle bijbelboeken en alle belangrijke episodes en verhalen worden besproken en geanalyseerd. Schitterend geïllustreerd met foto’s van kunstwerken, gebruiksvoorwerpen en landschappen en met tabellen, kaarten en stambomen. Uitgeput, wordt niet meer heruitgegeven.. maar misschien nog ergens in een kleinere boekhandel of bij De Slegte. Team media Limited, De atlas van de bijbel, 1998, Kok/Lannoo. M.m.v. Adelbert Denaux, KUL. Zeer goed qua achtergrond, heldere foto’s van nu en verhelderende tekeningen over toen.. Niet meer in de uitgeverij, wordt niet herdrukt, maar misschien wel in een kleinere boekhandel of in De Slegte. Extraatje: ROBERTS, J. De bijbel toen en nu, 1998, Könemann. Interessant boekje dat bijbelse plaatsen toont zoals ze er nu uitzien, maar wanneer je de (deels doorschijnende) bovenlaag van de afbeelding op die plaats legt zie je hoe die plaats er in bijbelse tijden uitzag of zou uitgezien hebben. 2. BASISNASLAGWERKEN VOOR BIJBELTEKSTSTUDIE Het is onmogelijk om in de lessen de volledige tekst van de bijbel te bestuderen. Onderstaande werken zijn belangrijke naslagwerken en zijn te raadplegen in de mediatheek van de Arteveldehogeschool, Kattenberg, Gent. EYNIKEL, E. (red.) Internationaal commentaar op de bijbel. Band 1 en 2, Averbode/Kampen, Kok, 2001, 2264 blz. Indrukwekkende oecumenische commentaren op OT en NT met bijdragen van verschillende auteurs. O.a ‘link’ van OT met NT, invloed van apocalyptiek, canonisatie en apocriefe evangeliën, geschriften van Nag Hammadi, commentaren bij alle NT-geschriften, interessante commentaar bij de vele overzichtelijke kaarten, uitvoerige index van bijbelse personen, plaatsen en begrippen. Aan dit tweedelig werk werkten 120 auteurs uit 32 landen. De auteurs komen uit verschillende christelijke denominaties: katholiek, protestant, orthodox, en zijn geselecteerd op basis van hun deskundigheid op het gebied van het door hen te becommentariëren bijbelboek. Het werk heeft een universeel karakter doordat op exegeten uit de hele wereld een beroep werd gedaan en zo veel mogelijk culturen vertegenwoordigd zijn in de auteurslijst. Elke auteur werd gevraagd te schrijven met de eigen lezers voor ogen zodat het geheel een rijke schakering aan bijbelinterpretaties oplevert. Het werk schrijft bijgevolg geen mening voor, maar presenteert zoveel mogelijk gangbare meningen. Dit laatste is wel de oorzaak van m.i. grote kwaliteitsverschillen tussen de verschillende hoofdstukken. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 10 Studiewijzer FOKKELMAN, J. en WEREN, W. (red.), De bijbel literair. Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties, Meinema/Pelckmans, 2003. In dit lijvig werk (767 blz.) wordt de bijbel als een literair document aan de lezers voorgesteld. Er werkten vooraanstaande exegeten en taalkundigen uit België en Nederland aan mee. Het werk geeft o.a. een structuuroverzicht van elk bijbelboek en biedt aldus een helder overzicht. Kennis van de grondtalen van de bijbel is niet nodig. 3. NASLAGWERKEN BIJ DE STUDIE VAN HET NIEUWE TESTAMENT. Wil je je verder verdiepen in de studie van Nieuw Testamentische teksten dan kunnen onderstaande boeken wellicht dienstig zijn. De meesten zijn in de hogeschoolmediatheek terug te vinden. De lijst werd bijgewerkt tot 2001 en heeft niet de pretentie volledig te zijn. BERGER, K. Mag je in wonderen geloven?, Kampen, KOK, 1997, 177 blz. Als je wonderen als fabeltjes afdoet schuif je een halve bijbel terzijde. Je kan wonderen ook duiden als tijdgebonden uitdrukkingen van het ‘antieke denken’ of als tijdloze symbolen voor ervaringen van de ziel. Deze auteur kiest voor een andere benadering: wonderen wijzen naar het hart van het christelijk geloof, ze spreken van een goddelijke werkelijkheid die meer omvat dan wij verklaren kunnen. Het evangelie is meer dan een leer en niet enkel bedoeld voor de ziel, Gods belofte geldt voor de hele mens, ook voor het lichaam dus.. HOET, H., Lucas aan het woord, Halewijn, 2000, 321 blz. Op de linkerbladzijde telkens de bijbeltekst van het Lucasevangelie, op de rechterbladzijde commentaren ter bezinning. Niet onmiddellijk bruikbaar voor de ll, wel voor persoonlijke verdieping. LAMBRECHT, J., Nieuw en oud uit de schat. De parabels in het Matteüsevangelie, Leuven, Acco/KBS, 1991, 294 blz. Uitvoerige studie van de parabels bij Mt, in een toegankelijke taal geschreven. MICHIELS, R., Evangelie en evangelies. Het nieuwe testament leren lezen – 1, Leuven, Acco, 1986, 184 blz. Eerst was er ‘evangelie’ ( blijde boodschap - Christus-boodschap) en nadien waren er ‘evangelies’ (literaire vorm). Opmerkelijke bijdrage over Jezus op het witte doek ook al is het niet zo recent.. OTTEN, M., Deel in mijn vreugde. Lucas in gezin, school en catechese, Averbode/Apeldoorn, Altiora, 1990, 136 blz. Belangrijke en meest gekende passages uit het Lucasevangelie verduidelijkt – informatief vr ll en lr. SCHICK, A. Fascinerende feiten over Qumran. Adembenemende strijd tussen wetenschappers over de ware betekenis van de Dode-Zee rollen, Medema, 1998. De auteur is de leider van de grootste Europese documentatietentoonstelling over de Qumranvondsten, i.s.m. onderzoekers die direct bij de Qumranvondsten betrokken waren. De auteur gaat de vragen en fabeltjes die rond deze vondsten werden verteld niet uit de weg, maar benadert ze op een kritische open wijze. Het is een makkelijk leesbare populair-wetenschappelijke inleiding in het Qumran-onderzoek , met de meer dan 300 foto’s is het een mooi overzichtswerk. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 11 Studiewijzer SCHMIDT, P., In vrijheid, trouw en hoop. Inleiding tot Paulus, de Katholieke Brieven en de Apocalyps, Averbode, KBS, 1992, 272 blz. SCHMIDT, P., Woord van God – Boek van mensen. Inleiding tot de Evangeliën en de Handelingen, Averbode, KBS, 1990, 216 blz. SCHMIDT, P., (red.), Eén auteur, twee boeken. Lucas en de Handelingen van de apostelen, Leuven, Acco/KBS, 1992, 151 blz. Geen detailproblemen uit de exegese, wel overzicht van hedendaagse problematiek en situering van de Lucasexegese. O.a bijdragen over Jezusbeeld en kerkbeeld bij Lucas. SCHREURS, P., Marcus aan het woord, Halewijn, 1999. Op de linkerbladzijde telkens de bijbeltekst van het Marcusevangelie, op de rechterbladzijde commentaren ter bezinning. Niet onmiddellijk bruikbaar voor de ll, wel voor persoonlijke verdieping. TOMSON, P., De zaak Jezus en de Joden, Zoetermeer, Meinema, 2001, 163 blz. Het christendom is maar goed te begrijpen als je haar joodse wortels leert kennen. Jezus en zijn eerste volgelingen waren Joden en bleven Joden. Vervolgens maakten Christenen zich los en gingen ze de Joden zien als vijanden, en ze meenden dat dit Jezus’ bedoeling was. Sindsdien lijkt Christen-zijn gelijk te staan met anti-joods zijn... De auteur geeft in zijn boek een overzicht van de discussie en van de mogelijke manieren om tegen ‘de zaak-Jezus’ aan te kijken. VAN OYEN, G. (red.), De tijd is rijp. Marcus en zijn lezers toen en nu, Leuven, Acco/KBS, 1996, 216 blz. Geen detailproblemen uit de exegese, wel overzicht van hedendaagse problematiek en situering van de Marcusexegese. O.a bijdragen over Jezusbeeld en Messiasgeheim bij Marcus, de rol van de vrouwen in zijn verhaal, het verband met Qumran, huidige betekenis van ‘einde der tijden’ en een opmerkelijke bijdrage van Jean Agten over bibliodrama met Marcus VAN SEGBROECK, F., (red.), Matteüs opnieuw, Leuven, Acco/KBS, 1999, 223 blz. Geen detailproblemen uit de exegese, wel overzicht van hedendaagse problematiek en situering van de Matteüsexegese. O.a bijdragen over kerkbeeld, literaire opbouw van het evangelie, en hoofdstukje over Matteüs in de iconografie. VAN SEGBROECK, R, (red.) De woorden die Jezus ons gegeven heeft, Leuven, VBS/ACCO, 1998, 216 blz. Gaat het om woorden van Jezus of wat de vroege kerk op zijn lippen legt? Waarom citeert Paulus zo weinig Jezuswoorden? Kende hij ze niet? Wat moeten we denken over de Jezuswoorden buiten de 4 canonieke evangeliën? Hoe joods zijn de woorden van Jezus?... WEISER, A., Een wonder? Wat de bijbel onder wonderen verstaat, Boxtel, KBS, 1979, 156 blz. Dit werk is niet recent, het Duitse basiswerk is al van 1975, maar het geeft een helder overzicht van... en inzicht in het genre van de wonderverhalen in de culturen van toen. Het werk is didactisch opgebouwd: met afbeeldingen, verhelderende schema’s en vraagjes om de inhoud te verwerken. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 12 Studiewijzer 5. Leerdoelstellingen Deze lijsten met leerdoelstellingen moeten de student helderheid verschaffen over de te verwachten evaluatiecriteria en de studiewijze van de diverse onderdelen. Onderstaande doelstellingenlijsten zijn zo volledig mogelijk opgemaakt en de afzonderlijke doelstellingen kunnen geherformuleerd worden in een vraag, wat het studeren vereenvoudigd. Succes ermee! Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 13 Studiewijzer Doelstellingen bij Deel 1: Het NT Thema 1: De wereld v.h. NT NOTA VOORAF: 1. Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1) De voorliggende cursustekst 2) De eventuele lesnotities 3) Het handboek van Charpentier 4) Andere bronnen. 2. Dit is een thema waarbij de doelstellingen vooral via zelfstudie moeten gehaald worden. Het zijn nl. doelen die kennis over ‘het kader’ van ons vak beogen. De antwoorden op onderstaande vragen vind je zeker terug in de voorliggende cursustekst of het handboek van Charpentier. Dat dit thema vooral ‘zelfstudie’ is zal niet beletten dat een aantal items ook in de contacturen (al dan niet uitvoerig) aan de orde komen. A: leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als zij/hij meer dan de helft van de leerstof beheerst. Voor een foutief antwoord wordt de puntenwaarde van de vraag in mindering gebracht, een niet-beantwoorde vraag levert geen mindering op. De student kan nooit een negatief cijfer bekomen. Deze leerstofonderdelen dienen ‘parate kennis’ te worden, het betreft hier ‘basisdoelen’ voor een godsdienstleraar. De 1. 2. 3. 4. student….. Plaatst kritische bedenkingen bij de benaming ‘Nieuw Testament’. Gaat kritisch om met ‘historische’ gegevens uit het NT. schetst in maximum 10 zinnen de periode van de 2de tempel. Bespreekt de vier accentverschuivingen die in en rond de Babylonische Ballingschap de identiteit van het joodse volk vormgeven. 5. Verduidelijkt waarom de geschriften van het NT in het koiné-Grieks geschreven zijn. 6. Schetst de historische context van de hypothese dat de voorouders van Jozef vanuit Judea uitweken naar Galilea… en dat daarom Jezus in Betlehem zou geboren zijn. 7. Verduidelijkt in grote lijnen waarom en hoe Herodes (een niet-Jood, maar evenmin een Romein), ten tijde van Jezus’ geboorte over Palestina heerst. 8. Situeert opgegeven bijbelteksten tegen de historische achtergrond van het joodse volk (oefenen kan met de bijbelteksten die in de cursustekst te vinden zijn). 9. Bespreekt kritisch de vermelding ‘Farizeeën’ in het NT. 10. Onderscheidt Farizeeën van Sadduceeën. 11. Legt verband tussen de apocalyptische verwachting en het ontstaan van de Jezusbeweging. 12. Beschrijft in 5 zinnen het diasporajodendom: hun missionaire houding, de basis van hun succes, de 2 kringen van bekeerlingen, het belangrijkste centrum en de literair-filosofische uitwisseling met de hellenisten. 13. Verduidelijkt waarom en hoe het christendom bij deze diasporajoden zoveel succes kende. 14. Omschrijft in 5 zinnen en illustreert met voorbeelden hoe elementen uit de Grieks-Romeinse wereld in het latere christendom terug te vinden zijn. 15. Verduidelijkt kort de volgende begrippen: diaspora, Qumran, religio licita, synagoge, Chassideeën, Farizeeën, Sadduceeën, Zeloten, Essenen, 1ste joodse oorlog, 2de joodse oorlog. B: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De student….. 1. Geeft een overzicht van de belangrijkste politieke vrijheiden en beperktheden die de joodse bevolkingsgroep onder de verschillende ‘vreemde’ heersers heeft gekend (tussen de Babylonische Ballingschap en de 2de joodse oorlog). 2. Verduidelijkt waarom rond 200 vgt een ouderlingenraad wordt ingesteld en wat haar bevoegdheid is. 3. Schetst de verschuiving in politiek klimaat die verklaart waarom de vromen (Chassideeën) zich eerst bij de onafhankelijkheidsstrijders aansluiten en zich nadien distantiëren van de Hasmoneeën. 4. Verduidelijkt waarom het christendom zijn vlugge verspreiding deels aan de vroegere inspanningen van Herodes te danken heeft. 5. Omschrijft met eigen woorden waarom Herodes ondanks zijn vele inspanningen door de joden gehaat wordt. 6. Beschrijft hoe na de dood van Herodes Palestina verdeeld wordt en welke bestuurders de verschillende landsdelen krijgen. (tussen de dood van Herodes en de 2de joodse oorlog) 7. Verduidelijkt de herkomst van de diverse namen van religieuze groepen uit Jezus’ tijd en de tijd van het NT. 8. Schetst de periode én de ‘sfeer’ waarin die religieuze bewegingen ontstonden en eventueel verdwenen. 9. Bespreekt de invloed van die religieuze bewegingen op het gewonen volk. 10. Omschrijft tot welke sociale klasse die religieuze groeperingen behoorden en waar ze werkzaam waren. 11. Omschrijft de standpunten waar deze groeperingen voor ijveren. 12. Vergelijkt de houding van de diverse religieuze groeperingen tav de sabbat, de reinheidswetten, de mogelijkheid tot echtscheiding, geloof in engelen, opstandinggeloof, houding tav niet-joden. 13. Toont aan met voorbeelden dat de Jezusbeweging bij de ideeën van diverse groepen aanleunde maar er toch ook duidelijk van te onderscheiden was. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 14 Studiewijzer 14. Beschrijft vanuit een opgegeven bijbeltekst hoe diverse joodse groeperingen dachten of handelden in de 1ste eeuw. 15. Beschrijft het tempelcomplex van Jeruzalem en becommentarieert kort de diverse plaatsen. 16. Beschrijft de leden van de priesterlijke klasse in Jeruzalem en hun functie. 17. Noemt en bespreekt Jeruzalem als bedevaartstad. 18. Omschrijft de geestelijke religieuze stroming van de apocalyptiek. 19. Beschrijft de historische achtergrond waarbinnen de apocalyptische verwachting ontstond. 20. Noemt en bespreekt 3 elementen uit de Grieks-Romeinse wereld die het christendom (on)rechtstreeks beïnvloed hebben. 21. Schetst de aanloop naar de 1ste joodse opstand tegen Rome. 22. Schetst in enkele zinnen het uiteengroeien van Jezus’ volgelingen enerzijds en de joden anderzijds in de eerste eeuwen na Jezus’ dood. 23. Bespreekt de betekenis van de stad Jeruzalem onder de opeenvolgende ‘bezetters’. 24. Verduidelijkt kort de volgende begrippen en personen: Flavius Josephus, Philo van Alexandrië, proselitisme, godvrezenden, syncretisme, Hillel, Sjammai 25. Noemt en bespreekt 1 criterium naar keuze om na te gaan of materiaal voor godsdienstige vorming al dan niet vooroordeelbevorderend is tav joden. C: Open-boek. Aardrijkskundige gegevens en andere weetjes…. Hierover wordt de student open-boek ondervraagd maar zonder voorbereiding. Het handboek en de aangekochte bijbelse atlas of -encyclopedie kunnen hier goede diensten bewijzen. Voor foutieve antwoorden worden punten in mindering gebracht. Om 50% te halen moet je dus meer dan 50% correcte antwoorden geven. 1. Aardrijkskundige gegevens: LET OP: de vermelding van plaatsen in het NT heeft zelden een geografische functie, soms is die vermelding symbolisch bedoeld, bv. ‘woestijn’ als symbool van bezinning en ommekeer, ‘afdalen naar Egypte’ betekent enerzijds letterlijk afdalen naar lager gelegen gebied, maar anderzijds ook een afdalen naar ‘afgoderij’, Marcus vertelt Jezus leven als een tocht naar Jeruzalem, maar beschrijft een route die de Romeinse soldaten net genomen hebben om de stad Jeruzalem in te nemen… zo voert hij een Jezus ten tonele die de Romeinen weerstaat, enz. Toch is het belangrijk dat de student die geografische gegevens leert kennen, niet zozeer om jezus’ leven te reconstrueren, maar wel om de auteurs van het NT beter te begrijpen. De student… Noemt en bespreekt de voornaamste geografische kenmerken van de plaatsen die in de evangeliën en de handelingen genoemd worden. Een aantal richtvragen om je zelfstudie te oriënteren: Tot welke van de 4 geografische banen (kuststreek, bergland, laaggelegen gebied rond de Jordaan en ander water, Transjordanië) behoort de vermelde plaats. Is een vermelde tocht vlak of bergachtig, bv. de tocht van Jeruzalem naar Betanië, de tocht van Jeruzalem naar Emmaüs en terug, … Is een streek woestijnachtig en bijgevolg dunbevolkt of juist dicht bevolkt omwille van bv. de aanwezigheid van water? Economie, landbouw, industrie en handel in het Palestina van toen. De verschillende namen waaronder ‘het meer van Galilea’ bekend staat. De hoogteverschillen in de stad Jeruzalem. De structuur van de tempel. De verschillende provincies van Palestina in Jezus’ tijd én hun bewoners. De huidige problematiek in Israël en de Palestijnse gebieden op de kaart situeren: Gazastrook, Westbank, Joodse nederzettingen, enz. …….. 2. Weetjes: Thema’s waarrond de student informatie dient te verzamelen: betekenis van de feesten die in het NT vermeld worden. Reinheidswetten (reine en onreine dieren, mensen, plaatsen,…) De waarde van vermeldde gewichten en geld (sikkel, talent, denarie,…) De joodse priesterstand Betekenis van de synagoge. Grootte en taak van vermeldde groepen van het Romeinse leger (cohort, centurie, legioen,…) Rol van tollenaars Dagindeling (wat is ‘eerste uur’, ‘elfde uur’, …?) Houding van joodse mensen tgo Samaritanen Sociale, godsdienstige en politieke groepen in Jezus’ tijd. Woningbouw, joodse eredienst, enz. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 15 Studiewijzer Thema 2: De geschriften v.h. NT NOTA VOORAF: Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1) De cursustekst 2) De lesnotities 3) Het handboek van Charpentier 4) Andere bronnen. A: leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als zij/hij meer dan de helft van de leerstof beheerst. Voor een foutief antwoord wordt de puntenwaarde van de vraag in mindering gebracht, een niet-beantwoorde vraag levert geen mindering op. De student kan nooit een negatief cijfer bekomen. Deze leerstofonderdelen dienen ‘parate kennis’ te worden, het betreft hier ‘minimum-doelen’ voor een godsdienstleraar. De student….. 1) situeert een opgegeven ‘bijbelboek’ binnen de bijbel als geheel. 2) schetst in grote lijnen de samenstelling van het NT. 3) verduidelijkt met voorbeelden dat het NT zoals het voorligt niet in dié volgorde geschreven is. 4) noemt en beschrijft kort de 3 stadia in de vorming van het NT. 5) becommentarieert het overzichtschema van Charpentier over de 3 stadia in de vorming van het NT. 6) omschrijft het belang van Paulus voor de jonge kerk. 7) verduidelijkt hoe ‘het goede nieuws’ zich in de eerste eeuw uitbreidt naar alle landen en naar alle mensen. 8) geeft de betekenis van het woord ‘evangelie’. 9) verduidelijkt de verschuiving die het begrip ‘evangelie’ ondergaat bij Marcus. 10) verduidelijkt de uitspraak ‘dat er evangelie was vooraleer er van evangeliën sprake is’. 11) geeft een schematische voorstelling van de (on)afhankelijkheid van de synoptici. 12) noemt typische kenmerken van elk van de 4 evangelisten. 13) herkent in opgegeven evangelieteksten de typische kenmerken van een bepaalde evangelist. 14) noemt en verduidelijkt de symbolische voorstelling van elk evangelie. B: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De student….. 15) illustreert aan de hand van een NT-brief (naar keuze) het Hellenistische briefgenre. 16) somt de criteria op die men voor de huidige canon van het NT hanteerde. 17) omschrijft in eigen woorden de term ‘apocrief’ 18) verduidelijkt hoe door toename van het aantal leerlingen diverse noden en behoeften ontstaan die aanleiding geven tot de verschillende literaire genres die het basismateriaal zullen vormen van het NT. 19) somt in grote lijnen de eigen accenten op van de drie tradities in de vroege kerk 20) noemt en bespreekt de drie hoofdactiviteiten van de vroege kerk 21) bespreekt de uniciteit van het literair genre ‘evangelie’ adhv de 5 kenmerken van het genre. 22) omschrijft het ontstaan van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis als het slotpunt van een theologisch zoeken naar de betekenis van Jezus 23) situeert de auteur van elk van de evangeliën: wie was het, waar, wanneer en voor wie schreef hij? C: Zelfstudie: open-boek. Voor foutieve antwoorden worden punten in mindering gebracht. Om 50% te halen moet je dus meer dan 50% correcte antwoorden geven. 24) 25) 26) 27) bespreekt de synopsis van de tekst van de genezing van de schoonmoeder van Petrus. Verduidelijkt aan de hand van een synoptische lezing kenmerken van de betreffende evangelist. Geeft betekenis van het heen en weer varen over het meer van Galilea in het evangelie van Marcus. Verklaart waarom in het evangelie van Matteüs 3 wijzen het kind komen bezoeken en waarom in het evangelie van Lucas de bezoekers herders zijn. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 16 Studiewijzer Thema 3: Jezus NOTA VOORAF: Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1) De cursustekst 2) De lesnotities 3) Het handboek van Charpentier 4) Andere bronnen. A: leerdoelstellingen waarbij de student 50% van de punten behaalt als zij/hij meer dan de helft van de leerstof beheerst. Voor een foutief antwoord wordt de puntenwaarde van de vraag in mindering gebracht, een nietbeantwoorde vraag levert geen mindering op. De student kan nooit een negatief cijfer bekomen. Deze leerstofonderdelen dienen ‘parate kennis’ te worden, het betreft hier ‘minimum-doelen’ voor een godsdienstleraar. De student….. 1) plaatst kritische bedenkingen bij de traditionele gegevens dat Jezus geboren is in het jaar nul, met zijn openbaar leven startte in het jaar 30 en gestorven is in het jaar 33. 2) noemt de soorten wonderverhalen in bijbel en bespreekt kort. 3) omschrijft de actuele betekenis van de wonderverhalen. 4) noemt de 5 redevoeringen die we bij Matteüs vinden. 5) verduidelijkt waarom juist Mt deze rede op een berg situeert (Bij Lc is het een vlakterede) 6) verduidelijkt hoe een gelijkenisverhaal ‘werkt’. 7) becommentarieert de uitspraak: “Jezus is wat hij vertelt”. 8) verduidelijkt de betekenis van ‘derde-dag’ teksten in de bijbel. B: Leerdoelstellingen waarbij de student 50% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De 1) 2) 3) student….. verduidelijkt hoe het mogelijk is dat Jezus geboren werd rond –4 voor Christus verduidelijkt waarom wij op 25 december Kerstmis vieren. situeert Jezus’ optreden binnen de lijn van bestaande stromingen (5) en bespreekt gelijkenissen en verschillen. 9) schetst de kloof tussen de moderne mens en de mensen in de oudheid wanneer het over het ‘wonder’ gaat. 10) verduidelijkt in eigen woorden de betekenis van het beeld ‘Koninkrijk Gods’. 11) verduidelijkt in eigen woorden dat wonderen in de oudheid ‘tekenen’ zijn. 12) verduidelijkt het verschil tussen het wonder als buitengewone gebeurtenis en de gebeurtenis als wonder. 13) geeft een gemotiveerd antwoord op de vraag ‘zijn wonderen historisch?’ 14) verduidelijkt de betekenis van het wonder adhv het synoptisch verhaal van de storm op het meer. 15) verduidelijkt waarom wonderen geen bewijs kunnen zijn. 16) noemt en bespreekt kort: natuurwonderen, genezingen, opwekkingen uit de dood en duiveluitdrijvingen. 17) toont de band tussen de wonderen en de verkondiging van het Rijk Gods. 18) verduidelijkt de volgende uitspraak: “mensen in het onderwijs zijn in staat om wonderen te verrichten”. 19) bespreekt Mt 17. 20) bespreekt Jo 5,2-9. 21) geeft didactische suggesties om met wonderverhalen om te gaan.. 22) formuleert 4 besluiten om genezingsverhalen ‘goed’ te begrijpen en te hanteren in de godsdienstles. 23) bespreekt verhalen van broodvermenigvuldiging op verschillende plaatsen en in verschillende tijden. 24) verduidelijkt waarom verhalen van broodvermenigvuldiging zo’n belangrijke rol spelen in de bijbel. 25) noemt de mensengroepen op die in Jezus’ tijd werden uitgesloten. 26) illustreert met voorbeelden dat vooral Lucas deze grensdoorbrekende houding van Jezus in de verf zet 27) verduidelijkt met eigen woorden hoe Matteüs deze grensdoorbrekende houding in het verlengde van de Thora plaatst. 28) noemt en bespreekt de 4 fasen in de groei naar echte solidariteit die Nolan onderscheidt. 29) concretiseert de acties die bij elk van die fases horen. 30) noemt de gevaren die aan de eerste 3 fasen verbonden zijn. 31) kan een opgegeven (hulpverlenings)project situeren binnen deze solidariteitsgroei. 32) is bereid engagement te waarderen naar de fase waarin het voorkomt. 33) illustreert met voorbeelden de interne contradicties in de Jezuswoorden van het NT. 34) verduidelijkt hoe het onderscheid tussen ‘historisch’ en ‘geschichtlich’ ons kan helpen om de waarde van de Jezuswoorden in het NT te beoordelen. 35) verduidelijkt waarom we vooral bij Mt een systematische bundeling vinden van woorden en daden van Jezus. 36) geeft aan tot wie de bergrede is gericht en tot wie de vlakterede is gericht. 37) geeft de structuur van de bergrede weer. 38) verduidelijkt in eigen woorden het bijbelse begrip ‘gerechtigheid’. 39) verduidelijkt in eigen woorden de ‘grotere gerechtigheid’ van de bergrede. 40) verduidelijkt in eigen woorden de oproep tot volmaaktheid in de bergrede. 41) weerlegt gemotiveerd de bedenking dat de bergrede ‘niet te doen’ is. 42) geeft voorbeelden uit de bergrede die ‘verraden’ dat het om het Mt-evangelie gaat. 43) schetst de verhouding van de bergrede tgo de wet van Mozes. 44) bespreekt in grote lijnen de verschillen tussen de zaligsprekingen bij Lc en bij Mt. 45) weerlegt de misvatting dat de zaligsprekingen het lijden of de opstandigheid van de armen zouden sussen. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 17 Studiewijzer 46) 47) 48) 49) 50) 51) 52) 53) 54) 55) 56) 57) 58) 59) 60) 61) 62) 63) 64) 65) 66) 67) 68) 69) verduidelijkt hoe de zaligsprekingen in de evangeliën een christologische oriëntatie hebben gekregen. verduidelijkt in eigen woorden wat men bedoelt als men over Jezus zei dat hij sprak met gezag. onderscheidt 3 vormen in Jezus’ beeldend spreken. noemt de verschillen tussen de gelijkenis en de parabel. verduidelijkt hoe de parabel van de zaaier wellicht reeds in de oerkerk een allegorische verklaring kreeg. bespreekt de ‘taaldynamiek’ die Fusco en Ricoeur in de parabelvorm onderkennen. verduidelijkt hoe de wisseling van parabelluisteraar (van joden naar christenen) een effect heeft op de betekenis ervan. geeft een samenvatting van de verschillende aspecten van het Koninkrijk aan de hand van Mt 13. verduidelijkt hoe bij Lc de gelijkenissen een belangrijke rol spelen als gedragscode voor de leerlingen. illustreert hoe Jezus met verhalen zichzelf verdedigt tegen de veelvuldige kritiek op zijn handelswijze én tegelijk mensen oproept tot veranderen. bespreekt Lc 15. bespreekt Mt 20, 1-6. bespreekt Lc 10, 30-37. somt –in maximum 10 zinnen- de vragen op die rijzen bij een letterlijke interpretatie van de verrijzenis. bespreekt -in max.10 zinnen- welke plaats verrijzenisgeloof vlgs P. Schmidt inneemt in het christelijk geloof. geeft de christologische betekenis van de verrijzenis volgens Peter Schmidt. geeft de theologische betekenis van de verrijzenis volgens Peter Schmidt. geeft de eschatologische betekenis van de verrijzenis volgens Peter Schmidt. geeft de existentiële betekenis van de verrijzenis volgens Peter Schmidt. verduidelijkt het bijbelse begrip ‘dood’ tegenover onze gereduceerde betekenis van ‘dood’. verduidelijkt het bijbelse begrip ‘opstanding uit de dood’ tegenover onze gereduceerde invulling. verduidelijkt de opstanding van Jezus vanuit de bijbelse begrippen ‘dood’ en ‘opstanding uit de dood’. bespreekt in eigen woorden de passage uit 1Kor. 15,13-14. stelt de verrijzenisopvatting van de Farizeeën tegenover deze van de Sadduceeën. C: Zelfstudie: open-boek Ook hier worden voor foutieve antwoorden punten in mindering gebracht. Om 50% te halen moet je dus meer dan 50% correcte antwoorden geven. 1) 2) 3) 4) 5) 6) herkent de structuur van het wonderverhaal in een opgegeven tekst. zoekt hedendaagse voorbeelden van de algemene regels en van de individuele toepassingen uit de bergrede. illustreert aan de hand van een parabel naar keuze de ‘taaldynamiek’ waarover Fusco en Ricoeur spreken. toont in de bergrede fragmenten die een universele dimensie hebben. toont in de bergrede fragmenten die een oproep zijn tot het aanpassen van universele regels aan de eigen levenssituatie. maakt een vergelijking tussen de volgende uitspraken: ‘Chris is uit zijn strandstoel opgestaan’ en ‘Christus is uit zijn graf opgestaan’. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 18 Studiewijzer Deel 2: Jezusbeweging Thema 1: Kerkgeschiedenis NOTA VOORAF: Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1) De cursustekst 2) De lesnotities 3) Andere bronnen. A: leerdoelstellingen waarbij de student 50% van de punten behaalt als zij/hij meer dan de helft van de leerstof beheerst. Voor een foutief antwoord wordt de puntenwaarde van de vraag in mindering gebracht, een nietbeantwoorde vraag levert geen mindering op. De student kan nooit een negatief cijfer bekomen. Deze leerstofonderdelen dienen ‘parate kennis’ te worden, het betreft hier ‘minimum-doelen’ voor een godsdienstleraar. De student... 1. toont aan -met voorbeelden naar keuze- dat in de kerkgeschiedenis bij een periode van verval, vervlakking, versmelting met de staat, verburgerlijking,... ook vaak een tegenbeweging van herbronning aanwezig is. 2. omschrijft en bespreekt de volgende begrippen: ‘communio’, Edict van Milaan, anachoreten, cenobieten, ‘ora et labora’, katholiek, investituurstrijd, aflaten, contrareformatie, secularisatie, modernisme, ‘Het Rode gevaar’, Rerum Novarum, pauselijke onfeilbaarheid, oosters schisma, westers schisma, ‘de kerk was ziek in hoofd en leden’, Concilie van Trente, predestinatie, 3. omschrijft wat de veel voorkomende voorstelling van een vis bij de eerste christenen betekende. 4. situeert de Vaticaanse concilies in de tijd. 5. noemt de 4 belangrijkste accenten van het 2de Vaticaans Concilie. 6. noemt de 3 belangrijkste verschuivingen tussen de 2 Vaticaanse Concilies. B: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De student… 1. plaatst kritische kanttekeningen bij geschiedschrijving. 2. deelt de geschiedenis van de Jezusbeweging in 6 periodes in, en omschrijft elke periode in maximum 10 zinnen. 3. bespreekt de hypothesen omtrent de rechtsgrond van de vervolging van de eerste christenen. 4. verduidelijkt de uitspraak ‘het christendom heeft zijn verspreiding aan het Romeins Imperium te danken’. 5. verklaart hoe vanuit de marginale aanwezigheid van christenen in de eerste eeuwen enkele eeuwen later sprake is van christelijke middeleeuwen. 6. somt elementen op die suggereren dat Keizer Constantijn zijn bekering tot het christendom ernstig nam. 7. beschrijft welke religieuze beweging(en) vanaf de 4de eeuw ontstonden, misschien wel als reactie tegen het samengaan van kerk en staat. 8. omschrijft in 1 zin het belang van Augustinus voor de beginnende kerk. 9. bespreekt 2 belangrijke kloosterorden die in de middeleeuwen ontstaan. 10. verduidelijkt hoe het denken van Thomas van Acquino de kerk diepgaand heeft beïnvloed. 11. verduidelijkt hoe 2 basisbegrippen uit de Renaissance in het protestantisme terug te vinden zijn. 12. vat Luthers visie samen in 9 punten. 13. somt een aantal veranderingen op die Calvijn doorvoerde. 14. stelt 3 grote principes van het protestantisme tegenover het toen gangbare geloof. 15. schetst in 1 zin hoe Hendrik XIII ertoe kwam met de anglicaanse kerk te starten en hoe hij tgo Luther stond. 16. somt de 2 hoofddoelstellingen op van het Concilie van Trente. 17. bespreekt hoe de Katholieke kerk na het Concilie van Trente de wantoestanden in de laatmiddeleeuwse kerk wenst aan te pakken. 18. somt een aantal geloofsaccenten op waardoor de Katholieken hun geloofsidentiteit tegenover de protestanten aflijnen. 19. noemt nieuwe vormen van religieus leven in de 19de eeuw. 20. vergelijkt de kerkopvatting van de 2 Vaticaanse concilies. 21. bespreekt de sociale leer van de kerk in de encycliek Rerum Novarum. 22. bespreekt welke rol het opkomend communisme speelt in de kerk gedurende de 20ste eeuw. 23. bespreekt kort de houding van de kerk tegenover het opkomend nationaal-socialisme in Duitsland. C: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst, bij de voorbereiding van het mondeling examen mag de cursustekst geraadpleegd worden, bij de beantwoording van de vragen niet meer. De student… verdedigt het authenticiteitszoeken van de kerk tegenover kritiek van buitenstaanders. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 19 Studiewijzer Thema 2: Kerkstructuren. NOTA VOORAF: Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1) De cursustekst 2) De lesnotities 3) Andere bronnen. A: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De student… 1. benoemt kerkelijke gezagdragers correct. 2. omschrijft kort de functie-inhoud van de belangrijkste gezagdragers. 3. plaatst kerkelijk-juridische standpunten tegenover pastorale standpunten. 4. is bereid zich tegelijk loyaal en evangelisch-kritisch op te stellen tav omstreden standpunten van het instituut kerk (verbod op communie aan echtgescheidenen, verbod op anticonceptie, verbod op voorhuwelijkse betrekkingen, houding tav holebi’s, enz.). 5. omschrijft kort het standpunt van de kerk tav parochie-opbouw en de rol van de priester daarbij. Thema 3: Kerkelijk jaar NOTA VOORAF: 1. Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1)De cursustekst en het handboek ‘Alle dagen van ons leven’ 2) De lesnotities 3) Andere bronnen. 2. Dit hoofdstuk wordt slecht kort in de contacturen vermeld daar het om basisgegevens uit het christelijke leven gaat en men mag veronderstellen dat toekomstige godsdienstleraren hiermee vertrouwd zijn of tenminste de bereidheid vertonen zich zelfstandig deze basiskennis eigen te maken. A: leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als zij/hij meer dan de helft van de leerstof beheerst. Voor een foutief antwoord wordt de puntenwaarde van de vraag in mindering gebracht, een niet-beantwoorde vraag levert geen mindering op. De student kan nooit een negatief cijfer bekomen. Deze leerstofonderdelen dienen ‘parate kennis’ te worden, het betreft hier ‘minimumdoelen’ voor een godsdienstleraar. De student... 1. beschrijft de indeling en samenhang van het liturgisch jaar. 2. vult op een blanco voorstelling van het kerkelijk jaar de kerst- en paaskring aan en de belangrijkste liturgische feesten. 3. linkt aan de sterke periodes in het kerkelijk jaar de acties van de Vlaamse bisdommen. 4. vertelt kort de evangelieverhalen die gelinkt worden aan de verschillende kerkelijke feestdagen. B: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De student… 1. noemt de liturgische kleuren die bij het kerkelijk jaar gehanteerd worden (in de kazuifel van de voorganger, in de tafelversiering in de kerk, enz.) 2. noemt het drievoudige doel van de actie welzijnszorg. 3. omschrijft de bijbelse inspiratie van de actie welzijnszorg. 4. noemt het drievoudige doel van de actie broederlijk delen. 5. omschrijft de bijbelse inspiratie van de actie broederlijk delen. 6. linkt hedendaagse ervaringen aan ervaringen die in de diverse diensten van de goede week aan bod komen (witte donderdag, goede vrijdag, paaszaterdag, Pasen….) 7. beschrijft de wortels van het christelijk paasfeest. 8. omschrijft de betekenis van volgende gebruiken: adventskrans, askruisje, palmtakjes, paaseieren… 9. beschrijft de voornaamste gebruiken die horen bij diverse kerkelijke feesten. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 20 Studiewijzer Thema 4: Het samenleven sacramenteel vieren NOTA VOORAF: 1) 2) Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1) De cursustekst en het handboek ‘Al de dagen van ons leven’ 2) De lesnotities 3) Andere bronnen. Dit hoofdstuk wordt slecht kort in de contacturen vermeld daar het om basisgegevens uit het christelijke leven gaat en men mag veronderstellen dat toekomstige godsdienstleraren hiermee vertrouwd zijn of tenminste de bereidheid vertonen zich zelfstandig deze basiskennis eigen te maken. A: leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als zij/hij meer dan de helft van de leerstof beheerst. Voor een foutief antwoord wordt de puntenwaarde van de vraag in mindering gebracht, een niet-beantwoorde vraag levert geen mindering op. De student kan nooit een negatief cijfer bekomen. Deze leerstofonderdelen dienen ‘parate kennis’ te worden, het betreft hier ‘minimumdoelen’ voor een godsdienstleraar. De 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. student... verduidelijkt in een taal voor 12-15 jarigen wat sacramenten zijn. somt de sacramenten van de katholieke kerk op. noemt de levensvragen die aan de sacramenten van de katholieke kerk ten grondslag liggen. verduidelijkt in een taal voor 12-15 jarigen wat de betekenis is van de eucharistie. omschrijft zonde als een relatiebegrip en stelt dit in contrast met zonde als ‘wetsovertredend’ begrip. verduidelijkt in een taal voor 12-15 jarigen wat de betekenis is van het sacrament van het vormsel. onderscheidt het ziekensacrament van het stervenssacrament. B: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De 1. 2. 3. student… verduidelijkt dat feesten en vieren met ‘hoop’ te maken heeft. verduidelijkt dat in het ‘feesten’ een gezamenlijke levensweg wordt gegaan. geeft voorbeelden van rituelen en symbolen in het dagelijks leven en bespreekt de diepere betekenis van het leven die daarin aan bod komen. 4. verduidelijkt in eigen woorden wat ‘sacramentaliteit van het leven’ betekent. 5. omschrijft waarom men Jezus het oersacrament van God noemt. 6. omschrijft waarom men de kerk het sacrament van Jezus Christus noemt. 7. geeft voorbeelden van ‘sacramentaliën’. 8. omschrijft de betekenis van kinderdoop en volwassenendoop. 9. motiveert de keuze voor kinderdoop of volwassenendoop. 10. bespreekt het meter- en peterschap bij het doopsel. 11. geeft de betekenis van de typische symbolen van een doopviering. 12. verduidelijkt 3 omschrijvingen van de gedachtenisviering (naar keuze). 13. schetst in grote lijnen het verloop van de eucharistieviering. 14. herkent de evangelische en antropologische betekenis van de eucharistieviering in een opgegeven tafelgebed. 15. verduidelijkt in eigen woorden dat vergeving en verzoening geen vanzelfsprekende houdingen zijn. 16. somt een 5-tal suggesties op die kardinaal Danneels aangeeft om tot vergeving te komen. 17. toont aan -adhv de parabel in Lucas 15, 11-32- dat vergeven aan de boosdoener geen verraad is aan het goede. 18. noemt 5 mogelijkheden die de kerk aanbiedt om vergeving van zonden te ontvangen. 19. noemt en bespreekt de 3 centrale sacramentele tekenen van het vormsel. C: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst, bij de voorbereiding van het mondeling examen mag de cursustekst geraadpleegd worden, bij de beantwoording van de vragen niet meer. De student… 1. verduidelijkt de uitspraak van de filosoof Pieper: “Er bestaat geen feest zonder goden”. 2. bespreekt “Het lied om verzoening” (Berre Van Thielt en Mark Joly) in het licht van het hoofdstuk over verzoening. 3. bespreekt wat het verhaal uit Ghandi’s biografie ons leert over de dynamiek van kwaad en vergeving. 4. doet suggesties voor sacramentele vieringen adhv veelzeggende symbolen die de kern van het sacrament in de verf zetten. 5. bespreekt (naar keuze) één van de 5 motieven voor een kerkelijk huwelijk die vermeld worden in het handboek ‘alle dagen van ons leven’ op blz.24-26. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 21 Studiewijzer Thema 5: Dialoog tussen christenen. NOTA VOORAF: Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1) De cursustekst 2) De lesnotities 3) Andere bronnen. A: leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als zij/hij meer dan de helft van de leerstof beheerst. Voor een foutief antwoord wordt de puntenwaarde van de vraag in mindering gebracht, een niet-beantwoorde vraag levert geen mindering op. De student kan nooit een negatief cijfer bekomen. Deze leerstofonderdelen dienen ‘parate kennis’ te worden, het betreft hier ‘minimumdoelen’ voor een godsdienstleraar. De student... 1. verduidelijkt de betekenis van het woord ‘oecumene’. 2. bespreekt de betekenis van het 2de Vaticaans concilie voor de oecumene. B: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De 1. 2. 3. 4. 5. 6. student… geeft de oorsprong weer van de oecumenische beweging. geeft voorbeelden van lokale oecumene. omschrijft in maximum 10 zinnen de betekenis en de werking van de Antwerpse Raad van Kerken. noemt 3 initiatieven van deze A.R.K. verduidelijkt waarom de Katholieke Kerk geen deel uit maakt van de Wereldraad van Kerken. illustreert met verwijzingen naar de tekst hoe Jan Terlouw denkt over de verdeeldheid tussen kerken en over oecumene. Thema 6: Dialoog met andere godsdiensten en levensbeschouwingen NOTA VOORAF: Bij afwijkende gegevens in verschillende bronnen dient volgende volgorde gerespecteerd te worden: 1)Het handboek van Hattstein 2) De lesnotities 3) Andere bronnen. A: leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als zij/hij meer dan de helft van de leerstof beheerst. Voor een foutief antwoord wordt de puntenwaarde van de vraag in mindering gebracht, een niet-beantwoorde vraag levert geen mindering op. De student kan nooit een negatief cijfer bekomen. Deze leerstofonderdelen dienen ‘parate kennis’ te worden, het betreft hier ‘basisdoelen’ voor een godsdienstleraar. De student... 1. toont een houding van respect tegenover andere levensbeschouwingen 2. verwoordt de onmogelijkheid van het echt kénnen van een andere levensbeschouwing dan die waarin men zelf is opgegroeid of waartoe men zichzelf rekent. 3. vertrekt van een houding van dialoog en formuleert de voorwaarden voor zo’n dialoog. 4. noemt de ‘heilige geschriften’ van wat men de 5 wereldreligies noemt. 5. noemt de ‘heilige dag’ van de 3 monotheïstische godsdiensten. 6. noemt de ambtsdragers en/of voorgangers van de 3 monotheïstische godsdiensten. 7. noemt de ‘heilige plaats’ en/of de plaats van samenkomst bij de 3 monotheïstische godsdiensten. 8. situeert en omschrijft kort de betekenis van de volgende begrippen en gebruiken: tora, karma, talmoed, bat mitswa, salaat, pesach, zakaat, chanoeka, koran, Jom kippoer, Tenach,ka’aba, bar mitswa,ramadan,koosjer B: Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst. De student… 1. motiveert waarom een thematische verkenning van andere levensbeschouwingen vruchtbaarder is dan een systematische behandeling 2. geeft voorbeelden van thematische verkenning van andere levensbeschouwingen 3. ontwikkelt de nodige kritische zin om geschriften over wereldgodsdiensten te beoordelen 4. schetst in enkele zinnen de kernideeën van wat men de 5 wereldreligies noemt 5. verduidelijkt waarom het Boeddhisme ten gronde niet als een godsdienst kan beschouwd worden 6. situeert en omschrijft kort de betekenis van de volgende begrippen en gebruiken: vrijdaggebed, simcha tora, rosh hasjhana, sjaria, sjofar, poerim, hadith, zionisme, kibboets, nirwana, tefillin, mezoeza, shiva, chassidim, soefi, pogrom, derwisj, sefardiem, soenna, kastensysteem, kasjroet, pogrom, jihad, 4 edele waarheden 7. omschrijft wat de betekenis is van ‘het branden van wierook’ in het Boeddhisme 8. omschrijft in maximum 5 zinnen de betekenis van de Tora voor Joden Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 22 Studiewijzer 9. verduidelijkt adhv voorbeelden hoe verscheiden joodse groepen kunnen zijn 10. maakt onderscheid tussen askjenazische en sefardische joden 11. deelt de gelovige joodse bevolking in in 4 groepen overeenkomstig hun godsdienstbeleving 12. noemt 3 joodse spijswetten 13. schetst in een 5-tal zinnen de geschiedenis die leidde tot de oprichting van de staat Israël 14. noemt de natuurfeesten die als onderste laag in de joodse feesten aanwezig zijn 15. noemt en bespreekt kort de 5 zuilen van de islam C: Zelfstudie - Leerdoelstellingen waarbij de student 5O% van de punten behaalt als hij/zij 50% van de leerstof beheerst, bij de voorbereiding van het mondeling examen mag het handboek en de cursustekst geraadpleegd worden, bij de beantwoording van de vragen niet meer. De student… 1. situeert en omschrijft kort de betekenis van de volgende begrippen en gebruiken: sji’ieten, soennieten, dharma, sjema israël, achtvoudige pad, 2. verduidelijkt waarom het vroegere ‘brahmanisme’ nu ‘hindoeïsme’ genoemd wordt. 3. omschrijft in 5 zinnen de godenwereld van het hindoeïsme. 4. omschrijft het wereldbeeld van het hindoeïsme. 5. beschrijft de kledij van chassidische joden. 6. schets in 5 zinnen de betekenis van de profeet Mohammed voor de moslims. 7. bespreekt hoe de vroegere islamitische beweging met de joodse en christelijke traditie is omgegaan. 8. bespreekt de betekenis van de koran voor moderne moslims. 9. doet suggesties voor interlevensbeschouwelijk thematisch godsdienstonderwijs aansluitend bij leerplanterreinen. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 23 Studiewijzer Deel 3: Waardenopvoeding De cursustekst van deel 3 én het opzet ervan is nieuw – daarom worden de doelstellingen bij deel 3 pas opgemaakt in het verlengde van de contacturen die hierbij voorzien zijn. De student mag de lijst verwachten voor de paasvakantie. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 24 Studiewijzer 7. Literatuurlijst (in deze literatuurlijst zijn alle werken opgenomen waaruit rechtstreeks geciteerd wordt evenals die werken waarop een beroep werd gedaan om zelf vorm te geven aan een cursustekst – mogelijks zijn enkele werken over het hoofd gezien – met onze excuses – dat wordt in een volgende uitgave goed gemaakt) ADAM, A., Het liturgisch jaar vieren en beleven, Turnhout, 1987. BAERS, J. en HENAU, E., God is Groter. Werkboek rond geloven, Tielt, 1981, p.310-319. BERTEN, I., Jezus. God aan de rand, Averbode/KBS, 1992, 108 blz. BODIFEE, G., Alles gaat voorbij in: Knack (52), Roeselare, 1997, p.36. BORG, M. en KORNFIELD, J., Jezus & Boeddha. Parallelle uitspraken, Kunchab/Schoten, 2002, 159 blz. BORG, M., Als met nieuwe ogen. De historische Jezus en waar het op aan komt in het geloof van vandaag, Meinema/Zoetermeer, 1997, 178 blz. BOUDENS, R., Momentopnamen uit de geschiedenis van de katholieke kerk, Altiora/Averbode, 1987, 394 blz. BURGGRAEVE, R., Ethiek en passie. Over de radicaliteit van christelijk engagement, Tielt, Lannoo, 2000, 325 p. CHARPENTIER, E., Wegwijs in het Nieuwe testament. 5de druk, ten Have/Baarn, 2001, 128 blz. 'Christelijke identiteit: een kwestie van waarden?', reeks 'Voor een dynamische schoolpastoraal', nr. 10; + leidraad, Brussel, Licap, 1999. COOLS, P. 'De wezenseigenheid en universaliteitsdimensie van de christelijke ethiek. Enkele algemene beschouwingen', in Communio 24 (1999), 5, 359-387. CROMPHOUT, F., God is een verhaal. Over de taal van het geloven, Tielt, 1975, p.21-24. CROSSAN, J.D., Wie vermoordde Jezus? Over anti-semitisme in de evangeliën, Ten Have/Baarn, 1997, 319 blz. De Belgische Bisschoppen, Het Geloofsboek, Tielt, 1987, p.88-94. DE CLERCQ, B., 'Heiligheid, of het christelijk verschil', in Kultuurleven 61 (1994), 1, 64-65. DE LAET, A., Nu is er ook toen. Een geschiedenis van de tijd, Kapellen, 1992, 208 p. DRAULANS, V. en WITTE, H., 'Identiteit in meervoud. I. Nederlands en Vlaams katholicisme in een veranderende tijd. II. Recente ontwikkelingen in beeld', in Collationes 28 (1998), 3, 247-264 en 265-280. EMEIS, D., Sacramentencatechese, Averbode, 1993, p.151-153. FOKKELMAN, J. en WEREN, W. (red.), De bijbel literair. Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties, Meinema/Pelckmans, 2003, 767 blz. GHESQUIERE, R., Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas. GOOSSENS, A., Het Liturgisch Jaar, Antwerpen, Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen, s.d., 86p. GRÜN, A., Een veilige schuilplaats. Meer levensvreugde door rituelen, Lannoo/Kok, 2000, 168 blz. HATTSTEIN, M. Wereldreligies, Könemann, 1997, 120 blz. HITCHINSON, F., De identiteit en de specificiteit van christelijke instellingen, organisaties en diensten', in: De Gids op Maatschappelijk Gebied 80 (1989), 1, p. 3-15. HITCHINSON, F., Ontmoeting. De islam binnen de katholieke godsdienstlessen in het basisonderwijs, De Katholieke Schoolgids Cahier, Belsele, 2002, 127 blz. HUYSMANS, R., Het recht van de leek in de roomskatholieke kerk in Nederland, Hilversum: Gooi en Sticht, 1986, 102-110. MEIJERS, A., O sacrum convivium, Gebroken huwelijkse levensgemeenschap en eucharistische levensgemeenschap, in: De lengte en de breedte, de hoogte en de diepte, (Van Eijk, Rikhof, red.), Zoetermeer: Meinema, 1996, 159-187. J. VAN GERWEN, Niet uit eigen macht. De Kerk als morele gemeenschap, Tielt, Lannoo, 1987. Korrelcahier, Averbode, 1992, p.21-27. LAGAE, E., 'Handelen in het spoor van Jezus', in Collationes 28 (1998), 1, 55-66. LAMBRECHT, J. , Nieuw en oud uit de schat. De parabels in het Matteüsevangelie, VBS/ACCO Leuven, 1992, 294 blz. Leerplan rooms-katholieke godsdienst voor het S.O. in Vlaanderen, Licap, 2000, 212 blz. + bijlagen (visietekst +wenken). LERNOUT, E. (ed.), Israëli’s en Palestijnen over het conflict in het Midden-Oosten, Noord-Zuid Cahier/ Wereldmediahuis Brussel, 2003, 124 blz. LETERME, C., Het liturgisch jaar met informatie en documentatie voor catechese in de basischool, Antwerpen. MERTENS, H. Waaraan je hart zich hecht. Geloof als waardenbeleving, Leuven, Acco, 1984, vooral p. 43-96. MOEYAERT, P. De mateloosheid van het christendom. Over naastenliefde, betekenisincarnatie en mystieke liefde, Nijmegen, SUN, 1998, 303 p. MONDEN, L., 'Laat Christus opnieuw aan het woord', in Collationes 3 (1973), 1, 87-106. NEGENMAN, J., De wording van het woord, p. 69-74 (verdere gegevens ontbreken) Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 25 Studiewijzer NEYSTERS, SCHMITT, e.a., Al de dagen van ons leven. Een boek voor gelovige gezinnen, Altiora/Averbode, 2000, 589 blz. NOLAN, F., Wereldbrief nr 33, december 1984. PAS, P., De zeven sacramenten op de drempel van het derde millennium, Acco/Leuven, 1999, 356 blz. RENCKENS, H., Je eigen schrift schrijven. Meegroeien met de Bijbel, Ambo/Baarn, 1983, 108 blz. ROEBBEN, B. (red.), Religieus opvoeden in een multiculturele samenleving, Davidsfonds/Leuven, 2000, 195 blz. SCHILLEBEECKX, F., Christelijke identiteit en menselijke integriteit', in Concilium 18 (1982), 5, 34-42. SCHMIDT, P., In de handen van de mensen. 2000 jaar Christus in kunst en cultuur, Davidsfonds/Leuven, 2000, 271 blz. SCHMIDT, P., In vrijheid, trouw en hoop. Inleiding tot Paulus, de Katholieke Brieven en de Apocalyps, Averbode/KBS, 1992, 272 blz. SCHMIDT, P., Waarom houdt de bijbel zich zoveel met geschiedenis bezig? in: Waarom de bijbel lezen? SCHMIDT, P., Woord van God – Boek van mensen. Inleiding tot de Evangeliën en de Handelingen, Altiora/Averbode, 1990, 216 blz. SPONG, J.S., Why Christianity must change or die. A bishop speaks to believers in exil, Harper/ San Francisco, 1999. STYNEN, E., in Topmagazine, Averbode, nr 16/17, blz. 4-5. Tastend naar hoop, liedbundel KUC-zondagvieringen, Gent. TIGCHELER, J., Jezus. Hoe hij staande bleef, Kok/Kampen, 2000, 133 blz. TOMSON,P. De zaak-Jezus en de Joden, 2de druk, Meinema/Zoetermeer, 2001, 163 blz. VAN DER Meulen, H., Bijbelverhalen als prikkellectuur. Over gelijkenissen van Jezus, Kok/Kampen, 1989. VAN DER PLAS, M., De man van Nazareth. Teksten bij de evangeliën, Lannoo-Gooi & Sticht/Tielt-Baarn, 1992, 96 blz. VAN DER PLAS, M., De oevers bekennen kleur. Verzamelde gedichten, Anthos/Amsterdam, 1994, blz. 299. VAN OVERBEKE-RIBBEN, F., Ibrahiem en Abraham. Koran en bijbel verteld voor kinderen, Meinema/Zoetermeer, 2000, 184 blz. VERGOTE, A.'Christelijke identiteit in een pluralistische wereld', Algemene Vergadering Interdiocesaan Pastoraal Beraad, 6/7 juni 1997, Bijlage 1: WEISER, A., Een wonder? Wat de bijbel onder wonderen verstaat, KBS/Leuven, 1979. Marie-Ann De Cocker Godsdienst vakstudie 26