Rekensprong 2: doelen

advertisement
REKENSPRONG Plus 2: DOELEN
Dit document is exclusief voorbehouden aan gebruikers van Rekensprong Plus en maakt ontegensprekelijk
deel uit van de handleiding van Rekensprong Plus 2.
K1
bewerkingen
doelenverwijzing
splitsen, optellen en aftrekken
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
rekenhandelingen uitvoeren en
verwoorden, met concrete materialen,
met schematische voorstellingen en ‘uit
het hoofd’
De juiste symbolen bij de
rekenhandelingen benoemen, hanteren
en noteren
Rekentaal in verband met optellingen
en aftrekkingen kennen en vlot
hanteren
Rekenopdrachten paraat uitvoeren en
invullen
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.3
1.9
1.1.23
1.13
1.1.23
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
I
N I A
K2
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafels aanbrengen
lesdoelen
5
6
7
In reële, betekenisvolle situaties
gedurige sommen uitvoeren, met losse
blokjes, op het 100-veld en ‘uit het
hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafel
De vermenigvuldigingen verwoorden
met de begrippen ‘keer, maal,
vermenigvuldigen, product’
N
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.23
1.1.25
1.10
1.1.23
1.1.25
1.9
1.1.23
1.1.25
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N
I
A
K3
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafels inoefenen
lesdoelen
I
eindterm
GO
In reële, betekenisvolle situaties de
maaltafel uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Bij de maaltafel het resultaat onmiddellijk
correct invullen
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.10
1.13
Tellen met sprongen van ...
1.10
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.25
1.1.03
1.1.23
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
K4
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafels aanbrengen
lesdoelen
In reële, betekenisvolle situaties delingen
uitvoeren met losse blokjes, op het
100-veld en ‘uit het hoofd’
Inzien dat er bij een deling nagegaan
wordt hoeveel keer een getal in een
hoeveelheid gaat
Delingen verwoorden met de begrippen
‘delen, keer, gedeeld door, quotiënt’ en
daarbij het :-symbool benoemen,
noteren en hanteren
N
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.10
1.13
1.1.23
1.1.26
1.9
1.1.23
1.1.24
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
K5
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafels inoefenen
lesdoelen
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Het resultaat bij de deeltafel onmiddellijk
correct invullen
I
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.26
1.10
1.1.23
1.1.26
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
K6
bewerkingen
doelenverwijzing
tafels inoefenen
lesdoelen
1
2
3
I
eindterm
GO
Een natuurlijk getal ≤ 10
vermenigvuldigen met x
Een getal uit de sprongenrij van x
delen door x, waarbij x gelijk is aan …
1.10
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
1.11
1.1.23
1.1.25
1.1.23
1.1.24
1.1.26
1.1.26
1.10
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
K7
bewerkingen
doelenverwijzing
automatiseren: optellen en
aftrekken tot 20
lesdoelen
1
2
3
Natuurlijke getallen tot 20 optellen en
aftrekken
De resultaten bij optellingen en
aftrekkingen tot 20 paraat kennen
Zonder en met tijdsdruk optellingen en
aftrekkingen tot 20 correct oplossen en
invullen
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.13
1.13
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
A
N I A
LES 1
getallenkennis
doelenverwijzing
hoeveelheden tot 10
lesdoelen
1
2
3
4
5
6
1 van 3
eindterm
GO
Gegeven hoeveelheden tot 10
ongestructureerd en gestructureerd
realiseren
Gegeven hoeveelheden tot 10 benoemen
1.8
1.1.02
1.1.08
1.1
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als een hoeveelheid
Begrippen als ‘veel, weinig, meer, minder,
evenveel’ hanteren bij het gebruik van
getallen als hoeveelheid
Hoeveelheden tot 5 herkennen zonder te
tellen
Respect en waardering opbrengen in de
omgang met elkaar
1.2
1.1.02
1.1.05
1.1.05
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
OD 1.1
1.1.05
1.1.07
1.8
1.1.02
SV 1.2
N I A
I
LES 2
getallenkennis
doelenverwijzing
grafieken: stapels, kolommen
en rijen
lesdoelen
1
2
3
eindterm
GO
1.8
1.1.07
1.8
1.9
1.1.08
leren
leren 4
1.5.03
Stapels, kolommen en rijen blokjes met
elkaar vergelijken en bespreken op
concreet en schematisch niveau
Deze kolommen en rijen schematisch
voorstellen door:
 een symbool in elk corresponderend
vak te tekenen
 slechts één symbool aan de kolom of
rij te koppelen (legende)
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld de rol en het praktisch nut van
kolom- en rijvoorstellingen aantonen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 6
N I A
N
LES 3
getallenkennis/
bewerkingen
doelenverwijzing
het dubbel en de helft/eerlijk
verdelen
lesdoelen
eindterm
GO
1.3
1.4
1.1.04
1.1.18
1.1.19
1.1.21
1.3
1.1.18
1.3
1.4
1.1.21
Het dubbel en de helft van hoeveelheden tot
10 onderscheiden en daarbij begrippen
hanteren als ‘halveren, verdubbelen, even
(paar), oneven (onpaar), de helft, het
dubbel en gelijk/eerlijk verdelen’
Hoeveelheden van 2 tot 10 verdelen in 2
gelijke groepen, met en zonder rest
In concrete situaties verdelingen maken van:
een continue grootheid (een appel in 4
verdelen)
een aantal continue grootheden (3 koeken
voor 2 kinderen)
een hoeveelheid waarbij de verdeling een
rest geeft (8 snoepjes voor 3 kinderen)
Verwoorden dat eerlijk delen en verdelen een
vorm van rechtvaardigheid en fairplay is
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
SV 3
1 van 10
N I A
I
LES 4
getallenkennis
doelenverwijzing
het 10-veld
lesdoelen
Vertrekkend vanuit de gekende
kwadraatbeelden tot 10, inzicht verwerven
in de lineaire getalbeelden door:
a) elementen (bv. MAB-blokjes) te
verschuiven
b) getekende kwadraatbeelden te
verknippen
Het getalbeeld 10 ook herkennen als een
lange smalle strook
Lineaire getalbeelden tot 10 mentaal als één
geheel voorstellen, zonder te tellen
Verwoorden wat de functie van het nieuwe
getalbeeld is
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 3
eindterm
GO
1.8
1.1.02
1.8
1.1.02
1.1.08
1.1.08
1.8
leren
leren 3
1.5.03
N I A
N
LES 5
getallenkennis
doelenverwijzing
getallen tot 10
lesdoelen
3 van 3
eindterm
GO
1.9
1.1.05
1.2
1.1.05
1.2
1.5
leren
leren 6
1.1.05
1.1.13
1.4.03
Weten dat een rangschikking, tenzij anders
afgesproken, verloopt van links naar
rechts en van boven naar onder en die
afspraak toepassen
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding voor een
rangorde
Rangorde aangeven, ook op een getallenas
Verwoorden waarom een oefening als
makkelijk of moeilijk ervaren werd
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 6
bewerkingen
doelenverwijzing
splitsen tot 10
lesdoelen
1
3
In reële, betekenisvolle situaties
splitsingen tot 10 uitvoeren en
verwoorden, zowel met concrete
materialen als met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Bij splitsingen de symbolen = en + en de
notatiewijzen / \ en T juist benoemen,
hanteren en noteren
Splitsingen paraat uitvoeren en invullen
4
Behulpzaam zijn en hulp durven vragen
2
1 van 4
eindterm
GO
1.10
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.1.07
1.1.24
1.10
1.13
SV
1.3, 1.4
1.1.23
1.1.30
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 7
LES 8
meetkunde
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
1 en 2
van 5
punten, lijnen, lijnstukken
eindterm
GO
3.1
3.2
1.3.12
Begrippen als ‘punt, lijnstuk, rechte lijn,
gebogen lijn, gebroken lijn, rechte’
herkennen, benoemen en correct
gebruiken in reële en voorgestelde
situaties
Punten, rechten, gebroken en gebogen
lijnen en lijnstukken tekenen en noteren
Bij tekenopdrachten efficiënte werkwijzen
en geschikte hulpmiddelen kiezen en
gebruiken
Spontaan materiaal uitlenen en anderen
helpen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3.1
3.2
4.2
1.29
SV
1.3
N I A
I
LES 9
bewerkingen
doelenverwijzing
optellen tot 10
lesdoelen
1
2
3
4
5
2 van 4
eindterm
GO
1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
1.9
1.1.24
leren
leren 4
1.4.03
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen tot 10 uitvoeren en
verwoorden, met concrete materialen,
met schematische voorstellingen en ‘uit
het hoofd’
De symbolen + en = benoemen, hanteren
en noteren
Optellingen tot 10, rechtdoor en als
stipoefening, paraat uitvoeren en invullen
Rekentaal i.v.m. optellen kennen en vlot
hanteren: erbij, samen, bijdoen, optellen,
plus, som …
Een fout in het oplossingsproces
herstellen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.23
1.1.30
1.1.23
N I A
I
LES 10
bewerkingen
doelenverwijzing
aanvullen tot 10
lesdoelen
1
In concrete situaties optellingen uitvoeren
met aantallen en hoeveelheden
2
Optellingen verwoorden door gebruik te
maken van de juiste begrippen: bijdoen,
erbij, samen, plus, som …
Aanvullen tot een zuiver tiental
3
4
3 van 4
eindterm
GO
1.2
1.10
1.13
1.9
1.1.23
1.1.30
1.13
1.1.23
1.1.30
1.5.03
Reflecteren op het nut van de oefeningen
in functie van de brug over 10
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
leren
leren 6
1.1.23
N I A
I
LES 11
getallenkennis
doelenverwijzing
patronen
lesdoelen
1
2
3
4
1 van 4
eindterm
GO
1.29
4.2
1.1.17
1.3.08
1.29
4.2
1.1.17
1.3.08
4.1
4.2
SV 3
1.3.08
Een patroon van vormen voortzetten
waarbij in een rij twee verschillende
vormen voorkomen
Een patroon van vormen voortzetten
waarbij in een rij eenzelfde vorm in
verschillende standen voorkomt
Zelf een patroon bedenken met 2
verschillende vormen
Met inzet meespelen in een ploegenspel
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 12
bewerkingen
doelenverwijzing
optellen tot 10 met 2 en 3
termen
lesdoelen
1
2
3
4
4 van 4
eindterm
GO
1.9
1.10
1.14
1.1.23
1.1.27
1.1.29
1.6
1.9
1.10
1.1.11
1.1.24
1.1.23
1.1.30
1.4.03
In concrete situaties optellingen (met 2 en
3 termen) uitvoeren en verwoorden met
de juiste begrippen, de ontbrekende term
vinden in optellingen (met 2 en 3 termen)
waarbij de som < 10 is en de
commutativiteit toepassen
De juiste symbolen bij optellingen
hanteren en noteren
Optellingen paraat uitvoeren en invullen
Verwoorden waarom een oefening als
moeilijk of makkelijk ervaren wordt
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
leren
leren 6
N I A
I
LES 13
meten en
metend rekenen
doelenverwijzing
de euro
lesdoelen
1
2
3
4
1 van 6
eindterm
GO
OD 2.1
2.3
1.2.16
1.2.17
2.3
2.8
2.2
2.11
1.2.16
1.2.17
1.2.16
1.2.17
leren
leren 3
1.4.02
Ervaren en beseffen dat geld een
ruilmiddel is en daarbij de begrippen
‘duurder, goedkoper, kosten, betalen,
kopen, verkopen’ juist gebruiken
De benaderende prijs van voorwerpen
binnen de eigen interessesfeer kennen
Weten dat een bedrag uitgedrukt kan
worden in euro en daarbij de termen
‘euro, geld, prijs’ gebruiken
Het geleerde terugkoppelen naar de eigen
leefwereld
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 14
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken tot 10
lesdoelen
1
2
3
4
5
1 van 3
eindterm
GO
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen tot 10 uitvoeren en
verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Het min-teken benoemen, hanteren
en noteren
1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.1.24
Aftrekkingen, rechtdoor en als
stipoefening, paraat uitvoeren en
invullen
Rekentaal i.v.m. aftrekken kennen
en vlot hanteren: wegdoen,
wegnemen, aftrekken, verschil,
minder dan, verminderen, min …
De omgekeerde bewerking als
controlemiddel hanteren
1.10
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.1.23
1.9
1.11
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
N I
A
I
LES 15
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken van 10
lesdoelen
1
2
3
4
5
2 van 3
eindterm
GO
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van 10 uitvoeren en
verwoorden, met concrete materialen,
met schematische voorstellingen en ‘uit
het hoofd’
Het min-teken benoemen, hanteren en
noteren
Aftrekkingen van 10, rechtdoor en als
stipoefening, paraat uitvoeren en invullen
1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
1.1.24
Rekentaal i.v.m. aftrekken vlot kennen en
hanteren: wegdoen, wegnemen,
aftrekken, verschil, minder dan,
verminderen, min …
Reflecteren op het nut van deze
oefeningen voor de brug over 10
1.9
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
leren
leren 5
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.1.23
1.4.03
N I A
I
LES 16
LES 17
meten en
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
1 en 2
van 14
lengte: vergelijken
Door kijken en manipuleren twee objecten
vergelijken en classificeren, steunend op
één kwalitatieve of één kwantificeerbare
eigenschap
Daarbij de begrippen ‘lang, langer, even
lang, kort, korter, even kort, hoog, laag,
groot, klein’ gebruiken en beseffen dat het
relatieve begrippen zijn
Door kijken en manipuleren meer dan
twee objecten in twee groepen
classificeren, steunend op één kwalitatieve
eigenschap
Meer dan twee objecten classificeren
steunend op een combinatie van twee
kwalitatieve eigenschappen
Voorbeelden benoemen vanuit de eigen
leefwereld
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
OD 2.1
OD 2.2
1.2.02
OD 2.2
1.2.02
OD 2.2
1.2.02
leren
leren 4
1.5.01
1.5.03
N I A
I
LES 18
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken tot 10 met 2 en 3
termen
lesdoelen
1
2
3
4
3 van 3
eindterm
GO
In concrete situaties aftrekkingen (met 2
en 3 termen) uitvoeren en verwoorden, de
ontbrekende term vinden in aftrekkingen
(met 2 en 3 termen) waarbij de som < 10
is en inzien dat de commutativiteit niet
van toepassing is bij aftrekkingen
De juiste symbolen bij aftrekkingen
benoemen, hanteren en noteren
Aftrekkingen paraat uitvoeren en invullen
1.9
1.13
1.1.23
1.1.27
1.6
1.9
1.10
1.13
1.1.24
Zelf gelijkaardige oefeningen bedenken
om te reflecteren op wat in de les aan bod
is geweest
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.4.03
N I A
I
LES 19
getallenkennis/
bewerkingen
doelenverwijzing
de helft en het dubbel
lesdoelen
1
2
3
4
2 van 10
eindterm
GO
1.3
1.4
1.9
1.1.18
1.1.19
1.1.23
1.3
1.4
1.9
1.1.25
1.4
1.9
1.1.18
1.1.19
Intuïtieve rekentaal hanteren i.v.m.:
 de helft als resultaat van een verdeling
in 2 gelijke delen
 het dubbel als resultaat van een
herhaalde optelling van 2 gelijke delen
De betekenis van de begrippen en de
termen ‘verdubbelen’ en ‘het dubbel
nemen’ kennen (nl. vermenigvuldigen met
2) en correct gebruiken
De betekenis van de begrippen en de
termen ‘halveren’ en ‘de helft nemen’
kennen (nl. delen door 2) en correct
gebruiken
Samen een opdracht uitvoeren en
voldoende openstaan om van anderen te
leren
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
SV 3
N I A
I
LES 20
bewerkingen
doelenverwijzing
optellen en aftrekken: E + E en
E − E (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.10
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.30
De correcte resultaten bij de elementaire
optellingen tot 10 paraat kennen
De correcte resultaten bij de elementaire
aftrekkingen tot 10 paraat kennen
Zonder en met tijdsdruk optellingen en
aftrekkingen tot en met 10 correct
oplossen en invullen
Voldoende zelfstandigheid, concentratie
en doorzettingsvermogen tonen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.10
1.10
leren
leren 6
1.4.03
1 van 8
N I A
A
LES 21-26
evaluatie sprong 1
doelenverwijzing
getallenkennis
lesdoelen
1
2
Begrippen als ‘meer’ en ‘minder’ hanteren bij het
gebruik van getallen als hoeveelheid
De helft van hoeveelheden tot 10 tekenen
3
Het dubbel van hoeveelheden tot 10 tekenen
4
Getallen op een getallenas plaatsen
5
Een patroon van vormen voortzetten waarbij in
één rij twee verschillende vormen voorkomen
Zelf een patroon bedenken met twee
verschillende vormen
Weten dat een bedrag uitgedrukt kan worden in
euro en daarbij de termen ‘euro, geld, prijs’
gebruiken
De begrippen ‘lang, kort, hoog, laag’ kennen en
gebruiken
6
meten en metend
rekenen
7
8
bewerkingen
meetkunde
9
Splitsingen paraat invullen
10 Optellingen tot 10 paraat invullen
Aanvullen tot een zuiver tiental
11 Aftrekkingen tot 10 paraat invullen
Aftrekkingen van 10 paraat invullen
12 Optellingen met 3 termen uitvoeren
Aftrekkingen met 3 termen uitvoeren
13 Begrippen als ‘punt, lijnstuk, rechte lijn,
gebogen lijn, gebroken lijn’ herkennen en
benoemen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
OD 1.1
1.1.05
1.1.07
1.1.23
1.3
1.4
1.3
1.4
1.2
1.5
1.29
4.1
4.2
2.2
2.11
2.1
2.2
2.6
1.10
1.13
1.10
1.13
1.10
1.13
1.9
1.13
3.1
3.2
1.1.23
1.1.13
1.1.17
1.3.08
1.1.17
1.3.08
1.2.16
1.2.17
1.2.02
1.1.30
1.1.30
1.1.30
1.1.30
1.3.12
2.3.05
LES 27
getallenkennis
doelenverwijzing
tellen tot 20
lesdoelen
1
Rangorde tot 20 aangeven
2
Rangorde tot 20 aangeven op een
getallenas
Bepalen welke oefeningen als
gemakkelijk en welke als moeilijk
worden ervaren
3
1 van 3
eindterm
GO
1.2
1.5
1.2
1.5
leren
leren 6
1.1.05
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.13
1.4.03
N I A
I
LES 28
getallenkennis
doelenverwijzing
getallen tot 20
lesdoelen
1
Natuurlijke getallen tot 20 herstructureren
2
Hoeveelheden tot 20 herstructureren om
handig te kunnen tellen
Gebruikmaken van de termen en
symbolen ‘eenheid’ (E) en ‘tiental’ (T)
Goed luisteren naar gedicteerde getallen
om ze juist te kunnen schrijven
3
4
2 van 3
eindterm
GO
1.8
1.10
1.8
1.10
1.9
1.1.08
1.1.30
1.1.08
1.1.30
1.1.10
leren
leren 4
1.1.11
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 29
meetkunde
doelenverwijzing
positiebepaling van de eigen
persoon en van voorwerpen
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
3.1
3.7
1.3.01
3.7
1.3.02
1.3.03
1.3.02
1.3.03
De positie van voorwerpen ten opzichte
van elkaar bepalen en verwoorden met
termen als ‘op, naast, voor, na, achter,
boven, onder, op elkaar, links van, rechts
van, tegen, tegenover …’
Op basis van een plaatsbeschrijving iets
of iemand vinden
De eigen positie ten opzichte van
referentiepunten in de klas verkennen,
bepalen en correct verwoorden
De les evalueren naar plezierbeleving en
leerinhoud
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3.1
3.7
leren
leren 6
1 van 8
N I A
I
LES 30
getallenkennis
doelenverwijzing
het 20-veld
lesdoelen
1
2
3
3 van 3
eindterm
GO
1.1
1.3
1.10
1.1.08
leren
leren 6
1.4.03
Hoeveelheden handig tellen door structuur
(namelijk het 20-veld) aan te brengen
Natuurlijke getallen tot 20 herstructureren
volgens het 20-veld
Verwoorden welke werkwijze als
gemakkelijk ervaren wordt en in de
toekomst gebruikt kan worden
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.08
N I A
I
LES 31
bewerkingen
doelenverwijzing
T + T/T + E/E + T (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.13
1.1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
1.13
1.1.23
1.1.30
1.4.03
De getallen tussen 10 en 20 splitsen in T
en E
Optellingen tot 20 waarvan één term 10
is, uitvoeren en verwoorden op
schematisch en abstract niveau
Optellingen van de vorm T + T, E + T en
T + E paraat uitvoeren en invullen
Weten dat het belangrijk is uitkomsten te
controleren en fouten te verbeteren
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
leren
leren 6
1 van 5
N I A
I
LES 32
meten en
metend rekenen
doelenverwijzing
inhoud
lesdoelen
1
2
3
4
Door kijken en manipuleren twee
recipiënten vergelijken en classificeren,
steunend op één kwantificeerbare
eigenschap, en daarbij de begrippen ‘vol,
leeg, meer gevuld, minder gevuld,
(voller, leger), even vol, even leeg’
gebruiken
Door kijken en manipuleren meer dan
twee recipiënten in twee groepen
classificeren, steunend op één
kwantificeerbare eigenschap
Meerdere voorwerpen classificeren,
steunend op een combinatie van twee
kwantificeerbare eigenschappen, ze
vergelijken en ze in toenemende of
afnemende volgorde plaatsen, bv. van
leeg naar vol
Over de nodige attitudes beschikken om
een probleem zelfstandig op te lossen
1 van 4
eindterm
GO
OD 2.1
OD 2.6
1.2.08
OD 2.1
OD 2.2
1.2.08
1.2.09
OD 2.2
OD 2.3
1.2.08
1.2.09
1.2.10
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
les 33
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + E/E + TE (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.10
1.13
1.1.27
1.1.29
1.1.33
1.14
1.1.27
1.1.29
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.4.03
Met behulp van getalbeelden en zonder
hulpmateriaal de analogie ontdekken en
toepassen tussen optellingen < 10 en
optellingen tussen 10 en 20 van de vorm
TE + E
Inzien dat omkeringen toepassen bij
optellingen van de vorm E + TE de
opgaven vergemakkelijkt
Correct optellingen tot 20 maken van de
vorm TE + E en E + TE
Weten dat het belangrijk is om
uitkomsten te controleren en fouten te
verbeteren
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 5
N I A
I
LES 34
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 2
lesdoelen
1 van 4
eindterm
GO
1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
1.9
1.1.25
1.6
1.9
SV 3
1.1.24
In reële, betekenisvolle situaties gedurige
sommen met de hoeveelheid 2 uitvoeren,
met losse blokjes, op een 20-veld en ‘uit
het hoofd’
Die gedurige sommen verkorten tot de
maaltafel van 2 en deze
vermenigvuldigingen verwoorden met de
termen ‘keer’ en ‘maal’
Het x-symbool benoemen, hanteren en
noteren
Productief samenwerken met een partner
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 35
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 2 inoefenen
lesdoelen
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.10
1.1.24
1.9
1.1.25
leren
leren 5
1.4.03
In reële, betekenisvolle situaties de tafel van
2 uitvoeren en verwoorden volgens de
standaardprocedure, met losse blokjes,
op een 20-veld en ‘uit het hoofd’
Bij de maaltafel van 2 het resultaat
onmiddellijk correct invullen en tellen met
sprongen van 2
Inzien dat ‘een paar’, ‘verdubbelen’ en ‘het
dubbel nemen’ hetzelfde betekenen als
vermenigvuldigen met 2
Volharden in het werken aan een opgegeven
taak
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 4
N I A
I
LES 36
meetkunde
doelenverwijzing
richting en beweging
lesdoelen
2 van 8
eindterm
GO
3.1
1.3.02
1.3.03
3.1
1.3.01
3.1
1.3.02
1.3.03
1.4.03
1.5.03
De richting van de eigen beweging en de
beweging van voorwerpen, de richting en
de zin van een beweging met en zonder
referentiepunten bepalen
De termen ‘omhoog, omlaag, vooruit,
achteruit, naar links, naar rechts, naar mij
toe, van mij weg, dichterbij komen,
hierheen, in de richting van, langs, door,
over, schuin …’ gebruiken
De kortste weg tussen twee plaatsen
beschrijven
Reflecteren op situaties in de eigen omgeving
waarvoor deze leerstof nuttig kan zijn (bv.
de weg naar een winkel beschrijven)
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
leren
leren 6
N I A
I
LES 37
bewerkingen
doelenverwijzing
T – T, T – E
lesdoelen
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen uitvoeren en verwoorden,
met concrete materialen, met
schematische voorstellingen en ‘uit het
hoofd’
Het min-symbool benoemen, hanteren en
noteren
Rekenopdrachten paraat uitvoeren en
invullen
Zelfstandig teruggrijpen naar concreet
materiaal als de oplossing niet wordt
gevonden
1 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
leren
leren 5
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.30
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 38
bewerkingen
doelenverwijzing
TE − E (zonder brug)
lesdoelen
2 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.24
1.1.30
In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Het min-symbool benoemen, hanteren en
noteren
Rekenopdrachten paraat uitvoeren en
invullen
Zelfkennis inschatten
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
leren
leren 4
N I A
I
LES 39
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 2 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.18
1.1.23
1.1.26
1.1.23
1.1.26
In reële, betekenisvolle situaties delingen
door 2 uitvoeren, met losse blokjes, op
een 20-veld en ‘uit het hoofd’
Inzien dat bij een deling door 2 nagegaan
wordt hoeveel keer 2 in een hoeveelheid
gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en
daarbij het :-symbool benoemen, noteren
en hanteren
Bij partnerwerk zeggen of tonen wat de
andere moet doen en de opgelegde taak
rustig uitvoeren
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.13
1.9
SV 3
1.1.23
1.1.24
1.1.26
3 van 4
N I A
N
LES 40
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 2 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.15
1.1.18
1.1.26
1.10
1.1.23
1.1.26
1.1.23
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 2 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 20-veld en ‘uit het
hoofd’
Het resultaat bij de deeltafel van 2
onmiddellijk correct invullen
Inzien dat ‘de helft nemen van’ en
‘halveren’ hetzelfde betekenen als delen
door 2
Volharden in het werken aan een
opgegeven taak
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.9
leren
leren 5
1.4.02
4 van 4
N I A
I
LES 41
bewerkingen
doelenverwijzing
TE − TE tot 20
lesdoelen
1
2
3
4
3 van 8
eindterm
GO
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen uitvoeren en verwoorden,
met concrete materialen, met
schematische voorstellingen en ‘uit het
hoofd’
De juiste symbolen bij aftrekkingen
benoemen, hanteren en noteren
Aftrekkingen van de vorm TE − TE tot 20
zonder brug paraat uitvoeren en invullen
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
Het eigen werk controleren en fouten op
een afgesproken manier verbeteren
leren
leren 4
1.1.23
1.1.24
1.1.10
1.1.23
1.1.30
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 42
bewerkingen
doelenverwijzing
20 − TE
lesdoelen
1
2
3
4
4 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
leren
leren 6
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.30
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen uitvoeren en verwoorden,
met concrete materialen, met
schematische voorstellingen en ‘uit het
hoofd’
De juiste symbolen bij aftrekkingen
benoemen, hanteren en noteren
Aftrekkingen van de vorm T − TE tot 20
zonder brug paraat uitvoeren en invullen
Verwoorden waarom een oefening al dan
niet als leuk wordt ervaren
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 43
meten en
inhoud: natuurlijke
metend rekenen maateenheden
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
5
De grootte van recipiënten bepalen met
behulp van natuurlijke maateenheden,
bv. kopjes, lepels …
Een inhoud samenstellen uit 2 of meer
inhouden
Recipiënten meten met een nietconventionele maateenheid
Na het kiezen van een niet-conventionele
maateenheid het maatgetal schatten en
de schatting vergelijken met het
meetresultaat
Eenvoudige problemen systematisch en
inzichtelijk oplossen
2 van 4
eindterm
GO
OD 2.6
2.1
2.8
OD 2.6
2.1
OD 2.6
2.2
2.3
2.1
2.2
2.8
1.2.08
1.2.09
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.2.08
1.2.08
1.2.09
1.2.09
1.2.11
N I A
I
LES 44
bewerkingen
doelenverwijzing
E + E (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen tot 20 met brug uitvoeren
volgens de standaardprocedure en ze
verwoorden, met concrete materialen,
met schematische voorstellingen en ‘uit
het hoofd’
De juiste symbolen bij optellingen
benoemen, hanteren en noteren
Optellingen tot 20 met brug paraat
uitvoeren en invullen
De standaardprocedure correct
verwoorden
3 van 5
eindterm
GO
1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.27
1.1.30
1.4.03
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 45
bewerkingen
doelenverwijzing
E + E (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen tot 20 met brug uitvoeren
volgens de standaardprocedure en ze
verwoorden, met concrete materialen,
met schematische voorstellingen en ‘uit
het hoofd’
De juiste symbolen bij optellingen
benoemen, hanteren en noteren
Optellingen tot 20 met brug paraat
uitvoeren en invullen
De standaardprocedure correct
verwoorden
4 van 5
eindterm
GO
1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
leren
leren 4
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.30
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I
A
I
LES 46
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: optellen tot
20
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.4.03
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen uitvoeren en verwoorden, met
concrete materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
De juiste symbolen bij optellingen
benoemen, hanteren en noteren
Optellingen van de vorm E + E, TE + E, E
+ TE, T + T, T + E en E + T tot 20 paraat
uitvoeren en invullen
Elkaars en eigen werk kritisch bekijken
en de juiste oplossingsstrategie
bespreken
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
leren
leren 4
5 van 5
N I A
I
LES 47-52
evaluatie sprong 2
doelenverwijzing
getallenkennis
lesdoelen
1
2
3
meetkunde
4
bewerkingen
5
6
7
meten en metend
rekenen
8
eindterm
GO
Rangorde tot 20 aangeven op een getallenas en
op een getallenlijn
Natuurlijke getallen en hoeveelheden tot 20
lezen, schrijven en herstructureren
1.5
1.1.13
1.5
1.8
1.1.11
Natuurlijke getallen ordenen en op het 20-veld
plaatsen
De positie van voorwerpen ten opzichte van
elkaar bepalen en verwoorden met termen als
‘op, naast, voor, na, achter, boven, onder, op
elkaar, links van, rechts van, tegen, tegenover
...’
Optellingen van de vormen T + T, T + E, E + T,
TE + E, E + TE tot 20 zonder brug en E + E tot
20 met brug paraat uitvoeren en invullen
Aftrekkingen van de vormen T – T,T – E, TE – E,
TE – TE, T – TE tot 20 zonder brug paraat
uitvoeren en invullen
Bij de maaltafel en de deeltafel van 2 het
resultaat correct invullen
Twee of meer recipiënten vergelijken en
classificeren steunend op één kwantificeerbare
eigenschap en daarbij de begrippen ‘vol, leeg,
meer gevuld, minder gevuld, voller, leger, even
vol, even leeg’ gebruiken
1.5
1.1.05
1.1.17
1.3.01
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3.1
3.7
1.10
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.10
1.1.23
1.1.25
2.1
2.6
LES 53
getallenkennis
doelenverwijzing
delen door 1 - delen door
zichzelf
lesdoelen
1
Weten wanneer een natuurlijk getal een
deler is van een ander natuurlijk getal
2
Weten dat elk natuurlijk getal 1 en
zichzelf als deler heeft
In zinvolle contexten alle delers vinden
van natuurlijke getallen tot 20
Het eigen leer- en oplossingsproces
achteraf evalueren
3
4
3 van 10
eindterm
GO
1.3
1.9
1.10
1.3
1.9
1.4
1.10
leren
leren 4
1.1.15
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.15
1.1.15
1.4.03
1.5.06
N I A
N
LES 54
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken tot 20 (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
5 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
leren
leren 4
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.30
1.4.03
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen uitvoeren en verwoorden,
met concrete materialen, met
schematische voorstellingen en ‘uit het
hoofd’
De juiste symbolen bij aftrekkingen
benoemen, hanteren en noteren
Aftrekkingen paraat uitvoeren en invullen
De standaardprocedure correct
verwoorden
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 55
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken tot 20 (met brug)
lesdoelen
1
3
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen uitvoeren en verwoorden,
met concrete materialen, met
schematische voorstellingen en ‘uit het
hoofd’
De juiste symbolen bij aftrekkingen
benoemen, hanteren en noteren
Aftrekkingen paraat uitvoeren en invullen
4
Eigen oplossingswijzen verwoorden
2
6 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
leren
leren 4
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.30
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 56
meetkunde
doelenverwijzing
evenwijdige rechten en
lijnstukken
lesdoelen
1
2
3
4
In voorgestelde situaties begrippen als
‘punt, lijnstuk, gebogen lijn, gebroken
lijn, rechte lijn, rechte’ herkennen,
benoemen en correct gebruiken
Evenwijdigheid ontdekken in de
omgeving, in vlakke figuren en in
ruimtefiguren
Evenwijdige rechten en lijnstukken
herkennen en benoemen
Het probleem van evenwijdigheid en
perspectief bespreken vanuit eigen
zintuiglijke ervaringen en waarnemingen
1 van 5
eindterm
GO
3.2
1.3.12
3.1
3.3
3.1
3.3
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 57
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken tot 20 (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.10
1.13
leren
leren 4
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.30
1.4.03
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen uitvoeren en verwoorden,
met concrete materialen, met
schematische voorstellingen en ‘uit het
hoofd’
De juiste symbolen bij aftrekkingen
benoemen, hanteren en noteren
Aftrekkingen paraat uitvoeren en invullen
De standaardprocedure correct
verwoorden
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
7 van 8
N I A
I
LES 58
bewerkingen
doelenverwijzing
optellen en aftrekken tot 20
lesdoelen
1
2
3
4
8 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.6
1.9
1.1.23
1.1.24
1.10
1.13
1.1.23
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen en aftrekkingen tot 20
uitvoeren en verwoorden, met
schematische voorstellingen en ‘uit het
hoofd’
De juiste symbolen bij optellingen en
aftrekkingen benoemen, hanteren en
noteren
Alle types van optellingen en
aftrekkingen tot 20 paraat uitvoeren en
invullen
Zelfcontrole uitvoeren met extra
aandacht voor het ‘eerlijk zijn’
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 59
getallenkennis
doelenverwijzing
getallen tot 100 lezen en
schrijven
lesdoelen
1
Natuurlijke getallen tot 100 lezen
2
Natuurlijke getallen tot 100 schrijven
3
Gebruikmaken van de termen ‘tiental’ en
‘eenheid’
Zelf een vraag stellen over wat geleerd
werd
4
1 van 10
eindterm
GO
1.5
1.8
1.9
1.5
1.8
1.9
1.9
1.1.11
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.11
1.1.10
N I A
N
LES 60
getallenkennis
doelenverwijzing
getallen tot 100
lesdoelen
1
Natuurlijke getallen tot 100 lezen en
schrijven
2
De rangorde tot 100 aangeven, mondeling
en op een getallenas
Natuurlijke getallen tot 100
herstructureren
Het eigen werk kritisch nakijken en
verbeteren
3
4
2 van 10
eindterm
GO
1.5
1.8
1.9
1.2
1.5
1.12
1.1.11
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.13
1.1.08
N I A
N
LES 61
LES 62
meten en
metend rekenen
doelenverwijzing
lengte: natuurlijke
maateenheden
lesdoelen
1
2
3
4
5
6
3 en 4
van 14
eindterm
GO
Door manipuleren en kijken meer dan 2
objecten vergelijken en ordenen volgens
toenemende of afnemende lengte
Zelf strategieën ontdekken om lengtes te
vergelijken
OD 2.3
1.2.02
OD 2.1
OD 2.6
1.2.02
1.2.03
Ervaren en verwoorden dat sommige
handelingen niets veranderen aan de
grootte van dingen en andere wel
(conservatie)
Een lengte samenstellen uit 2 of meer
lengtes (bv. uit een potlood en een gum)
Objecten meten met een nietconventionele maateenheid en ze na
meting sorteren en rangschikken
Bijdragen tot een geslaagd groepsproces
OD 2.6
1.2.01
OD 2.2
1.2.02
1.2.03
1.2.02
1.2.03
OD 2.6
2.1
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
SV 3
N I A
I
LES 63
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld
lesdoelen
1
Hoeveelheden handig tellen door er
structuur in aan te brengen: het 100-veld
2
Natuurlijke getallen tot 100
herstructureren
Gebruikmaken van de termen en de
symbolen ‘eenheid’ (E) en ‘tiental’ (T)
Een eigen mening verwoorden
3
4
3 van 10
eindterm
GO
1.1
1.2
1.9
1.3
1.13
1.9
1.1.08
leren
leren 4
1.4.03
1.5.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.08
1.1.10
N I A
N
LES 64
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld
lesdoelen
1
Hoeveelheden handig tellen door er
structuur in aan te brengen: het 100-veld
2
Natuurlijke getallen tot 100
herstructureren
Getallen op het 100-veld plaatsen
3
4
4 van 10
eindterm
GO
1.1
1.2
1.9
1.3
1.13
1.8
1.1.08
1.1.08
1.1.10
1.1.08
leren
leren 5
1.4.03
1.5.05
Verschillende oplossingsmethoden
onderling vergelijken en de meest
geschikte kiezen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 65
meetkunde
doelenverwijzing
snijdend en loodrecht
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
Het begrip ‘evenwijdigheid’ in
voorgestelde situaties herkennen,
benoemen en correct gebruiken
Snijdende lijnstukken en rechten in
voorgestelde situaties herkennen en
benoemen
De loodrechte stand ontdekken,
herkennen en benoemen in de omgeving,
in vlakke figuren en in ruimtefiguren
Plezier beleven aan het zoeken naar
oplossingen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3.1
3.3
3.2
3.1
3.3
leren
leren 6
2 van 5
GO
N I A
N
LES 66
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld
lesdoelen
1
Hoeveelheden handig tellen door er
structuur in aan te brengen: het 100-veld
2
Natuurlijke getallen tot 100
herstructureren
Bepalen welke opdrachten als leuk en
minder leuk ervaren worden
3
5 van 10
eindterm
GO
1.1
1.2
1.9
1.3
1.13
leren
leren 6
1.1.08
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.08
1.1.10
1.4.08
N I A
I
LES 67
bewerkingen
doelenverwijzing
T +T, T − T (tot 100)
lesdoelen
1
2
3
4
1 van 9
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.1.33
1.6
1.9
1.1.23
1.1.24
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen en aftrekkingen met tientallen
tot 100 uitvoeren en verwoorden, met
concrete materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
De juiste symbolen bij optellingen en
aftrekkingen benoemen, hanteren en
noteren
Optellingen en aftrekkingen van de vorm
T + T, T − T paraat uitvoeren en invullen
Opkomen voor eigen wensen en keuzes
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
SV 1.1
N I A
N
LES 68
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 10
aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
1 van 4
eindterm
GO
In reële, betekenisvolle situaties gedurige
sommen met de hoeveelheid 10
uitvoeren, met losse blokjes, met blokjes
op het 100-veld, op een getekend 100veld en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot de
maaltafel van 10 en deze
vermenigvuldigingen verwoorden met de
termen ‘keer’ en ‘maal’
Het x-symbool benoemen, noteren en
hanteren
1.13
1.1.23
1.1.25
1.1.30
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.6
1.9
1.1.23
1.1.24
Inzien dat de vermenigvuldiging handiger
is dan een gedurige som om snel tot een
oplossing te komen
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 69
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 10 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.25
1.10
1.13
1.1
1.10
1.13
leren
leren 6
1.1.25
1.1.26
1.1.03
1.1.25
In reële, betekenisvolle situaties de tafel
van 10 uitvoeren en verwoorden volgens
de standaardprocedure, met losse blokjes,
op het 100-veld en ‘uit het hoofd’
Bij de maaltafel van 10 het resultaat
meteen correct invullen
Tellen met sprongen van 10
Blijven doorwerken aan een opgegeven
taak
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
2 van 4
N I A
I
LES 70
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 10
aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
3 van 4
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.10
1.1.23
1.9
1.1.23
1.1.24
leren
leren 5
1.4.03
In reële, betekenisvolle situaties delingen
door 10 uitvoeren, met losse blokjes, op
het 100-veld en ‘uit het hoofd’
Inzien dat er bij deling door 10 nagegaan
wordt hoeveel keer 10 in een hoeveelheid
gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en
daarbij het :-symbool benoemen, noteren
en hanteren
Reflecteren op maal- en deeloefeningen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 71
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 10 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.10
1.1.23
leren
leren 4
1.4.03
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 10 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met losse
blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’
Bij de deeltafel van 10 het resultaat
meteen correct invullen
Nadenken over een probleem en het
vergelijken met de realiteit
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
LES 72
bewerkingen
doelenverwijzing
T + E, E + T tot 100
lesdoelen
1
2
3
4
2 van 9
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.6
1.9
1.13
1.1.24
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen uitvoeren en verwoorden, met
concrete materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
De juiste symbolen bij optellingen
benoemen, hanteren en noteren
Optellingen van de vorm T + E en E + T
tot 100 zonder brug paraat uitvoeren en
invullen
Reflecteren op de eigen oplossingen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
leren
leren 5
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.4.03
N I A
N
LES 73-78
evaluatie sprong 3
doelenverwijzing
getallenkennis
lesdoelen
1
2
3
meetkunde
4
Natuurlijke getallen tot 100 lezen, schrijven en
herstructureren
Natuurlijke getallen ordenen en in een
honderdveld plaatsen
Inzicht hebben in de rangorde van de getallen,
op de getallenas en in woordelijke uitdrukkingen
Rechte, gebroken en gebogen lijnen herkennen
5
bewerkingen
meten en metend
rekenen
De positie van voorwerpen ten opzichte van
elkaar bepalen met termen als ‘op, tussen,
naast, links van, rechts van, tegen, tegenover,
voorste (eerste), achterste (laatste),
voorlaatste, op één na laatste, de eerste drie …’
6 Aftrekkingen tot 20 met brug uitvoeren en
invullen
7 Inzicht tonen in de bewerkingen tot 20 door de
symbolen +,  en = correct te plaatsen
8 Optellingen en aftrekkingen tot 100 van de
vormen T + E / E + T / T + T en T  T uitvoeren
en invullen
9 De maal- en deeltafels van 2 en 10 uitvoeren en
invullen
10 Na schatting objecten meten met zinvolle nietconventionele maateenheden en ze na meting
vergelijken volgens lengte
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.8
1.1.11
1.5
1.1.05
1.1.17
1.1.13
1.5
3.1
3.2
3.1
3.7
2.3.05
2.3.12
1.3.01
1.10
1.13
1.6
1.1.30
1.13
1.10
2.3
OD 2.6
1.1.07
1.1.24
1.1.30
1.1.23
1.1.25
1.2.02
LES 79
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 5 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
gedurige sommen uitvoeren met de
hoeveelheid 5, met losse blokjes, op
het 100-veld en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafel van 5 en die
vermenigvuldigingen verwoorden met
de termen ‘keer’ en ‘maal’
Het x-symbool benoemen, noteren en
hanteren
Elkaar helpen bij het memoriseren van
de tafel van 5
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.23
1.1.25
1.1.30
1.9
1.10
1.1.25
1.6
1.9
leren
leren 3
1.1.24
1.1.25
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 4
N I A
N
LES 80
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 5 inoefenen
lesdoelen
1
3
In reële, betekenisvolle situaties de
tafel van 5 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Bij de maaltafel van 5 het resultaat
onmiddellijk correct invullen
Tellen met sprongen van 5
4
Het eigen werk controleren
2
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.25
1.1.26
1.10
1.13
1.1
1.10
1.13
leren
leren 5
1.1.25
1.1.26
1.1.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
2 van 4
N I A
I
LES 81
getallenkennis
doelenverwijzing
beeldgrafieken
lesdoelen
1
2
3
4
Hoeveelheden handig tellen door te
turven
Beeldgrafieken samenstellen waarbij 1
teken gelijk is aan 1 voorwerp of aan
het in de legende aangegeven aantal
voorwerpen
Kwantitatieve gegevens aflezen en er
bewerkingen mee uitvoeren op een
horizontaal en verticaal opgebouwde
beeldgrafiek
Bij beeldgrafieken zelf enkele vragen
bedenken waarop in die gegevens een
antwoord te vinden is
2 van 6
eindterm
GO
1.8
1.9
1.8
1.1.03
1.8
1.1.08
1.1.23
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.03
N I A
N
LES 82
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 5 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
delingen door 5 uitvoeren, met losse
blokjes, op het 100-veld en ‘uit het
hoofd’
Inzien dat er bij een deling door 5
nagegaan wordt hoeveel keer 5 in een
hoeveelheid gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’
Plezier beleven aan het zoeken naar
oplossingen
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.18
1.1.23
1.1.26
1.10
1.13
1.1.23
1.1.26
1.9
1.1.23
1.1.26
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 4
N I A
N
LES 83
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 5 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 5 uitvoeren en
verwoorden volgens de
standaardprocedure, met losse blokjes,
op het 100-veld en ‘uit het hoofd’
Bij de deeltafel van 5 het resultaat
onmiddellijk correct invullen
Waardering uiten en aanmoedigen
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.1.26
1.10
1.1.23
1.1.26
SV 1.2
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
LES 84
meetkunde
doelenverwijzing
zich mentaal verplaatsen in de
ruimte
lesdoelen
1
2
3
4
Verwoorden wat men ziet vanuit
andere gezichtspunten als men zich
daadwerkelijk of mentaal verplaatst in
de ruimte
Gebruikmaken van de begrippen
‘richting, plaats, vooraanzicht,
zijaanzicht, bovenaanzicht’
Aangeven of foto's van dichtbij of van
ver gemaakt zijn en verwoorden dat
voorwerpen van dichtbij groter lijken
dan van op een afstand
Reflecteren op de realiteit
eindterm
GO
3.7
1.3.01
1.3.02
1.3.03
3.1
3.7
1.3.04
3.7
1.3.03
leren
leren 6
1.4.03
1.5.02
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 8
N I A
N
LES 85
getallenkennis
doelenverwijzing
getallen tot 100
lesdoelen
1
2
3
Natuurlijke getallen tot 100 lezen en
schrijven
Rangorde tot 100 aangeven, ook op
een getallenas
Het eigen werk kritisch bekijken
6 van 10
eindterm
GO
1.5
1.1.10
1.2
1.5
leren
leren 4
1.1.13
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
N I A
I
LES 86
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + E tot 100 (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Getallen tot 100 splitsen in T en E en
optellingen uitvoeren van het type
T + E en E + T tot 100
Optellingen tot 100, waarbij één term
TE is, verwoorden en uitvoeren op
concreet, schematisch en abstract
niveau
Analogie ontdekken en toepassen
tussen optellingen < 10 en optellingen
tot 100 van het type TE + E
Verwoorden waarom het belangrijk is
om veel te oefenen
eindterm
GO
1.13
1.1.10
1.1.23
1.1.24
1.1.23
1.1.30
1.13
1.13
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.23
1.1.27
1.1.30
1.5.03
3 van 9
N I A
N
LES 87
getallenkennis
doelenverwijzing
patronen met 2 en 3
elementen
lesdoelen
1
2
3
4
Een patroon van 2 en 3 elementen in
een rij herkennen en verder zetten
(getekend of in realiteit)
Mondeling geformuleerde patronen van
2 en 3 elementen realiseren en zelf
ontworpen en zelf gerealiseerde
patronen verwoorden
Bij de verwoording termen hanteren
als ‘eerste, middelste, voorlaatste, op
één na laatste, de eerste twee …’
Bepalen wat je zelf kunt en waar je
hulp bij nodig heb tijdens het
zelfstandig werk
2 van 4
eindterm
GO
1.12
1.1.17
1.12
1.1.17
1.12
1.1.05
leren
leren 5
1.5.06
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 88
getallenkennis
doelenverwijzing
getallen tot 100
lesdoelen
1
2
3
4
Natuurlijke getallen tot 100
herstructureren
Hoeveelheden handig tellen door er
structuur in aan te brengen: het 100veld
Inzicht verwerven in de tientalligheid
van ons talstelsel
Een eigen mening verwoorden
7 van 10
eindterm
GO
1.8
1.13
1.1
1.2
1.9
1.5
1.1.08
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.08
1.1.10
1.1.08
1.1.10
N I A
I
LES 89
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 4 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
gedurige sommen met de hoeveelheid
4 uitvoeren, met losse blokjes, op een
100-veld en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafel van 4
Deze vermenigvuldigingen verwoorden
met de begrippen ‘keer, maal,
vermenigvuldigen, product’
De eigen bank ordelijk organiseren
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.23
1.1.25
1.10
1.1.23
1.1.25
1.1.23
1.1.25
1.9
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
1 van 4
N I A
N
LES 90
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 4 inoefenen
lesdoelen
1
2
In reële, betekenisvolle situaties de
tafel van 4 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Bij de maaltafel van 4 het resultaat
onmiddellijk correct invullen
3
Tellen met sprongen van 4.
4
Geconcentreerd blijven werken aan
een opdracht
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.10
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.25
1.1.03
1.1.23
1.5.01
1.10
1.13
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 4
N I A
I
LES 91
LES 92
lengte: natuurlijke
meten en
maateenheden: werken met
metend rekenen
het eigen lichaam
doelenverwijzing
lesdoelen
Een gepaste natuurlijke maateenheid
kiezen, het maatgetal schatten en de
schatting vergelijken met het
meetresultaat
Ervaren en inzien dat een kleinere
maateenheid een nauwkeuriger meting
toelaat
Het verband tussen de grootte van de
maateenheid en de grootte van het
maatgetal ervaren en verwoorden
(hoe groter de maateenheid, hoe
kleiner het maatgetal en omgekeerd)
Gegevens analyseren
eindterm
GO
2.8
1.2.02
1.2.03
1.2.04
2.1
1.2.05
2.6
1.2.05
leren
leren 4
1.4.02
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
5 en 6
van 14
N I A
I
LES 93
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 4 aanbrengen
lesdoelen
In reële, betekenisvolle situaties delingen
door 4 uitvoeren, met losse blokjes, op
een 100-veld en ‘uit het hoofd’
Inzien dat er bij een deling door 4
nagegaan wordt hoeveel keer 4 in een
hoeveelheid gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’
en daarbij het :-symbool benoemen,
noteren en hanteren
Gedurende korte tijd (5 minuten) gericht
luisteren
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.10
1.13
1.1.23
1.1.26
1.9
1.1.23
1.1.24
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 4
N I A
N
LES 94
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 4 inoefenen
lesdoelen
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 4 uitvoeren en
verwoorden volgens de
standaardprocedure, met losse blokjes,
op het 100-veld en ‘uit het hoofd’
Bij de deeltafel van 4 het resultaat
onmiddellijk correct invullen
Een eenvoudige taak zelfstandig
aanpakken
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.26
1.10
1.1.23
1.1.26
1.4.03
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
les 95
meten en
euro, waarde en kostprijs
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
Geldwaarden uitdrukken in euro en
daarvan afgeleide maateenheden en
daarbij de termen ‘geld, waarde, prijs,
euro, cent’ gebruiken
Op grond van ervaring beseffen dat
waarde en kostprijs relatieve en
subjectieve begrippen zijn
De in omloop zijnde muntstukken en
biljetten onderscheiden en benoemen:
1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent, 1, 2, 5, 10,
20, 50 en 100 euro
Eigen ervaringen verwoorden
2 van 6
eindterm
GO
2.2
2.11
1.2.16
1.2.16
2.2
2.11
1.2.16
leren
leren 3
1.5.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 96
meten en
euromunten en -biljetten
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
De symbolen EUR en € lezen en noteren
De in omloop zijnde muntstukken en
biljetten (1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent, 1,
2, 5, 10, 20, 50 en 100 euro)
onderscheiden en benoemen en de
verbanden kennen tussen de
verschillende munten en biljetten
Prijzen in euro met twee cijfers na de
komma lezen, bv. € 20,15 als ‘20 euro
en 15 cent’
Het geleerde transfereren naar de eigen
leefwereld
3 van 6
eindterm
GO
2.2
2.11
2.2
2.11
1.2.16
2.2
2.11
1.2.16
leren
leren 6
1.5.02
1.5.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.2.16
N I A
N
LES 97
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 2, 10, 5 en 4
lesdoelen
Een natuurlijk getal ≤ 10
vermenigvuldigen met 2, 10, 5 of 4
Een getal uit de sprongenrij van x delen
door x, waarbij x gelijk is aan 2, 10, 5
of 4
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
Commutatitiviteit toepassen
1 van 1
eindterm
GO
1.10
1.1.23
1.1.25
1.1.23
1.1.24
1.1.26
1.1.26
1.10
1.11
1.14
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.27
1.4.02
N I A
I
LES 98
bewerkingen
doelenverwijzing
T + T, T + E / E + T
E + E, TE + E / E + TE (tot 20,
zonder brug)
lesdoelen
eindterm
GO
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.5.03
1
Optellen tot 20 (zonder overbrugging)
1.13
2
Bij optellingen tot 20 de resultaten
paraat kennen
Zonder en met tijdsdruk optellingen tot
20 correct oplossen en invullen
1.13
3
4
Blijk geven van voldoende
zelfstandigheid, concentratie en
doorzettingsvermogen
1.13
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 8
N I A
A
LES 99-104
doelenverwijzing
getallenkennis
evaluatie sprong 4
lesdoelen
1
2
3
4
meetkunde
5
bewerkingen
6
7
Natuurlijke getallen tot 100 schrijven en op het
100-veld plaatsen
Getallen op een getallenas plaatsen
Een patroon van 2 en 3 elementen in een rij
herkennen en verder zetten
Termen als ‘eerste, middelste, (voor)laatste,
vierde ...’ begrijpen
Hoeveelheden handig tellen door te turven
Positie bepalen en verwoorden met termen als
‘op, naast, voor, achter, boven, onder, links van,
rechts van …’
Bij de maaltafels van 5, 4, 2 en 10 het resultaat
correct invullen
De deeltafels van 5 en 4 uitvoeren en invullen
8
meten en metend
rekenen
Optellingen tot 100 van de vorm TE + E correct
uitvoeren
9 De in omloop zijnde muntstukken en biljetten
onderscheiden en benoemen: 1, 2, 5, 10, 20 en
50 cent, 1, 2, 5, 10, 20, 50 en 100 euro
De waarden van en verbanden tussen deze
munten en biljetten kennen
Het symbool € lezen
10 Het meetresultaat noteren na een meting met
natuurlijke maateenheden
11 Twee dingen kwalitatief vergelijken volgens
lengte
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.5
1.8
1.5
1.1.05
1.1.11
1.1.13
1.29
1.1.05
1.1.11
1.8
1.9
OD 3.1
1.1.03
1.10
1.1.23
1.1.25
1.1.15
1.10
1.13
2.2
2.11
OD 2.6
OD 2.2
1.1.23
1.1.30
1.2.16
1.2.02
LES 105
getallenkennis
doelenverwijzing
getallen tot 100
lesdoelen
1
2
3
4
Natuurlijke getallen tot 100 lezen en
schrijven
Deze getallen snel terugvinden op het
100-veld (d.w.z. de conventie hanteren
dat een rangschikking, tenzij anders
afgesproken, verloopt van links naar
rechts en van boven naar onder)
De rangorde op het 100-veld aangeven
Toegeven dat je sommige getallen
moeilijk kunt lezen, schrijven of in het
100-veld plaatsen
8 van 10
eindterm
GO
1.5
1.1.11
1.8
1.1.08
1.5
1.8
SV 1.9
1.1.5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
N I A
I
LES 106
bewerkingen
doelenverwijzing
E + TE (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen tot 100 van de vorm TE +
E correct uitvoeren
Inzien dat omkeringen toepassen bij
optellingen van de vorm E + TE de
opgaven vergemakkelijkt
Optellingen van de vorm E + TE
correct uitvoeren, met behulp van
blokjes, van het 100-veld en ‘uit het
hoofd’
Weten dat het belangrijk is uitkomsten
te controleren en fouten te verbeteren
4 van 9
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.1.27
1.13
1.13
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.23
1.1.24
1.1.27
1.1.30
1.4.03
N I A
N
LES 107
meten en
gewicht: kwalitatieve en
metend rekenen kwantitatieve eigenschappen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Door kijken en manipuleren twee
objecten vergelijken en classificeren,
steunend op één kwantificeerbare
eigenschap
Daarbij de begrippen ‘zwaar, zwaarder,
even zwaar, licht, lichter, even licht’
gebruiken
Door kijken en manipuleren meer dan
twee objecten in twee groepen
classificeren, steunend op één
kwantificeerbare eigenschap
Meerdere voorwerpen classificeren,
steunend op een combinatie van twee
kwantificeerbare eigenschappen, ze
vergelijken en ze in oplopende of
afnemende volgorde plaatsen, bv. van
zwaar naar licht
Leren schatten door concreet te
vergelijken
eindterm
GO
OD 2.1
OD 2.6
1.2.12
1.2.13
OD 2.1
1.2.12
1.2.13
OD 2.3
OD 2.4
1.2.12
1.2.13
leren
leren 4
1.2.14
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 6
N I A
I
LES 108
meten en
gewicht: natuurlijke
metend rekenen maateenheden
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Het gewicht van voorwerpen bepalen
met behulp van natuurlijke
maateenheden, bv. met kastanjes,
knikkers
Objecten wegen met een nietconventionele maateenheid en ze na de
meting sorteren en rangschikken
Na het kiezen van een nietconventionele maateenheid het
maatgetal schatten en de schatting
vergelijken met het meetresultaat
Onderling overleggen naar aanleiding
van een groepsopdracht
2 van 6
eindterm
GO
2.1
2.8
1.2.12
1.2.13
2.2
2.3
1.2.12
1.2.13
2.1
2.2
2.6
2.8
SV 3
1.2.12
1.2.13
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 109
bewerkingen
doelenverwijzing
T + TE (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen van de vorm T + TE
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm T + TE paraat
uitvoeren en invullen
Inzichtelijk en flexibel de
oplossingsmethode T + T + E
toepassen bij optellingen van de vorm
T + TE
Inzien dat hardop of bij zichzelf
verwoorden een hulp kan zijn bij het
correct oplossen
5 van 9
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.13
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.27
1.1.30
1.13
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
N I A
N
LES 110
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + T (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen van de vorm TE + T
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm TE + T paraat
uitvoeren en invullen
Rekentaal in verband met optellingen
zoals ‘erbij, vermeerderen, plus,
samen, som …’ kennen en vlot
hanteren
Zich afvragen of de gevonden
oplossing realistisch is
6 van 9
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.1.23
1.9
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
N I A
N
LES 111
meetkunde
doelenverwijzing
meetkundige figuren
lesdoelen
1
2
3
4
5
Begrippen als ‘recht, rond, gebogen,
gebroken, lijn, lijnstuk, rechte, punt,
rand, oppervlak, vorm, vierkant,
rechthoek, driehoek, cirkel …’
herkennen, benoemen en correct
gebruiken door voorwerpen te bekijken
en te manipuleren
Vlakke figuren volgens zelfgekozen
kenmerken vergelijken en classificeren
Begrippen als ‘zijde, overstaande zijde,
omtrek’ herkennen en benoemen
Vierkanten, rechthoeken en driehoeken
construeren door te vouwen, te
knippen, te tekenen, om te
structureren …
Daarbij een efficiënte werkwijze en
geschikte hulpmiddelen kiezen
Systematisch werken bij een
uitgebreide opdracht en geschikte,
efficiënte hulpmiddelen gebruiken
3 van 5
eindterm
GO
3.2
1.3.10
1.3.11
1.3.12
1.3.13
3.4
3.2
1.3.09
1.3.10
1.3.07
3.4
1.3.05
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 112
meetkunde
doelenverwijzing
meetkundige lichamen
lesdoelen
1
2
3
4
5
Vierkant, rechthoek, driehoek, cirkel
globaal herkennen en benoemen
Begrippen als ‘rond, driehoekig,
vierhoekig …’ correct gebruiken
De begrippen ‘hoogte’ en ‘basis’
herkennen en benoemen
Meetkundige lichamen onderzoeken en
globaal herkennen door voorwerpen uit
de omgeving te bekijken en te
manipuleren
Termen als ‘kubus, balk, bol …’
gebruiken
Meetkundige lichamen vergelijken en
classificeren volgens zelfgekozen
kenmerken
Meetkundige lichamen in de realiteit
herkennen
4 van 5
eindterm
GO
3.4
1.3.15
3.2
3.2
1.3.04
3.2
1.3.04
leren
leren 6
1.5.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I
A
N
LES 113
getallenkennis
doelenverwijzing
tellen met sprongen van 1, 2
en 5
lesdoelen
1
2
3
4
Tellen en doortellen tot 100 met
sprongen van 1, 2 en 5
Terugtellen van 100 met sprongen van
1, 2 en 5
Als begeleider van andere
probleemoplossers fungeren
Verwoorden waarom een bepaalde
oplossingsweg werd gekozen
eindterm
GO
1.1
1.1.03
1.1
1.1.03
SV 3
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
1 van 1
N I A
N
LES 114
meetkunde
doelenverwijzing
driedimensionale
voorstellingen
lesdoelen
1
2
3
De relatie leggen tussen
driedimensionale situaties en hun
voorstelling om zich te oriënteren in de
ruimte met tekeningen, foto's en
plattegronden
In een voorstelling aangeven vanuit
welk gezichtspunt iets gezien wordt
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld de rol en het praktisch nut
van wiskunde in de maatschappij
illustreren
4 van 8
eindterm
GO
3.7
1.3.02
1.3.03
1.3.04
3.1
1.3.04
leren
leren 6
1.5.03
1.5.04
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 115
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 3 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
In reële, betekenisvolle situaties
gedurige sommen met de hoeveelheid
3 uitvoeren, met losse blokjes, op een
100-veld en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafel van 3 en deze
vermenigvuldigingen verwoorden met
de termen ‘keer’ en ‘maal’
De verschillende tafels kritisch
vergelijken
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.23
1.1.25
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
leren
leren 6
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 4
N I A
N
LES 116
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 3 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties de
tafel van 3 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Bij de maaltafel van 3 het resultaat
onmiddellijk correct invullen
Tellen met sprongen van 3
Elkaars en eigen werk kritisch bekijken
en de juiste oplossingsstrategie
bespreken
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.10
1.13
1.10
1.13
leren
leren 4
1.1.23
1.1.25
1.1.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
1.5.06
2 van 4
N I A
I
LES 117
getallenkennis
doelenverwijzing
numerieke verhoudingen
lesdoelen
eindterm
1
Een numerieke verhouding vaststellen
2
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding van een
verhouding
Het geleerde transfereren naar de eigen
leefwereld
3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.21
1.2
leren
leren 6
1 van 4
GO
N I A
N
LES 118
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 3 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
delingen door 3 uitvoeren, met losse
blokjes, op het 100-veld en ‘uit het
hoofd’
Inzien dat bij deling door 3 nagegaan
wordt hoeveel keer 3 in een
hoeveelheid gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’
Daarbij het :-symbool benoemen,
noteren en hanteren
De verschillende tafels kritisch
vergelijken
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.10
1.13
1.1.23
1.1.26
1.9
1.1.23
1.1.24
leren
leren 6
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 4
N I A
N
LES 119
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 3 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
eindterm
GO
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 3 uitvoeren en
verwoorden volgens de
standaardprocedure, met losse blokjes,
op het 100-veld en ‘uit het hoofd’
Het resultaat bij de deeltafel van 3
onmiddellijk correct invullen
1.9
1.10
1.1.23
1.10
Elkaars en eigen werk kritisch bekijken
en de juiste oplossingsstrategie
bespreken
leren
leren 4
1.1.23
1.1.24
1.1.26
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
LES 120
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + TE (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen van de vorm TE + TE
(zonder brug) uitvoeren en
verwoorden, met concrete materialen,
met schematische voorstellingen en ‘uit
het hoofd’
Enkelvoudige vraagstukken met
natuurlijke getallen oplossen
Rekenopdrachten paraat uitvoeren en
invullen
Hulp vragen en zich laten helpen
7 van 9
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
4.2
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.30
1.13
SV 1.4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 121
meten en
metend rekenen
doelenverwijzing
oppervlakte
lesdoelen
1
2
3
4
Door kijken en manipuleren twee
vlakke figuren vergelijken en
classificeren steunend op één
kwantificeerbare eigenschap en daarbij
de begrippen ‘groot, groter, even
groot, klein, kleiner …’ gebruiken
Door kijken en manipuleren meer dan
twee vlakke figuren in twee groepen
classificeren steunend op één
kwantificeerbare eigenschap
Meerdere vlakke figuren classificeren
steunend op een combinatie van twee
kwantificeerbare eigenschappen
Deze vlakke figuren vergelijken en
ordenen volgens toenemende of
afnemende grootte
Ervaren en verwoorden dat sommige
handelingen niets veranderen aan de
grootte van dingen en andere wel
De gekozen oplossingswijze uitvoeren
1 van 4
eindterm
GO
OD 2.1
OD 2.2
1.3.09
1.3.11
1.3.13
OD 2.1
OD 2.2
1.3.09
1.3.11
1.3.13
OD 2.2
OD 2.3
OD 2.5
1.3.09
1.3.11
1.3.13
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 122
meten en
metend rekenen
doelenverwijzing
oppervlakte: natuurlijke
maateenheden
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
De oppervlakte van voorwerpen
bepalen met behulp van natuurlijke
maateenheden en een oppervlakte
samenstellen uit twee of meer
oppervlaktes
De oppervlakte van voorwerpen
bepalen met niet-conventionele
maateenheden en ze sorteren en
rangschikken na meting
Na het kiezen van een nietconventionele maateenheid, het
maatgetal schatten en de schatting
vergelijken met het meetresultaat
Voorbeelden zoeken in de realiteit
(bv. De oppervlakte van het hinkelpad
is 20 tegels.)
2 van 4
GO
OD 2.6
OD 2.6
2.1
2.2
2.4
2.8
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.5.05
N I A
I
LES 123
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + TE (zonder brug)
lesdoelen
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen van de vorm TE + TE
(zonder brug) uitvoeren en
verwoorden, met concrete materialen,
met schematische voorstellingen en ‘uit
het hoofd’
Enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke
getallen oplossen
Rekenopdrachten paraat uitvoeren en
invullen
Overbodige en bruikbare gegevens in een
vraagstuk onderscheiden
8 van 9
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.23
1.1.30
4.2
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.4.03
1.13
leren
leren 3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 124
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken tot 20 zonder brug
lesdoelen
eindterm
GO
1.1.23
1.1.30
1.1.30
1
Aftrekken tot 20 (zonder overbrugging)
1.13
2
De resultaten bij aftrekkingen tot 20
(zonder brug) paraat kennen
Zonder en met tijdsdruk aftrekkingen
tot 20 correct oplossen en invullen
Verwoorden hoe presteren onder
tijdsdruk ervaren wordt
1.13
3
4
1.13
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.24
1.1.30
3 van 8
N I A
A
LES 125 - 130
doelenverwijzing
getallenkennis
evaluatie sprong 5
lesdoelen
1
2
meten en metend
rekenen
3
4
5
6
bewerkingen
meetkunde
Natuurlijke getallen tot 100 schrijven en in het
100-veld plaatsen
Tellen, doortellen en terugtellen met sprongen
van 1, 2 en 5
Door kijken twee objecten vergelijken en
classificeren, steunend op één kwantificeerbare
eigenschap
Daarbij de begrippen ‘zwaar, zwaarder, licht,
lichter’ gebruiken
Meerdere voorwerpen vergelijken en ze in
oplopende of afnemende volgorde plaatsen, bv.
van zwaar naar licht
De oppervlakte van voorwerpen bepalen met
behulp van natuurlijke maateenheden
Na het kiezen van een niet-conventionele
maateenheid het maatgetal schatten en de
schatting vergelijken met het resultaat
7
Optellingen tot 100 van de vormen TE + E
(zonder brug), TE + T, T + TE, TE + TE (zonder
brug) correct uitvoeren
8 Inzien dat omkeringen toepassen bij optellingen
van de vorm E + TE de opgaven vergemakkelijkt
9 Enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke
getallen oplossen
10 De maal- en deeltafel van 3 uitvoeren en
invullen
11 Bij de maaltafels van 2, 4, 5 en 10 het product
correct invullen
12 Meetkundige vormen onderzoeken en globaal
herkennen en daarbij termen gebruiken als
‘rond, driehoekig, vierhoekig, recht, gebogen …’
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.5
1.8
1.1
1.1.05
1.1.11
1.1.03
OD 2.6
OD 2.1
1.2.12
1.2.13
OD 2.3
OD 2.4
1.2.12
1.2.13
OD 2.6
2.1
2.2
2.4
2.8
1.13
1.2.12
1.2.13
1.13
1.14
4.2
1.1.27
1.10
1.10
3.2
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.30
1.1.15
1.1.16
1.1.23
1.1.23
1.1.25
1.3.04
1.3.15
LES 131
getallenkennis
doelenverwijzing
tientalligheid/
plaatswaardesysteem
lesdoelen
1
2
3
4
Inzicht verwerven in de tientalligheid
en het plaatswaardesysteem van ons
talstelsel
Natuurlijke getallen tot 100 schrijven
Hoeveelheden handig tellen door er
structuur in aan te brengen
Verwoorden dat je geregeld moet
herhalen als je iets echt wilt kennen
9 van 10
eindterm
GO
1.5
1.1.08
1.1.10
1.5
1.1.11
1.2
1.9
leren
leren 1
1.1.03
1.1.08
1.5.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 132
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: optellen tot
100 (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen van de vormen TE + E, TE
+ T, TE + TE zonder brug uitvoeren en
verwoorden, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen onderscheiden als
oefeningen van de vorm TE + E, TE + T
of TE + TE
Optellingen van de vormen TE + E, TE
+ T, TE + TE zonder brug paraat
uitvoeren en invullen
Afbeeldingen gebruiken om
standaardprocedures beter te
onderscheiden
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 1
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
9 van 9
N I A
I
LES 133
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – T
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van de vorm TE – T
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm TE – T paraat
uitvoeren en invullen
Rekentaal in verband met aftrekkingen
zoals ‘wegdoen, verminderen, min,
verschil …’ kennen en vlot hanteren
Bij een probleem de opgave goed lezen
en met eigen woorden zeggen wat er
gevraagd wordt
1 van 5
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.13
1.1.30
1.3
1.9
1.1.23
leren
leren 4
1.4.01
1.4.02
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
les 134
meten en
meten met natuurlijke
metend rekenen lengtematen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Oordeelkundig een niet-conventionele
maateenheid kiezen in functie van wat
men wil meten
Ervaren en inzien dat kleinere
maateenheden een nauwkeuriger
meting toelaten en, indien nodig,
veranderen van maateenheid tijdens
de meetactiviteit
De meetresultaten noteren
De nood aan standaardmaateenheden
ervaren
De begrippen ‘maat’, ‘maateenheid’ en
‘maatgetal’ kennen en gebruiken
Beseffen dat er een verschil is tussen
subjectieve ervaring en objectieve
meting van een grootheid
Meetactiviteiten in groep rustig
uitvoeren
7 van 14
eindterm
GO
2.1
2.3
1.2.02
1.2.03
2.2
1.2.02
1.2.03
2.1
2.3
1.2.02
1.2.03
SV 1.5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
les 135
meten met de
meten en
standaardmaateenheden m en
metend rekenen
cm
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
De nood aan standaardmaateenheden
ervaren
Resultaten van lengtemeting
uitdrukken in meter en centimeter en
die maten noteren met hun symbool m
en cm
Lengtematen met meer dan één
maateenheid noteren (bv. 4 m 23 cm)
Meetactiviteiten in groep rustig
uitvoeren
eindterm
GO
2.2
1.2.03
2.1
2.2
1.2.03
1.2.04
2.2
1.2.04
SV 1.5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
8 van 14
N I A
N
LES 136
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal  10
vermenigvuldigen met 2, 3, 4, 5 of 10
Een getal uit de sprongenrij van x
delen door x, waarbij x gelijk is aan 2,
3, 4, 5 of 10
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
Thuis de aangeboden tafels zelfstandig
verder inoefenen
eindterm
GO
1.10
1.1.25
1.10
1.1.23
1.1.25
1.1.26
1.1.26
1.11
leren
leren 3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.5.03
1 van 4
N I A
I
LES 137
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – E (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van de vorm TE – E
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Aftrekkingen van de vorm TE – E
paraat uitvoeren en invullen
Analogie ontdekken en toepassen
tussen aftrekkingen <10 en
aftrekkingen tot 100 van de vorm TE –
E
Bij foutieve uitkomsten het
oplossingsproces achteraf evalueren
2 van 5
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.24
1.1.30
1.13
1.1.30
1.14
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 138
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – TE (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van de vorm TE  TE
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Aftrekkingen van de vorm TE  TE
paraat uitvoeren en invullen
Inzichtelijk en flexibel de
oplossingsmethode TE  T  E
toepassen bij aftrekkingen van de vorm
TE  TE
Voldoende concentratie opbrengen om
de tussenstappen bij de
oplossingsmethode vast te houden
3 van 5
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.13
1.1.30
1.11
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 139
getallenkennis
doelenverwijzing
E, T en H - van getal naar
symbool en omgekeerd
lesdoelen
1
2
3
De termen en symbolen ‘eenheid’ (E),
‘tiental’ (T) en ‘honderdtal’ (H)
hanteren
Getallen omzetten in symbolen en
omgekeerd
Overbodige en noodzakelijke
informatie onderscheiden
10 van 10
eindterm
GO
1.9
1.1.10
1.9
1.1.10
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 140
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10
lesdoelen
1
2
3
4
5
Een natuurlijk getal  10
vermenigvuldigen met 2, 3, 4, 5 of 10
Een getal uit de sprongenrij van x
delen door x waarbij x = 2, 3, 4, 5 of
10
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
Weten dat vermenigvuldiging en deling
omgekeerde bewerkingen zijn en de
omgekeerde bewerking toepassen als
controlemiddel
Een oplossingsweg kiezen en
rechtvaardigen
eindterm
GO
1.10
1.1.16
1.10
1.1.25
1.11
1.1.26
1.11
1.1.26
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 4
N I A
I
LES 141
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – TE (zonder brug)
lesdoelen
1
2
3
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van de vorm TE – TE
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm TE – TE
paraat uitvoeren en invullen
Niet-relevante gegevens buiten
beschouwing laten
4 van 5
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 142
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: aftrekken
zonder brug
lesdoelen
1
2
3
4
Aftrekkingen van de vormen TE – E, TE
– T en TE – TE uitvoeren en
verwoorden, met concrete materialen,
met schematische voorstellingen en ‘uit
het hoofd’
Aftrekkingen onderscheiden als een
oefening van de vorm TE – E, TE – T of
TE – TE
Aftrekkingen van de vormen TE – E, TE
– T en TE – TE paraat uitvoeren en
invullen
Afbeeldingen gebruiken om
standaardprocedures beter te
onderscheiden
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 1
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
5 van 5
N I A
IA
LES 143
meten en
oppervlakte: werken met
metend rekenen standaardmaateenheden
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Het meetresultaat noteren na een
meting met natuurlijke maateenheden,
bv. door te turven
De oppervlakte van een rechthoekige
vlakke figuur meten door die te
bedekken met vierkantjes van bv.
1 cm²
De term ‘oppervlakte’ gebruiken
Beseffen dat er een verschil is tussen
subjectieve ervaring en objectieve
meting van een oppervlakte
Tijdens het meten ordelijk,
systematisch en nauwkeurig werken
3 van 4
eindterm
GO
2.1
1.2.03
2.9
2.3
1.2.03
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 144
meten en
oppervlakte omstructureren
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Het verband tussen de grootte van de
maateenheid en de grootte van het
maatgetal ervaren, inzien en
verwoorden
Ervaren en verwoorden dat
oppervlaktes gelijk kunnen blijven, ook
als de vorm van het object verandert
Oppervlaktes omstructureren om ze
beter te kunnen vergelijken
Eenvoudige puzzeloefeningen maken
en daar plezier aan beleven
eindterm
GO
2.1
2.6
1.2.03
OD 2.5
2.1
2.9
OD 3.3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.3.05
4 van 4
N I A
N
LES 145
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
Het resultaat van de maal- en
deeltafels van 2, 3, 4, 5 en 10
onmiddellijk correct invullen
Tellen met sprongen van 2, 3, 4, 5 of
10
Inzichten met betrekking tot de maalen deeltafels van 2, 3, 4, 5 en 10
hanteren in contexten en vraagstukjes
1.10
1.1.15
1.1.16
1.1
1.1.03
4.2
De omgekeerde bewerking (delen of
vermenigvuldigen) toepassen als
controlemiddel
1.11
1.1.15
1.1.16
1.1.23
1.1.26
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 4
N I A
I
LES 146
getallenkennis
doelenverwijzing
structuur aanbrengen om tot
een schatting te komen
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
Hoeveelheidsbegrippen hanteren die
een benadering van een exact aantal
weergeven: veel, weinig, sommige,
geen (niets), alle(s), allemaal, een
beetje, enkele, een paar, ongeveer,
bijna, ruim …
Strategieën hanteren om structuur aan
te brengen in ongestructureerde
hoeveelheden om zo tot een schatting
van het aantal te komen
In betekenisvolle situaties weten
wanneer een schatting of een
benaderende aanduiding zinvoller is
dan een precieze meting
Over kritische zin beschikken: de
aangeboden informatie bevragen
GO
OD 1.1
1.17
1.1.08
1.28
1.1.32
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 2
N I A
N
LES 147
meetkunde
doelenverwijzing
spiegelingen
lesdoelen
1
2
3
4
3 van 5
eindterm
Spiegelbeelden en symmetrie
ontdekken in de omgeving door een
spiegel te gebruiken
Daarbij de termen ‘spiegelbeeld’ en
‘spiegelas’ hanteren
Spiegelbeelden en symmetrie
ontdekken in vlakke figuren door te
vouwen
Daarbij de termen ‘spiegelbeeld’ en
‘spiegelas’ hanteren
Een efficiënte werkwijze en geschikte
hulpmiddelen kiezen bij opdrachten
Elkaars en eigen werk kritisch bekijken
en controleren
GO
3.6
3.6
1.4.03
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.01
5.05
N I A
N
LES 148
meetkunde
doelenverwijzing
gelijkheid van vorm en grootte
lesdoelen
1
2
3
4
Gelijkheid van vorm en grootte
ontdekken in de omgeving
Twee geometrische vlakke figuren
vergelijken door ze op elkaar te leggen
en kijken of ze gelijk zijn, of ze elkaar
volledig bedekken
Op geruit papier eenvoudige figuren
van gelijke vorm en gelijke grootte
tekenen
Daarbij een efficiënte werkwijze en
geschikte hulpmiddelen kiezen en
gebruiken
Reflecteren op het eigen
oplossingsgedrag
eindterm
GO
3.6
1.3.01
1.3.04
3.6
3.6
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
4 van 5
N I A
N
LES 149
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10
lesdoelen
1
2
3
4
Het resultaat van de maal- en
deeltafels van 2, 3, 4, 5 en 10
onmiddellijk correct invullen
Zonder en met tijdsdruk delingen en
vermenigvuldigingen van de tafels van
2, 3, 4, 5 en 10 correct oplossen en
invullen
In een vergelijking de
vergelijkingstekens <, > of = invullen
Eigen sterke en zwakke kanten kennen
eindterm
GO
1.10
1.1.15
1.1.16
1.10
1.1.15
1.1.16
1.1.24
1.6
1.1.07
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
A
LES 150
bewerkingen
doelenverwijzing
optellen tot 20 (met brug)
lesdoelen
Natuurlijke getallen tot 20 optellen met
overbrugging van het tiental
Bij optellingen tot 20 met overbrugging
van het tiental de resultaten paraat
kennen
Zonder en met tijdsdruk optellingen tot 20
correct oplossen en invullen
Ongelijk toegeven, kritiek beluisteren en
eruit leren
4 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
SV
1.9
1.5.05
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
A
LES 151 - 156
doelenverwijzing
getallenkennis
evaluatie sprong 6
lesdoelen
1
2
3
meetkunde
4
5
bewerkingen
6
7
8
9
meten en metend
rekenen
eindterm
GO
Hoeveelheden handig tellen door te structureren
in een 100-veld
Natuurlijke getallen tot 100 schrijven
1.2
1.5
1.5
Ongestructureerde hoeveelheden schatten door
handig te groeperen
Gelijkheid van vorm en grootte ontdekken in
vlakke figuren
Het juiste spiegelbeeld ontdekken tussen
meerdere figuren, met behulp van een spiegel
Optellingen van de vormen TE + E, TE + T en TE
+ TE zonder brug paraat uitvoeren en invullen
Aftrekkingen van de vormen TE  E, TE  T en
TE  TE zonder brug paraat uitvoeren en
invullen, ook met rekentaal in verband met
aftrekken
Gedurige sommen met de termen 3 en 4
oplossen
Het symbool x of : correct invullen
1.17
1.1.08
3.6
1.3.01
1.3.04
10 Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5 en 10 het
resultaat correct invullen
11 De deeltafels van 2, 3, 4, 5, en 10 uitvoeren en
invullen
12 Enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke
getallen oplossen, rekening houdend met
overbodige gegevens
13 Resultaten van lengtemeting schatten en
uitdrukken in m en cm
Een passende standaardmaateenheid kiezen
14 De oppervlakte van rechthoekige vlakke figuren
meten door ze te bedekken met vierkantjes van
1 cm²
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3.6
1.13
1.3
1.13
1.1
1.6
1.9
1.10
1.13
4.2
2.1
2.2
2.9
1.1.23
1.1.30
1.1.23
1.1.30
1.1.03
1.1.17
1.1.23
1.1.25
1.1.15
1.1.23
1.1.30
summatieve toets
doelenverwijzing
getallenkennis
lesdoelen
1
Getallen op een getallenas plaatsen
2
Natuurlijke getallen tot 100 lezen en schrijven
3
Natuurlijke getallen ordenen en in een
honderdveld plaatsen
Inzicht hebben in de rangorde van de getallen,
op de getallenas en in woordelijke uitdrukkingen
Hoeveelheden handig tellen door te turven
4
5
6
bewerkingen
einde eerste trimester
7
Tellen, doortellen en terugtellen met sprongen
van 1, 2 en 5
Splitsingen paraat invullen
8
Optellingen en aftrekkingen tot 20 paraat
uitvoeren en invullen
9 Optellingen en aftrekkingen tot 100 van de
vormen T + E / E + T / T + T / TE + E (zonder
brug) / TE + T / T + TE / TE + TE en T – T
uitvoeren en invullen
10 De maal- en deeltafels van 2, 3, 4, 5 en 10
uitvoeren en invullen
meten en metend
rekenen
meetkunde
11 Weten dat een bedrag uitgedrukt kan worden in
euro en daarbij de term ‘euro’ gebruiken
12 De in omloop zijnde muntstukken en biljetten
onderscheiden en benoemen: 1, 2, 5, 10, 20 en
50 cent, 1, 2, 5, 10, 20, 50 en 100 euro
De verbanden tussen en de waarden van deze
munten en biljetten kennen
Het symbool € lezen
13 Twee of meer recipiënten vergelijken en
classificeren steunend op één kwantificeerbare
eigenschap en daarbij de begrippen ‘vol, leeg’
gebruiken
14 Door kijken twee objecten vergelijken en
classificeren steunend op één kwantificeerbare
eigenschap en daarbij de begrippen ‘zwaar,
zwaarder, licht, lichter’ gebruiken
15 Meerdere voorwerpen vergelijken en ze in
afnemende volgorde plaatsen, bv. van zwaar
naar licht
16 Resultaten van lengtemeting schatten en
uitdrukken in m en cm
17 De oppervlakte van rechthoekige vlakke figuren
meten door ze te bedekken met vierkantjes van
1 cm²
18 Begrippen als ‘punt, lijnstuk, rechte lijn,
gebogen lijn, gebroken lijn’ herkennen en
benoemen
19 De positie van voorwerpen ten opzichte van
elkaar bepalen en verwoorden met termen als
‘op, naast, voor, na, achter, boven, onder, links
van, rechts van, tegen, tegenover …’
20 Meetkundige vormen – vierkant, rechthoek,
driehoek en cirkel – onderzoeken en globaal
herkennen
21 Het juiste spiegelbeeld ontdekken tussen
meerdere figuren, met behulp van een spiegel
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.2
1.5
1.8
1.1.13
1.5
1.1.13
1.5
1.1.13
1.8
1.9
1.1
1.1.03
1.10
1.13
1.10
1.13
1.13
1.1.08
1.1.30
1.1.30
1.10
1.1.15
1.1.23
1.1.25
1.2.16
2.2
2.11
2.2
2.11
1.1.11
1.1.03
1.1.23
1.1.30
1.1.33
1.2.16
2.1
2.6
1.2.08
1.2.09
OD 2.1
OD 2.6
1.2.12
1.2.13
OD 2.3
OD 2.4
1.2.12
1.2.13
2.1
2.2
2.9
1.2.04
3.1
3.2
1.3.12
2.3.05
3.1
3.7
1.3.01
1.3.03
3.4
1.3.15
3.6
4.3.3
2.2.17
LES 157
bewerkingen
doelenverwijzing
aanvullen tot een zuiver tiental
lesdoelen
1
De getallen tot 10 splitsen
2
TE mondeling aanvullen tot het
volgende zuivere tiental
3
Oefeningen van de vorm TE + … = T
herkennen en oplossen
Kritisch over aangeboden informatie
nadenken
4
eindterm
GO
1.10
1.13
1.11
1.13
1.14
1.13
1.14
leren
leren 3
1.1.08
1.1.30
1.1.10
1.1.30
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.30
1.4.03
1 van 6
N I A
N
LES 158
getallenkennis
doelenverwijzing
blokgrafieken
lesdoelen
1
2
3
Reeksen voorwerpen voorstellen in een
blokgrafiek
De verschillende reeksen benoemen,
waarbij 1 teken gelijk is aan 1
voorwerp
Kwantitatieve gegevens aflezen van
een blokgrafiek en er eenvoudige
berekeningen mee uitvoeren, waarbij 1
teken gelijk is aan 1 voorwerp
Bij een gegeven grafiek zelf één of
meer vragen formuleren.
3 van 6
eindterm
GO
1.8
1.1.08
1.8
1.1.30
leren
leren 3
1.4.02
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 159
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + E (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen van de vorm TE + E met
overbrugging van een tiental (som ≤
100) uitvoeren en verwoorden, met
concrete materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm TE + E met
brug paraat uitvoeren en invullen
Het startgetal TE aanvullen tot een
zuiver tiental
Een realistische toepassingssituatie
uitbeelden
2 van 6
eindterm
GO
1.13
1.1.23
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.14
leren
leren 6
1.1.30
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.5.04
1.5.05
N I A
N
LES 160
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + E (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen van de vorm TE + E
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm TE + E paraat
uitvoeren en invullen
In functie van optellingen van de vorm
TE + E getallen aanvullen tot een
zuiver tiental
Reflecteren op het eigen
oplossingsproces
3 van 6
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.14
1.1.10
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 161
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 8 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
gedurige sommen met de hoeveelheid
8 uitvoeren, met losse blokjes, op het
100-veld en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafel van 8 en deze
vermenigvuldigingen verwoorden met
de begrippen: ‘keer, maal,
vermenigvuldigen, product’
Commutativiteit herkennen
Verwoorden waarom een bepaalde
oplossingsweg gekozen werd
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.23
1.1.30
1.10
1.9
1.1.16
1.1.23
1.13
1.14
leren
leren 4
1.1.27
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
1 van 4
N I A
N
LES 162
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 8 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties de
tafel van 8 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 8 en
10 het resultaat onmiddellijk correct
invullen
Tellen met sprongen van 8
Zich inleven in de situatie door die
aandachtig te bevragen en met de
realiteit te vergelijken
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.16
1.1.23
1.10
1.13
1.1.16
1.1.23
1.10
1.13
leren
leren 4
1.1.16
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
2 van 4
N I A
I
LES 163
meten en
natuurlijke maateenheden
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Oordeelkundig een niet-conventionele
maateenheid kiezen in functie van wat
men wil wegen
Na het kiezen van de maateenheid het
maatgetal schatten en de schatting
vergelijken met het meetresultaat
Ervaren en inzien dat kleinere
maateenheden een nauwkeuriger
weging mogelijk maken en, zo nodig,
tijdens de meetactiviteit van
maateenheid veranderen.
De resultaten van de meetactiviteit
noteren
De begrippen ‘maat’, ‘maateenheid’ en
‘maatgetal’ kennen en gebruiken
Beseffen dat er een verschil is tussen
subjectieve ervaring en objectieve
meting van een grootheid
Weegactiviteiten in groep eerlijk
verdelen en rustig uitvoeren
3 van 6
eindterm
GO
2.1
2.8
1.2.02
1.2.03
OD 2.6
2.2
1.2.02
1.2.03
2.2
1.2.02
1.2.03
SV 1.5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 164
gewichten: de
meten en
standaardmaateenheden kg en
metend rekenen
g
doelenverwijzing
lesdoelen
eindterm
GO
1.2.02
1.2.03
1.2.03
1
De nood aan standaardmaten ervaren
2.2
2
Wegen met standaardmaateenheden
en met zelfgemaakte geijkte gewichten
van 100 g
De resultaten uitdrukken in kilogram
en gram en noteren met de symbolen
kg en g
Gewichten met meer dan één
maateenheid noteren (bv. 2 kg 300 g)
Weegactiviteiten in groep eerlijk
verdelen en rustig uitvoeren
2.1
2.2
3
4
2.2
SV 1.5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.2.03
4 van 6
N I A
N
LES 165
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 8 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
delingen door 8 uitvoeren, met losse
blokjes, op het 100-veld en ‘uit het
hoofd’
Inzien dat er bij een deling door 8
nagegaan wordt hoeveel keer 8 in een
hoeveelheid gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’
en daarbij het :-symbool benoemen,
noteren en hanteren
Een ander oplossingsproces plannen
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.15
1.1.18
1.10
1.13
1.1.15
1.1.16
1.1.18
1.1.23
1.9
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
3 van 4
N I A
N
LES 166
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 8 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 8 uitvoeren en
verwoorden volgens de
standaardprocedure, met losse blokjes,
op een 100-veld en ‘uit het hoofd’
Het resultaat bij de deeltafel van 8
onmiddellijk correct invullen
Hiaten opvullen tijdens de
reproductiefase door tafels te
memoriseren
De opgedane kennis zelfstandig
evalueren
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.15
1.1.18
1.1.23
1.10
1.1.15
1.10
1.1.15
1.1.16
leren
leren 2
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
LES 167
getallenkennis
doelenverwijzing
functies van getallen
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding van een
hoeveelheid
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding van een
rangorde
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding van een
verhouding
Meervoudige opdrachten bedenken,
actief luisteren naar opdrachten van
anderen en ze uitvoeren
1 van 8
eindterm
GO
1.2
1.1.05
1.2
1.1.05
1.2
1.1.05
SV 2
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 168
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken van en tot een
zuiver tiental
lesdoelen
1
2
3
4
Splitsingen tot 10 paraat uitvoeren en
getallen tot 100 vlot splitsen in het
zuivere tiental en de eenheden
Aftrekkingen tot een zuiver tiental
uitvoeren, met concreet materiaal,
schematisch en abstract
Aftrekkingen van een zuiver tiental
uitvoeren, met concreet materiaal,
schematisch en abstract
Bij eenvoudige opdrachten
geconcentreerd blijven werken om
slordigheidsfouten te vermijden
1 van 4
eindterm
GO
1.10
1.13
1.13
1.14
1.1.10
1.1.23
1.1.30
1.1.10
1.1.30
1.13
1.14
1.1.10
1.1.30
leren
leren 6
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 169
meten en
tijd: relatief/subjectief
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Bij vergelijking van twee bekende
activiteiten verwoorden welke het
kortst en welke het langst duurt
Op grond van ervaring beseffen dat
tijdsduur (lang/kort) een relatief en
subjectief begrip is
Het verschil ervaren en verwoorden
tussen heel traag en traag, heel snel
en snel
Bij tijdsbeleving een concreet
voorbeeld uit de eigen leefwereld
formuleren
1 van 8
eindterm
GO
OD 2.8
1.2.18
1.2.19
1.2.18
1.2.19
OD 2.1
1.2.18
1.2.19
leren
leren 6
1.5.05
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 170
meten en
metend rekenen
doelenverwijzing
kalenders
lesdoelen
1
2
3
4
Verschillende kalenders hanteren:
maandkalender, jaarkalender
De maanden van het jaar, het aantal
dagen van een maand en de begrippen
‘vandaag, gisteren, morgen …, vorige,
volgende …’ gebruiken en verwoorden
De datum voluit lezen en terugvinden
op een kalender
Reflecteren op het gebruik van de
kalender in de eigen leefwereld
2 van 8
eindterm
GO
2.3
1.2.20
2.1
1.2.20
2.2
1.2.20
leren
leren 6
1.5.01
1.5.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 171
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – E (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van de vorm TE – E met
overbrugging van een tiental uitvoeren
en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Aftrekkingen van de vorm TE – E met
brug paraat uitvoeren en invullen
Het juiste aantal E aftrekken van het
startgetal TE om een zuiver tiental te
bekomen
In samenspraak met anderen een fout
in het oplossingsproces herstellen
2 van 4
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.14
1.1.10
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
1.5.06
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 172
LES 173
getallenkennis/
bewerkingen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
5
6
4 en 5
van 10
initiatie stambreuken
In concrete situaties verdelingen in 2
en 4 gelijke delen maken:
van een continue grootheid: als een
deel van … (bv. een appel in 4
verdelen)
van hoeveelheden: als resultaat van
een verdeling
In concrete situaties hoeveelheden in 2
verdelen waarbij de verdeling een rest
geeft
De begrippen ‘halveren, de helft,
verdubbelen, het dubbel, een vierde,
een kwart, even, oneven’ correct
hanteren
Bij elkaar controleren of een opdracht
correct wordt uitgevoerd
eindterm
GO
1.3
1.4
1.1.18
1.3
1.4
1.1.18
1.1.23
1.4
1.1.04
1.1.23
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 174
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – E (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van de vorm TE – E met
overbrugging van een tiental uitvoeren
en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Aftrekkingen van de vorm TE – E met
brug paraat uitvoeren en invullen
Getallen aftrekken van een zuiver
tiental in functie van aftrekkingen van
de vorm TE – E
Reflecteren op de eigen oplossingsweg
3 van 4
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.14
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
1.5.06
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 175
LES 176
meetkunde
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
5 en 6
van 8
blokkenconstructies
Constructies uitvoeren aan de hand
van verbaal gegeven voorschriften
De relatie leggen tussen
driedimensionale situaties en hun
voorstellingen om zich te oriënteren in
de ruimte
Een driedimensionale
blokkenconstructie nabouwen met een
tweedimensionale afbeelding als model
Reflecteren op het eigen
oplossingsproces
eindterm
GO
3.7
1.3.04
3.7
1.3.03
1.3.04
1.3.05
3.7
1.3.04
1.3.05
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 177-182
evaluatie sprong 7
doelenverwijzing
lesdoelen
getallenkennis
1
2
3
meetkunde
4
bewerkingen
5
6
7
8
9
10
meten en metend
rekenen
11
12
13
De begrippen ‘halveren, de helft, verdubbelen,
het dubbel, een vierde, een kwart’ correct
hanteren
Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken
als aanduiding van een hoeveelheid en een
rangorde
Gevarieerde hoeveelheidsaanduidingen in een
blokgrafiek aflezen en interpreteren
Constructies nabouwen aan de hand van een
afbeelding en het aantal gebruikte blokken per
bouwsel noteren
Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 8 en 10 het
resultaat correct invullen
De deeltafel van 8 uitvoeren en invullen
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
In functie van de standaardprocedure bij
optellingen van de vorm TE + E (met brug)
getallen aanvullen tot een zuiver tiental
In functie van de standaardprocedure bij
aftrekkingen van de vorm TE – E (met brug)
aftrekkingen tot een zuiver tiental paraat
oplossen en getallen aftrekken van een zuiver
tiental
Optellingen van de vorm TE + E en
aftrekkingen van de vorm TE – E, beide met
brug, paraat uitvoeren en invullen
Gewichten met meer dan één maateenheid
noteren
Meetresultaten met natuurlijke maateenheden
noteren
De maanden van het jaar, de dagen van de
week en de begrippen ‘vandaag, gisteren,
morgen’ gebruiken
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.4
1.1.04
1.1.23
1.2
1.1.05
1.8
1.1.34
3.7
1.3.04
1.10
1.1.23
1.1.25
1.1.15
1.10
1.10
1.11
1.11
1.13
1.14
1.11
1.13
1.14
1.1.30
1.1.10
1.1.30
1.13
1.1.30
2.2
1.2.03
2.2
2.1
1.2.20
LES 183
meten en
de klok: het uur en het halfuur
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
De tijd aflezen op een wijzerklok: het uur
en het halfuur
De tijd aanduiden op een wijzerklok: het
uur en het halfuur
In betekenisvolle situaties eenvoudige
uurtabellen lezen en interpreteren
Vragen bedenken bij een tabel waarop het
antwoord in die gegevens te vinden is
eindterm
GO
2.2
2.12
2.2
2.12
2.2
4.2
leren
leren 2
1.2.21
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.2.21
1.2.26
1.5.02
3 van 8
N I A
I
LES 184
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + E (met brug), ook met 3
getallen
lesdoelen
Optellingen van de vorm TE + E met
overbrugging van het tiental (som
≤ 100) schematisch en ‘uit het hoofd’
uitvoeren
Meer dan 2 natuurlijke getallen van de
vorm T + E + E volgens de
standaardprocedure bij elkaar optellen
Concreet ontdekken dat de optelling
commutatief is
De tussenstappen om tot een oplossing te
komen correct verwoorden
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.14
1.1.27
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 6
N I A
N
LES 185
getallenkennis
doelenverwijzing
strategie voor kans- en
verhoudingsproblemen
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding van een
verhouding
Een passende strategie beheersen om
verhoudings- en kansproblemen op te
lossen, bv. door gegevens te schikken
in een verhoudingstabel of -rooster
De gegevens van een verhoudingstabel
of -rooster correct aflezen
Aan de hand van bepaalde gegevens
met wat creativiteit en
inlevingsvermogen raden wat gemaakt
wordt
2 van 4
eindterm
GO
1.2
1.1.05
1.21
1.4.03
1.8
1.1.05
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 186
bewerkingen
doelenverwijzing
E + TE (met brug)
lesdoelen
Optellingen tot 100 van de vorm E + TE
zonder brug correct uitvoeren
Inzien dat omkeringen toepassen bij
optellingen van de vorm E + TE de
opgaven vergemakkelijkt
Na het omkeren optellingen van de vorm E
+ TE met brug correct uitvoeren, met
concreet materiaal, op het 100-veld en
‘uit het hoofd’
De juiste tussenstappen in de juiste
volgorde zetten (eerst omkeren, dan
splitsen) om optellingen van de vorm E
+ TE correct uit te voeren
5 van 6
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.14
1.1.27
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 187
meetkunde
doelenverwijzing
hoeken
lesdoelen
1
2
3
4
Het begrip ‘hoek’ ervaren, ontdekken
en herkennen door zich te bewegen in
de ruimte, te kijken naar en te
handelen met voorwerpen en
meetkundige figuren
De begrippen ‘hoek, hoekpunt, benen’
correct hanteren
Rechte, stompe en scherpe hoeken
herkennen en benoemen
Vragen over de realiteit met kritische
zin en gezond verstand beantwoorden
5 van 5
eindterm
GO
3.1
1.3.11
1.3.12
2.3.17
3.1
2.13.7
3.2
2.3.20
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 188
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + E / E + TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen tot 100 van de vormen E +
TE en TE + E zonder brug correct
uitvoeren
Schematisch en abstract optellingen
van de vormen TE + E en E +TE met
brug uitvoeren
Optellingen van de vormen TE + E en
E + TE van elkaar onderscheiden,
uitvoeren en invullen
Geconcentreerd doorwerken aan een
langere opdracht
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
6 van 6
N I A
I
LES 189
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 6 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
gedurige sommen met de hoeveelheid
6 uitvoeren, met losse blokjes, op het
100-veld en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafel van 6
Deze vermenigvuldigingen verwoorden
met de begrippen ‘keer, maal,
vermenigvuldigen, product’
De commutativiteit bij
vermenigvuldigingen herkennen
Na vergelijking van verschillende
oplossingswegen de oplossing kiezen
die het meest geschikt lijkt
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.23
1.1.25
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.13
1.14
leren
leren 5
1.1.27
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
1 van 4
N I A
N
LES 190
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 6 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties de
tafel van 6 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8 en
10 het resultaat onmiddellijk correct
invullen
Tellen met sprongen van 6
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld het praktisch nut van
vermenigvuldigingen in de
maatschappij aangeven
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.10
1.13
1.1.25
1.10
1.13
4.3
1.1.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.35
1.4.02
1.5.03
2 van 4
N I A
I
LES 191
LES 192
meten en
temperatuur
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Beseffen dat temperatuur een relatief
en subjectief begrip is en ‘koud, lauw,
warm’ ervaren
Weten dat de thermometer het
instrument is om temperatuur objectief
te meten
Positieve en negatieve temperaturen
meten en aflezen op een thermometer
Temperatuurverschillen vaststellen,
berekenen (uitsluitend met positieve
temperaturen) en correct noteren
Daarbij het symbool °C gebruiken
Reflecteren op de eigen leefwereld
1 en 2 van 2
eindterm
GO
OD 2.1
1.2.23
OD 2.1
2.5
1.2.25
2.1
2.2
2.5
1.2.24
1.2.25
4.2
4.3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 193
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 6 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
delingen door 6 uitvoeren, met losse
blokjes, op het 100-veld en ‘uit het
hoofd’
Inzien dat er bij een deling door 6
nagegaan wordt hoeveel keer 6 in een
hoeveelheid gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’
en daarbij het :-symbool benoemen,
noteren en hanteren
Na een inleiding ontdekken wat het
onderwerp en de inhoud van de les
zullen zijn
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.14
1.10
1.13
1.1.23
1.9
1.1.23
1.1.24
leren
leren 1
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 4
N I A
N
LES 194
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 6 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 6 uitvoeren en
verwoorden volgens de
standaardprocedure, met losse blokjes,
op een 100-veld en ‘uit het hoofd’
Het resultaat bij de deeltafel van 6
onmiddellijk correct invullen
Tijdens de reproductiefase hiaten
opvullen door tafels te memoriseren
Met elkaars hulp moeilijke
deeltafeloefeningen memoriseren
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.14
1.1.23
1.10
1.1.23
1.1.27
1.1.33
1.4.03
1.10
leren
leren 1
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
LES 195
getallenkennis
doelenverwijzing
tabellen en grafieken:
herhaling
lesdoelen
1
2
3
4
Hoeveelheden handig tellen door te
turven
Kwantitatieve gegevens aflezen van
een beeldgrafiek en er eenvoudige
bewerkingen mee uitvoeren
Kwantitatieve gegevens aflezen van
een blokgrafiek en er eenvoudige
bewerkingen mee uitvoeren
Een goede voorstelling maken van een
wiskundig contextprobleem
4 van 6
eindterm
GO
1.8
1.9
1.8
1.1.02
1.8
1.1.08
4.1
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.08
N I A
I
LES 196
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – E (met brug), ook met 3
getallen
lesdoelen
1
2
3
4
Aftrekkingen van de vorm TE – E met
overbrugging van het tiental uitvoeren,
schematisch en ‘uit het hoofd’
Volgens de standaardprocedure
aftrekkingen met meer dan 2
natuurlijke getallen van de vorm TE – E
– E uitvoeren
Concreet ontdekken dat de aftrekking
niet commutatief is
De tussenstappen om tot een oplossing
te komen correct verwoorden
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.14
1.1.30
1.14
1.1.27
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
N
LES 197
getallenkennis
doelenverwijzing
geldwaarden met
kommagetallen
lesdoelen
1
2
3
4
Alle geldige en gebruikelijke
muntstukken en biljetten tot € 100
benoemen
Kommagetallen met hoogstens 2
decimalen lezen om geldwaarden in
euro te begrijpen, bv. € 4,25 lezen als
4 komma 25 euro of 4 euro en 25 cent
De euro als maateenheid hanteren en
de symbolen € en EUR gebruiken
Het reclameblaadje in het werkschrift
op realiteitswaarde beoordelen
I
eindterm
GO
2.2
2.11
1.2.16
2.2
2.11
1.1.34
1.2.26
2.2
2.11
leren
leren 6
1.2.16
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
LES 198
meten en
de euro: gepast betalen en
metend rekenen wisselen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Prijzen in euro met 2 cijfers na de
komma en de symbolen € en EUR lezen
en noteren
Benaderende prijzen kennen van
voorwerpen binnen de eigen
interessesfeer
Munten en biljetten gebruiken om
gepast te betalen en om te wisselen
De procedure met betrekking tot
gepast betalen en wisselen toepassen
in betekenisvolle situaties, zowel
binnen als buiten de klas
eindterm
GO
2.2
2.11
1.2.16
2.3
2.8
1.2.16
2.2
2.11
4.2
1.2.16
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.34
1.1.35
4 van 6
N I A
N
LES 199
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: TE + E / E + TE/
TE – E (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen van de vormen TE + E en
E + TE en aftrekkingen van de vorm TE
– E uitvoeren en verwoorden, met
schematische voorstellingen en ‘uit het
hoofd’
Optellingen van de vorm TE + E en E +
TE van elkaar onderscheiden
Optellingen van de vormen TE + E en
E + TE en aftrekkingen van de vorm TE
– E paraat uitvoeren en invullen
Verwoorden welke oplossingswijze en
welke deelstappen gevolgd werden om
tot een oplossing te komen.
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 2
N I A
I
LES 200
meten en
de euro: betalen en
metend rekenen teruggeven
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
De in omloop zijnde munten en
bankbiljetten tot € 100 onderscheiden
en benoemen
Op verschillende manieren eenzelfde
bedrag betalen en de meest gepaste
betalingswijze kiezen
Biljetten en munten gebruiken om te
betalen, om terug te geven (op twee
manieren: aftrekken en doortellen) en
om na te tellen
Door verschillende oplossingswegen te
vergelijken die oplossing kiezen die het
meest bruikbaar is
5 van 6
eindterm
GO
2.2
2.11
1.1.16
2.11
1.1.16
2.11
1.1.16
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 201
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: TE + E / E + TE/
TE – E (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen van de vormen TE + E en
E + TE en aftrekkingen van de vorm TE
– E uitvoeren en verwoorden
Optellingen van de vorm TE + E en E +
TE van elkaar onderscheiden
Optellingen van de vormen TE + E en
E + TE en aftrekkingen van de vorm TE
– E paraat uitvoeren en invullen
Oplossingen vergelijken en eventuele
fouten herstellen
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 2
N I A
I
LES 202
bewerkingen
doelenverwijzing
automatiseren: E + E tot 20
(met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Natuurlijke getallen tot 20 met
overbrugging optellen (onder tijdsdruk)
De resultaten van optellingen tot 20
paraat kennen
Zonder en met tijdsdruk optellingen tot
20 correct oplossen en invullen
Verwoorden wat als gemakkelijk en
moeilijk ervaren wordt en waarom
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
5 van 8
N I A
A
LES 203 - 208
doelenverwijzing
getallenkennis
evaluatie sprong 8
lesdoelen
1
2
3
getallenkennis +
meten en metend
rekenen
4
meten en metend
rekenen
5
6
bewerkingen
7
8
9
meetkunde
eindterm
GO
Hoeveelheden handig tellen door te turven, door
er structuur in aan te brengen
Natuurlijke getallen tot 100 schrijven
1.8
1.9
1.5
1.1.02
Een enkelvoudig patroon herkennen in een
gegeven reeks getallen en het verder zetten
Kommagetallen met hoogstens 2 decimalen lezen
om geldwaarden in euro te begrijpen, bv. 3,25
euro lezen als 3 euro en 25 cent
De gepaste munten en biljetten gebruiken om te
betalen, te wisselen en terug te geven
De tijd aflezen op een wijzerklok: het uur en het
halfuur
Positieve temperaturen aflezen op een
thermometer
1.12
1.1.17
2.2
2.11
1.1.34
1.2.16
1.2.26
2.2
2.12
2.1
2.2
2.5
1.13
1.2.21
1.13
1.1.30
1.10
1.1.15
1.1.16
1.1.23
1.1.23
1.1.25
Optellingen van de vormen TE + E en E + TE (met
brug) en aftrekkingen van de vorm TE – E (met
brug) paraat uitvoeren en invullen
Optellingen onderscheiden als oefeningen van de
vorm TE + E of E + TE (met brug)
De maal- en deeltafel van 6 uitvoeren en invullen
10 Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 8 en 10 het
resultaat correct invullen
11 Het begrip ‘hoek’ ontdekken en herkennen in
meetkundige figuren
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.10
3.1
1.1.11
1.2.24
1.2.25
1.1.30
LES 209
getallenkennis
doelenverwijzing
orde, regelmaat, patronen en
structuren tussen en met
getallen
lesdoelen
1
2
3
4
Orde, regelmaat, verbanden,
enkelvoudige patronen en structuren
tussen en met getallen opsporen,
onderzoeken, ontdekken
Voorbeelden van patronen en
structuren tussen en met getallen
opsporen en ontdekken
Bij groepstaken leiding geven en onder
leiding van een medeleerling werken
Volhouden bij het zoeken naar
oplossingen
eindterm
GO
1.12
1.1.17
1.12
1.1.17
SV 1.5
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 8
N I A
N
LES 210
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen van de vorm TE + TE
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm TE + E paraat
uitvoeren en invullen
In functie van optellingen van de vorm
TE + TE optellingen van de vormen TE
+ T en TE + E uitvoeren
Verwoorden welke deelstappen gezet
worden om tot een oplossing te komen
en ze vergelijken met wat al gekend is
1 van 3
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 211
getallenkennis/
meten en
metend rekenen
doelenverwijzing
schatten
lesdoelen
1
2
3
4
Het resultaat van een te maken
bewerking schatten
Referentiematen kennen en
gebruiken bij het schatten
Een grootte schatten bij
meetopdrachten met
standaardmaateenheden en de
schatting vergelijken met het
meetresultaat
Verworven inzichten met betrekking
tot het schatten efficiënt hanteren in
realistische toepassingssituaties
2 van 2
eindterm
GO
1.16
1.1.31
2.8
1.2.04
2.8
1.2.04
4.2
1.4.02
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 212
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + TE (met brug)
lesdoelen
In reële, betekenisvolle situaties
optellingen van de vorm TE + TE
uitvoeren en verwoorden, met concrete
materialen, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm TE + E paraat
uitvoeren en invullen
Inzien dat optellingen van de vorm TE +
TE in deelstappen worden uitgevoerd
Reflecteren op de verschillende
deelstappen
2 van 3
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 213
LES 214
meten met de
meten en
standaardmaateenheden m,
metend rekenen
dm en cm
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
De maateenheden en symbolen m,
cm en dm kennen en er
meetresultaten mee noteren, al dan
niet met meer dan één maateenheid
(bv. 4 dm 7 cm)
Termen als ‘lengte, breedte,
hoogte, dikte, maat, maatgetal,
maateenheid’ kennen en gebruiken
Een referentiemaat voor 1 dm
gebruiken en de meetlat correct
hanteren
Beseffen dat nauwkeurig werken
voordelen biedt en soms
noodzakelijk is
eindterm
GO
2.1
2.2
1.2.04
2.2
1.2.03
2.3
1.2.04
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
9 en 10
van 14
N I A
N
LES 215
bewerkingen
doelenverwijzing
TE + TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen van de vorm TE + TE met
overbrugging van het tiental uitvoeren
en verwoorden, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen van de vorm TE + TE met
brug paraat uitvoeren en invullen
Stap voor stap tot het verkorten en
verinnerlijken van het oplossingsproces
komen
Reflecteren op de eigen oplossingsweg
3 van 3
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.4.03
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 216
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 9 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
In reële, betekenisvolle situaties
gedurige sommen met de hoeveelheid
9 uitvoeren, met losse blokjes, op het
100-veld en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafel van 9
Deze vermenigvuldigingen verwoorden
met de begrippen ‘keer, maal,
vermenigvuldigen, product’
De verschillende tafels kritisch
vergelijken
eindterm
GO
1.9
1.13
1.1.25
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
leren
leren 6
2.1.36
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 4
N I A
N
LES 217
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 9 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties de
tafel van 9 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9
en 10 het resultaat onmiddellijk correct
invullen
Tellen met sprongen van 9
Elkaars en het eigen werk kritisch
bekijken en de juiste
oplossingsstrategie bespreken
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.10
1.13
1.1.25
1.10
1.13
leren
leren 6
1.1.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 4
N I A
I
LES 218
meetkunde
doelenverwijzing
gemengde herhaling
lesdoelen
1
2
3
4
Evenwijdige, snijdende en loodrechte
lijnen ontdekken in de omgeving
Gelijkheid van vorm en grootte
ontdekken bij ruimtefiguren en bij
vlakke figuren
Spiegelbeelden ontdekken in de
omgeving en bij vlakke figuren
Zelfstandig en correct gebruikmaken
van geschikte instrumenten, hier een
mira-spiegel
5 van 5
eindterm
GO
3.1
3.2
3.1
3.6
2.3.06
3.6
leren
leren 2
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.3.04
1.3.05
N I A
I
LES 219
meten en
de euro: gepast betalen en
metend rekenen teruggeven
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Prijzen in euro met 2 cijfers na de
komma en de symbolen € en EUR lezen
en noteren
Munten en biljetten gebruiken om
gepast te betalen en te wisselen
Munten en biljetten gebruiken om
terug te geven (op 2 manieren:
aftrekken en doortellen) en om na te
tellen
Het resultaat controleren en het belang
van controle inzien
eindterm
GO
2.2
2.11
1.2.16
2.11
1.2.16
2.11
1.2.16
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
6 van 6
N I A
I
LES 220
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 9 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
delingen door 9 uitvoeren, met losse
blokjes, op het 100-veld en ‘uit het
hoofd’
Inzien dat er bij een deling door 9
nagegaan wordt hoeveel keer 9 in een
hoeveelheid gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’
en daarbij het :-symbool benoemen,
noteren en hanteren
De verschillende tafels kritisch
vergelijken
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
2.1.36
1.10
1.13
1.1.23
2.1.33
2.1.36
1.1.23
1.9
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 4
N I A
N
LES 221
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 9 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 9 uitvoeren en
verwoorden volgens de
standaardprocedure, met losse blokjes,
op een 100-veld en ‘uit het hoofd’
Het resultaat bij de deeltafel van 9
onmiddellijk correct invullen
Inzien dat de deling een verkorte vorm
van aftrekken van gelijke getallen is
Elkaars en eigen werk kritisch bekijken
en de juiste oplossingsstrategie
bespreken
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.10
2.1.36
1.11
1.1.26
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
LES 222
meten en
de klok: het kwartier
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
Het kwartier aflezen en aanduiden
2
De betekenis van het kwartier ten
opzichte van het halfuur en het uur
correct interpreteren
Het uur, het halfuur, ‘kwart voor’ en
‘kwart over’ correct lezen en rubriceren
per soort
Nagaan of de eigen kennis in verband
met kloklezen al aangewend wordt
3
4
4 van 8
eindterm
GO
2.2
2.12
2.2
2.12
2.2.26
2.2
2.12
1.2.21
2.2.26
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.2.21
2.2.26
N I A
N
LES 223
bewerkingen
doelenverwijzing
TE  TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van de vorm TE  TE met
brug uitvoeren en verwoorden, met
concreet materiaal, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Aftrekkingen van de vorm TE  TE met
brug paraat uitvoeren en invullen
Aftrekkingen van de vorm TE  T en
van de vorm TE  E met brug paraat
invullen
Verwoorden welke deelstappen gezet
worden om tot een oplossing te komen
1 van 3
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 224
meten en
hoekgrootte
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Weten dat de grootte van een hoek
wordt bepaald door de stand van de
benen ten opzichte van elkaar
Hoeken op verschillende manieren
vergelijken (uitknippen, op elkaar
leggen, met transparant papier
bedekken …)
De begrippen ‘hoek, hoekpunt, benen’
correct hanteren en de verschillende
soorten hoeken correct benoemen
Concreet ervaren dat een rechte hoek
altijd hetzelfde is
1 van 2
eindterm
GO
2.1
2.2.28
2.1
2.2.29
3.1
3.2
2.3.17
leren
leren 4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 225
meten en
hoeken op het gezicht
metend rekenen vergelijken
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
De begrippen ‘hoek, hoekpunt, benen’
correct hanteren en een hoek tekenen
Twee hoeken in het vlak op het gezicht
vergelijken
Hoeken vergelijken met een rechte
hoek (een geodriehoek, een
zelfgevouwen rechte hoek …)
Over het geleerde nadenken en het in
de realiteit toepassen
2 van 2
eindterm
GO
3.1
3.4
2.1
2.3.17
2.1
3.1
3.2
2.3.17
2.3.18
2.3.20
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2.3.18
N I A
I
LES 226
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
aftrekkingen van de vorm TE – TE met
overbrugging van het tiental uitvoeren
en verwoorden, met concreet
materiaal, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Aftrekkingen van de vorm TE – TE met
brug paraat uitvoeren en invullen
Inzien dat aftrekkingen van de vorm
TE – TE met brug in deelstappen
worden uitgevoerd, namelijk eerst een
aftrekking van de vorm TE – T gevolgd
door een aftrekking van de vorm TE –
E met brug
Zichzelf kennen en inzicht hebben in
de eigen aanpak
2 van 3
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.23
1.1.30
leren
leren 4, 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 227
getallenkennis
doelenverwijzing
de enkelvoudige tabel
lesdoelen
1
2
3
4
5 van 6
eindterm
GO
Kwantitatieve gegevens van een
enkelvoudige tabel aflezen en er
eenvoudige berekeningen mee
uitvoeren
Een ‘kolom’ en een ‘rij’ onderscheiden
in een enkelvoudige tabel
Enkelvoudige tabellen samenstellen
1.8
1.28
1.1.30
De rol en het praktisch nut van
enkelvoudige tabellen illustreren met
concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld
4.2
1.8
1.8
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 228
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Aftrekkingen van de vorm TE – TE met
overbrugging van het tiental
schematisch en ‘uit het hoofd’
uitvoeren
Aftrekkingen van de vorm TE – TE met
brug paraat uitvoeren en invullen
Aftrekkingen van de vorm TE – T – E
uitvoeren in functie van aftrekkingen
van de vorm TE – TE
Verwoorden welke deelstappen gezet
worden om tot een oplossing te komen
3 van 3
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 229-234
evaluatie sprong 9
doelenverwijzing
lesdoelen
getallenkennis
1
2
meetkunde
3
bewerkingen
4
5
6
7
Tellen met sprongen van 9
8
Verwoordingen als ‘delen’ en ‘gedeeld door’ bij
de deeltafel van 9 begrijpen en daarbij het
symbool ‘:’ hanteren en noteren
Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 10 het
resultaat correct invullen
Metingen in cm uitvoeren en de meetresultaten
noteren
In functie van wat men wil meten en van de
beoogde nauwkeurigheid de juiste maateenheid
kiezen
De tijd op een wijzerklok aflezen tot op het
kwartier nauwkeurig
Munten en biljetten herkennen om gepast te
betalen
9
meten en metend
rekenen
Een enkelvoudig patroon herkennen in een
gegeven reeks getallen en de rij verder zetten
Kwantitatieve gegevens van een enkelvoudige
tabel aflezen en er eenvoudige berekeningen
mee uitvoeren
Hoeken herkennen, onderscheiden van andere
figuren en benoemen
Optellingen van de vorm TE + TE met brug in
deelstappen en paraat uitvoeren en invullen
Aftrekkingen van de vorm TE – TE met brug in
deelstappen en paraat uitvoeren en invullen
De maal- en deeltafel van 9 uitvoeren en
invullen
10
11
12
13
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.12
1.1.17
1.8
1.18
1.1.30
3.1
OD 2.2
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.10
1.1.15
1.1.16
1.1.23
1.1.03
1.10
1.13
1.9
1.10
2.2
1.1.23
1.1.23
1.1.25
1.2.04
2.1
2.2
1.2.03
2.2
2.12
2.11
1.2.26
1.2.16
LES 235
getallenkennis
doelenverwijzing
het honderdveld
lesdoelen
1
2
3
4
Inzicht verwerven in de tientalligheid
en het plaatswaardesysteem van ons
talstelsel
Gebruikmaken van de termen en de
symbolen ‘eenheid’ (E), ‘tiental’ (T) en
‘honderdtal’ (H)
Tellen tot en terugtellen van 100 met
sprongen van 2 en 5
Actief luisteren tijdens een
groepsactiviteit
3 van 8
eindterm
GO
1.5
1.1.09
1.1.10
1.9
1.1.10
1.1
1.1.03
SV 2
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 236
bewerkingen
doelenverwijzing
E + E / TE + E / E + TE / TE +
TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen van de vorm E + E met
brug correct oplossen volgens de
standaardprocedure
Optellingen van de vormen TE + E en
E + TE met brug correct oplossen
volgens de standaardprocedure
Daarbij zo nodig de commutativiteit
toepassen
Optellingen van de vorm TE + TE met
brug correct oplossen volgens de
standaardprocedure
Weten dat een goede analyse en het
correct rubriceren van de verschillende
soorten oefeningen helpt om ze op te
lossen
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.14
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 6
N I A
I
LES 237
getallenkennis
doelenverwijzing
patronen met 4 elementen
lesdoelen
1
2
3
4
Patronen van 4 elementen in een rij, in
de realiteit of getekend, herkennen en
voortzetten
Een mondeling geformuleerde
samenstelling van een patroon met 4
elementen realiseren
De samenstelling van een zelf
ontworpen en gerealiseerd patroon met
4 elementen verwoorden en daarbij
begrippen als ‘eerste, tweede,
middelste, voorlaatste, op één na
laatste, de eerste drie, de laatste twee
…’ hanteren
Zich een goede voorstelling maken van
een patroon door aandachtig te kijken
en te luisteren
3 van 4
eindterm
GO
1.12
1.1.17
1.12
1.1.17
1.12
1.1.17
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
N I A
N
LES 238
bewerkingen
doelenverwijzing
E + E / TE + E / E + TE / TE +
TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen van de vorm E + E met
brug correct oplossen volgens de
standaardprocedure
Optellingen van de vormen TE + E en
E + TE met brug correct oplossen
volgens de standaardprocedure
Daarbij zo nodig de commutativiteit
toepassen
Optellingen van de vorm TE + TE met
brug correct oplossen volgens de
standaardprocedure
Een oplossingsplan maken om de juiste
oplossingsweg te kunnen uitvoeren
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.14
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 6
N I A
I
LES 239
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 6, 8 en 9
lesdoelen
1 van 4
eindterm
GO
1
Een natuurlijk getal < 10
vermenigvuldigen met 6, 8 of 9
1.10
2
Een getal uit de sprongenrij van x
delen door x, waarbij x gelijk is aan 6,
8 of 9
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
Weten dat de vermenigvuldiging en de
deling omgekeerde bewerkingen zijn
en dat inzicht als controlemiddel
toepassen
Een oplossingsweg kiezen en
rechtvaardigen
1.10
1.1.23
1.1.25
2.1.36
2.1.36
1.11
1.1.26
1.11
1.1.26
leren
leren 4
1.4.03
3
4
5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 240
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – E en TE – TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Aftrekkingen van de vormen TE – E en
TE – TE met brug uitvoeren en
verwoorden, met schematische
voorstelling en ‘uit het hoofd’
Aftrekkingen onderscheiden als
oefeningen van de vorm TE – E of TE –
TE met brug
Aftrekkingen van de vormen TE – E en
TE – TE met brug paraat uitvoeren en
invullen en daarbij getallen correct
splitsen
Verwoorden welke oplossingswijze
gehanteerd en welke deelstappen gezet
werden om tot een oplossing te komen
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 6
N I A
I
LES 241
LES 242
niet-conventionele
meten en
maateenheden en
metend rekenen
standaardmaateenheden
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
5
Weten dat het resultaat van een
inhoudsmeting uitgedrukt kan worden
in liter of daarvan afgeleide
maateenheden
De maateenheden en hun symbolen l,
cl, dl hanteren, er meet- of
berekeningsresultaten mee noteren
en daarbij gebruikmaken van
verschillende maateenheden
Referentiematen en de term ‘inhoud’
kennen en gebruiken
De inhoud van allerlei voorwerpen
meten en een bepaalde inhoud
afmeten
Geschikte meetinstrumenten kiezen
om inhoud te meten en ze correct
gebruiken
Zelfgemaakte meetinstrumenten
ijken en correct gebruiken
De nood aan
standaardmaateenheden ervaren
Schatten alvorens effectief te meten
De geschikte maateenheid en het
gepaste meetinstrument kiezen in
functie van de te meten inhoud
Verwoorden hoe te werk wordt
gegaan
3 en 4 van 4
eindterm
GO
2.1
2.2
1.2.10
2.2.10
2.8
1.2.09
1.2.10
2.3
1.2.09
2.3
2.8
1.2.09
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 243
bewerkingen
doelenverwijzing
TE – E en TE – TE (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Aftrekkingen van de vormen TE – E en
TE – TE met brug uitvoeren en
verwoorden
De juiste standaardprocedure kiezen
voor de verschillende vormen van
aftrekkingen
De geleerde begrippen toepassen in
enkelvoudige vraagstukken
(aangeboden met prenten en
geschreven taal)
Afbeeldingen gebruiken om een tekst
beter te begrijpen
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
4.2
1.4.01
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 6
N I A
I
LES 244
getallenkennis
doelenverwijzing
de verdelingsdeling
lesdoelen
1
2
3
4
Inzien dat bij een deling een
hoeveelheid in gelijke delen wordt
verdeeld (de verdelingsdeling)
Een breuk met een noemer  10
nemen van een grootheid of een
hoeveelheid
Een breuk interpreteren als een
operator en als
vermenigvuldigingsfactor
Weten dat vermenigvuldigen en delen
omgekeerde bewerkingen zijn en dat
inzicht als controlemiddel toepassen
6 van 10
eindterm
GO
1.10
1.11
1.1.23
1.4
1.1.18
1.1.19
1.4
1.1.18
1.1.19
1.11
1.1.26
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 245
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 6, 8 en 9
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal  10
vermenigvuldigen met 6, 8 of 9
Een getal uit de sprongenrij van x delen
door x, waarbij x gelijk is aan 6, 8 of 9
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
Zichzelf kennen en inzicht hebben in de
eigen aanpak
2 van 4
eindterm
GO
1.10
1.1.23
1.10
1.1.23
1.11
1.1.26
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 246
meten en
tijdstip en tijdsduur
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
De datum lezen en voluit noteren
2.2
De afkorting ‘min.’ lezen
De samenhang kennen tussen de
2.6
maateenheden 1 week = 7 dagen en 1
2.7
jaar = 12 maanden
2.12
Tijdsduur berekenen in dagen met
2.3
behulp van een kalender
OD 2.9
Vragen stellen bij en realistisch
leren
nadenken over de aangeboden leerstof leren 2, 3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
5 van 8
GO
1.2.20
1.2.21
1.2.20
2.2.26
N I A
N
LES 247
meten en
volumes vergelijken
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Voorwerpen vergelijken en
classificeren volgens hun grootte door
te kijken en te manipuleren
Daarbij de begrippen ‘groot, groter,
klein, kleiner, even groot als …’
gebruiken
Twee of meer gelijkvormige
voorwerpen door kijken en
manipuleren vergelijken en ordenen
volgens toenemend of afnemend
volume
Volumes meten met een nietconventionele maateenheid en ze
ordenen op basis van het
meetresultaat
Materialen zorgvuldig gebruiken en bij
het einde van de taak de werktafel
weer in orde brengen zoals
afgesproken
1 van 2
eindterm
GO
OD 2.2
OD 2.6
1.2.02
OD 2.3
1.2.02
OD 2.6
1.2.02
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 248
meten en
volumes omstructureren
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Inzien dat het volume van een object
niet beïnvloed wordt door zijn plaats,
richting, oriëntatie …
Ervaren en verwoorden dat volumes
gelijk kunnen blijven ook als de vorm
van het object verandert
Grootheden (volumes) omstructureren
om ze beter te kunnen vergelijken
Een volume samenstellen uit 2 of meer
volumes of veranderen door er iets aan
toe te voegen of van weg te nemen, en
die verandering verwoorden
Samen opdrachten uitvoeren en
voldoende openstaan om elkaar te
helpen en van elkaar te leren
2 van 2
eindterm
GO
OD 2.5
1.2.01
OD 2.5
1.2.01
OD 2.4
OD 2.5
1.2.01
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 249
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 6, 8 en 9
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal  10
vermenigvuldigen met 6, 8 of 9
Een getal uit de sprongenrij van x
delen door x, waarbij x gelijk is aan 6,
8 of 9
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
Memorisatietechnieken gebruiken, bv.
een ezelsbruggetje
3 van 4
eindterm
GO
1.10
1.10
1.1.23
2.1.36
2.1.36
1.11
1.1.26
leren
leren 1
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 250
getallenkennis
doelenverwijzing
verhoudingen vergelijken
lesdoelen
1
2
3
4
3 van 4
eindterm
GO
Verhoudingen vergelijken op concreet
en schematisch niveau
Het ontbrekende verhoudingsgetal
berekenen
Gelijkwaardige verhoudingen bepalen
1.21
1.1.05
1.1.17
1.1.09
1.1.17
1.1.17
De gevonden oplossing verifiëren met
de realiteit
leren
leren 6
1.21
1.21
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 251
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafels van 6, 8 en 9
lesdoelen
1
2
3
4
Het resultaat van de maal- en
deeltafels van 6, 8 en 9 onmiddellijk
correct invullen
Zonder en met tijdsdruk delingen en
vermenigvuldigingen van de tafels van
6, 8 en 9 correct oplossen en invullen
Weten dat de vermenigvuldiging en de
deling omgekeerde bewerkingen zijn
en dat inzicht toepassen als
controlemiddel
Inzien dat controle belangrijk is
4 van 4
eindterm
GO
1.10
1.1.15
1.1.16
1.10
1.1.15
1.1.16
1.1.23
1.1.26
1.11
leren
leren 5, 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
N I A
A
LES 252
meetkunde
doelenverwijzing
blokkenconstructies
lesdoelen
1
2
3
4
Constructies uitvoeren aan de hand
van verbaal geformuleerde
voorschriften
De relatie leggen tussen
driedimensionale situaties en hun
voorstellingen om zich te oriënteren in
de ruimte
Een driedimensionale
blokkenconstructie nabouwen met een
driedimensionale afbeelding als model
Verwoorden hoe te werk wordt gegaan
om een probleem op te lossen
7 van 8
eindterm
GO
3.7
1.3.04
3.7
1.3.02
3.7
1.3.04
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 253
meetkunde
doelenverwijzing
richting en de kortste weg
lesdoelen
1
2
3
4
Pictogrammen die onder meer een
richting aanduiden, lezen en gebruiken
Wegwijzers en pictogrammen hanteren
als symbolen voor richting
In een concrete ruimte de kortste weg
tussen twee plaatsen vinden en die
beschrijven
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld de rol en het praktisch nut
van wiskunde in de maatschappij
verwoorden
8 van 8
eindterm
GO
3.1
1.3.03
1.3.07
1.3.03
1.3.07
1.3.03
1.3.07
3.1
3.1
4.3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
N I A
I
LES 254
bewerkingen
doelenverwijzing
TE  E tot 20 (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Aftrekkingen uitvoeren van de vorm TE
 E met brug (TE  20)
De resultaten van aftrekkingen van de
vorm TE  E met brug (TE  20) paraat
kennen
Zonder en met tijdsdruk aftrekkingen
van de vorm TE  E met brug (TE  20)
oplossen en invullen
Voldoende zelfstandigheid,
concentratie en doorzettingsvermogen
betonen om onder tijdsdruk tot een
oplossing te komen
6 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 6
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
A
LES 255-260
evaluatie sprong 10
doelenverwijzing
lesdoelen
getallenkennis
eindterm
GO
1.5
1.9
1.1.09
1.1.10
1.21
1.12
1.1.05
1.1.09
1.1.17
1.1.17
1.4
1.10
1.11
1.1.18
1.1.19
1.1.23
2.1
2.2
1.2.10
2.3
1.2.09
OD 2.6
1.2.02
OD 2.6
1.2.02
2.6
2.7
2.12
2.2
1.2.20
1.10
2.1.36
12 Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
het resultaat correct invullen
1.10
1.1.23
1.1.25
13 Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
14 Optellingen van de vormen E + TE, TE + E, TE +
TE, E + E met brug correct oplossen volgens de
standaardprocedure
15 Aftrekkingen van de vorm TE – E, TE – TE met
brug correct oplossen volgens de
standaardprocedure
16 Constructies nabouwen aan de hand van een
afbeelding en het aantal gebruikte blokken per
bouwsel noteren
17 Wegwijzers en pictogrammen hanteren en lezen
als symbolen voor richting
1.11
1.13
1.1.26
2.1.36
1.1.30
1.13
1.1.30
3.7
1.3.04
3.1
1.3.03
1.3.07
1
2
3
4
meten en metend
rekenen
5
6
7
8
9
bewerkingen
meetkunde
De termen en symbolen ‘eenheid’ (E), ‘tiental,
staafje’ (T) gebruiken en door inzicht het
plaatswaardesysteem van ons talstelsel kennen
Verhoudingen vergelijken en het ontbrekende
verhoudingsgetal berekenen aan de hand van
een schematische voorstelling
Getekende patronen van 4 elementen herkennen
of zelf ontwerpen en voortzetten
Inzien dat bij een deling een hoeveelheid in
gelijke delen wordt verdeeld
Een breuk als ‘de helft’ en ‘een kwart’ in de
omgangstaal herkennen en gebruiken als ‘deel
van een geheel’
Weten dat het resultaat van een inhoudsmeting,
een lengtemeting, een gewichtsmeting
uitgedrukt kan worden in respectievelijk liter,
meter en kilogram en daarvan afgeleide
maateenheden
Een passend meetinstrument kiezen voor het
meten van een inhoud, een lengte of een
gewicht
Twee of meer gelijkvormige voorwerpen volgens
volume vergelijken
Voorwerpen vergelijken volgens hun grootte en
daarbij de begrippen ‘groot, klein, groter dan,
kleiner dan, even groot als…’ gebruiken
De samenhang kennen tussen de maateenheden
1 week = 7 dagen en 1 jaar = 12 maanden
10 Weten dat tijdstip en tijdsduur uitgedrukt
kunnen worden in uur of daarvan afgeleide
maateenheden
11 De deeltafels van 8, 6 en 9 uitvoeren en invullen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.2.21
LES 261
getallenkennis
doelenverwijzing
structuur tussen getallen tot
100
lesdoelen
1
2
3
4
Tellen, terugtellen en doortellen tot
100 met sprongen van 1, 2 en 5
Orde, regelmaat, verbanden, patronen
en structuren tussen en met getallen
opsporen, onderzoeken, ontdekken en
zelf voorbeelden bedenken
Natuurlijke getallen > 10
(her)structureren
Geconcentreerd doorwerken om tot
een resultaat te kunnen komen.
eindterm
GO
1.1
1.1.03
1.12
1.1.12
1.1.17
1.8
1.10
leren
leren 6
1.1.08
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 8
N I A
I
LES 262
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 7 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
gedurige sommen met de hoeveelheid
7 uitvoeren, met losse blokjes, op het
100-veld en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafel van 7
Deze vermenigvuldigingen verwoorden
met de begrippen ‘keer, maal,
vermenigvuldigen, product’
Steunpunten hanteren om inzichtelijk
tot de goede oplossing te komen
Een probleem analyseren en
gebruikmaken van de steunpunten om
tot een goede oplossing te komen
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.16
1.1.17
1.1.23
1.9
1.10
1.1.23
1.1.25
1.11
1.10
1.14
leren
leren 4
1.1.23
1.1.26
1.1.27
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 4
N I A
N
LES 263
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafel van 7 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
In reële, betekenisvolle situaties de
tafel van 7 uitvoeren en verwoorden
volgens de standaardprocedure, met
losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit
het hoofd’
Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 7,
8, 9 en 10 het resultaat onmiddellijk
correct invullen
Tellen met sprongen van 7
1.9
1.10
1.1.16
1.1.17
1.1.23
1.10
1.1.17
1.1.23
1.10
1.13
1.1.03
1.1.10
1.1.25
Over de nodige kennis beschikken om
de vraag ‘Wat is nieuw in deze les?’
zelfstandig te beantwoorden
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 4
N I A
I
LES 264
meten en
snelheid
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
6 van 8
eindterm
Levende wezens en/of mechanische
voorwerpen rangschikken op basis van
hun normaal ontwikkelde snelheid
Ervaren en verwoorden dat bewegende
elementen een snelheid hebben of
ontwikkelen
Op grond van ervaringen beseffen dat
snelheid een relatief en subjectief
begrip is
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld de rol en het praktisch nut
van wiskunde in de maatschappij
verwoorden
GO
OD 2.3
OD 2.3
OD 2.3
4.3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.5.2
N I A
I
LES 265
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 7 aanbrengen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
delingen door 7 uitvoeren, met losse
blokjes, op het 100-veld en ‘uit het
hoofd’
Inzien dat er bij een deling door 7
nagegaan wordt hoeveel keer 7 in een
hoeveelheid gaat
Deze delingen verwoorden met de
begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’
en daarbij het :-symbool benoemen,
noteren en hanteren
Leiding geven en leiderschap van een
klasgenoot aanvaarden
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.14
1.1.17
1.1.26
1.10
1.13
1.1.23
1.1.26
1.9
1.1.23
SV 1.5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 4
N I A
N
LES 266
bewerkingen
doelenverwijzing
de deeltafel van 7 inoefenen
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties de
deeltafel van 7 uitvoeren en
verwoorden volgens de
standaardprocedure, met losse blokjes,
op een 100-veld en ‘uit het hoofd’
Het resultaat bij de deeltafel van 7
onmiddellijk correct invullen
Inzien dat de deling niet commutatief
is
De opgedane kennis zelfstandig
evalueren
eindterm
GO
1.9
1.10
1.1.23
1.10
1.1.13
1.14
1.1.27
leren
leren 2
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
LES 267
meetkunde
doelenverwijzing
kijklijnen en schaduwen
lesdoelen
1
2
3
4
4 van 4
eindterm
GO
Kijklijnen (viseerlijnen) ervaren in de
werkelijkheid
Experimenteren met licht en schaduw
1.29
1.3.02
1.3.03
Conclusies trekken over de relatie
tussen de vorm (lengte) en de plaats
van de schaduw en de onderlinge
posities van de lichtbron en het
voorwerp dat schaduw geeft
Verbale en niet-verbale
gespreksconventies naleven bij het
bespreken van de waarnemingen
1.29
1.29
SV 2
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
N
LES 268
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Optellingen van de vormen TE + E, E +
TE, E + E, TE + TE en aftrekkingen van
de vormen TE – E en TE – TE uitvoeren
en verwoorden, met schematische
voorstellingen en ‘uit het hoofd’
Optellingen en aftrekkingen
onderscheiden als oefeningen van de
vormen TE + E, E + TE, E + E, TE +
TE, TE – E en TE – TE paraat uitvoeren
en invullen
In een vergelijking de ontbrekende
symbolen invullen
Verwoorden welke oplossingswijze en
welke deelstappen gevolgd worden om
tot een oplossing te komen.
5 van 6
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.9
1.11
leren
leren 4
1.1.24
1.1.34
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 269
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks (met brug)
lesdoelen
1
2
3
4
Twee of meer natuurlijke getallen (som
of aftrektal  100) optellen of aftrekken
volgens de standaardprocedure en die
verwoorden als bewerking
Weten dat optellen en aftrekken
omgekeerde bewerkingen zijn en dat
inzicht toepassen als controlemiddel
In een vergelijking ontbrekende
symbolen invullen
Een probleemstelling als een
spannende uitdaging opvatten
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.11
1.1.26
1.1.31
1.9
1.11
leren
leren 6
1.1.24
1.1.34
1.5.06
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
6 van 6
N I A
I
LES 270
getallenkennis
doelenverwijzing
de kruistabel
lesdoelen
1
2
3
4
6 van 6
eindterm
GO
Temperaturen aflezen van
thermometers en van tabellen en
daarbij het °-symbool hanteren
Een kruistabel samenstellen
2.1
2.2
2.5
1.8
1.2.25
Kwantitatieve gegevens van een
kruistabel aflezen en er eenvoudige
bewerkingen mee uitvoeren
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld het praktisch nut van
thermometers en kruistabellen
verwoorden
1.8
1.1.34
1.2.26
leren
leren 5
1.1.35
1.5.01
1.5.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.34
N I A
N
LES 271
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld gecombineerd
met optellingen
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
Natuurlijke getallen tot 100 lezen en
schrijven
Getallen op het 100-veld plaatsen
1.5
1.1.11
1.8
Alle vormen van optellingen tot 100
met en zonder brug uit het hoofd
uitvoeren
Verwoorden waarom een oefening al
dan niet als leuk wordt ervaren
1.13
1.1.08
1.1.09
1.1.30
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.4.03
5 van 8
N I A
I
LES 272
getallenkennis
doelenverwijzing
de getallenlijn gecombineerd
met aftrekkingen
lesdoelen
1
2
3
4
eindterm
GO
1.5
1.1.13
1.9
1.1.09
1.1.10
1.1.30
Rangorde tot 100 aangeven op een
getallenlijn
Gebruikmaken van rekentaal tot 100
Alle vormen van aftrekkingen tot 100 met
en zonder brug uit het hoofd uitvoeren
Verwoorden welke oplossingswijze en
welke deelstappen gevolgd worden om tot
een oplossing te komen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.13
leren
leren 5
1.4.03
6 van 8
N I A
I
LES 273
getallenkennis
doelenverwijzing
tegelpatronen en mozaïeken
lesdoelen
1
2
3
4
Getekende patronen van vormen in
een gegeven rij herkennen en de rij
verder zetten
Enkelvoudige patronen van getallen in
een gegeven rij herkennen en de rij
verder zetten
Een patroon van vormen of getallen
voortzetten waarbij in één vlak
verschillende patronen voorkomen
(tegelpatroon – mozaïek)
Zich tegelpatronen en mozaïeken
voorstellen vanuit de realiteit
eindterm
GO
1.12
1.1.17
1.3.08
1.12
1.1.17
OD 3.4
1.1.17
1.3.08
leren
leren 1
1.3.09
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
N
LES 274
bewerkingen
doelenverwijzing
de maaltafels van 1 en van 0
lesdoelen
1
2
3
4
De gedurige som uitvoeren met de
hoeveelheid 1 en de hoeveelheid 0,
met losse blokjes en ‘uit het hoofd’
Deze gedurige sommen verkorten tot
de maaltafels van 1 en van 0
Bij deze tafels het resultaat
onmiddellijk correct invullen
De commutativiteit bij
vermenigvuldigingen met 1 en 0
vaststellen en verwoorden
De eigen resultaten controleren door
ze te vergelijken met die van anderen
eindterm
GO
1.1
1.1.23
1.1.25
1.9
1.10
1.1.25
1.10
1.14
1.1.27
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 8
N I A
N
LES 275
meetkunde
doelenverwijzing
bewegen in de ruimte
lesdoelen
1
2
3
4
Elementaire meetkundige transformaties
toepassen op het eigen lichaam en
daarbij gebruikmaken van de volgende
termen:
- links, rechts
- verschuiven, draaien
- halve draai, kwartdraai
Elementaire meetkundige transformaties
toepassen op reële voorwerpen en
daarbij gebruikmaken van de volgende
termen:
links, rechts
verschuiven, draaien
halve draai, kwartdraai
De richting van de beweging van
voorwerpen in de ruimte tegenover
andere voorwerpen verkennen, bepalen
en verwoorden en daarbij de term
‘afstand’ gebruiken
De nodige aandacht opbrengen om een
korte opdracht uit te voeren
1 van 1
eindterm
GO
3.1
1.3.01
1.3.02
1.3.03
3.1
1.3.01
1.3.02
1.3.03
3.1
1.3.03
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 276
bewerkingen
doelenverwijzing
de tafelfamilies 5-10 / 2-4-8/
3-6-9 / 7
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal < 10
vermenigvuldigen met een natuurlijk
getal < 10
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen en het
verband zien tussen de verschillende
tafels
Inzien dat de vermenigvuldiging
associatief is
Door verschillende oplossingswegen te
vergelijken de oplossing kiezen die
voor hen het meest bruikbaar is
eindterm
GO
1.10
2.1.3.6
1.11
1.1.26
1.1.27
1.14
1.1.27
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 8
N I A
I
LES 277
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld gecombineerd met
optellingen en aftrekkingen
lesdoelen
1
Natuurlijke getallen tot 100 lezen,
schrijven en handig tellen door er
structuur in aan te brengen
2
Twee of meer natuurlijke getallen
waarvan de som < 100 optellen
volgens de standaardprocedure
Twee of meer natuurlijke getallen <
100 van elkaar aftrekken volgens de
standaardprocedure
Verwoorden hoe je te werk bent
gegaan om tot een oplossing te komen
3
4
eindterm
GO
1.1
1.2
1.5
1.8
1.9
1.13
1.1.02
1.1.08
1.1.11
1.13
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.30
7 van 8
N I A
I
LES 278
LES 279
meten en
lengte: schatten, meten, ijken
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Een grootte schatten aan de hand
van referentiematen en de schatting
vergelijken met het meetresultaat
Een touw verdeeld in 10 meters ijken
en correct gebruiken
Herleidingen uitvoeren in
betekenisvolle situaties en vaststellen
dat hoe groter de maateenheid is,
hoe kleiner het maatgetal en
omgekeerd
Zich inleven in een realistische
situatie om er zich een goede
voorstelling van te kunnen maken
eindterm
GO
2.3
2.8
1.2.02
1.2.04
2.1
2.7
2.1
2.6
2.7
1.2.03
leren
leren 3
1.4.02
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.2.03
11 en 12
van 14
N I A
I
LES 280
bewerkingen
doelenverwijzing
automatiseren: TE – E met
brug (tot 20)
lesdoelen
1
2
3
4
Aftrekkingen van de vorm TE – E tot
20 met brug oplossen
De resultaten bij de aftrekkingen met
brug tot 20 paraat kennen
Zonder en met tijdsdruk aftrekkingen
met brug tot 20 correct oplossen en
invullen
Het inzicht dat optellen en aftrekken
omgekeerde bewerkingen zijn als
controlemiddel toepassen
7 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
A
LES 281 - 286
doelenverwijzing
getallenkennis
evaluatie sprong 11
lesdoelen
1
3
Orde, regelmaat, verbanden, patronen en
structuren tussen en met getallen opsporen,
onderzoeken en ontdekken
Kwantitatieve gegevens van een kruistabel
aflezen en er eenvoudige bewerkingen mee
uitvoeren
Getallen op het 100-veld plaatsen
4
Gebruikmaken van rekentaal tot 100
2
meetkunde
bewerkingen
meten en metend
rekenen
5
Conclusies trekken over de relatie tussen
de vorm van de schaduw en het voorwerp
dat schaduw geeft
6 De richting van de beweging van
voorwerpen in de ruimte tegenover elkaar
bepalen en verwoorden
7 Optellingen en aftrekkingen van de vormen
TE + E, E + TE, E + E, TE + TE, TE – E en
TE – TE (met brug) paraat uitvoeren en
invullen
8 De maal- en deeltafel van 7 uitvoeren en
invullen
9 Bij de maal- en deeltafels van 2, 3, 4, 5, 6,
8, 9 en 10 de uitkomst correct invullen
10 Bij de maaltafels van 1 en van 0 het
resultaat onmiddellijk correct invullen
11 De grootte bepalen aan de hand van
referentiematen
12 Levende wezens en/of mechanische
voorwerpen rangschikken op basis van hun
normaal ontwikkelde snelheid
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.12
1.1.12
1.1.17
1.8
1.1.34
1.2.26
1.8
1.1.08
1.1.09
1.1.09
1.1.10
1.9
1.29
3.1
1.3.03
1.13
1.1.30
1.10
1.13
1.10
1.1.23
2.1.36
1.1.23
1.1.25
1.1.25
1.9
1.10
2.8
OD 2.3
1.2.02
1.2.04
1.2.26
LES 287
getallenkennis
doelenverwijzing
rekentaal tot 100
lesdoelen
1
2
3
4
De conventie hanteren dat een
rangschikking, tenzij anders
afgesproken, verloopt van links naar
rechts
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding voor een
hoeveelheid
Inzicht verwerven in de tientalligheid
en het plaatswaardesysteem van ons
talstelsel en natuurlijke getallen
herstructureren
Samenwerken met anderen
1 van 3
eindterm
GO
1.9
1.1.05
1.1.17
1.2
1.1.05
1.5
1.1.10
SV 3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 288
bewerkingen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
gemengde reeks optellen
eindterm
Alle optellingen tot 100 oplossen
1.13
volgens de aangeleerde
standaardprocedures
Bij optellen tot 100 flexibel en
1.11
inzichtelijk een doelmatige
1.13
oplossingswijze toepassen op basis
1.14
van inzicht in de eigenschappen van
de bewerkingen, bv. de verdubbelregel
gebruiken
Bij optellen tot 100 flexibel en
1.13
inzichtelijk een doelmatige
1.14
oplossingswijze toepassen op basis
van inzicht in de structuur van de
getallen bv. getallen aanvullen
(compenseren)
Ervan overtuigd zijn dat er voor
leren
wiskundige problemen soms meer dan leren 4, 5
één correcte oplossingsweg is en de
meest geschikte ervan selecteren
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 11
GO
1.1.30
1.1.30
1.1.27
1.1.29
1.1.30
1.4.03
N I A
N
LES 289
bewerkingen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
gemengde reeks: optellen met
2 of meer termen
eindterm
Meerdere natuurlijke getallen optellen
1.13
waarvan de som kleiner of gelijk is aan
100
Bij optellingen tot 100 de
1.11
verdubbelregel en het aanvullen van
1.13
getallen gebruiken om gemakkelijker
1.14
tot een oplossing te komen
Bij optellingen tot 100 de eigenschap
1.13
van de associativiteit (schakelen)
1.14
toepassen om gemakkelijker tot een
oplossing te komen
Op basis van de titel vertellen
leren
waarover de les gaat
leren 2, 3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
GO
1.1.30
1.1.29
1.1.30
1.1.27
1.1.30
2 van 11
N I A
N
LES 290
meten en
de klok: kwart voor en kwart
metend rekenen over
doelenverwijzing
lesdoelen
1
De tijd aflezen en aanduiden: uur,
halfuur, kwartier
2
De tijd noteren en tijdsaanduidingen
lezen, voornamelijk kwart voor en
kwart over
De tijd correct interpreteren en
instellen, voornamelijk kwart voor en
kwart over
Verwoorden dat de klok gebruikt wordt
om de tijd aan te duiden en praktische
voorbeelden geven die het nut van een
klok aantonen
3
4
eindterm
GO
2.1
2.2
2.12
2.1
2.2
2.12
2.1
2.2
2.12
leren
leren 3
1.2.20
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.2.21
1.2.21
1.4.03
7 van 8
N I A
I
LES 291
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: maal- en
deeltafels
lesdoelen
Inzien dat de vermenigvuldiging een
verkorte vorm is van het herhaald
optellen van gelijke getallen
5 Inzien dat de deling een verkorte vorm
is van het herhaald aftrekken van
gelijke getallen
6 De ontbrekende symbolen
(vergelijkingssymbool,
bewerkingsteken) in een vergelijking
invullen
7 Fouten in oplossingen van anderen
ontdekken en verwoorden
eindterm
GO
1.10
1.11
1.1.25
1.11
1.1.23
1.1.27
1.6
1.1.07
1.1.24
1.1.34
leren
leren 6
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 8
N I A
I
LES 292
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld gecombineerd met
optellingen en aftrekkingen
lesdoelen
1
2
3
4
Getallen snel terugvinden in een 100veld en gebruikmaken van de termen
E, T, en H
Optellingen en aftrekkingen tot 100
uitvoeren volgens de
standaardprocedures
Optellingen en aftrekkingen tot 100
van alle vormen paraat uitvoeren
Hulp bieden aan leerlingen die
minder vlug rekenen
eindterm
GO
1.5
1.1.10
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
SV 1.4
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 4
N I A
I
LES 293
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld gecombineerd met
optellingen en aftrekkingen
lesdoelen
1
2
3
4
Getallen snel terugvinden in een 100veld en gebruikmaken van de termen
E, T, en H
Auditief aangeboden optellingen en
aftrekkingen tot 100 uitvoeren volgens
de standaardprocedures
Optellingen en aftrekkingen tot 100
van alle vormen paraat uitvoeren
Met inzet meespelen in een ploegspel
eindterm
GO
1.5
1.1.10
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
SV 1
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 4
N I A
I
LES 294
meten en
lengte meten en tekenen
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Een lengte meten en afmeten bij
voorwerpen
Lijnstukken met een gegeven lengte
tekenen
De omtrek van vlakke figuren meten
Inzien dat lijnen met een gebroken,
gebogen of grillige vorm een lengte
hebben en die bij benadering bepalen
door een geschikte werkwijze te
hanteren (bv. meten met een touwtje)
Referentiematen kennen en gebruiken
Onderling overleggen naar aanleiding
van een groepsopdracht
13 van 14
eindterm
GO
2.9
1.2.03
1.2.07
2.9
1.2.03
1.2.04
2.3
2.8
SV 3
1.2.04
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 295
meten en
lengte: vraagstukken
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Figuren vervormen en die
vervormingen verwoorden
Vraagstukken over één grootheid,
lengte, oplossen
Geschikte meetinstrumenten kiezen
om lengte te meten en die correct
gebruiken, bv. de meetlat
Verschillende mogelijke oplossingen
zoeken voor een probleem
14 van 14
eindterm
GO
3.6
1.3.09
2.3
1.1.33
1.1.34
1.2.03
2.1
2.2
leren
leren 4,
5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 296
bewerkingen
doelenverwijzing
alle soorten aftrekkingen
lesdoelen
1
2
3
4
Volgens de standaardprocedures alle
vormen van aftrekkingen tot 100
oplossen
Bij aftrekkingen getallen aanvullen
(compenseren) om gemakkelijker tot
de oplossing te komen
Rekentaal tot 100 vlot hanteren om
een werkwijze te verwoorden
Verwoorden welke oplossingswijze
gekozen werd
3 van 11
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.11
1.13
1.14
1.9
1.1.27
1.1.30
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.23
N I A
I
LES 297
bewerkingen
doelenverwijzing
alle soorten aftrekkingen, ook
met 3 getallen
lesdoelen
1
2
3
4
Volgens de standaardprocedures alle
vormen van aftrekkingen met 2 of
meer getallen tot 100 oplossen
Inzien dat de aftrekking niet
commutatief is
Inzien dat de aftrekking niet associatief
is
Verwoorden welke oplossingswijze
gekozen werd
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.14
1.1.27
1.14
1.1.27
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 11
N I A
I
LES 298
bewerkingen
doelenverwijzing
maal- en deeltafels (product
en deeltal  100)
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties en ‘uit
het hoofd’ vermenigvuldigingen en
delingen uitvoeren met deeltal,
vermenigvuldigtal, product en quotiënt
 100 en vermenigvuldiger en deler 
10
Bij het uitvoeren van deze
vermenigvuldigingen en delingen een
doelmatige oplossingswijze kiezen op
basis van inzicht in de structuur van de
getallen en in de eigenschappen van de
bewerkingen
Deze vermenigvuldigingen en delingen
correct uitvoeren, verwoorden en
noteren
Ervaren dat voor bewerkingen meer
dan één goede oplossingsweg mogelijk
is
eindterm
GO
1.10
1.13
1.14
1.1.33
2.1.36
1.10
1.13
1.14
1.1.33
2.1.36
1.13
1.14
1.1.23
2.1.36
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 8
N I A
N
LES 299
LES 300
getallenkennis/
bewerkingen
doelenverwijzing
de helft, het dubbel, een vierde
… van hoeveelheden en getallen
tot 100
lesdoelen
1
2
3
4
Inzicht verwerven in de begrippen
‘(eerlijk of gelijk) verdelen, halveren,
de helft, verdubbelen, het dubbel, even
(paar), oneven (onpaar), één en een
kwart, anderhalf’
Deze begrippen correct hanteren en
toepassen bij hoeveelheden en getallen
tot 100
Even en oneven getallen
onderscheiden
Thuis zelfstandig verder werken aan
een eenvoudige opgelegde taak die op
school grondig werd voorbereid
eindterm
GO
1.3
1.1.04
1.1.23
1.3
1.1.04
1.1.23
1.1.25
1.1.04
1.3
leren
leren 4,
5, 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
7 en 8
van 10
N I A
I
LES 301
getallenkennis
doelenverwijzing
de getallenlijn en rekentaal
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken in een bewerking en als
aanduiding voor een hoeveelheid
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding voor een
rangorde en een verhouding
Passend gebruikmaken van
afbeeldingen: gegevens uit een prent
halen en er concrete vragen bij stellen
Samenwerken met anderen, zonder
onderscheid van sociale klassen of
culturen
eindterm
GO
1.2
1.1.05
1.2
1.4
1.1.05
leren
leren 2
SV 3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
2 van 3
N I A
I
LES 302
meetkunde
doelenverwijzing
hoeken / eigenschappen van
vierkant en rechthoek
lesdoelen
1
2
3
4
Het verschil tussen rechte, scherpe en
stompe hoeken intuïtief onderscheiden
Snijdende en evenwijdige rechten
tekenen
De eigenschappen van de zijden en de
hoeken van een vierkant en een
rechthoek onderzoeken en verwoorden
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld het praktisch nut van het
werken met tekenmaterialen
verwoorden
eindterm
GO
3.2a
3.4
3.4
2.3.17
2.3.20
2.3.06
3.4
1.3.12
2.3.23
2.3.24
1.1.35
4.3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 1
N I A
N
LES 303
getallenkennis
doelenverwijzing
tellen met sprongen tot 100
lesdoelen
1
2
3
4
Met sprongen tellen, terugtellen en
doortellen tot 20, ook buiten de
tafelrijen
De tafelrijen correct en vlot opzeggen
Met sprongen van 2, 5 en 10 tellen,
terugtellen en doortellen tot 100, ook
buiten de tafelrijen
Verwoorden dat herhalen en inprenten
belangrijk zijn bij het leren
eindterm
GO
1.1
1.1.03
1.10
1.11
1.1
2.1.36
leren
leren 5,
6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.03
8 van 8
N I A
I
LES 304
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks optellen en
aftrekken: ingeklede
bewerkingen
lesdoelen
1
2
3
4
Natuurlijke getallen  100 optellen en
aftrekken volgens de
standaardprocedures
Eenvoudige problemen en
vraagstukken bij een prent mondeling
en schriftelijk oplossen
Alleen met taal mondeling en
schriftelijk eenvoudige problemen en
vraagstukken oplossen
Zelfstandig een gepaste wiskundige
vraag formuleren bij een gegeven
situatie of context
eindterm
GO
1.13
1.1.30
4.2
1.1.34
4.2
1.1.34
1.4.03
leren
leren 4
1.4.02
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
5 van 11
N I A
I
LES 305
bewerkingen
doelenverwijzing
alle tafels
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal < 10
vermenigvuldigen met een natuurlijk
getal < 10
Een getal uit de sprongenrij van x
delen door x waarbij 0 < x < 10
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen en het
verband zien tussen de verschillende
tafels
Het belang van controleren
verwoorden
5 van 8
eindterm
GO
1.10
1.13
1.1.23
1.1.25
2.1.36
1.1.23
2.1.36
1.1.23
1.1.26
1.10
1.10
1.11
leren
leren 5,
6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 306
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks tot 20
lesdoelen
1
2
3
4
Natuurlijke getallen tot 20 optellen en
aftrekken
De resultaten bij optellingen en
aftrekkingen tot 20 paraat kennen
Zonder en met tijdsdruk optellingen en
aftrekkingen tot 20 correct oplossen en
invullen
Verwoorden wat als gemakkelijk en
moeilijk ervaren wordt en waarom
8 van 8
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
leren
leren 6
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
A
LES 307 – 312
doelenverwijzing
getallenkennis
meten en metend
rekenen
bewerkingen
meetkunde
evaluatie sprong 12
lesdoelen
1
Inzicht verwerven in de tientalligheid en het
plaatswaardesysteem van ons talstelsel
Daarbij getallen snel terugvinden in een 100veld en gebruikmaken van de termen E en T
2 De conventie hanteren dat een rangschikking,
tenzij anders afgesproken, verloopt van links
naar rechts en daarbij natuurlijke getallen
interpreteren en gebruiken als de aanduiding
voor een rangorde
3 Met sprongen tellen, terugtellen en doortellen
tot 20
Met sprongen van 2, 5 en 10 tellen, terugtellen
en doortellen tot 100, ook buiten de tafelrijen
4 Inzicht verwerven in de begrippen ‘de helft, het
dubbel, een kwart, halveren, verdubbelen,
verdelen …’
5 Inzien dat lijnen met een gebroken, gebogen of
grillige vorm een lengte hebben en die bij
benadering bepalen door een geschikte
werkwijze te hanteren (bv. meten met een
touwtje)
6 Vraagstukken over één grootheid, lengte,
oplossen
7 Tijdsaanduidingen tot een kwartier nauwkeurig
lezen en zelf aanduiden op getekende klokken
8 Bij optellingen tot 100 de verdubbelregel, het
compenseren en het schakelen toepassen om
gemakkelijker tot een oplossing te komen
Inzien dat aftrekkingen niet commutatief of
associatief zijn
9 Schriftelijke, eenvoudige problemen en
vraagstukken oplossen
10 Bij het uitvoeren van vermenigvuldigingen en
delingen een doelmatige oplossingswijze kiezen
op basis van inzicht in de structuur van de
getallen en in de eigenschappen van de
bewerkingen
11 Vermenigvuldigingen en delingen correct
uitvoeren en invullen
12 Ontbrekende symbolen (vergelijkingssymbool,
maalteken en deelteken) in een vergelijking
invullen
13 Rechthoeken en vierkanten herkennen en
intuïtief benoemen
14 Snijdende en evenwijdige rechten herkennen en
benoemen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.5
1.1.10
1.2
1.4
1.9
1.1.05
1.1.17
1.1
1.1.03
1.3
1.1.04
1.1.23
2.9
1.2.03
1.2.04
1.29
1.1.33
1.1.34
1.2.21
2.2
2.12
1.11
1.13
1.14
1.1.27
1.1.29
1.1.30
4.2
1.1.34
1.13
1.14
1.1.33
2.1.36
1.10
1.14
3.4
1.1.23
1.1.25
2.1.36
1.1.07
1.1.24
1.1.34
3.4
3.4
3.4
1.6
LES 313
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld in combinatie
met rekentaal
lesdoelen
1
2
3
4
Hoeveelheden handig tellen door ze
aan te duiden op het 100-veld
Daarbij de termen en symbolen E, T en
H gebruiken
Natuurlijke getallen  100 optellen en
aftrekken volgens de
standaardprocedure
Een natuurlijk getal interpreteren en
gebruiken als aanduiding van een
hoeveelheid en een rangorde en in een
bewerking
Elkaars werk controleren en bijsturen
indien nodig
eindterm
GO
1.3
1.1.10
1.13
1.1.30
1.2
1.1.05
SV 1.3
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 3
N I A
I
LES 314
LES 315
meten en
gewicht: ijken, schatten,
metend rekenen wegen en vergelijken
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Schatten en wegen met
standaardmaateenheden en met zelf
geijkte gewichten van 100 g
De schatting met het weegresultaat
vergelijken
Het resultaat uitdrukken in kilogram en
gram met de symbolen kg en g
Geschikte meetinstrumenten kiezen
Vaste referentiematen kennen en
gebruiken
Gewichten van producten aflezen en
sorteren
Daarbij ervaren en inzien dat gewicht
niet enkel bepaald wordt door volume.
Bij een (probleem)situatie in verband
met gewichten de transfer maken naar
de geleerde begrippen, inzichten en
procedures
5 en 6 van 6
eindterm
GO
2.1
2.2
2.8
1.2.14
1.2.15
2.8
1.2.14
1.2.15
2.3
1.2.12
1.2.15
leren
leren 3
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 316
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: optellen
lesdoelen
1
2
3
4
Twee of meer natuurlijke getallen
optellen (som  100)
Natuurlijke getallen aanvullen tot een
‘zuiver’ tiental of tot 100
Handig rekenen bij optellingen met
drie of meer termen door getallen te
groeperen
Een oplossingswijze kiezen en
rechtvaardigen met het oog op handig
rekenen
6 van 11
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.14
1.13
1.14
1.1.30
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.1.30
N I A
I
LES 317
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: aftrekkingen
lesdoelen
1
2
3
4
Twee of meer natuurlijke getallen
 100 van elkaar aftrekken
Inzien dat de aftrekking, in
tegenstelling tot de optelling, niet
associatief is
Inzien dat handig rekenen bij aftrekken
kan door getallen aan te vullen (te
compenseren)
Een oplossingswijze kiezen en
rechtvaardigen met het oog op handig
rekenen
eindterm
GO
1.13
1.1.32
1.13
1.14
1.1.27
1.13
1.14
1.1.27
leren
leren 4
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
7 van 11
N I A
I
LES 318
getallenkennis
doelenverwijzing
herhaling: tabellen en grafieken
lesdoelen
1
2
3
4
Een blokdiagram samenstellen en de
kwantitatieve gegevens aflezen
Een enkelvoudige tabel samenstellen
en de kwantitatieve gegevens aflezen
Een kruistabel samenstellen en de
kwantitatieve gegevens aflezen
Met concrete voorbeelden de rol en het
praktisch nut van diagrammen en
tabellen in de eigen leefwereld en in de
maatschappij verwoorden
eindterm
GO
1.8
1.1.08
1.8
1.1.08
1.8
1.1.08
5.1
1.5.02
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 1
N I A
I
LES 319
bewerkingen
doelenverwijzing
alle tafels
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal < 10
vermenigvuldigen met een natuurlijk
getal < 10
Een getal uit de sprongenrij van x
delen door x waarbij 0 < x < 10
Enkelvoudige vraagstukjes met
vermenigvuldigingen uit de tafelrijen
oplossen
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld de rol en het praktisch nut
van wiskunde in de maatschappij
verwoorden
6 van 8
eindterm
GO
1.13
1.10
1.1.16
1.1.17
1.10
1.1.15
1.28
1.1.33
4.03
1.1.35
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 320
getallenkennis
doelenverwijzing
delen door 2, 5 en 10
lesdoelen
De kenmerken van deelbaarheid door 2, 5
en 10 kennen
5 Natuurlijke getallen delen door 10,
waarbij het quotiënt een natuurlijk
getal is
6 Natuurlijke getallen delen door 5,
waarbij het quotiënt een natuurlijk
getal is
7 Het oplossingsproces van een ander
controleren en evalueren
9 van 10
eindterm
GO
1.12
1.1.15
1.13
1.1.14
1.1.15
1.13
1.1.15
1.1.23
leren
leren 6
1.1.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 321
getallenkennis
doelenverwijzing
veelvouden van 5, 10, 25 en
50
lesdoelen
1
2
3
4
Natuurlijke getallen  10
vermenigvuldigen met 10
Op een flexibele manier natuurlijke
getallen vermenigvuldigen met 5, 25
en 50
Weten dat vermenigvuldigen en delen
omgekeerde bewerkingen zijn en dat
inzicht toepassen als controlemiddel
Concrete voorbeelden zoeken van het
gebruik van veelvouden
eindterm
GO
1.10
1.13
1.13
1.1.25
1.1.27
1.1.25
1.1.27
1.11
1.1.27
1.1.31
leren
leren 3
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
10 van 10
N I A
I
LES 322
bewerkingen
doelenverwijzing
optellen: gemengde reeks
lesdoelen
1
2
3
4
Twee of meer natuurlijke getallen
optellen volgens een
standaardprocedure (som  100)
Flexibel en inzichtelijk een doelmatige
oplossingsmethode toepassen volgens
de eigenschappen van de bewerkingen
en de structuur van de getallen, bv.
getallen splitsen, aanvullen of
groeperen, aanvullen tot een zuiver
tiental, de verdubbelregel gebruiken,
commutativiteit of associativiteit
toepassen
Geleerde begrippen, inzichten en
procedures gebruiken om enkelvoudige
vraagstukken met natuurlijke getallen
op te lossen
Kennis hebben van zichzelf en van de
eigen aanpak
8 van 11
eindterm
GO
1.13
1.1.31
1.11
1.13
1.14
1.1.27
1.1.30
4.2
leren
leren 3
1.4.02
leren
leren 6
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 323
bewerkingen
doelenverwijzing
aftrekken: gemengde reeks
lesdoelen
1
2
3
4
Twee of meer natuurlijke getallen
 100 volgens de standaardprocedure
van elkaar aftrekken en inzien dat de
aftrekking niet commutatief is
Flexibel en inzichtelijk een doelmatige
oplossingsmethode toepassen volgens
de eigenschappen van de bewerkingen
en de structuur van de getallen, bv.
getallen splitsen of aanvullen,
aftrekken tot een zuiver tiental
Geleerde begrippen, inzichten en
procedures gebruiken om enkelvoudige
vraagstukken met natuurlijke getallen
op te lossen
Doelmatige oplossingmethodes kritisch
vergelijken met de standaardprocedure
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.11
1.14
1.1.27
1.1.30
4.2
leren
leren 3
1.4.02
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
9 van 11
N I A
I
LES 324
meten en
het kwartier
metend rekenen
doelenverwijzing
lesdoelen
1
2
3
4
Op de wijzerklok het uur, het halfuur
en het kwartier aflezen en aanduiden
Tijdsaanduidingen lezen, noteren,
correct interpreteren en instellen
In functie van de te meten tijdsduur en
van de beoogde nauwkeurigheid, de
geschikte maateenheid en het gepaste
meetinstrument kiezen en correct
gebruiken
De tijdsduur schatten en de schatting
vergelijken met het meetresultaat
Het woord nemen in een
klassengesprek en spontaan iets
vertellen
8 van 8
eindterm
GO
2.1
2.2
1.2.20
1.2.21
2.3
1.2.19
1.2.21
2.12
1.2.19
1.2.21
SV 1
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 325
getallenkennis
doelenverwijzing
bewerkingen gecombineerd
met het 100-veld
lesdoelen
1
2
3
4
Twee of meer natuurlijke getallen (met
som  100) optellen of van elkaar
aftrekken
De correcte resultaten bij de maal- en
deeltafels tot 10 onmiddellijk
reproduceren
Weten dat optellen/aftrekken en
delen/vermenigvuldigen omgekeerde
bewerkingen zijn en dat inzicht
toepassen als controlemiddel
Kritisch zijn en een eigen mening
formuleren
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.10
1.1.23
1.1.25
1.1.30
1.1.26
1.1.31
1.11
SV 1
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3 van 4
N I A
I
LES 326
bewerkingen
doelenverwijzing
herhaling: alle tafels
lesdoelen
1
2
3
4
In reële, betekenisvolle situaties
vermenigvuldigingen en delingen met
deeltal, vermenigvuldigtal, product en
quotiënt  100 en vermenigvuldiger en
deler  10 ‘uit het hoofd’ uitvoeren
Bij het uitvoeren van deze
vermenigvuldigingen en delingen een
doelmatige oplossingswijze kiezen op
basis van inzicht in de structuur van de
getallen en in de eigenschappen van de
bewerkingen
De correcte resultaten bij de maal- en
deeltafels tot 10 onmiddellijk
reproduceren
Tafels op een zinvolle manier
memoriseren
7 van 8
eindterm
GO
1.10
1.13
1.14
1.1.14
1.1.15
1.1.16
1.1.25
1.10
1.13
1.14
1.1.23
1.1.26
1.1.27
1.10
2.1.36
leren
leren 1
1.1.33
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 327
getallenkennis
doelenverwijzing
herhaling: patronen
lesdoelen
1
2
3
4
Patronen van 4 elementen in een rij, in
de realiteit of getekend, herkennen en
voortzetten
Een mondeling geformuleerde
samenstelling van een patroon met 4
elementen realiseren
Een zelf ontworpen en gerealiseerd
patroon met 4 elementen verwoorden
en daarbij begrippen als ‘eerste,
tweede, middelste, voorlaatste, op één
na laatste, de eerste drie, de laatste
twee …’ hanteren
Een patroon van vormen of getallen
voortzetten waarbij in één vlak
verschillende patronen voorkomen
(tegelpatroon – mozaïek)
Reflecteren op de eigen oplossingsweg
1 van 1
eindterm
GO
1.29
1.1.17
1.29
1.1.17
OD 3.4
1.29
1.1.17
1.3.08
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 328
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: optellen en
aftrekken
lesdoelen
1
2
3
4
Volgens de standaardprocedures alle
aftrekkingen tot 100 met twee of meer
termen oplossen
Volgens de standaardprocedures alle
optellingen tot 100 met twee of meer
termen oplossen
Flexibel en inzichtelijk een doelmatige
oplossingsmethode toepassen op basis
van de eigenschappen van de
bewerkingen en de structuur van de
getallen
Verwoorden wat nog als moeilijk
ervaren wordt
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.11
1.13
1.14
1.1.16
1.1.27
1.1.29
1.1.30
leren
leren 5
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
10 van 11
N I A
I
LES 329
meetkunde
doelenverwijzing
herhaling: ruimtelijke oriëntatie
lesdoelen
1
2
3
4
De relatie leggen tussen
driedimensionale situaties en hun
voorstellingen om zich te oriënteren in
de ruimte
Een driedimensionale
blokkenconstructie nabouwen met een
driedimensionale afbeelding als model
In een concrete ruimte de kortste weg
tussen twee plaatsen vinden en die
beschrijven
Met concrete voorbeelden uit de eigen
leefwereld de rol en het praktisch nut
van wiskunde in de maatschappij
verwoorden
eindterm
GO
3.7
1.3.02
1.3.04
3.7
1.3.04
3.1
1.3.02
1.3.03
4.03
1.1.35
1.5.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1 van 1
N I A
I
LES 330
bewerkingen
doelenverwijzing
gemengde reeks: optellen en
aftrekken
lesdoelen
1
2
3
4
Alle aftrekkingen tot 100 met twee of
meer termen volgens de
standaardprocedures oplossen
Alle optellingen tot 100 met twee of
meer termen volgens de
standaardprocedures oplossen
Flexibel en inzichtelijk een doelmatige
oplossingsmethode toepassen op basis
van de eigenschappen van de
bewerkingen en de structuur van de
getallen
Het nut van controleren verwoorden
eindterm
GO
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
1.11
1.13
1.14
1.1.26
1.1.27
1.1.30
leren
leren 5
1.1.31
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
11 van 11
N I A
I
LES 331
getallenkennis
doelenverwijzing
het 100-veld gecombineerd
met +, , x en :
lesdoelen
1
Getallen op het 100-veld plaatsen
2
Alle vormen van optellingen en
aftrekkingen tot 100 met en zonder
brug uit het hoofd uitvoeren
Een natuurlijk getal < 10
vermenigvuldigen met een natuurlijk
getal < 10 en een getal uit de
sprongenrij van x delen door x waarbij
0 < x < 10
Verwoorden welke oplossingswijze en
welke deelstappen gevolgd werden om
tot een oplossing te komen
3
4
eindterm
GO
1.8
1.1.17
1.13
1.1.30
1.10
1.13
1.1.15
1.1.16
1.1.25
leren
leren 5
1.4.03
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
4 van 4
N I A
I
LES 332
bewerkingen
doelenverwijzing
alle tafels
lesdoelen
1
2
3
4
Een natuurlijk getal < 10
vermenigvuldigen met een natuurlijk
getal < 10
Een getal uit de sprongenrij van x
delen door x waarbij 0 < x < 10
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen en het
verband zien tussen de verschillende
tafels
Verwoorden waarom het nodig is om
iets te herhalen en in te oefenen
8 van 8
eindterm
GO
1.10
1.13
1.1.25
1.1.30
1.10
1.1.25
1.10
1.11
1.1.26
1.1.27
leren
leren 1
1.1.33
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
N I A
I
LES 333-338
doelenverwijzing
getallenkennis
evaluatie sprong 13
lesdoelen
1
2
3
4
meten en metend
rekenen
5
6
bewerkingen
7
8
9
10
11
12
meetkunde
13
14
15
Een natuurlijk getal interpreteren, schrijven en
gebruiken als aanduiding van een hoeveelheid,
een rangorde en in een bewerking en daarbij de
symbolen E en T gebruiken
Een patroon van vormen voorzetten waarbij in
één vlak verschillende patronen voorkomen
(tegelpatroon - mozaïek)
De begrippen ‘halveren, verdubbelen, de helft,
het dubbel, een vierde, een kwart' toepassen op
hoeveelheden en getallen tot 100
Een kruistabel samenstellen en de kwantitatieve
gegevens aflezen
Weten dat resultaten van een gewichtsmeting
uitgedrukt kunnen worden in kilogram en gram
Daarbij de symbolen kg en g gebruiken en
voorwerpen rangschikken van licht naar zwaar
De tijd aflezen op een analoge klok tot op een
kwartier nauwkeurig
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
Een natuurlijk getal  10 vermenigvuldigen met
een natuurlijk getal  10
Een getal uit de sprongenrij van x delen door x
waarbij 0 < x  10
Twee of meer natuurlijke getallen (som  100)
optellen volgens de standaardprocedure of
volgens een doelmatige oplossingsmethode naar
eigen inzicht
Twee of meer natuurlijke getallen  100 van
elkaar aftrekken volgens de standaardprocedure
of volgens een doelmatige oplossingsmethode
naar eigen inzicht
Geleerde begrippen, inzichten en procedures
gebruiken om enkelvoudige vraagstukken over
optellen en aftrekken met natuurlijke getallen op
te lossen
De relatie leggen tussen driedimensionale
situaties en hun voorstellingen om zich te
oriënteren in de ruimte
Constructies nabouwen aan de hand van een
afbeelding en het aantal gebruikte blokken per
bouwsel noteren
De kortste weg vinden tussen 2 plaatsen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.2
1.3
1.1.05
1.1.10
OD 3.4
1.1.17
1.3.08
1.3
1.1.15
1.1.16
1.1.18
1.1.23
1.1.08
1.8
2.1
2.2
1.2.15
2.1
2.2
1.10
1.11
1.10
1.13
1.10
1.2.21
1.13
1.1.30
1.13
1.1.30
4.2
1.4.02
3.7
3.7
1.3.02
1.3.03
1.3.07
1.3.04
3.1
1.3.02
1.1.26
1.1.23
1.1.25
2.1.36
summatieve toets
doelenverwijzing
getallenkennis
einde tweede trimester
lesdoelen
Natuurlijke getallen tot 100 schrijven
1.5
1.1.11
2
De begrippen ‘halveren, de helft, het dubbel,
verdubbelen, een vierde’ correct hanteren
Een enkelvoudig patroon in een gegeven reeks
getallen herkennen en verder zetten
Kommagetallen met hoogstens 2 decimalen
lezen om geldwaarden in euro te begrijpen bv.
3,25 euro lezen als 3 euro en 25 cent
1.4
1.1.04
1.1.23
1.1.17
4
5
meten en metend
rekenen
Getekende patronen van 4 elementen herkennen
en verder zetten
6 Kwantitatieve gegevens van een enkelvoudige
tabel aflezen en er eenvoudige berekeningen
mee uitvoeren
7 Gebruikmaken van de termen ‘eenheid, staafje,
tiental’ en door inzicht het plaatswaardesysteem
van ons talstelsel kennen
8 Inzien dat bij een deling een hoeveelheid in
gelijke delen wordt verdeeld
9 Optellingen van de vormen TE + E, E + TE, TE +
TE en aftrekkingen van de vormen TE – E, TE –
TE, T – E uitvoeren volgens de
standaardprocedure en invullen
10 Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
het resultaat correct invullen
11 De deeltafels van 6, 8 en 9 uitvoeren en invullen
12 Vermenigvuldigingen verbinden aan de
corresponderende delingen
13 De maanden van het jaar en de begrippen
‘vandaag, morgen, gisteren’ gebruiken en
verwoorden
14 De tijd aflezen op een wijzerklok: het uur, het
halfuur en het kwartier
15 Gepaste munten en biljetten gebruiken om te
betalen, te wisselen en terug te geven
16 Positieve temperaturen aflezen op een
thermometer
meetkunde
GO
1
3
bewerkingen
eindterm
17 Weten dat het resultaat van
een inhoudsmeting uitgedrukt kan worden in
liter of daarvan afgeleide maateenheden
een lengtemeting uitgedrukt kan worden in
meter of daarvan afgeleide maateenheden
een gewichtsmeting uitgedrukt kan worden
in kilogram of daarvan afgeleide
maateenheden
18 Constructies nabouwen aan de hand van een
afbeelding en het aantal gebruikte blokken per
bouwsel noteren
19 Hoeken herkennen, onderscheiden van andere
figuren en benoemen
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
1.12
2.2
2.11
1.1.34
1.2.16
1.2.26
1.12
1.3.08
1.8
1.18
1.1.30
1.1.33
1.5
1.9
1.1.09
1.1.10
1.10
1.11
1.13
1.1.23
1.10
1.1.23
1.1.25
2.1.36
1.10
1.13
1.11
1.1.30
1.1.26
2.1
1.2.20
2.2
2.12
2.2
2.11
1.2.21
2.1
2.2
2.5
2.1
2.2
1.2.24
1.2.25
3.7
1.3.04
1.3.07
3.1
OD 2.2
2.3.17
1.2.16
1.2.26
1.2.10
2.2.10
summatieve toets
doelenverwijzing
getallenkennis
lesdoelen
1
2
3
4
bewerkingen
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
meten en metend
rekenen
einde schooljaar
Orde, regelmaat, verbanden, patronen en
structuren tussen en met getallen opsporen,
onderzoeken en ontdekken
Getallen op het honderdveld plaatsen
Een patroon van vormen voortzetten waarbij in
één vlak verschillende patronen voorkomen
(tegelpatroon - mozaïek)
Een kruistabel opstellen en de kwantitatieve
gegevens aflezen
Allerlei vormen van optellingen en aftrekkingen
tot 100 paraat uitvoeren en invullen
Bij optellingen tot 100 de verdubbelregel, het
compenseren en het schakelen toepassen om
gemakkelijker tot een oplossing te komen
Inzien dat aftrekkingen niet commutatief of
associatief zijn
Twee of meer natuurlijke getallen met som 
100 optellen volgens de standaardprocedure of
een andere doelmatige oplossingsmethode,
naar eigen inzicht
Twee of meer natuurlijke getallen  100 van
elkaar aftrekken volgens de
standaardprocedure of een andere doelmatige
oplossingsmethode, naar eigen inzicht
Geleerde begrippen, inzichten en procedures
gebruiken om enkelvoudige vraagstukken over
optellen en aftrekken met natuurlijke getallen
op te lossen
Vermenigvuldigingen verbinden met de
corresponderende delingen
Een natuurlijk getal  10 vermenigvuldigen
met een natuurlijk getal  10
Ontbrekende symbolen (vergelijkingssymbool,
maal- en deelteken) in een vergelijking
invullen
Bij het uitvoeren van vermenigvuldigingen en
delingen een doelmatige oplossingswijze
kiezen op basis van inzicht in de structuur van
de getallen en de eigenschappen van de
bewerkingen
Vermenigvuldigingen en delingen correct
uitvoeren en invullen
15 Eenvoudige schriftelijke problemen in verband
met vermenigvuldigen correct uitvoeren en
invullen
16 Tijdsaanduidingen tot op een kwartier
nauwkeurig aflezen van en zelf aanduiden op
getekende klokken
17 Vraagstukken over één grootheid, lengte,
oplossen
18 Grootte, lengte en gewicht bepalen aan de
hand van referentiematen
19 Voorwerpen rangschikken van licht naar zwaar
20 Levende wezens en/of mechanische
voorwerpen rangschikken op basis van hun
normaal ontwikkelde snelheid
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
eindterm
GO
1.12
1.1.12
1.1.17
1.8
OD 3.4
1.1.08
1.1.09
1.3.08
1.8
1.1.08
1.13
1.1.30
1.1.33
1.1.23
1.1.30
1.11
1.13
1.14
1.13
1.1.30
1.1.33
1.13
1.1.30
1.1.33
4.2
1.4.02
1.10
1.11
1.10
1.13
1.6
1.1.26
1.13
1.14
1.1.33
1.10
1.14
1.1.23
1.1.24
1.1.27
1.1.33
4.2
1.1.23
1.1.25
1.1.24
2.2
2.12
1.2.21
1.29
1.4.03
2.8
2.1
1.2.02
1.2.04
1.2.13
OD 2.3
1.2.26
meetkunde
21 Rechthoeken en vierkanten herkennen en
intuïtief benoemen
22 Snijdende en evenwijdige rechten herkennen
en benoemen
23 Constructies nabouwen aan de hand van een
afbeelding en het aantal gebruikte blokken per
bouwsel noteren
Rekensprong Plus 2 – doelen GO
3.4
3.4
3.1
2.3.23
2.3.24
2.3.06
1.3.07
2.3.04
Download