De diagnostische mogelijkheden van spiroergometrisch onderzoek bij patiënten met een verdenking op een mitochondriële myopathie dr. A.R. Hoogeveen, sportarts Samenvatting Dit artikel illustreert aan de hand van een patiëntbespreking de diagnostische mogelijkheden van spiroergometrisch onderzoek bij patiënten met een verdenking op een mitochondriële myopathie. Spiro-ergometrisch onderzoek bij een patiënte met een mitochondriële myopathie laat een opvallend afwijkende zuurstofpols zien. De vlakke zuurstofpols past bij een volledig gestoorde oxidatieve capaciteit van de skeletspieren. Het verloop van de zuurstofpols bij een patiënt met een mitochondriële myopathie is niet eerder in de literatuur beschreven. De zuurstofpols lijkt een potentiële indicator voor een myopathie en kan mogelijk als non-invasieve voorscreening dienen bij patiënten met onbegrepen inspanningsintolerantie. Inleiding Moeheid, kortademigheid en een beperkte inspanningscapaciteit zijn vaak voorkomende klachten van patiënten in de eerste en tweede lijn. Slechts in een beperkt aantal gevallen kan tot een duidelijke diagnose worden gekomen. Het chronisch vermoeidheidsyndroom is vaak een diagnose per exclusionem. Soms zijn de klachten echter gebaseerd op een zeldzaam beeld, zoals bijvoorbeeld een mitochondriële myopathie. In dit artikel wordt een patiënte gepresenteerd met vermoeidheidsklachten op basis van een mitochondriële myopathie. De aandoening van deze patiënte was eerder gediagnosticeerd als een chronisch vermoeidheidsyndroom. De mogelijkheden van spiroergometrisch onderzoek bij de verdenking op een mitochondriële myopathie worden in dit artikel geïllustreerd. Casus Patiënte is een 52-jarige vrouw. Zij presenteerde zich op eigen initiatief. De voorgeschiedenis vermeldt een hypertensie waarvoor patiënte behandeld wordt met een ACE-remmer. Verder is zij op 43-jarige leeftijd een aantal weken opgenomen geweest in verband met een depressie. Sedert acht jaar is zij bekend met de diagnose myalgische encephalomyopathy ME (internist). Patiënte was reeds neurologisch geëvalueerd zonder dat dit een diagnose opleverde. Oriënterend bloedonderzoek liet bij herhaling geen afwijkingen zien. De hoofdklacht was een sinds vele jaren aanwezige vermoeidheid. Er was een inspanningsintolerantie waarbij zij reeds bij geringe inspanningen een snelle hartslag voelde. Soms voelde ze spierpijn na Medisch Journaal, jaargang 34, no. 1 inspanningen en activiteiten zoals het optillen van een kind. Zij had de moeheid reeds geaccepteerd en een manier gevonden om daarmee om te gaan, maar haar hulpvraag betrof haar twijfel aan de vage diagnose ME. Bij lichamelijk onderzoek had patiënte een normaal postuur, een lengte van 159 cm bij een gewicht van 53 kg en een bloeddruk van 150/90 mmHg. Bij auscultatie van hart en longen werden geen afwijkingen vastgesteld. Het bewegingsapparaat liet een matige spierontwikkeling zien, passend bij een fysiek weinig actieve levenswijze, maar geen opvallende beperkingen. Er waren goede perifere pulsaties en oriënterend neurologisch onderzoek liet geen afwijkingen zien. Om de subjectieve inspanningsintolerantie te kwantificeren en een mogelijke beperking te kwalificeren, werd besloten tot spiro-ergometrisch onderzoek (Oxycon alpha, Jaeger BeNeLux BV, Nederland). Bespreking van het spiro-ergometrisch onderzoek Patiënte werd door middel van een fietstest belast met een oplopend protocol van 10 watt per minuut. De stopreden was algehele vermoeidheid. De maximale bloeddruk was 160/80 mmHg, de maximale hartfrequentie bedroeg 167 slagen per minuut. Het elektrocardiogram was normaal en liet bij inspanning geen ritmestoornissen of veranderingen van het ST-T segment zien. Het maximale vermogen was 65 W (voorspeld: >120 W); de maximale zuurstofopname 21 ml/min/kg (voorspeld: >28 ml/min/kg). Bij een normaal expiratoir volume was er een zeer ruime ademreserve van 62% (voorspeld: 15-30%). De dode ruimteventilatie en de ademefficiëntie gedurende de test waren volledig normaal. De arteriële bloedgas bij inspanning liet een pO2 zien van 98 mmHg met een berekend alveolair-arterieel pO2 verschil van 17 mmHg (normaal <30 mmHg). De CK waarde na 5 uur inspanning was 232 u/l, het lactaat bij maximale inspanning 3,7 mmol/l. In figuur 1 is het verloop van de zuurstofpols te zien. De zuurstofpols is de hoeveelheid zuurstof die per hartslag wordt rondgepompt. De zuurstofpols is gebaseerd op de wet van Fick, die reeds in 1870 stelde dat de zuurstofopname gelijk is aan het product van het hartminutenvolume en de zuurstofextractie1 (formule 1). De zuurstofpols van patiënte vertoont nauwelijks een stijging tijdens de inspanning, terwijl een normale zuurstofpols tot het einde van de inspanning oploopt. Ter vergelijk is een normaal verloop van de zuurstofpols bij een gezonde 50-jarige vrouw te zien 16 Figuur 1. De zuurstofpols van beschreven patiënte toont een vrijwel vlak verloop. Figuur 2. De zuurstofpols van een gezonde matig getrainde 50-jarige dame. Tot halfweg de inspanning is er een duidelijke stijging die zich daarna in mindere mate doorzet tot het eind van de inspanning. in figuur 2. Niet eerder werd in een serie van meer dan 2500 spiro-ergometrische onderzoeken een dergelijk afwijkend verloop van de zuurstofpols in ons laboratorium waargenomen. De zuurstofextractie kan worden beïnvloed door pulmonale problematiek met serieuze diffusieproblemen. Hierdoor kan er ook een afvlakking zijn van de zuurstofpols. De normale ademefficiëntie, de normale arteriële bloedgassen en het daaruit berekende normale alveolair-arterieel pO2 verschil maakten dit echter niet aannemelijk. Het spierbiopt uit de musculus vastus lateralis toonde bij herhaling een complex I deficiëntie die minder dan 40% van de ondergrens bedroeg. Complex I heeft een essentiële functie bij de oxidatieve fosforylering in de mitochondriën (zie verder). Hierdoor wordt de oxidatie van brandstoffen en de productie van energie in de vorm van adenosine-triphosphaat (ATP) ernstig gestoord. Een gevolg daarvan is een onvermogen om inspanningen lang vol te houden. Aanvullend onderzoek Aangezien een vlakke zuurstofpols ook kan passen bij hartfalen1,2, werd ter uitsluiting hiervan de cardioloog gevraagd een echo-Doppler onderzoek te verrichten. In rust werd een volkomen normale linkerkamerfunctie waargenomen, zodat er een sterke verdenking rees op een zuurstofopnameprobleem in de spier zelf. Patiënte werd onderworpen aan een overwegend aëroob trainingsprogramma van zes weken, dat moeizaam werd doorlopen. Patiënte klaagde over een zeer matig herstel na de inspanningen, met een zeer moe gevoel in de getrainde spiergroepen. De fietstest werd herhaald om het trainingsprogramma te evalueren. De bevindingen waren nagenoeg identiek; er was geen enkele verbetering van de maximale zuurstofopname en de zuurstofpols verliep opnieuw volledig vlak. Hierop werd besloten patiënte te verwijzen naar een universitair centrum voor het nemen van een spierbiopt op verdenking van een myopathie. Formule I VO2 = CO * (CaO2 - CVO2) (= wet van Fick) VO2 = HR * SV * (CaO2 - CVO2) Zuurstofpols = VO2 / HR = SV * (CaO2 - CVO2) zuurstofpols: de relatie tussen de zuurstofpols enerzijds en het slagvolume en de zuurstofextractie (CaO2 - CVO2) in de weefsels anderzijds. e.e.a. volgens Wasserman1 Verklaring CaO2 = hoeveelheid O2 in het arteriële bloed (ml O2/L bloed) CVO2 = hoeveelheid O2 in centraal veneuze bloed CO = cardiac output SV =slagvolume HR = hartfrequentie VO2 = zuurstofopname 17 Bespreking De laatste decennia zijn vele patiënten beschreven met een stoornis in de mitochondriële energievoorziening van de cel3,4. Deze defecten worden mitochondriële myopathieën genoemd en worden gedefinieerd als een spierziekte gekarakteriseerd door structureel afwijkende mitochondriën en / of abnormaal functionerende mitochondriën. De oorzaak is een erfelijk of gemuteerd DNA defect5. De incidentie is onbekend maar wordt op minder dan 0,05% geschat4. De mogelijkheid dat deze incidentie wordt onderschat is reëel, omdat bovengenoemde casus illustreert hoe moeilijk het is het klinische beeld van ME te onderscheiden. Mitochondriën spelen als productie-eenheden van energie een essentiële rol bij het functioneren van cellen. In de spiercellen vereist de contractie veel energie. Deze energie wordt in de vorm van ATP via twee routes in de spiercel aangemaakt: via de glycolyse in het cytoplasma van de cel en via de oxidatieve fosforylering in de mitochondriën1,6. De energievoorziening kan gestoord worden door een defect in het transport over het mitochondriële membraan, in het oxidatieproces zelf, in een van de complexen van de ademhalingsketen en in de energieconservering6. Bij mitochondriële myopathieën zijn er grote variaties in de klinische expressie. Frequent voorkomende klinische symptomen zijn: spierzwakte, inspanningsintolerantie en depressie. Classificatie vindt onder andere plaats op basis van het biochemisch defect. De diagnostiek van een mitochondriële myopathie is niet makkelijk7,8. Een EMG is vaak normaal7, in tegenstelling tot myopathieën met een andere aetiologie (toxisch, spierdystrofie, metabool, infectieus, inflammatoir). Een metabole voorscreening wordt in de literatuur aanbevolen bij verdachte patiënten8. De bepaling van lactaat, pyruvaat en alanine in bloed en van lactaat, aminozuren en organische zuren in de urine Medisch Journaal, jaargang 34, no. 1 biedt een mogelijkheid om patiënten te selecteren bij wie nadere biochemische diagnostiek is geïndiceerd. De lactaat / pyruvaat ratio is verhoogd bij ernstige stoornissen in één of meer complexen van de ademhalingsketen. Normale lactaatgehalten sluiten een mitochondriële myopathie echter niet uit7,8. De uiteindelijke diagnose wordt gesteld door meting van de oxidatieve capaciteit van de mitochondriële ademhalingsketen en bepaling van de activiteit van enzymen van de ademhalingsketen in een spierbiopt. Er is tot op heden geen specifieke behandeling, alleen een ondersteunende9. De overweging was om bovenstaande patiënte op empirische gronden te onderwerpen aan een krachttrainingprogramma. De ATP wordt hierbij geleverd door de fosfaatvoorraden en de glycolyse in de celcytosol. Helaas heeft patiënte hiervan afgezien, omdat zij dit fysiek en psychisch niet kon opbrengen. Het is opmerkelijk dat in de literatuur de rol van spiro-ergometrisch onderzoek als diagnosticum niet of nauwelijks is belicht. Spiro-ergometrisch onderzoek reflecteert zeer nauwkeurig het oxidatieve metabolisme in de spier en is dus theoretisch een goed diagnosticum voor een dysfunctie van de aërobe energielevering. Slechts enkele auteurs wijzen op deze diagnostische mogelijkheid en geven aan dat patiënten met een mitochondriële myopathie bepaalde kenmerken hebben tijdens spiro-ergometrisch onderzoek10. Genoemde indicatoren voor een myopathie zijn een lage zuurstofopname en een lage anaërobe drempel. Deze parameters zijn echter niet specifiek en passen bij vele andere beelden. Het merkwaardige beloop van de zuurstofpols bij deze patiënte werd niet in de literatuur teruggevonden. Deze indicator is mogelijk specifieker voor een patiënt met een mitochondriële myopathie, maar is misschien ook indicatief voor myopathieën met een andere aetiologie (toxisch, spierdystrofie, metabool, infectieus, inflammatoir). Medisch Journaal, jaargang 34, no. 1 Besluit Het klachtenpatroon van beschreven patiënte past bij vele aandoeningen. Om iedereen met vermoeidheidklachten aan een inspanningsonderzoek te onderwerpen is ondoenlijk. Dit artikel laat echter wel de diagnostische mogelijkheden van dit onderzoek zien. Het uitsluiten van andere, meer voor de hand liggende cardiale, pulmonale, interne en neurologische oorzaken, is essentieel. Spiro-ergometrisch onderzoek kan dan worden overwogen indien: het beeld een langer beloop heeft, als inspanningsintolerantie een component is van de klachten, én als er geen positief effect van training is. Een goed uitgevoerd spiro-ergometrisch onderzoek met een zorgvuldige registratie van de zuurstofpols kan dan als non-invasieve voorscreening dienen bij deze groep patiënten. Literatuur 1. Wasserman K. Principles of exercise testing and interpretation. Lea & Febiger, USA, 1995: 83 en 120. 2. Koike A, Itoh H, Doi M, Taniguchi K, Marumo F, Umehara I, Hiroe M. Beat-to-beat evaluation of cardiac function during recovery from upright bicycle exercise in patients with coronary artery disease. Am Heart J 1990; 120(2): 316-323. 3. Schmiedel J, Jackson S, Schafer J, Reichmann H. Mitochondrial cytopathies. J Neurol 2003; 250(3): 267-277. 4. Emery AEH. Population frequencies of inherited neuromuscular diseases - a world survey. Neuromuscular disorders 1991; 1: 19-29. 5. Shoffner JM. Maternal inheritance and the evaluation of oxidative phosphorylation diseases. Lancet 1996; 348: 1283-1288. 6. Smeitink J, Van den Heuvel L. Human complex I in health and disease. Am J Hum Genet 1999; 64:1501-1510. 7. Kamieniecka Z. Myopathies with abnormal mitochondria. A clinical, histological, and electrophysiological study. Acta Neurol Scand 1977; 55: 57-75. 8. Heuvel van den LP, Trijbels JMF, Janssen AJM, Smeitink JAM De klinisch-chemische diagnostiek van mitochondriële encephalomyopathieën. Ned Tijdschr Klin Chem 2000; 25: 27-30. 9. Dimauro S, Mancuso M, Naini A. Mitochondrial encephalomyopathies: therapeutic approach. Ann N Y Acad Sci 2004; 1011: 232-245. 10. Sperfeld A, Vietzke G, Kleber FX, Ludolph AC. Spiroergometry in diagnosis of mitochondrial diseases. Nervenarzt 1999; 70(2): 155-161. 18