REKENSPRONG Plus 2: DOELEN Dit document is exclusief voorbehouden aan gebruikers van Rekensprong Plus en maakt ontegensprekelijk deel uit van de handleiding van Rekensprong Plus 2. K1 bewerkingen doelenverwijzing splitsen, optellen en aftrekken lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties rekenhandelingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij de rekenhandelingen benoemen, hanteren en noteren Rekentaal in verband met optellingen en aftrekkingen kennen en vlot hanteren Rekenopdrachten paraat uitvoeren en invullen eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.3 1.9 1.1.23 1.13 1.1.23 Rekensprong Plus 2 – doelen GO I N I A K2 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafels aanbrengen lesdoelen 5 6 7 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel De vermenigvuldigingen verwoorden met de begrippen ‘keer, maal, vermenigvuldigen, product’ N eindterm GO 1.9 1.13 1.1.23 1.1.25 1.10 1.1.23 1.1.25 1.9 1.1.23 1.1.25 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A K3 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafels inoefenen lesdoelen I eindterm GO In reële, betekenisvolle situaties de maaltafel uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafel het resultaat onmiddellijk correct invullen 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.10 1.13 Tellen met sprongen van ... 1.10 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.25 1.1.03 1.1.23 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A K4 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafels aanbrengen lesdoelen In reële, betekenisvolle situaties delingen uitvoeren met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat er bij een deling nagegaan wordt hoeveel keer een getal in een hoeveelheid gaat Delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door, quotiënt’ en daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren N eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.10 1.13 1.1.23 1.1.26 1.9 1.1.23 1.1.24 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A K5 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafels inoefenen lesdoelen In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Het resultaat bij de deeltafel onmiddellijk correct invullen I eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.26 1.10 1.1.23 1.1.26 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A K6 bewerkingen doelenverwijzing tafels inoefenen lesdoelen 1 2 3 I eindterm GO Een natuurlijk getal ≤ 10 vermenigvuldigen met x Een getal uit de sprongenrij van x delen door x, waarbij x gelijk is aan … 1.10 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen 1.11 1.1.23 1.1.25 1.1.23 1.1.24 1.1.26 1.1.26 1.10 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A K7 bewerkingen doelenverwijzing automatiseren: optellen en aftrekken tot 20 lesdoelen 1 2 3 Natuurlijke getallen tot 20 optellen en aftrekken De resultaten bij optellingen en aftrekkingen tot 20 paraat kennen Zonder en met tijdsdruk optellingen en aftrekkingen tot 20 correct oplossen en invullen eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.13 1.13 Rekensprong Plus 2 – doelen GO A N I A LES 1 getallenkennis doelenverwijzing hoeveelheden tot 10 lesdoelen 1 2 3 4 5 6 1 van 3 eindterm GO Gegeven hoeveelheden tot 10 ongestructureerd en gestructureerd realiseren Gegeven hoeveelheden tot 10 benoemen 1.8 1.1.02 1.1.08 1.1 Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als een hoeveelheid Begrippen als ‘veel, weinig, meer, minder, evenveel’ hanteren bij het gebruik van getallen als hoeveelheid Hoeveelheden tot 5 herkennen zonder te tellen Respect en waardering opbrengen in de omgang met elkaar 1.2 1.1.02 1.1.05 1.1.05 Rekensprong Plus 2 – doelen GO OD 1.1 1.1.05 1.1.07 1.8 1.1.02 SV 1.2 N I A I LES 2 getallenkennis doelenverwijzing grafieken: stapels, kolommen en rijen lesdoelen 1 2 3 eindterm GO 1.8 1.1.07 1.8 1.9 1.1.08 leren leren 4 1.5.03 Stapels, kolommen en rijen blokjes met elkaar vergelijken en bespreken op concreet en schematisch niveau Deze kolommen en rijen schematisch voorstellen door: een symbool in elk corresponderend vak te tekenen slechts één symbool aan de kolom of rij te koppelen (legende) Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld de rol en het praktisch nut van kolom- en rijvoorstellingen aantonen Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 6 N I A N LES 3 getallenkennis/ bewerkingen doelenverwijzing het dubbel en de helft/eerlijk verdelen lesdoelen eindterm GO 1.3 1.4 1.1.04 1.1.18 1.1.19 1.1.21 1.3 1.1.18 1.3 1.4 1.1.21 Het dubbel en de helft van hoeveelheden tot 10 onderscheiden en daarbij begrippen hanteren als ‘halveren, verdubbelen, even (paar), oneven (onpaar), de helft, het dubbel en gelijk/eerlijk verdelen’ Hoeveelheden van 2 tot 10 verdelen in 2 gelijke groepen, met en zonder rest In concrete situaties verdelingen maken van: een continue grootheid (een appel in 4 verdelen) een aantal continue grootheden (3 koeken voor 2 kinderen) een hoeveelheid waarbij de verdeling een rest geeft (8 snoepjes voor 3 kinderen) Verwoorden dat eerlijk delen en verdelen een vorm van rechtvaardigheid en fairplay is Rekensprong Plus 2 – doelen GO SV 3 1 van 10 N I A I LES 4 getallenkennis doelenverwijzing het 10-veld lesdoelen Vertrekkend vanuit de gekende kwadraatbeelden tot 10, inzicht verwerven in de lineaire getalbeelden door: a) elementen (bv. MAB-blokjes) te verschuiven b) getekende kwadraatbeelden te verknippen Het getalbeeld 10 ook herkennen als een lange smalle strook Lineaire getalbeelden tot 10 mentaal als één geheel voorstellen, zonder te tellen Verwoorden wat de functie van het nieuwe getalbeeld is Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 3 eindterm GO 1.8 1.1.02 1.8 1.1.02 1.1.08 1.1.08 1.8 leren leren 3 1.5.03 N I A N LES 5 getallenkennis doelenverwijzing getallen tot 10 lesdoelen 3 van 3 eindterm GO 1.9 1.1.05 1.2 1.1.05 1.2 1.5 leren leren 6 1.1.05 1.1.13 1.4.03 Weten dat een rangschikking, tenzij anders afgesproken, verloopt van links naar rechts en van boven naar onder en die afspraak toepassen Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding voor een rangorde Rangorde aangeven, ook op een getallenas Verwoorden waarom een oefening als makkelijk of moeilijk ervaren werd Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 6 bewerkingen doelenverwijzing splitsen tot 10 lesdoelen 1 3 In reële, betekenisvolle situaties splitsingen tot 10 uitvoeren en verwoorden, zowel met concrete materialen als met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Bij splitsingen de symbolen = en + en de notatiewijzen / \ en T juist benoemen, hanteren en noteren Splitsingen paraat uitvoeren en invullen 4 Behulpzaam zijn en hulp durven vragen 2 1 van 4 eindterm GO 1.10 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.1.07 1.1.24 1.10 1.13 SV 1.3, 1.4 1.1.23 1.1.30 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 7 LES 8 meetkunde doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 1 en 2 van 5 punten, lijnen, lijnstukken eindterm GO 3.1 3.2 1.3.12 Begrippen als ‘punt, lijnstuk, rechte lijn, gebogen lijn, gebroken lijn, rechte’ herkennen, benoemen en correct gebruiken in reële en voorgestelde situaties Punten, rechten, gebroken en gebogen lijnen en lijnstukken tekenen en noteren Bij tekenopdrachten efficiënte werkwijzen en geschikte hulpmiddelen kiezen en gebruiken Spontaan materiaal uitlenen en anderen helpen Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3.1 3.2 4.2 1.29 SV 1.3 N I A I LES 9 bewerkingen doelenverwijzing optellen tot 10 lesdoelen 1 2 3 4 5 2 van 4 eindterm GO 1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 1.9 1.1.24 leren leren 4 1.4.03 In reële, betekenisvolle situaties optellingen tot 10 uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De symbolen + en = benoemen, hanteren en noteren Optellingen tot 10, rechtdoor en als stipoefening, paraat uitvoeren en invullen Rekentaal i.v.m. optellen kennen en vlot hanteren: erbij, samen, bijdoen, optellen, plus, som … Een fout in het oplossingsproces herstellen Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.23 1.1.30 1.1.23 N I A I LES 10 bewerkingen doelenverwijzing aanvullen tot 10 lesdoelen 1 In concrete situaties optellingen uitvoeren met aantallen en hoeveelheden 2 Optellingen verwoorden door gebruik te maken van de juiste begrippen: bijdoen, erbij, samen, plus, som … Aanvullen tot een zuiver tiental 3 4 3 van 4 eindterm GO 1.2 1.10 1.13 1.9 1.1.23 1.1.30 1.13 1.1.23 1.1.30 1.5.03 Reflecteren op het nut van de oefeningen in functie van de brug over 10 Rekensprong Plus 2 – doelen GO leren leren 6 1.1.23 N I A I LES 11 getallenkennis doelenverwijzing patronen lesdoelen 1 2 3 4 1 van 4 eindterm GO 1.29 4.2 1.1.17 1.3.08 1.29 4.2 1.1.17 1.3.08 4.1 4.2 SV 3 1.3.08 Een patroon van vormen voortzetten waarbij in een rij twee verschillende vormen voorkomen Een patroon van vormen voortzetten waarbij in een rij eenzelfde vorm in verschillende standen voorkomt Zelf een patroon bedenken met 2 verschillende vormen Met inzet meespelen in een ploegenspel Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 12 bewerkingen doelenverwijzing optellen tot 10 met 2 en 3 termen lesdoelen 1 2 3 4 4 van 4 eindterm GO 1.9 1.10 1.14 1.1.23 1.1.27 1.1.29 1.6 1.9 1.10 1.1.11 1.1.24 1.1.23 1.1.30 1.4.03 In concrete situaties optellingen (met 2 en 3 termen) uitvoeren en verwoorden met de juiste begrippen, de ontbrekende term vinden in optellingen (met 2 en 3 termen) waarbij de som < 10 is en de commutativiteit toepassen De juiste symbolen bij optellingen hanteren en noteren Optellingen paraat uitvoeren en invullen Verwoorden waarom een oefening als moeilijk of makkelijk ervaren wordt Rekensprong Plus 2 – doelen GO leren leren 6 N I A I LES 13 meten en metend rekenen doelenverwijzing de euro lesdoelen 1 2 3 4 1 van 6 eindterm GO OD 2.1 2.3 1.2.16 1.2.17 2.3 2.8 2.2 2.11 1.2.16 1.2.17 1.2.16 1.2.17 leren leren 3 1.4.02 Ervaren en beseffen dat geld een ruilmiddel is en daarbij de begrippen ‘duurder, goedkoper, kosten, betalen, kopen, verkopen’ juist gebruiken De benaderende prijs van voorwerpen binnen de eigen interessesfeer kennen Weten dat een bedrag uitgedrukt kan worden in euro en daarbij de termen ‘euro, geld, prijs’ gebruiken Het geleerde terugkoppelen naar de eigen leefwereld Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 14 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken tot 10 lesdoelen 1 2 3 4 5 1 van 3 eindterm GO In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen tot 10 uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Het min-teken benoemen, hanteren en noteren 1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.1.24 Aftrekkingen, rechtdoor en als stipoefening, paraat uitvoeren en invullen Rekentaal i.v.m. aftrekken kennen en vlot hanteren: wegdoen, wegnemen, aftrekken, verschil, minder dan, verminderen, min … De omgekeerde bewerking als controlemiddel hanteren 1.10 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.1.23 1.9 1.11 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 N I A I LES 15 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken van 10 lesdoelen 1 2 3 4 5 2 van 3 eindterm GO In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van 10 uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Het min-teken benoemen, hanteren en noteren Aftrekkingen van 10, rechtdoor en als stipoefening, paraat uitvoeren en invullen 1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 1.1.24 Rekentaal i.v.m. aftrekken vlot kennen en hanteren: wegdoen, wegnemen, aftrekken, verschil, minder dan, verminderen, min … Reflecteren op het nut van deze oefeningen voor de brug over 10 1.9 Rekensprong Plus 2 – doelen GO leren leren 5 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.1.23 1.4.03 N I A I LES 16 LES 17 meten en metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 1 en 2 van 14 lengte: vergelijken Door kijken en manipuleren twee objecten vergelijken en classificeren, steunend op één kwalitatieve of één kwantificeerbare eigenschap Daarbij de begrippen ‘lang, langer, even lang, kort, korter, even kort, hoog, laag, groot, klein’ gebruiken en beseffen dat het relatieve begrippen zijn Door kijken en manipuleren meer dan twee objecten in twee groepen classificeren, steunend op één kwalitatieve eigenschap Meer dan twee objecten classificeren steunend op een combinatie van twee kwalitatieve eigenschappen Voorbeelden benoemen vanuit de eigen leefwereld Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO OD 2.1 OD 2.2 1.2.02 OD 2.2 1.2.02 OD 2.2 1.2.02 leren leren 4 1.5.01 1.5.03 N I A I LES 18 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken tot 10 met 2 en 3 termen lesdoelen 1 2 3 4 3 van 3 eindterm GO In concrete situaties aftrekkingen (met 2 en 3 termen) uitvoeren en verwoorden, de ontbrekende term vinden in aftrekkingen (met 2 en 3 termen) waarbij de som < 10 is en inzien dat de commutativiteit niet van toepassing is bij aftrekkingen De juiste symbolen bij aftrekkingen benoemen, hanteren en noteren Aftrekkingen paraat uitvoeren en invullen 1.9 1.13 1.1.23 1.1.27 1.6 1.9 1.10 1.13 1.1.24 Zelf gelijkaardige oefeningen bedenken om te reflecteren op wat in de les aan bod is geweest leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.4.03 N I A I LES 19 getallenkennis/ bewerkingen doelenverwijzing de helft en het dubbel lesdoelen 1 2 3 4 2 van 10 eindterm GO 1.3 1.4 1.9 1.1.18 1.1.19 1.1.23 1.3 1.4 1.9 1.1.25 1.4 1.9 1.1.18 1.1.19 Intuïtieve rekentaal hanteren i.v.m.: de helft als resultaat van een verdeling in 2 gelijke delen het dubbel als resultaat van een herhaalde optelling van 2 gelijke delen De betekenis van de begrippen en de termen ‘verdubbelen’ en ‘het dubbel nemen’ kennen (nl. vermenigvuldigen met 2) en correct gebruiken De betekenis van de begrippen en de termen ‘halveren’ en ‘de helft nemen’ kennen (nl. delen door 2) en correct gebruiken Samen een opdracht uitvoeren en voldoende openstaan om van anderen te leren Rekensprong Plus 2 – doelen GO SV 3 N I A I LES 20 bewerkingen doelenverwijzing optellen en aftrekken: E + E en E − E (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.10 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.30 De correcte resultaten bij de elementaire optellingen tot 10 paraat kennen De correcte resultaten bij de elementaire aftrekkingen tot 10 paraat kennen Zonder en met tijdsdruk optellingen en aftrekkingen tot en met 10 correct oplossen en invullen Voldoende zelfstandigheid, concentratie en doorzettingsvermogen tonen Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.10 1.10 leren leren 6 1.4.03 1 van 8 N I A A LES 21-26 evaluatie sprong 1 doelenverwijzing getallenkennis lesdoelen 1 2 Begrippen als ‘meer’ en ‘minder’ hanteren bij het gebruik van getallen als hoeveelheid De helft van hoeveelheden tot 10 tekenen 3 Het dubbel van hoeveelheden tot 10 tekenen 4 Getallen op een getallenas plaatsen 5 Een patroon van vormen voortzetten waarbij in één rij twee verschillende vormen voorkomen Zelf een patroon bedenken met twee verschillende vormen Weten dat een bedrag uitgedrukt kan worden in euro en daarbij de termen ‘euro, geld, prijs’ gebruiken De begrippen ‘lang, kort, hoog, laag’ kennen en gebruiken 6 meten en metend rekenen 7 8 bewerkingen meetkunde 9 Splitsingen paraat invullen 10 Optellingen tot 10 paraat invullen Aanvullen tot een zuiver tiental 11 Aftrekkingen tot 10 paraat invullen Aftrekkingen van 10 paraat invullen 12 Optellingen met 3 termen uitvoeren Aftrekkingen met 3 termen uitvoeren 13 Begrippen als ‘punt, lijnstuk, rechte lijn, gebogen lijn, gebroken lijn’ herkennen en benoemen Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO OD 1.1 1.1.05 1.1.07 1.1.23 1.3 1.4 1.3 1.4 1.2 1.5 1.29 4.1 4.2 2.2 2.11 2.1 2.2 2.6 1.10 1.13 1.10 1.13 1.10 1.13 1.9 1.13 3.1 3.2 1.1.23 1.1.13 1.1.17 1.3.08 1.1.17 1.3.08 1.2.16 1.2.17 1.2.02 1.1.30 1.1.30 1.1.30 1.1.30 1.3.12 2.3.05 LES 27 getallenkennis doelenverwijzing tellen tot 20 lesdoelen 1 Rangorde tot 20 aangeven 2 Rangorde tot 20 aangeven op een getallenas Bepalen welke oefeningen als gemakkelijk en welke als moeilijk worden ervaren 3 1 van 3 eindterm GO 1.2 1.5 1.2 1.5 leren leren 6 1.1.05 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.13 1.4.03 N I A I LES 28 getallenkennis doelenverwijzing getallen tot 20 lesdoelen 1 Natuurlijke getallen tot 20 herstructureren 2 Hoeveelheden tot 20 herstructureren om handig te kunnen tellen Gebruikmaken van de termen en symbolen ‘eenheid’ (E) en ‘tiental’ (T) Goed luisteren naar gedicteerde getallen om ze juist te kunnen schrijven 3 4 2 van 3 eindterm GO 1.8 1.10 1.8 1.10 1.9 1.1.08 1.1.30 1.1.08 1.1.30 1.1.10 leren leren 4 1.1.11 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 29 meetkunde doelenverwijzing positiebepaling van de eigen persoon en van voorwerpen lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 3.1 3.7 1.3.01 3.7 1.3.02 1.3.03 1.3.02 1.3.03 De positie van voorwerpen ten opzichte van elkaar bepalen en verwoorden met termen als ‘op, naast, voor, na, achter, boven, onder, op elkaar, links van, rechts van, tegen, tegenover …’ Op basis van een plaatsbeschrijving iets of iemand vinden De eigen positie ten opzichte van referentiepunten in de klas verkennen, bepalen en correct verwoorden De les evalueren naar plezierbeleving en leerinhoud Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3.1 3.7 leren leren 6 1 van 8 N I A I LES 30 getallenkennis doelenverwijzing het 20-veld lesdoelen 1 2 3 3 van 3 eindterm GO 1.1 1.3 1.10 1.1.08 leren leren 6 1.4.03 Hoeveelheden handig tellen door structuur (namelijk het 20-veld) aan te brengen Natuurlijke getallen tot 20 herstructureren volgens het 20-veld Verwoorden welke werkwijze als gemakkelijk ervaren wordt en in de toekomst gebruikt kan worden Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.08 N I A I LES 31 bewerkingen doelenverwijzing T + T/T + E/E + T (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.13 1.1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 1.13 1.1.23 1.1.30 1.4.03 De getallen tussen 10 en 20 splitsen in T en E Optellingen tot 20 waarvan één term 10 is, uitvoeren en verwoorden op schematisch en abstract niveau Optellingen van de vorm T + T, E + T en T + E paraat uitvoeren en invullen Weten dat het belangrijk is uitkomsten te controleren en fouten te verbeteren Rekensprong Plus 2 – doelen GO leren leren 6 1 van 5 N I A I LES 32 meten en metend rekenen doelenverwijzing inhoud lesdoelen 1 2 3 4 Door kijken en manipuleren twee recipiënten vergelijken en classificeren, steunend op één kwantificeerbare eigenschap, en daarbij de begrippen ‘vol, leeg, meer gevuld, minder gevuld, (voller, leger), even vol, even leeg’ gebruiken Door kijken en manipuleren meer dan twee recipiënten in twee groepen classificeren, steunend op één kwantificeerbare eigenschap Meerdere voorwerpen classificeren, steunend op een combinatie van twee kwantificeerbare eigenschappen, ze vergelijken en ze in toenemende of afnemende volgorde plaatsen, bv. van leeg naar vol Over de nodige attitudes beschikken om een probleem zelfstandig op te lossen 1 van 4 eindterm GO OD 2.1 OD 2.6 1.2.08 OD 2.1 OD 2.2 1.2.08 1.2.09 OD 2.2 OD 2.3 1.2.08 1.2.09 1.2.10 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I les 33 bewerkingen doelenverwijzing TE + E/E + TE (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.10 1.13 1.1.27 1.1.29 1.1.33 1.14 1.1.27 1.1.29 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.4.03 Met behulp van getalbeelden en zonder hulpmateriaal de analogie ontdekken en toepassen tussen optellingen < 10 en optellingen tussen 10 en 20 van de vorm TE + E Inzien dat omkeringen toepassen bij optellingen van de vorm E + TE de opgaven vergemakkelijkt Correct optellingen tot 20 maken van de vorm TE + E en E + TE Weten dat het belangrijk is om uitkomsten te controleren en fouten te verbeteren leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 5 N I A I LES 34 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 2 lesdoelen 1 van 4 eindterm GO 1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 1.9 1.1.25 1.6 1.9 SV 3 1.1.24 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen met de hoeveelheid 2 uitvoeren, met losse blokjes, op een 20-veld en ‘uit het hoofd’ Die gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 2 en deze vermenigvuldigingen verwoorden met de termen ‘keer’ en ‘maal’ Het x-symbool benoemen, hanteren en noteren Productief samenwerken met een partner Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 35 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 2 inoefenen lesdoelen eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.10 1.1.24 1.9 1.1.25 leren leren 5 1.4.03 In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 2 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 20-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafel van 2 het resultaat onmiddellijk correct invullen en tellen met sprongen van 2 Inzien dat ‘een paar’, ‘verdubbelen’ en ‘het dubbel nemen’ hetzelfde betekenen als vermenigvuldigen met 2 Volharden in het werken aan een opgegeven taak Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 4 N I A I LES 36 meetkunde doelenverwijzing richting en beweging lesdoelen 2 van 8 eindterm GO 3.1 1.3.02 1.3.03 3.1 1.3.01 3.1 1.3.02 1.3.03 1.4.03 1.5.03 De richting van de eigen beweging en de beweging van voorwerpen, de richting en de zin van een beweging met en zonder referentiepunten bepalen De termen ‘omhoog, omlaag, vooruit, achteruit, naar links, naar rechts, naar mij toe, van mij weg, dichterbij komen, hierheen, in de richting van, langs, door, over, schuin …’ gebruiken De kortste weg tussen twee plaatsen beschrijven Reflecteren op situaties in de eigen omgeving waarvoor deze leerstof nuttig kan zijn (bv. de weg naar een winkel beschrijven) Rekensprong Plus 2 – doelen GO leren leren 6 N I A I LES 37 bewerkingen doelenverwijzing T – T, T – E lesdoelen In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Het min-symbool benoemen, hanteren en noteren Rekenopdrachten paraat uitvoeren en invullen Zelfstandig teruggrijpen naar concreet materiaal als de oplossing niet wordt gevonden 1 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 leren leren 5 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.30 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 38 bewerkingen doelenverwijzing TE − E (zonder brug) lesdoelen 2 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.24 1.1.30 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Het min-symbool benoemen, hanteren en noteren Rekenopdrachten paraat uitvoeren en invullen Zelfkennis inschatten Rekensprong Plus 2 – doelen GO leren leren 4 N I A I LES 39 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 2 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.9 1.10 1.1.18 1.1.23 1.1.26 1.1.23 1.1.26 In reële, betekenisvolle situaties delingen door 2 uitvoeren, met losse blokjes, op een 20-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat bij een deling door 2 nagegaan wordt hoeveel keer 2 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren Bij partnerwerk zeggen of tonen wat de andere moet doen en de opgelegde taak rustig uitvoeren Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.13 1.9 SV 3 1.1.23 1.1.24 1.1.26 3 van 4 N I A N LES 40 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 2 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.9 1.10 1.1.15 1.1.18 1.1.26 1.10 1.1.23 1.1.26 1.1.23 In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 2 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 20-veld en ‘uit het hoofd’ Het resultaat bij de deeltafel van 2 onmiddellijk correct invullen Inzien dat ‘de helft nemen van’ en ‘halveren’ hetzelfde betekenen als delen door 2 Volharden in het werken aan een opgegeven taak Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.9 leren leren 5 1.4.02 4 van 4 N I A I LES 41 bewerkingen doelenverwijzing TE − TE tot 20 lesdoelen 1 2 3 4 3 van 8 eindterm GO In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij aftrekkingen benoemen, hanteren en noteren Aftrekkingen van de vorm TE − TE tot 20 zonder brug paraat uitvoeren en invullen 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 Het eigen werk controleren en fouten op een afgesproken manier verbeteren leren leren 4 1.1.23 1.1.24 1.1.10 1.1.23 1.1.30 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 42 bewerkingen doelenverwijzing 20 − TE lesdoelen 1 2 3 4 4 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 leren leren 6 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.30 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij aftrekkingen benoemen, hanteren en noteren Aftrekkingen van de vorm T − TE tot 20 zonder brug paraat uitvoeren en invullen Verwoorden waarom een oefening al dan niet als leuk wordt ervaren Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 43 meten en inhoud: natuurlijke metend rekenen maateenheden doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 5 De grootte van recipiënten bepalen met behulp van natuurlijke maateenheden, bv. kopjes, lepels … Een inhoud samenstellen uit 2 of meer inhouden Recipiënten meten met een nietconventionele maateenheid Na het kiezen van een niet-conventionele maateenheid het maatgetal schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat Eenvoudige problemen systematisch en inzichtelijk oplossen 2 van 4 eindterm GO OD 2.6 2.1 2.8 OD 2.6 2.1 OD 2.6 2.2 2.3 2.1 2.2 2.8 1.2.08 1.2.09 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.2.08 1.2.08 1.2.09 1.2.09 1.2.11 N I A I LES 44 bewerkingen doelenverwijzing E + E (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties optellingen tot 20 met brug uitvoeren volgens de standaardprocedure en ze verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij optellingen benoemen, hanteren en noteren Optellingen tot 20 met brug paraat uitvoeren en invullen De standaardprocedure correct verwoorden 3 van 5 eindterm GO 1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.27 1.1.30 1.4.03 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 45 bewerkingen doelenverwijzing E + E (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties optellingen tot 20 met brug uitvoeren volgens de standaardprocedure en ze verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij optellingen benoemen, hanteren en noteren Optellingen tot 20 met brug paraat uitvoeren en invullen De standaardprocedure correct verwoorden 4 van 5 eindterm GO 1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 leren leren 4 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.30 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 46 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: optellen tot 20 lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.4.03 In reële, betekenisvolle situaties optellingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij optellingen benoemen, hanteren en noteren Optellingen van de vorm E + E, TE + E, E + TE, T + T, T + E en E + T tot 20 paraat uitvoeren en invullen Elkaars en eigen werk kritisch bekijken en de juiste oplossingsstrategie bespreken Rekensprong Plus 2 – doelen GO leren leren 4 5 van 5 N I A I LES 47-52 evaluatie sprong 2 doelenverwijzing getallenkennis lesdoelen 1 2 3 meetkunde 4 bewerkingen 5 6 7 meten en metend rekenen 8 eindterm GO Rangorde tot 20 aangeven op een getallenas en op een getallenlijn Natuurlijke getallen en hoeveelheden tot 20 lezen, schrijven en herstructureren 1.5 1.1.13 1.5 1.8 1.1.11 Natuurlijke getallen ordenen en op het 20-veld plaatsen De positie van voorwerpen ten opzichte van elkaar bepalen en verwoorden met termen als ‘op, naast, voor, na, achter, boven, onder, op elkaar, links van, rechts van, tegen, tegenover ...’ Optellingen van de vormen T + T, T + E, E + T, TE + E, E + TE tot 20 zonder brug en E + E tot 20 met brug paraat uitvoeren en invullen Aftrekkingen van de vormen T – T,T – E, TE – E, TE – TE, T – TE tot 20 zonder brug paraat uitvoeren en invullen Bij de maaltafel en de deeltafel van 2 het resultaat correct invullen Twee of meer recipiënten vergelijken en classificeren steunend op één kwantificeerbare eigenschap en daarbij de begrippen ‘vol, leeg, meer gevuld, minder gevuld, voller, leger, even vol, even leeg’ gebruiken 1.5 1.1.05 1.1.17 1.3.01 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3.1 3.7 1.10 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.10 1.1.23 1.1.25 2.1 2.6 LES 53 getallenkennis doelenverwijzing delen door 1 - delen door zichzelf lesdoelen 1 Weten wanneer een natuurlijk getal een deler is van een ander natuurlijk getal 2 Weten dat elk natuurlijk getal 1 en zichzelf als deler heeft In zinvolle contexten alle delers vinden van natuurlijke getallen tot 20 Het eigen leer- en oplossingsproces achteraf evalueren 3 4 3 van 10 eindterm GO 1.3 1.9 1.10 1.3 1.9 1.4 1.10 leren leren 4 1.1.15 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.15 1.1.15 1.4.03 1.5.06 N I A N LES 54 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken tot 20 (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 5 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 leren leren 4 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.30 1.4.03 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij aftrekkingen benoemen, hanteren en noteren Aftrekkingen paraat uitvoeren en invullen De standaardprocedure correct verwoorden Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 55 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken tot 20 (met brug) lesdoelen 1 3 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij aftrekkingen benoemen, hanteren en noteren Aftrekkingen paraat uitvoeren en invullen 4 Eigen oplossingswijzen verwoorden 2 6 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 leren leren 4 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.30 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 56 meetkunde doelenverwijzing evenwijdige rechten en lijnstukken lesdoelen 1 2 3 4 In voorgestelde situaties begrippen als ‘punt, lijnstuk, gebogen lijn, gebroken lijn, rechte lijn, rechte’ herkennen, benoemen en correct gebruiken Evenwijdigheid ontdekken in de omgeving, in vlakke figuren en in ruimtefiguren Evenwijdige rechten en lijnstukken herkennen en benoemen Het probleem van evenwijdigheid en perspectief bespreken vanuit eigen zintuiglijke ervaringen en waarnemingen 1 van 5 eindterm GO 3.2 1.3.12 3.1 3.3 3.1 3.3 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 57 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken tot 20 (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.10 1.13 leren leren 4 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.30 1.4.03 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij aftrekkingen benoemen, hanteren en noteren Aftrekkingen paraat uitvoeren en invullen De standaardprocedure correct verwoorden Rekensprong Plus 2 – doelen GO 7 van 8 N I A I LES 58 bewerkingen doelenverwijzing optellen en aftrekken tot 20 lesdoelen 1 2 3 4 8 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.6 1.9 1.1.23 1.1.24 1.10 1.13 1.1.23 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 In reële, betekenisvolle situaties optellingen en aftrekkingen tot 20 uitvoeren en verwoorden, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij optellingen en aftrekkingen benoemen, hanteren en noteren Alle types van optellingen en aftrekkingen tot 20 paraat uitvoeren en invullen Zelfcontrole uitvoeren met extra aandacht voor het ‘eerlijk zijn’ Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 59 getallenkennis doelenverwijzing getallen tot 100 lezen en schrijven lesdoelen 1 Natuurlijke getallen tot 100 lezen 2 Natuurlijke getallen tot 100 schrijven 3 Gebruikmaken van de termen ‘tiental’ en ‘eenheid’ Zelf een vraag stellen over wat geleerd werd 4 1 van 10 eindterm GO 1.5 1.8 1.9 1.5 1.8 1.9 1.9 1.1.11 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.11 1.1.10 N I A N LES 60 getallenkennis doelenverwijzing getallen tot 100 lesdoelen 1 Natuurlijke getallen tot 100 lezen en schrijven 2 De rangorde tot 100 aangeven, mondeling en op een getallenas Natuurlijke getallen tot 100 herstructureren Het eigen werk kritisch nakijken en verbeteren 3 4 2 van 10 eindterm GO 1.5 1.8 1.9 1.2 1.5 1.12 1.1.11 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.13 1.1.08 N I A N LES 61 LES 62 meten en metend rekenen doelenverwijzing lengte: natuurlijke maateenheden lesdoelen 1 2 3 4 5 6 3 en 4 van 14 eindterm GO Door manipuleren en kijken meer dan 2 objecten vergelijken en ordenen volgens toenemende of afnemende lengte Zelf strategieën ontdekken om lengtes te vergelijken OD 2.3 1.2.02 OD 2.1 OD 2.6 1.2.02 1.2.03 Ervaren en verwoorden dat sommige handelingen niets veranderen aan de grootte van dingen en andere wel (conservatie) Een lengte samenstellen uit 2 of meer lengtes (bv. uit een potlood en een gum) Objecten meten met een nietconventionele maateenheid en ze na meting sorteren en rangschikken Bijdragen tot een geslaagd groepsproces OD 2.6 1.2.01 OD 2.2 1.2.02 1.2.03 1.2.02 1.2.03 OD 2.6 2.1 Rekensprong Plus 2 – doelen GO SV 3 N I A I LES 63 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld lesdoelen 1 Hoeveelheden handig tellen door er structuur in aan te brengen: het 100-veld 2 Natuurlijke getallen tot 100 herstructureren Gebruikmaken van de termen en de symbolen ‘eenheid’ (E) en ‘tiental’ (T) Een eigen mening verwoorden 3 4 3 van 10 eindterm GO 1.1 1.2 1.9 1.3 1.13 1.9 1.1.08 leren leren 4 1.4.03 1.5.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.08 1.1.10 N I A N LES 64 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld lesdoelen 1 Hoeveelheden handig tellen door er structuur in aan te brengen: het 100-veld 2 Natuurlijke getallen tot 100 herstructureren Getallen op het 100-veld plaatsen 3 4 4 van 10 eindterm GO 1.1 1.2 1.9 1.3 1.13 1.8 1.1.08 1.1.08 1.1.10 1.1.08 leren leren 5 1.4.03 1.5.05 Verschillende oplossingsmethoden onderling vergelijken en de meest geschikte kiezen Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 65 meetkunde doelenverwijzing snijdend en loodrecht lesdoelen 1 2 3 4 eindterm Het begrip ‘evenwijdigheid’ in voorgestelde situaties herkennen, benoemen en correct gebruiken Snijdende lijnstukken en rechten in voorgestelde situaties herkennen en benoemen De loodrechte stand ontdekken, herkennen en benoemen in de omgeving, in vlakke figuren en in ruimtefiguren Plezier beleven aan het zoeken naar oplossingen Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3.1 3.3 3.2 3.1 3.3 leren leren 6 2 van 5 GO N I A N LES 66 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld lesdoelen 1 Hoeveelheden handig tellen door er structuur in aan te brengen: het 100-veld 2 Natuurlijke getallen tot 100 herstructureren Bepalen welke opdrachten als leuk en minder leuk ervaren worden 3 5 van 10 eindterm GO 1.1 1.2 1.9 1.3 1.13 leren leren 6 1.1.08 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.08 1.1.10 1.4.08 N I A I LES 67 bewerkingen doelenverwijzing T +T, T − T (tot 100) lesdoelen 1 2 3 4 1 van 9 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.1.33 1.6 1.9 1.1.23 1.1.24 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 In reële, betekenisvolle situaties optellingen en aftrekkingen met tientallen tot 100 uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij optellingen en aftrekkingen benoemen, hanteren en noteren Optellingen en aftrekkingen van de vorm T + T, T − T paraat uitvoeren en invullen Opkomen voor eigen wensen en keuzes Rekensprong Plus 2 – doelen GO SV 1.1 N I A N LES 68 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 10 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 1 van 4 eindterm GO In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen met de hoeveelheid 10 uitvoeren, met losse blokjes, met blokjes op het 100-veld, op een getekend 100veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 10 en deze vermenigvuldigingen verwoorden met de termen ‘keer’ en ‘maal’ Het x-symbool benoemen, noteren en hanteren 1.13 1.1.23 1.1.25 1.1.30 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.6 1.9 1.1.23 1.1.24 Inzien dat de vermenigvuldiging handiger is dan een gedurige som om snel tot een oplossing te komen leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 69 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 10 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.9 1.10 1.1.25 1.10 1.13 1.1 1.10 1.13 leren leren 6 1.1.25 1.1.26 1.1.03 1.1.25 In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 10 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafel van 10 het resultaat meteen correct invullen Tellen met sprongen van 10 Blijven doorwerken aan een opgegeven taak Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 2 van 4 N I A I LES 70 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 10 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 3 van 4 eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.10 1.1.23 1.9 1.1.23 1.1.24 leren leren 5 1.4.03 In reële, betekenisvolle situaties delingen door 10 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat er bij deling door 10 nagegaan wordt hoeveel keer 10 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren Reflecteren op maal- en deeloefeningen Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 71 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 10 inoefenen lesdoelen 1 2 3 eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.10 1.1.23 leren leren 4 1.4.03 In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 10 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de deeltafel van 10 het resultaat meteen correct invullen Nadenken over een probleem en het vergelijken met de realiteit Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I LES 72 bewerkingen doelenverwijzing T + E, E + T tot 100 lesdoelen 1 2 3 4 2 van 9 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.6 1.9 1.13 1.1.24 In reële, betekenisvolle situaties optellingen uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ De juiste symbolen bij optellingen benoemen, hanteren en noteren Optellingen van de vorm T + E en E + T tot 100 zonder brug paraat uitvoeren en invullen Reflecteren op de eigen oplossingen Rekensprong Plus 2 – doelen GO leren leren 5 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.4.03 N I A N LES 73-78 evaluatie sprong 3 doelenverwijzing getallenkennis lesdoelen 1 2 3 meetkunde 4 Natuurlijke getallen tot 100 lezen, schrijven en herstructureren Natuurlijke getallen ordenen en in een honderdveld plaatsen Inzicht hebben in de rangorde van de getallen, op de getallenas en in woordelijke uitdrukkingen Rechte, gebroken en gebogen lijnen herkennen 5 bewerkingen meten en metend rekenen De positie van voorwerpen ten opzichte van elkaar bepalen met termen als ‘op, tussen, naast, links van, rechts van, tegen, tegenover, voorste (eerste), achterste (laatste), voorlaatste, op één na laatste, de eerste drie …’ 6 Aftrekkingen tot 20 met brug uitvoeren en invullen 7 Inzicht tonen in de bewerkingen tot 20 door de symbolen +, en = correct te plaatsen 8 Optellingen en aftrekkingen tot 100 van de vormen T + E / E + T / T + T en T T uitvoeren en invullen 9 De maal- en deeltafels van 2 en 10 uitvoeren en invullen 10 Na schatting objecten meten met zinvolle nietconventionele maateenheden en ze na meting vergelijken volgens lengte Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.8 1.1.11 1.5 1.1.05 1.1.17 1.1.13 1.5 3.1 3.2 3.1 3.7 2.3.05 2.3.12 1.3.01 1.10 1.13 1.6 1.1.30 1.13 1.10 2.3 OD 2.6 1.1.07 1.1.24 1.1.30 1.1.23 1.1.25 1.2.02 LES 79 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 5 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen uitvoeren met de hoeveelheid 5, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 5 en die vermenigvuldigingen verwoorden met de termen ‘keer’ en ‘maal’ Het x-symbool benoemen, noteren en hanteren Elkaar helpen bij het memoriseren van de tafel van 5 eindterm GO 1.9 1.13 1.1.23 1.1.25 1.1.30 1.9 1.10 1.1.25 1.6 1.9 leren leren 3 1.1.24 1.1.25 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 4 N I A N LES 80 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 5 inoefenen lesdoelen 1 3 In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 5 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafel van 5 het resultaat onmiddellijk correct invullen Tellen met sprongen van 5 4 Het eigen werk controleren 2 eindterm GO 1.9 1.10 1.1.25 1.1.26 1.10 1.13 1.1 1.10 1.13 leren leren 5 1.1.25 1.1.26 1.1.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 2 van 4 N I A I LES 81 getallenkennis doelenverwijzing beeldgrafieken lesdoelen 1 2 3 4 Hoeveelheden handig tellen door te turven Beeldgrafieken samenstellen waarbij 1 teken gelijk is aan 1 voorwerp of aan het in de legende aangegeven aantal voorwerpen Kwantitatieve gegevens aflezen en er bewerkingen mee uitvoeren op een horizontaal en verticaal opgebouwde beeldgrafiek Bij beeldgrafieken zelf enkele vragen bedenken waarop in die gegevens een antwoord te vinden is 2 van 6 eindterm GO 1.8 1.9 1.8 1.1.03 1.8 1.1.08 1.1.23 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.03 N I A N LES 82 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 5 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties delingen door 5 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat er bij een deling door 5 nagegaan wordt hoeveel keer 5 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ Plezier beleven aan het zoeken naar oplossingen eindterm GO 1.9 1.10 1.1.18 1.1.23 1.1.26 1.10 1.13 1.1.23 1.1.26 1.9 1.1.23 1.1.26 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 4 N I A N LES 83 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 5 inoefenen lesdoelen 1 2 3 In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 5 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de deeltafel van 5 het resultaat onmiddellijk correct invullen Waardering uiten en aanmoedigen eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.1.26 1.10 1.1.23 1.1.26 SV 1.2 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I LES 84 meetkunde doelenverwijzing zich mentaal verplaatsen in de ruimte lesdoelen 1 2 3 4 Verwoorden wat men ziet vanuit andere gezichtspunten als men zich daadwerkelijk of mentaal verplaatst in de ruimte Gebruikmaken van de begrippen ‘richting, plaats, vooraanzicht, zijaanzicht, bovenaanzicht’ Aangeven of foto's van dichtbij of van ver gemaakt zijn en verwoorden dat voorwerpen van dichtbij groter lijken dan van op een afstand Reflecteren op de realiteit eindterm GO 3.7 1.3.01 1.3.02 1.3.03 3.1 3.7 1.3.04 3.7 1.3.03 leren leren 6 1.4.03 1.5.02 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 8 N I A N LES 85 getallenkennis doelenverwijzing getallen tot 100 lesdoelen 1 2 3 Natuurlijke getallen tot 100 lezen en schrijven Rangorde tot 100 aangeven, ook op een getallenas Het eigen werk kritisch bekijken 6 van 10 eindterm GO 1.5 1.1.10 1.2 1.5 leren leren 4 1.1.13 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 N I A I LES 86 bewerkingen doelenverwijzing TE + E tot 100 (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 Getallen tot 100 splitsen in T en E en optellingen uitvoeren van het type T + E en E + T tot 100 Optellingen tot 100, waarbij één term TE is, verwoorden en uitvoeren op concreet, schematisch en abstract niveau Analogie ontdekken en toepassen tussen optellingen < 10 en optellingen tot 100 van het type TE + E Verwoorden waarom het belangrijk is om veel te oefenen eindterm GO 1.13 1.1.10 1.1.23 1.1.24 1.1.23 1.1.30 1.13 1.13 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.23 1.1.27 1.1.30 1.5.03 3 van 9 N I A N LES 87 getallenkennis doelenverwijzing patronen met 2 en 3 elementen lesdoelen 1 2 3 4 Een patroon van 2 en 3 elementen in een rij herkennen en verder zetten (getekend of in realiteit) Mondeling geformuleerde patronen van 2 en 3 elementen realiseren en zelf ontworpen en zelf gerealiseerde patronen verwoorden Bij de verwoording termen hanteren als ‘eerste, middelste, voorlaatste, op één na laatste, de eerste twee …’ Bepalen wat je zelf kunt en waar je hulp bij nodig heb tijdens het zelfstandig werk 2 van 4 eindterm GO 1.12 1.1.17 1.12 1.1.17 1.12 1.1.05 leren leren 5 1.5.06 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 88 getallenkennis doelenverwijzing getallen tot 100 lesdoelen 1 2 3 4 Natuurlijke getallen tot 100 herstructureren Hoeveelheden handig tellen door er structuur in aan te brengen: het 100veld Inzicht verwerven in de tientalligheid van ons talstelsel Een eigen mening verwoorden 7 van 10 eindterm GO 1.8 1.13 1.1 1.2 1.9 1.5 1.1.08 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.08 1.1.10 1.1.08 1.1.10 N I A I LES 89 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 4 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen met de hoeveelheid 4 uitvoeren, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 4 Deze vermenigvuldigingen verwoorden met de begrippen ‘keer, maal, vermenigvuldigen, product’ De eigen bank ordelijk organiseren eindterm GO 1.9 1.13 1.1.23 1.1.25 1.10 1.1.23 1.1.25 1.1.23 1.1.25 1.9 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 1 van 4 N I A N LES 90 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 4 inoefenen lesdoelen 1 2 In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 4 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafel van 4 het resultaat onmiddellijk correct invullen 3 Tellen met sprongen van 4. 4 Geconcentreerd blijven werken aan een opdracht eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.10 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.25 1.1.03 1.1.23 1.5.01 1.10 1.13 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 4 N I A I LES 91 LES 92 lengte: natuurlijke meten en maateenheden: werken met metend rekenen het eigen lichaam doelenverwijzing lesdoelen Een gepaste natuurlijke maateenheid kiezen, het maatgetal schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat Ervaren en inzien dat een kleinere maateenheid een nauwkeuriger meting toelaat Het verband tussen de grootte van de maateenheid en de grootte van het maatgetal ervaren en verwoorden (hoe groter de maateenheid, hoe kleiner het maatgetal en omgekeerd) Gegevens analyseren eindterm GO 2.8 1.2.02 1.2.03 1.2.04 2.1 1.2.05 2.6 1.2.05 leren leren 4 1.4.02 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 5 en 6 van 14 N I A I LES 93 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 4 aanbrengen lesdoelen In reële, betekenisvolle situaties delingen door 4 uitvoeren, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat er bij een deling door 4 nagegaan wordt hoeveel keer 4 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren Gedurende korte tijd (5 minuten) gericht luisteren eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.10 1.13 1.1.23 1.1.26 1.9 1.1.23 1.1.24 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 4 N I A N LES 94 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 4 inoefenen lesdoelen In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 4 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de deeltafel van 4 het resultaat onmiddellijk correct invullen Een eenvoudige taak zelfstandig aanpakken eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.26 1.10 1.1.23 1.1.26 1.4.03 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I les 95 meten en euro, waarde en kostprijs metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen Geldwaarden uitdrukken in euro en daarvan afgeleide maateenheden en daarbij de termen ‘geld, waarde, prijs, euro, cent’ gebruiken Op grond van ervaring beseffen dat waarde en kostprijs relatieve en subjectieve begrippen zijn De in omloop zijnde muntstukken en biljetten onderscheiden en benoemen: 1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent, 1, 2, 5, 10, 20, 50 en 100 euro Eigen ervaringen verwoorden 2 van 6 eindterm GO 2.2 2.11 1.2.16 1.2.16 2.2 2.11 1.2.16 leren leren 3 1.5.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 96 meten en euromunten en -biljetten metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen De symbolen EUR en € lezen en noteren De in omloop zijnde muntstukken en biljetten (1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent, 1, 2, 5, 10, 20, 50 en 100 euro) onderscheiden en benoemen en de verbanden kennen tussen de verschillende munten en biljetten Prijzen in euro met twee cijfers na de komma lezen, bv. € 20,15 als ‘20 euro en 15 cent’ Het geleerde transfereren naar de eigen leefwereld 3 van 6 eindterm GO 2.2 2.11 2.2 2.11 1.2.16 2.2 2.11 1.2.16 leren leren 6 1.5.02 1.5.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.2.16 N I A N LES 97 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 2, 10, 5 en 4 lesdoelen Een natuurlijk getal ≤ 10 vermenigvuldigen met 2, 10, 5 of 4 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x, waarbij x gelijk is aan 2, 10, 5 of 4 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen Commutatitiviteit toepassen 1 van 1 eindterm GO 1.10 1.1.23 1.1.25 1.1.23 1.1.24 1.1.26 1.1.26 1.10 1.11 1.14 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.27 1.4.02 N I A I LES 98 bewerkingen doelenverwijzing T + T, T + E / E + T E + E, TE + E / E + TE (tot 20, zonder brug) lesdoelen eindterm GO 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.5.03 1 Optellen tot 20 (zonder overbrugging) 1.13 2 Bij optellingen tot 20 de resultaten paraat kennen Zonder en met tijdsdruk optellingen tot 20 correct oplossen en invullen 1.13 3 4 Blijk geven van voldoende zelfstandigheid, concentratie en doorzettingsvermogen 1.13 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 8 N I A A LES 99-104 doelenverwijzing getallenkennis evaluatie sprong 4 lesdoelen 1 2 3 4 meetkunde 5 bewerkingen 6 7 Natuurlijke getallen tot 100 schrijven en op het 100-veld plaatsen Getallen op een getallenas plaatsen Een patroon van 2 en 3 elementen in een rij herkennen en verder zetten Termen als ‘eerste, middelste, (voor)laatste, vierde ...’ begrijpen Hoeveelheden handig tellen door te turven Positie bepalen en verwoorden met termen als ‘op, naast, voor, achter, boven, onder, links van, rechts van …’ Bij de maaltafels van 5, 4, 2 en 10 het resultaat correct invullen De deeltafels van 5 en 4 uitvoeren en invullen 8 meten en metend rekenen Optellingen tot 100 van de vorm TE + E correct uitvoeren 9 De in omloop zijnde muntstukken en biljetten onderscheiden en benoemen: 1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent, 1, 2, 5, 10, 20, 50 en 100 euro De waarden van en verbanden tussen deze munten en biljetten kennen Het symbool € lezen 10 Het meetresultaat noteren na een meting met natuurlijke maateenheden 11 Twee dingen kwalitatief vergelijken volgens lengte Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.5 1.8 1.5 1.1.05 1.1.11 1.1.13 1.29 1.1.05 1.1.11 1.8 1.9 OD 3.1 1.1.03 1.10 1.1.23 1.1.25 1.1.15 1.10 1.13 2.2 2.11 OD 2.6 OD 2.2 1.1.23 1.1.30 1.2.16 1.2.02 LES 105 getallenkennis doelenverwijzing getallen tot 100 lesdoelen 1 2 3 4 Natuurlijke getallen tot 100 lezen en schrijven Deze getallen snel terugvinden op het 100-veld (d.w.z. de conventie hanteren dat een rangschikking, tenzij anders afgesproken, verloopt van links naar rechts en van boven naar onder) De rangorde op het 100-veld aangeven Toegeven dat je sommige getallen moeilijk kunt lezen, schrijven of in het 100-veld plaatsen 8 van 10 eindterm GO 1.5 1.1.11 1.8 1.1.08 1.5 1.8 SV 1.9 1.1.5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 N I A I LES 106 bewerkingen doelenverwijzing E + TE (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen tot 100 van de vorm TE + E correct uitvoeren Inzien dat omkeringen toepassen bij optellingen van de vorm E + TE de opgaven vergemakkelijkt Optellingen van de vorm E + TE correct uitvoeren, met behulp van blokjes, van het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Weten dat het belangrijk is uitkomsten te controleren en fouten te verbeteren 4 van 9 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.1.27 1.13 1.13 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.23 1.1.24 1.1.27 1.1.30 1.4.03 N I A N LES 107 meten en gewicht: kwalitatieve en metend rekenen kwantitatieve eigenschappen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Door kijken en manipuleren twee objecten vergelijken en classificeren, steunend op één kwantificeerbare eigenschap Daarbij de begrippen ‘zwaar, zwaarder, even zwaar, licht, lichter, even licht’ gebruiken Door kijken en manipuleren meer dan twee objecten in twee groepen classificeren, steunend op één kwantificeerbare eigenschap Meerdere voorwerpen classificeren, steunend op een combinatie van twee kwantificeerbare eigenschappen, ze vergelijken en ze in oplopende of afnemende volgorde plaatsen, bv. van zwaar naar licht Leren schatten door concreet te vergelijken eindterm GO OD 2.1 OD 2.6 1.2.12 1.2.13 OD 2.1 1.2.12 1.2.13 OD 2.3 OD 2.4 1.2.12 1.2.13 leren leren 4 1.2.14 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 6 N I A I LES 108 meten en gewicht: natuurlijke metend rekenen maateenheden doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Het gewicht van voorwerpen bepalen met behulp van natuurlijke maateenheden, bv. met kastanjes, knikkers Objecten wegen met een nietconventionele maateenheid en ze na de meting sorteren en rangschikken Na het kiezen van een nietconventionele maateenheid het maatgetal schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat Onderling overleggen naar aanleiding van een groepsopdracht 2 van 6 eindterm GO 2.1 2.8 1.2.12 1.2.13 2.2 2.3 1.2.12 1.2.13 2.1 2.2 2.6 2.8 SV 3 1.2.12 1.2.13 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 109 bewerkingen doelenverwijzing T + TE (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties optellingen van de vorm T + TE uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm T + TE paraat uitvoeren en invullen Inzichtelijk en flexibel de oplossingsmethode T + T + E toepassen bij optellingen van de vorm T + TE Inzien dat hardop of bij zichzelf verwoorden een hulp kan zijn bij het correct oplossen 5 van 9 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.13 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.27 1.1.30 1.13 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 N I A N LES 110 bewerkingen doelenverwijzing TE + T (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties optellingen van de vorm TE + T uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE + T paraat uitvoeren en invullen Rekentaal in verband met optellingen zoals ‘erbij, vermeerderen, plus, samen, som …’ kennen en vlot hanteren Zich afvragen of de gevonden oplossing realistisch is 6 van 9 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.1.23 1.9 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 N I A N LES 111 meetkunde doelenverwijzing meetkundige figuren lesdoelen 1 2 3 4 5 Begrippen als ‘recht, rond, gebogen, gebroken, lijn, lijnstuk, rechte, punt, rand, oppervlak, vorm, vierkant, rechthoek, driehoek, cirkel …’ herkennen, benoemen en correct gebruiken door voorwerpen te bekijken en te manipuleren Vlakke figuren volgens zelfgekozen kenmerken vergelijken en classificeren Begrippen als ‘zijde, overstaande zijde, omtrek’ herkennen en benoemen Vierkanten, rechthoeken en driehoeken construeren door te vouwen, te knippen, te tekenen, om te structureren … Daarbij een efficiënte werkwijze en geschikte hulpmiddelen kiezen Systematisch werken bij een uitgebreide opdracht en geschikte, efficiënte hulpmiddelen gebruiken 3 van 5 eindterm GO 3.2 1.3.10 1.3.11 1.3.12 1.3.13 3.4 3.2 1.3.09 1.3.10 1.3.07 3.4 1.3.05 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 112 meetkunde doelenverwijzing meetkundige lichamen lesdoelen 1 2 3 4 5 Vierkant, rechthoek, driehoek, cirkel globaal herkennen en benoemen Begrippen als ‘rond, driehoekig, vierhoekig …’ correct gebruiken De begrippen ‘hoogte’ en ‘basis’ herkennen en benoemen Meetkundige lichamen onderzoeken en globaal herkennen door voorwerpen uit de omgeving te bekijken en te manipuleren Termen als ‘kubus, balk, bol …’ gebruiken Meetkundige lichamen vergelijken en classificeren volgens zelfgekozen kenmerken Meetkundige lichamen in de realiteit herkennen 4 van 5 eindterm GO 3.4 1.3.15 3.2 3.2 1.3.04 3.2 1.3.04 leren leren 6 1.5.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 113 getallenkennis doelenverwijzing tellen met sprongen van 1, 2 en 5 lesdoelen 1 2 3 4 Tellen en doortellen tot 100 met sprongen van 1, 2 en 5 Terugtellen van 100 met sprongen van 1, 2 en 5 Als begeleider van andere probleemoplossers fungeren Verwoorden waarom een bepaalde oplossingsweg werd gekozen eindterm GO 1.1 1.1.03 1.1 1.1.03 SV 3 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 1 van 1 N I A N LES 114 meetkunde doelenverwijzing driedimensionale voorstellingen lesdoelen 1 2 3 De relatie leggen tussen driedimensionale situaties en hun voorstelling om zich te oriënteren in de ruimte met tekeningen, foto's en plattegronden In een voorstelling aangeven vanuit welk gezichtspunt iets gezien wordt Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld de rol en het praktisch nut van wiskunde in de maatschappij illustreren 4 van 8 eindterm GO 3.7 1.3.02 1.3.03 1.3.04 3.1 1.3.04 leren leren 6 1.5.03 1.5.04 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 115 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 3 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen met de hoeveelheid 3 uitvoeren, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 3 en deze vermenigvuldigingen verwoorden met de termen ‘keer’ en ‘maal’ De verschillende tafels kritisch vergelijken eindterm GO 1.9 1.13 1.1.23 1.1.25 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 leren leren 6 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 4 N I A N LES 116 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 3 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 3 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafel van 3 het resultaat onmiddellijk correct invullen Tellen met sprongen van 3 Elkaars en eigen werk kritisch bekijken en de juiste oplossingsstrategie bespreken eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.10 1.13 1.10 1.13 leren leren 4 1.1.23 1.1.25 1.1.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 1.5.06 2 van 4 N I A I LES 117 getallenkennis doelenverwijzing numerieke verhoudingen lesdoelen eindterm 1 Een numerieke verhouding vaststellen 2 Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding van een verhouding Het geleerde transfereren naar de eigen leefwereld 3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.21 1.2 leren leren 6 1 van 4 GO N I A N LES 118 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 3 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties delingen door 3 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat bij deling door 3 nagegaan wordt hoeveel keer 3 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ Daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren De verschillende tafels kritisch vergelijken eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.10 1.13 1.1.23 1.1.26 1.9 1.1.23 1.1.24 leren leren 6 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 4 N I A N LES 119 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 3 inoefenen lesdoelen 1 2 3 eindterm GO In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 3 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Het resultaat bij de deeltafel van 3 onmiddellijk correct invullen 1.9 1.10 1.1.23 1.10 Elkaars en eigen werk kritisch bekijken en de juiste oplossingsstrategie bespreken leren leren 4 1.1.23 1.1.24 1.1.26 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I LES 120 bewerkingen doelenverwijzing TE + TE (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties optellingen van de vorm TE + TE (zonder brug) uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke getallen oplossen Rekenopdrachten paraat uitvoeren en invullen Hulp vragen en zich laten helpen 7 van 9 eindterm GO 1.9 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 4.2 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.30 1.13 SV 1.4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 121 meten en metend rekenen doelenverwijzing oppervlakte lesdoelen 1 2 3 4 Door kijken en manipuleren twee vlakke figuren vergelijken en classificeren steunend op één kwantificeerbare eigenschap en daarbij de begrippen ‘groot, groter, even groot, klein, kleiner …’ gebruiken Door kijken en manipuleren meer dan twee vlakke figuren in twee groepen classificeren steunend op één kwantificeerbare eigenschap Meerdere vlakke figuren classificeren steunend op een combinatie van twee kwantificeerbare eigenschappen Deze vlakke figuren vergelijken en ordenen volgens toenemende of afnemende grootte Ervaren en verwoorden dat sommige handelingen niets veranderen aan de grootte van dingen en andere wel De gekozen oplossingswijze uitvoeren 1 van 4 eindterm GO OD 2.1 OD 2.2 1.3.09 1.3.11 1.3.13 OD 2.1 OD 2.2 1.3.09 1.3.11 1.3.13 OD 2.2 OD 2.3 OD 2.5 1.3.09 1.3.11 1.3.13 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 122 meten en metend rekenen doelenverwijzing oppervlakte: natuurlijke maateenheden lesdoelen 1 2 3 4 eindterm De oppervlakte van voorwerpen bepalen met behulp van natuurlijke maateenheden en een oppervlakte samenstellen uit twee of meer oppervlaktes De oppervlakte van voorwerpen bepalen met niet-conventionele maateenheden en ze sorteren en rangschikken na meting Na het kiezen van een nietconventionele maateenheid, het maatgetal schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat Voorbeelden zoeken in de realiteit (bv. De oppervlakte van het hinkelpad is 20 tegels.) 2 van 4 GO OD 2.6 OD 2.6 2.1 2.2 2.4 2.8 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.5.05 N I A I LES 123 bewerkingen doelenverwijzing TE + TE (zonder brug) lesdoelen In reële, betekenisvolle situaties optellingen van de vorm TE + TE (zonder brug) uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke getallen oplossen Rekenopdrachten paraat uitvoeren en invullen Overbodige en bruikbare gegevens in een vraagstuk onderscheiden 8 van 9 eindterm GO 1.9 1.13 1.1.23 1.1.30 4.2 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.4.03 1.13 leren leren 3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 124 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken tot 20 zonder brug lesdoelen eindterm GO 1.1.23 1.1.30 1.1.30 1 Aftrekken tot 20 (zonder overbrugging) 1.13 2 De resultaten bij aftrekkingen tot 20 (zonder brug) paraat kennen Zonder en met tijdsdruk aftrekkingen tot 20 correct oplossen en invullen Verwoorden hoe presteren onder tijdsdruk ervaren wordt 1.13 3 4 1.13 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.24 1.1.30 3 van 8 N I A A LES 125 - 130 doelenverwijzing getallenkennis evaluatie sprong 5 lesdoelen 1 2 meten en metend rekenen 3 4 5 6 bewerkingen meetkunde Natuurlijke getallen tot 100 schrijven en in het 100-veld plaatsen Tellen, doortellen en terugtellen met sprongen van 1, 2 en 5 Door kijken twee objecten vergelijken en classificeren, steunend op één kwantificeerbare eigenschap Daarbij de begrippen ‘zwaar, zwaarder, licht, lichter’ gebruiken Meerdere voorwerpen vergelijken en ze in oplopende of afnemende volgorde plaatsen, bv. van zwaar naar licht De oppervlakte van voorwerpen bepalen met behulp van natuurlijke maateenheden Na het kiezen van een niet-conventionele maateenheid het maatgetal schatten en de schatting vergelijken met het resultaat 7 Optellingen tot 100 van de vormen TE + E (zonder brug), TE + T, T + TE, TE + TE (zonder brug) correct uitvoeren 8 Inzien dat omkeringen toepassen bij optellingen van de vorm E + TE de opgaven vergemakkelijkt 9 Enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke getallen oplossen 10 De maal- en deeltafel van 3 uitvoeren en invullen 11 Bij de maaltafels van 2, 4, 5 en 10 het product correct invullen 12 Meetkundige vormen onderzoeken en globaal herkennen en daarbij termen gebruiken als ‘rond, driehoekig, vierhoekig, recht, gebogen …’ Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.5 1.8 1.1 1.1.05 1.1.11 1.1.03 OD 2.6 OD 2.1 1.2.12 1.2.13 OD 2.3 OD 2.4 1.2.12 1.2.13 OD 2.6 2.1 2.2 2.4 2.8 1.13 1.2.12 1.2.13 1.13 1.14 4.2 1.1.27 1.10 1.10 3.2 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.30 1.1.15 1.1.16 1.1.23 1.1.23 1.1.25 1.3.04 1.3.15 LES 131 getallenkennis doelenverwijzing tientalligheid/ plaatswaardesysteem lesdoelen 1 2 3 4 Inzicht verwerven in de tientalligheid en het plaatswaardesysteem van ons talstelsel Natuurlijke getallen tot 100 schrijven Hoeveelheden handig tellen door er structuur in aan te brengen Verwoorden dat je geregeld moet herhalen als je iets echt wilt kennen 9 van 10 eindterm GO 1.5 1.1.08 1.1.10 1.5 1.1.11 1.2 1.9 leren leren 1 1.1.03 1.1.08 1.5.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 132 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: optellen tot 100 (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen van de vormen TE + E, TE + T, TE + TE zonder brug uitvoeren en verwoorden, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen onderscheiden als oefeningen van de vorm TE + E, TE + T of TE + TE Optellingen van de vormen TE + E, TE + T, TE + TE zonder brug paraat uitvoeren en invullen Afbeeldingen gebruiken om standaardprocedures beter te onderscheiden eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 1 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 9 van 9 N I A I LES 133 bewerkingen doelenverwijzing TE – T lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van de vorm TE – T uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE – T paraat uitvoeren en invullen Rekentaal in verband met aftrekkingen zoals ‘wegdoen, verminderen, min, verschil …’ kennen en vlot hanteren Bij een probleem de opgave goed lezen en met eigen woorden zeggen wat er gevraagd wordt 1 van 5 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.13 1.1.30 1.3 1.9 1.1.23 leren leren 4 1.4.01 1.4.02 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N les 134 meten en meten met natuurlijke metend rekenen lengtematen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Oordeelkundig een niet-conventionele maateenheid kiezen in functie van wat men wil meten Ervaren en inzien dat kleinere maateenheden een nauwkeuriger meting toelaten en, indien nodig, veranderen van maateenheid tijdens de meetactiviteit De meetresultaten noteren De nood aan standaardmaateenheden ervaren De begrippen ‘maat’, ‘maateenheid’ en ‘maatgetal’ kennen en gebruiken Beseffen dat er een verschil is tussen subjectieve ervaring en objectieve meting van een grootheid Meetactiviteiten in groep rustig uitvoeren 7 van 14 eindterm GO 2.1 2.3 1.2.02 1.2.03 2.2 1.2.02 1.2.03 2.1 2.3 1.2.02 1.2.03 SV 1.5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N les 135 meten met de meten en standaardmaateenheden m en metend rekenen cm doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 De nood aan standaardmaateenheden ervaren Resultaten van lengtemeting uitdrukken in meter en centimeter en die maten noteren met hun symbool m en cm Lengtematen met meer dan één maateenheid noteren (bv. 4 m 23 cm) Meetactiviteiten in groep rustig uitvoeren eindterm GO 2.2 1.2.03 2.1 2.2 1.2.03 1.2.04 2.2 1.2.04 SV 1.5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 8 van 14 N I A N LES 136 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10 lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal 10 vermenigvuldigen met 2, 3, 4, 5 of 10 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x, waarbij x gelijk is aan 2, 3, 4, 5 of 10 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen Thuis de aangeboden tafels zelfstandig verder inoefenen eindterm GO 1.10 1.1.25 1.10 1.1.23 1.1.25 1.1.26 1.1.26 1.11 leren leren 3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.5.03 1 van 4 N I A I LES 137 bewerkingen doelenverwijzing TE – E (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van de vorm TE – E uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Aftrekkingen van de vorm TE – E paraat uitvoeren en invullen Analogie ontdekken en toepassen tussen aftrekkingen <10 en aftrekkingen tot 100 van de vorm TE – E Bij foutieve uitkomsten het oplossingsproces achteraf evalueren 2 van 5 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.24 1.1.30 1.13 1.1.30 1.14 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 138 bewerkingen doelenverwijzing TE – TE (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van de vorm TE TE uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Aftrekkingen van de vorm TE TE paraat uitvoeren en invullen Inzichtelijk en flexibel de oplossingsmethode TE T E toepassen bij aftrekkingen van de vorm TE TE Voldoende concentratie opbrengen om de tussenstappen bij de oplossingsmethode vast te houden 3 van 5 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.13 1.1.30 1.11 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 139 getallenkennis doelenverwijzing E, T en H - van getal naar symbool en omgekeerd lesdoelen 1 2 3 De termen en symbolen ‘eenheid’ (E), ‘tiental’ (T) en ‘honderdtal’ (H) hanteren Getallen omzetten in symbolen en omgekeerd Overbodige en noodzakelijke informatie onderscheiden 10 van 10 eindterm GO 1.9 1.1.10 1.9 1.1.10 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 140 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10 lesdoelen 1 2 3 4 5 Een natuurlijk getal 10 vermenigvuldigen met 2, 3, 4, 5 of 10 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x waarbij x = 2, 3, 4, 5 of 10 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen Weten dat vermenigvuldiging en deling omgekeerde bewerkingen zijn en de omgekeerde bewerking toepassen als controlemiddel Een oplossingsweg kiezen en rechtvaardigen eindterm GO 1.10 1.1.16 1.10 1.1.25 1.11 1.1.26 1.11 1.1.26 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 4 N I A I LES 141 bewerkingen doelenverwijzing TE – TE (zonder brug) lesdoelen 1 2 3 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van de vorm TE – TE uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE – TE paraat uitvoeren en invullen Niet-relevante gegevens buiten beschouwing laten 4 van 5 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 142 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: aftrekken zonder brug lesdoelen 1 2 3 4 Aftrekkingen van de vormen TE – E, TE – T en TE – TE uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Aftrekkingen onderscheiden als een oefening van de vorm TE – E, TE – T of TE – TE Aftrekkingen van de vormen TE – E, TE – T en TE – TE paraat uitvoeren en invullen Afbeeldingen gebruiken om standaardprocedures beter te onderscheiden eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 1 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 5 van 5 N I A IA LES 143 meten en oppervlakte: werken met metend rekenen standaardmaateenheden doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Het meetresultaat noteren na een meting met natuurlijke maateenheden, bv. door te turven De oppervlakte van een rechthoekige vlakke figuur meten door die te bedekken met vierkantjes van bv. 1 cm² De term ‘oppervlakte’ gebruiken Beseffen dat er een verschil is tussen subjectieve ervaring en objectieve meting van een oppervlakte Tijdens het meten ordelijk, systematisch en nauwkeurig werken 3 van 4 eindterm GO 2.1 1.2.03 2.9 2.3 1.2.03 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 144 meten en oppervlakte omstructureren metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Het verband tussen de grootte van de maateenheid en de grootte van het maatgetal ervaren, inzien en verwoorden Ervaren en verwoorden dat oppervlaktes gelijk kunnen blijven, ook als de vorm van het object verandert Oppervlaktes omstructureren om ze beter te kunnen vergelijken Eenvoudige puzzeloefeningen maken en daar plezier aan beleven eindterm GO 2.1 2.6 1.2.03 OD 2.5 2.1 2.9 OD 3.3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.3.05 4 van 4 N I A N LES 145 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10 lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO Het resultaat van de maal- en deeltafels van 2, 3, 4, 5 en 10 onmiddellijk correct invullen Tellen met sprongen van 2, 3, 4, 5 of 10 Inzichten met betrekking tot de maalen deeltafels van 2, 3, 4, 5 en 10 hanteren in contexten en vraagstukjes 1.10 1.1.15 1.1.16 1.1 1.1.03 4.2 De omgekeerde bewerking (delen of vermenigvuldigen) toepassen als controlemiddel 1.11 1.1.15 1.1.16 1.1.23 1.1.26 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 4 N I A I LES 146 getallenkennis doelenverwijzing structuur aanbrengen om tot een schatting te komen lesdoelen 1 2 3 4 eindterm Hoeveelheidsbegrippen hanteren die een benadering van een exact aantal weergeven: veel, weinig, sommige, geen (niets), alle(s), allemaal, een beetje, enkele, een paar, ongeveer, bijna, ruim … Strategieën hanteren om structuur aan te brengen in ongestructureerde hoeveelheden om zo tot een schatting van het aantal te komen In betekenisvolle situaties weten wanneer een schatting of een benaderende aanduiding zinvoller is dan een precieze meting Over kritische zin beschikken: de aangeboden informatie bevragen GO OD 1.1 1.17 1.1.08 1.28 1.1.32 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 2 N I A N LES 147 meetkunde doelenverwijzing spiegelingen lesdoelen 1 2 3 4 3 van 5 eindterm Spiegelbeelden en symmetrie ontdekken in de omgeving door een spiegel te gebruiken Daarbij de termen ‘spiegelbeeld’ en ‘spiegelas’ hanteren Spiegelbeelden en symmetrie ontdekken in vlakke figuren door te vouwen Daarbij de termen ‘spiegelbeeld’ en ‘spiegelas’ hanteren Een efficiënte werkwijze en geschikte hulpmiddelen kiezen bij opdrachten Elkaars en eigen werk kritisch bekijken en controleren GO 3.6 3.6 1.4.03 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.01 5.05 N I A N LES 148 meetkunde doelenverwijzing gelijkheid van vorm en grootte lesdoelen 1 2 3 4 Gelijkheid van vorm en grootte ontdekken in de omgeving Twee geometrische vlakke figuren vergelijken door ze op elkaar te leggen en kijken of ze gelijk zijn, of ze elkaar volledig bedekken Op geruit papier eenvoudige figuren van gelijke vorm en gelijke grootte tekenen Daarbij een efficiënte werkwijze en geschikte hulpmiddelen kiezen en gebruiken Reflecteren op het eigen oplossingsgedrag eindterm GO 3.6 1.3.01 1.3.04 3.6 3.6 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 4 van 5 N I A N LES 149 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10 lesdoelen 1 2 3 4 Het resultaat van de maal- en deeltafels van 2, 3, 4, 5 en 10 onmiddellijk correct invullen Zonder en met tijdsdruk delingen en vermenigvuldigingen van de tafels van 2, 3, 4, 5 en 10 correct oplossen en invullen In een vergelijking de vergelijkingstekens <, > of = invullen Eigen sterke en zwakke kanten kennen eindterm GO 1.10 1.1.15 1.1.16 1.10 1.1.15 1.1.16 1.1.24 1.6 1.1.07 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A A LES 150 bewerkingen doelenverwijzing optellen tot 20 (met brug) lesdoelen Natuurlijke getallen tot 20 optellen met overbrugging van het tiental Bij optellingen tot 20 met overbrugging van het tiental de resultaten paraat kennen Zonder en met tijdsdruk optellingen tot 20 correct oplossen en invullen Ongelijk toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren 4 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 SV 1.9 1.5.05 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A A LES 151 - 156 doelenverwijzing getallenkennis evaluatie sprong 6 lesdoelen 1 2 3 meetkunde 4 5 bewerkingen 6 7 8 9 meten en metend rekenen eindterm GO Hoeveelheden handig tellen door te structureren in een 100-veld Natuurlijke getallen tot 100 schrijven 1.2 1.5 1.5 Ongestructureerde hoeveelheden schatten door handig te groeperen Gelijkheid van vorm en grootte ontdekken in vlakke figuren Het juiste spiegelbeeld ontdekken tussen meerdere figuren, met behulp van een spiegel Optellingen van de vormen TE + E, TE + T en TE + TE zonder brug paraat uitvoeren en invullen Aftrekkingen van de vormen TE E, TE T en TE TE zonder brug paraat uitvoeren en invullen, ook met rekentaal in verband met aftrekken Gedurige sommen met de termen 3 en 4 oplossen Het symbool x of : correct invullen 1.17 1.1.08 3.6 1.3.01 1.3.04 10 Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5 en 10 het resultaat correct invullen 11 De deeltafels van 2, 3, 4, 5, en 10 uitvoeren en invullen 12 Enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke getallen oplossen, rekening houdend met overbodige gegevens 13 Resultaten van lengtemeting schatten en uitdrukken in m en cm Een passende standaardmaateenheid kiezen 14 De oppervlakte van rechthoekige vlakke figuren meten door ze te bedekken met vierkantjes van 1 cm² Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3.6 1.13 1.3 1.13 1.1 1.6 1.9 1.10 1.13 4.2 2.1 2.2 2.9 1.1.23 1.1.30 1.1.23 1.1.30 1.1.03 1.1.17 1.1.23 1.1.25 1.1.15 1.1.23 1.1.30 summatieve toets doelenverwijzing getallenkennis lesdoelen 1 Getallen op een getallenas plaatsen 2 Natuurlijke getallen tot 100 lezen en schrijven 3 Natuurlijke getallen ordenen en in een honderdveld plaatsen Inzicht hebben in de rangorde van de getallen, op de getallenas en in woordelijke uitdrukkingen Hoeveelheden handig tellen door te turven 4 5 6 bewerkingen einde eerste trimester 7 Tellen, doortellen en terugtellen met sprongen van 1, 2 en 5 Splitsingen paraat invullen 8 Optellingen en aftrekkingen tot 20 paraat uitvoeren en invullen 9 Optellingen en aftrekkingen tot 100 van de vormen T + E / E + T / T + T / TE + E (zonder brug) / TE + T / T + TE / TE + TE en T – T uitvoeren en invullen 10 De maal- en deeltafels van 2, 3, 4, 5 en 10 uitvoeren en invullen meten en metend rekenen meetkunde 11 Weten dat een bedrag uitgedrukt kan worden in euro en daarbij de term ‘euro’ gebruiken 12 De in omloop zijnde muntstukken en biljetten onderscheiden en benoemen: 1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent, 1, 2, 5, 10, 20, 50 en 100 euro De verbanden tussen en de waarden van deze munten en biljetten kennen Het symbool € lezen 13 Twee of meer recipiënten vergelijken en classificeren steunend op één kwantificeerbare eigenschap en daarbij de begrippen ‘vol, leeg’ gebruiken 14 Door kijken twee objecten vergelijken en classificeren steunend op één kwantificeerbare eigenschap en daarbij de begrippen ‘zwaar, zwaarder, licht, lichter’ gebruiken 15 Meerdere voorwerpen vergelijken en ze in afnemende volgorde plaatsen, bv. van zwaar naar licht 16 Resultaten van lengtemeting schatten en uitdrukken in m en cm 17 De oppervlakte van rechthoekige vlakke figuren meten door ze te bedekken met vierkantjes van 1 cm² 18 Begrippen als ‘punt, lijnstuk, rechte lijn, gebogen lijn, gebroken lijn’ herkennen en benoemen 19 De positie van voorwerpen ten opzichte van elkaar bepalen en verwoorden met termen als ‘op, naast, voor, na, achter, boven, onder, links van, rechts van, tegen, tegenover …’ 20 Meetkundige vormen – vierkant, rechthoek, driehoek en cirkel – onderzoeken en globaal herkennen 21 Het juiste spiegelbeeld ontdekken tussen meerdere figuren, met behulp van een spiegel Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.2 1.5 1.8 1.1.13 1.5 1.1.13 1.5 1.1.13 1.8 1.9 1.1 1.1.03 1.10 1.13 1.10 1.13 1.13 1.1.08 1.1.30 1.1.30 1.10 1.1.15 1.1.23 1.1.25 1.2.16 2.2 2.11 2.2 2.11 1.1.11 1.1.03 1.1.23 1.1.30 1.1.33 1.2.16 2.1 2.6 1.2.08 1.2.09 OD 2.1 OD 2.6 1.2.12 1.2.13 OD 2.3 OD 2.4 1.2.12 1.2.13 2.1 2.2 2.9 1.2.04 3.1 3.2 1.3.12 2.3.05 3.1 3.7 1.3.01 1.3.03 3.4 1.3.15 3.6 4.3.3 2.2.17 LES 157 bewerkingen doelenverwijzing aanvullen tot een zuiver tiental lesdoelen 1 De getallen tot 10 splitsen 2 TE mondeling aanvullen tot het volgende zuivere tiental 3 Oefeningen van de vorm TE + … = T herkennen en oplossen Kritisch over aangeboden informatie nadenken 4 eindterm GO 1.10 1.13 1.11 1.13 1.14 1.13 1.14 leren leren 3 1.1.08 1.1.30 1.1.10 1.1.30 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.30 1.4.03 1 van 6 N I A N LES 158 getallenkennis doelenverwijzing blokgrafieken lesdoelen 1 2 3 Reeksen voorwerpen voorstellen in een blokgrafiek De verschillende reeksen benoemen, waarbij 1 teken gelijk is aan 1 voorwerp Kwantitatieve gegevens aflezen van een blokgrafiek en er eenvoudige berekeningen mee uitvoeren, waarbij 1 teken gelijk is aan 1 voorwerp Bij een gegeven grafiek zelf één of meer vragen formuleren. 3 van 6 eindterm GO 1.8 1.1.08 1.8 1.1.30 leren leren 3 1.4.02 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 159 bewerkingen doelenverwijzing TE + E (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties optellingen van de vorm TE + E met overbrugging van een tiental (som ≤ 100) uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE + E met brug paraat uitvoeren en invullen Het startgetal TE aanvullen tot een zuiver tiental Een realistische toepassingssituatie uitbeelden 2 van 6 eindterm GO 1.13 1.1.23 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.14 leren leren 6 1.1.30 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.5.04 1.5.05 N I A N LES 160 bewerkingen doelenverwijzing TE + E (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties optellingen van de vorm TE + E uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE + E paraat uitvoeren en invullen In functie van optellingen van de vorm TE + E getallen aanvullen tot een zuiver tiental Reflecteren op het eigen oplossingsproces 3 van 6 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.14 1.1.10 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 161 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 8 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen met de hoeveelheid 8 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 8 en deze vermenigvuldigingen verwoorden met de begrippen: ‘keer, maal, vermenigvuldigen, product’ Commutativiteit herkennen Verwoorden waarom een bepaalde oplossingsweg gekozen werd eindterm GO 1.9 1.13 1.1.23 1.1.30 1.10 1.9 1.1.16 1.1.23 1.13 1.14 leren leren 4 1.1.27 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 1 van 4 N I A N LES 162 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 8 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 8 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 8 en 10 het resultaat onmiddellijk correct invullen Tellen met sprongen van 8 Zich inleven in de situatie door die aandachtig te bevragen en met de realiteit te vergelijken eindterm GO 1.9 1.10 1.1.16 1.1.23 1.10 1.13 1.1.16 1.1.23 1.10 1.13 leren leren 4 1.1.16 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 2 van 4 N I A I LES 163 meten en natuurlijke maateenheden metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Oordeelkundig een niet-conventionele maateenheid kiezen in functie van wat men wil wegen Na het kiezen van de maateenheid het maatgetal schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat Ervaren en inzien dat kleinere maateenheden een nauwkeuriger weging mogelijk maken en, zo nodig, tijdens de meetactiviteit van maateenheid veranderen. De resultaten van de meetactiviteit noteren De begrippen ‘maat’, ‘maateenheid’ en ‘maatgetal’ kennen en gebruiken Beseffen dat er een verschil is tussen subjectieve ervaring en objectieve meting van een grootheid Weegactiviteiten in groep eerlijk verdelen en rustig uitvoeren 3 van 6 eindterm GO 2.1 2.8 1.2.02 1.2.03 OD 2.6 2.2 1.2.02 1.2.03 2.2 1.2.02 1.2.03 SV 1.5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 164 gewichten: de meten en standaardmaateenheden kg en metend rekenen g doelenverwijzing lesdoelen eindterm GO 1.2.02 1.2.03 1.2.03 1 De nood aan standaardmaten ervaren 2.2 2 Wegen met standaardmaateenheden en met zelfgemaakte geijkte gewichten van 100 g De resultaten uitdrukken in kilogram en gram en noteren met de symbolen kg en g Gewichten met meer dan één maateenheid noteren (bv. 2 kg 300 g) Weegactiviteiten in groep eerlijk verdelen en rustig uitvoeren 2.1 2.2 3 4 2.2 SV 1.5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.2.03 4 van 6 N I A N LES 165 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 8 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties delingen door 8 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat er bij een deling door 8 nagegaan wordt hoeveel keer 8 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren Een ander oplossingsproces plannen eindterm GO 1.9 1.10 1.1.15 1.1.18 1.10 1.13 1.1.15 1.1.16 1.1.18 1.1.23 1.9 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 3 van 4 N I A N LES 166 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 8 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 8 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Het resultaat bij de deeltafel van 8 onmiddellijk correct invullen Hiaten opvullen tijdens de reproductiefase door tafels te memoriseren De opgedane kennis zelfstandig evalueren eindterm GO 1.9 1.10 1.1.15 1.1.18 1.1.23 1.10 1.1.15 1.10 1.1.15 1.1.16 leren leren 2 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I LES 167 getallenkennis doelenverwijzing functies van getallen lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding van een hoeveelheid Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding van een rangorde Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding van een verhouding Meervoudige opdrachten bedenken, actief luisteren naar opdrachten van anderen en ze uitvoeren 1 van 8 eindterm GO 1.2 1.1.05 1.2 1.1.05 1.2 1.1.05 SV 2 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 168 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken van en tot een zuiver tiental lesdoelen 1 2 3 4 Splitsingen tot 10 paraat uitvoeren en getallen tot 100 vlot splitsen in het zuivere tiental en de eenheden Aftrekkingen tot een zuiver tiental uitvoeren, met concreet materiaal, schematisch en abstract Aftrekkingen van een zuiver tiental uitvoeren, met concreet materiaal, schematisch en abstract Bij eenvoudige opdrachten geconcentreerd blijven werken om slordigheidsfouten te vermijden 1 van 4 eindterm GO 1.10 1.13 1.13 1.14 1.1.10 1.1.23 1.1.30 1.1.10 1.1.30 1.13 1.14 1.1.10 1.1.30 leren leren 6 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 169 meten en tijd: relatief/subjectief metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Bij vergelijking van twee bekende activiteiten verwoorden welke het kortst en welke het langst duurt Op grond van ervaring beseffen dat tijdsduur (lang/kort) een relatief en subjectief begrip is Het verschil ervaren en verwoorden tussen heel traag en traag, heel snel en snel Bij tijdsbeleving een concreet voorbeeld uit de eigen leefwereld formuleren 1 van 8 eindterm GO OD 2.8 1.2.18 1.2.19 1.2.18 1.2.19 OD 2.1 1.2.18 1.2.19 leren leren 6 1.5.05 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 170 meten en metend rekenen doelenverwijzing kalenders lesdoelen 1 2 3 4 Verschillende kalenders hanteren: maandkalender, jaarkalender De maanden van het jaar, het aantal dagen van een maand en de begrippen ‘vandaag, gisteren, morgen …, vorige, volgende …’ gebruiken en verwoorden De datum voluit lezen en terugvinden op een kalender Reflecteren op het gebruik van de kalender in de eigen leefwereld 2 van 8 eindterm GO 2.3 1.2.20 2.1 1.2.20 2.2 1.2.20 leren leren 6 1.5.01 1.5.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 171 bewerkingen doelenverwijzing TE – E (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van de vorm TE – E met overbrugging van een tiental uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Aftrekkingen van de vorm TE – E met brug paraat uitvoeren en invullen Het juiste aantal E aftrekken van het startgetal TE om een zuiver tiental te bekomen In samenspraak met anderen een fout in het oplossingsproces herstellen 2 van 4 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.14 1.1.10 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 1.5.06 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 172 LES 173 getallenkennis/ bewerkingen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 5 6 4 en 5 van 10 initiatie stambreuken In concrete situaties verdelingen in 2 en 4 gelijke delen maken: van een continue grootheid: als een deel van … (bv. een appel in 4 verdelen) van hoeveelheden: als resultaat van een verdeling In concrete situaties hoeveelheden in 2 verdelen waarbij de verdeling een rest geeft De begrippen ‘halveren, de helft, verdubbelen, het dubbel, een vierde, een kwart, even, oneven’ correct hanteren Bij elkaar controleren of een opdracht correct wordt uitgevoerd eindterm GO 1.3 1.4 1.1.18 1.3 1.4 1.1.18 1.1.23 1.4 1.1.04 1.1.23 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 174 bewerkingen doelenverwijzing TE – E (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van de vorm TE – E met overbrugging van een tiental uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Aftrekkingen van de vorm TE – E met brug paraat uitvoeren en invullen Getallen aftrekken van een zuiver tiental in functie van aftrekkingen van de vorm TE – E Reflecteren op de eigen oplossingsweg 3 van 4 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.14 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 1.5.06 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 175 LES 176 meetkunde doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 5 en 6 van 8 blokkenconstructies Constructies uitvoeren aan de hand van verbaal gegeven voorschriften De relatie leggen tussen driedimensionale situaties en hun voorstellingen om zich te oriënteren in de ruimte Een driedimensionale blokkenconstructie nabouwen met een tweedimensionale afbeelding als model Reflecteren op het eigen oplossingsproces eindterm GO 3.7 1.3.04 3.7 1.3.03 1.3.04 1.3.05 3.7 1.3.04 1.3.05 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 177-182 evaluatie sprong 7 doelenverwijzing lesdoelen getallenkennis 1 2 3 meetkunde 4 bewerkingen 5 6 7 8 9 10 meten en metend rekenen 11 12 13 De begrippen ‘halveren, de helft, verdubbelen, het dubbel, een vierde, een kwart’ correct hanteren Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding van een hoeveelheid en een rangorde Gevarieerde hoeveelheidsaanduidingen in een blokgrafiek aflezen en interpreteren Constructies nabouwen aan de hand van een afbeelding en het aantal gebruikte blokken per bouwsel noteren Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 8 en 10 het resultaat correct invullen De deeltafel van 8 uitvoeren en invullen Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen In functie van de standaardprocedure bij optellingen van de vorm TE + E (met brug) getallen aanvullen tot een zuiver tiental In functie van de standaardprocedure bij aftrekkingen van de vorm TE – E (met brug) aftrekkingen tot een zuiver tiental paraat oplossen en getallen aftrekken van een zuiver tiental Optellingen van de vorm TE + E en aftrekkingen van de vorm TE – E, beide met brug, paraat uitvoeren en invullen Gewichten met meer dan één maateenheid noteren Meetresultaten met natuurlijke maateenheden noteren De maanden van het jaar, de dagen van de week en de begrippen ‘vandaag, gisteren, morgen’ gebruiken Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.4 1.1.04 1.1.23 1.2 1.1.05 1.8 1.1.34 3.7 1.3.04 1.10 1.1.23 1.1.25 1.1.15 1.10 1.10 1.11 1.11 1.13 1.14 1.11 1.13 1.14 1.1.30 1.1.10 1.1.30 1.13 1.1.30 2.2 1.2.03 2.2 2.1 1.2.20 LES 183 meten en de klok: het uur en het halfuur metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen De tijd aflezen op een wijzerklok: het uur en het halfuur De tijd aanduiden op een wijzerklok: het uur en het halfuur In betekenisvolle situaties eenvoudige uurtabellen lezen en interpreteren Vragen bedenken bij een tabel waarop het antwoord in die gegevens te vinden is eindterm GO 2.2 2.12 2.2 2.12 2.2 4.2 leren leren 2 1.2.21 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.2.21 1.2.26 1.5.02 3 van 8 N I A I LES 184 bewerkingen doelenverwijzing TE + E (met brug), ook met 3 getallen lesdoelen Optellingen van de vorm TE + E met overbrugging van het tiental (som ≤ 100) schematisch en ‘uit het hoofd’ uitvoeren Meer dan 2 natuurlijke getallen van de vorm T + E + E volgens de standaardprocedure bij elkaar optellen Concreet ontdekken dat de optelling commutatief is De tussenstappen om tot een oplossing te komen correct verwoorden eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.14 1.1.27 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 6 N I A N LES 185 getallenkennis doelenverwijzing strategie voor kans- en verhoudingsproblemen lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding van een verhouding Een passende strategie beheersen om verhoudings- en kansproblemen op te lossen, bv. door gegevens te schikken in een verhoudingstabel of -rooster De gegevens van een verhoudingstabel of -rooster correct aflezen Aan de hand van bepaalde gegevens met wat creativiteit en inlevingsvermogen raden wat gemaakt wordt 2 van 4 eindterm GO 1.2 1.1.05 1.21 1.4.03 1.8 1.1.05 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 186 bewerkingen doelenverwijzing E + TE (met brug) lesdoelen Optellingen tot 100 van de vorm E + TE zonder brug correct uitvoeren Inzien dat omkeringen toepassen bij optellingen van de vorm E + TE de opgaven vergemakkelijkt Na het omkeren optellingen van de vorm E + TE met brug correct uitvoeren, met concreet materiaal, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ De juiste tussenstappen in de juiste volgorde zetten (eerst omkeren, dan splitsen) om optellingen van de vorm E + TE correct uit te voeren 5 van 6 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.14 1.1.27 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 187 meetkunde doelenverwijzing hoeken lesdoelen 1 2 3 4 Het begrip ‘hoek’ ervaren, ontdekken en herkennen door zich te bewegen in de ruimte, te kijken naar en te handelen met voorwerpen en meetkundige figuren De begrippen ‘hoek, hoekpunt, benen’ correct hanteren Rechte, stompe en scherpe hoeken herkennen en benoemen Vragen over de realiteit met kritische zin en gezond verstand beantwoorden 5 van 5 eindterm GO 3.1 1.3.11 1.3.12 2.3.17 3.1 2.13.7 3.2 2.3.20 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 188 bewerkingen doelenverwijzing TE + E / E + TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen tot 100 van de vormen E + TE en TE + E zonder brug correct uitvoeren Schematisch en abstract optellingen van de vormen TE + E en E +TE met brug uitvoeren Optellingen van de vormen TE + E en E + TE van elkaar onderscheiden, uitvoeren en invullen Geconcentreerd doorwerken aan een langere opdracht eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 6 van 6 N I A I LES 189 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 6 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen met de hoeveelheid 6 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 6 Deze vermenigvuldigingen verwoorden met de begrippen ‘keer, maal, vermenigvuldigen, product’ De commutativiteit bij vermenigvuldigingen herkennen Na vergelijking van verschillende oplossingswegen de oplossing kiezen die het meest geschikt lijkt eindterm GO 1.9 1.13 1.1.23 1.1.25 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.13 1.14 leren leren 5 1.1.27 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 1 van 4 N I A N LES 190 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 6 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 6 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 10 het resultaat onmiddellijk correct invullen Tellen met sprongen van 6 Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld het praktisch nut van vermenigvuldigingen in de maatschappij aangeven eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.10 1.13 1.1.25 1.10 1.13 4.3 1.1.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.35 1.4.02 1.5.03 2 van 4 N I A I LES 191 LES 192 meten en temperatuur metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Beseffen dat temperatuur een relatief en subjectief begrip is en ‘koud, lauw, warm’ ervaren Weten dat de thermometer het instrument is om temperatuur objectief te meten Positieve en negatieve temperaturen meten en aflezen op een thermometer Temperatuurverschillen vaststellen, berekenen (uitsluitend met positieve temperaturen) en correct noteren Daarbij het symbool °C gebruiken Reflecteren op de eigen leefwereld 1 en 2 van 2 eindterm GO OD 2.1 1.2.23 OD 2.1 2.5 1.2.25 2.1 2.2 2.5 1.2.24 1.2.25 4.2 4.3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 193 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 6 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties delingen door 6 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat er bij een deling door 6 nagegaan wordt hoeveel keer 6 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren Na een inleiding ontdekken wat het onderwerp en de inhoud van de les zullen zijn eindterm GO 1.9 1.10 1.1.14 1.10 1.13 1.1.23 1.9 1.1.23 1.1.24 leren leren 1 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 4 N I A N LES 194 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 6 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 6 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Het resultaat bij de deeltafel van 6 onmiddellijk correct invullen Tijdens de reproductiefase hiaten opvullen door tafels te memoriseren Met elkaars hulp moeilijke deeltafeloefeningen memoriseren eindterm GO 1.9 1.10 1.1.14 1.1.23 1.10 1.1.23 1.1.27 1.1.33 1.4.03 1.10 leren leren 1 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I LES 195 getallenkennis doelenverwijzing tabellen en grafieken: herhaling lesdoelen 1 2 3 4 Hoeveelheden handig tellen door te turven Kwantitatieve gegevens aflezen van een beeldgrafiek en er eenvoudige bewerkingen mee uitvoeren Kwantitatieve gegevens aflezen van een blokgrafiek en er eenvoudige bewerkingen mee uitvoeren Een goede voorstelling maken van een wiskundig contextprobleem 4 van 6 eindterm GO 1.8 1.9 1.8 1.1.02 1.8 1.1.08 4.1 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.08 N I A I LES 196 bewerkingen doelenverwijzing TE – E (met brug), ook met 3 getallen lesdoelen 1 2 3 4 Aftrekkingen van de vorm TE – E met overbrugging van het tiental uitvoeren, schematisch en ‘uit het hoofd’ Volgens de standaardprocedure aftrekkingen met meer dan 2 natuurlijke getallen van de vorm TE – E – E uitvoeren Concreet ontdekken dat de aftrekking niet commutatief is De tussenstappen om tot een oplossing te komen correct verwoorden eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.14 1.1.30 1.14 1.1.27 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A N LES 197 getallenkennis doelenverwijzing geldwaarden met kommagetallen lesdoelen 1 2 3 4 Alle geldige en gebruikelijke muntstukken en biljetten tot € 100 benoemen Kommagetallen met hoogstens 2 decimalen lezen om geldwaarden in euro te begrijpen, bv. € 4,25 lezen als 4 komma 25 euro of 4 euro en 25 cent De euro als maateenheid hanteren en de symbolen € en EUR gebruiken Het reclameblaadje in het werkschrift op realiteitswaarde beoordelen I eindterm GO 2.2 2.11 1.2.16 2.2 2.11 1.1.34 1.2.26 2.2 2.11 leren leren 6 1.2.16 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A LES 198 meten en de euro: gepast betalen en metend rekenen wisselen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Prijzen in euro met 2 cijfers na de komma en de symbolen € en EUR lezen en noteren Benaderende prijzen kennen van voorwerpen binnen de eigen interessesfeer Munten en biljetten gebruiken om gepast te betalen en om te wisselen De procedure met betrekking tot gepast betalen en wisselen toepassen in betekenisvolle situaties, zowel binnen als buiten de klas eindterm GO 2.2 2.11 1.2.16 2.3 2.8 1.2.16 2.2 2.11 4.2 1.2.16 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.34 1.1.35 4 van 6 N I A N LES 199 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: TE + E / E + TE/ TE – E (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen van de vormen TE + E en E + TE en aftrekkingen van de vorm TE – E uitvoeren en verwoorden, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE + E en E + TE van elkaar onderscheiden Optellingen van de vormen TE + E en E + TE en aftrekkingen van de vorm TE – E paraat uitvoeren en invullen Verwoorden welke oplossingswijze en welke deelstappen gevolgd werden om tot een oplossing te komen. eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 2 N I A I LES 200 meten en de euro: betalen en metend rekenen teruggeven doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 De in omloop zijnde munten en bankbiljetten tot € 100 onderscheiden en benoemen Op verschillende manieren eenzelfde bedrag betalen en de meest gepaste betalingswijze kiezen Biljetten en munten gebruiken om te betalen, om terug te geven (op twee manieren: aftrekken en doortellen) en om na te tellen Door verschillende oplossingswegen te vergelijken die oplossing kiezen die het meest bruikbaar is 5 van 6 eindterm GO 2.2 2.11 1.1.16 2.11 1.1.16 2.11 1.1.16 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 201 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: TE + E / E + TE/ TE – E (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen van de vormen TE + E en E + TE en aftrekkingen van de vorm TE – E uitvoeren en verwoorden Optellingen van de vorm TE + E en E + TE van elkaar onderscheiden Optellingen van de vormen TE + E en E + TE en aftrekkingen van de vorm TE – E paraat uitvoeren en invullen Oplossingen vergelijken en eventuele fouten herstellen eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 2 N I A I LES 202 bewerkingen doelenverwijzing automatiseren: E + E tot 20 (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Natuurlijke getallen tot 20 met overbrugging optellen (onder tijdsdruk) De resultaten van optellingen tot 20 paraat kennen Zonder en met tijdsdruk optellingen tot 20 correct oplossen en invullen Verwoorden wat als gemakkelijk en moeilijk ervaren wordt en waarom eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 5 van 8 N I A A LES 203 - 208 doelenverwijzing getallenkennis evaluatie sprong 8 lesdoelen 1 2 3 getallenkennis + meten en metend rekenen 4 meten en metend rekenen 5 6 bewerkingen 7 8 9 meetkunde eindterm GO Hoeveelheden handig tellen door te turven, door er structuur in aan te brengen Natuurlijke getallen tot 100 schrijven 1.8 1.9 1.5 1.1.02 Een enkelvoudig patroon herkennen in een gegeven reeks getallen en het verder zetten Kommagetallen met hoogstens 2 decimalen lezen om geldwaarden in euro te begrijpen, bv. 3,25 euro lezen als 3 euro en 25 cent De gepaste munten en biljetten gebruiken om te betalen, te wisselen en terug te geven De tijd aflezen op een wijzerklok: het uur en het halfuur Positieve temperaturen aflezen op een thermometer 1.12 1.1.17 2.2 2.11 1.1.34 1.2.16 1.2.26 2.2 2.12 2.1 2.2 2.5 1.13 1.2.21 1.13 1.1.30 1.10 1.1.15 1.1.16 1.1.23 1.1.23 1.1.25 Optellingen van de vormen TE + E en E + TE (met brug) en aftrekkingen van de vorm TE – E (met brug) paraat uitvoeren en invullen Optellingen onderscheiden als oefeningen van de vorm TE + E of E + TE (met brug) De maal- en deeltafel van 6 uitvoeren en invullen 10 Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 8 en 10 het resultaat correct invullen 11 Het begrip ‘hoek’ ontdekken en herkennen in meetkundige figuren Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.10 3.1 1.1.11 1.2.24 1.2.25 1.1.30 LES 209 getallenkennis doelenverwijzing orde, regelmaat, patronen en structuren tussen en met getallen lesdoelen 1 2 3 4 Orde, regelmaat, verbanden, enkelvoudige patronen en structuren tussen en met getallen opsporen, onderzoeken, ontdekken Voorbeelden van patronen en structuren tussen en met getallen opsporen en ontdekken Bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling werken Volhouden bij het zoeken naar oplossingen eindterm GO 1.12 1.1.17 1.12 1.1.17 SV 1.5 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 8 N I A N LES 210 bewerkingen doelenverwijzing TE + TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties optellingen van de vorm TE + TE uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE + E paraat uitvoeren en invullen In functie van optellingen van de vorm TE + TE optellingen van de vormen TE + T en TE + E uitvoeren Verwoorden welke deelstappen gezet worden om tot een oplossing te komen en ze vergelijken met wat al gekend is 1 van 3 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 211 getallenkennis/ meten en metend rekenen doelenverwijzing schatten lesdoelen 1 2 3 4 Het resultaat van een te maken bewerking schatten Referentiematen kennen en gebruiken bij het schatten Een grootte schatten bij meetopdrachten met standaardmaateenheden en de schatting vergelijken met het meetresultaat Verworven inzichten met betrekking tot het schatten efficiënt hanteren in realistische toepassingssituaties 2 van 2 eindterm GO 1.16 1.1.31 2.8 1.2.04 2.8 1.2.04 4.2 1.4.02 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 212 bewerkingen doelenverwijzing TE + TE (met brug) lesdoelen In reële, betekenisvolle situaties optellingen van de vorm TE + TE uitvoeren en verwoorden, met concrete materialen, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE + E paraat uitvoeren en invullen Inzien dat optellingen van de vorm TE + TE in deelstappen worden uitgevoerd Reflecteren op de verschillende deelstappen 2 van 3 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 213 LES 214 meten met de meten en standaardmaateenheden m, metend rekenen dm en cm doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 De maateenheden en symbolen m, cm en dm kennen en er meetresultaten mee noteren, al dan niet met meer dan één maateenheid (bv. 4 dm 7 cm) Termen als ‘lengte, breedte, hoogte, dikte, maat, maatgetal, maateenheid’ kennen en gebruiken Een referentiemaat voor 1 dm gebruiken en de meetlat correct hanteren Beseffen dat nauwkeurig werken voordelen biedt en soms noodzakelijk is eindterm GO 2.1 2.2 1.2.04 2.2 1.2.03 2.3 1.2.04 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 9 en 10 van 14 N I A N LES 215 bewerkingen doelenverwijzing TE + TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen van de vorm TE + TE met overbrugging van het tiental uitvoeren en verwoorden, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen van de vorm TE + TE met brug paraat uitvoeren en invullen Stap voor stap tot het verkorten en verinnerlijken van het oplossingsproces komen Reflecteren op de eigen oplossingsweg 3 van 3 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.4.03 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 216 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 9 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen met de hoeveelheid 9 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 9 Deze vermenigvuldigingen verwoorden met de begrippen ‘keer, maal, vermenigvuldigen, product’ De verschillende tafels kritisch vergelijken eindterm GO 1.9 1.13 1.1.25 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 leren leren 6 2.1.36 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 4 N I A N LES 217 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 9 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 9 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10 het resultaat onmiddellijk correct invullen Tellen met sprongen van 9 Elkaars en het eigen werk kritisch bekijken en de juiste oplossingsstrategie bespreken eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.10 1.13 1.1.25 1.10 1.13 leren leren 6 1.1.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 4 N I A I LES 218 meetkunde doelenverwijzing gemengde herhaling lesdoelen 1 2 3 4 Evenwijdige, snijdende en loodrechte lijnen ontdekken in de omgeving Gelijkheid van vorm en grootte ontdekken bij ruimtefiguren en bij vlakke figuren Spiegelbeelden ontdekken in de omgeving en bij vlakke figuren Zelfstandig en correct gebruikmaken van geschikte instrumenten, hier een mira-spiegel 5 van 5 eindterm GO 3.1 3.2 3.1 3.6 2.3.06 3.6 leren leren 2 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.3.04 1.3.05 N I A I LES 219 meten en de euro: gepast betalen en metend rekenen teruggeven doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Prijzen in euro met 2 cijfers na de komma en de symbolen € en EUR lezen en noteren Munten en biljetten gebruiken om gepast te betalen en te wisselen Munten en biljetten gebruiken om terug te geven (op 2 manieren: aftrekken en doortellen) en om na te tellen Het resultaat controleren en het belang van controle inzien eindterm GO 2.2 2.11 1.2.16 2.11 1.2.16 2.11 1.2.16 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 6 van 6 N I A I LES 220 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 9 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties delingen door 9 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat er bij een deling door 9 nagegaan wordt hoeveel keer 9 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren De verschillende tafels kritisch vergelijken eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 2.1.36 1.10 1.13 1.1.23 2.1.33 2.1.36 1.1.23 1.9 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 4 N I A N LES 221 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 9 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 9 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Het resultaat bij de deeltafel van 9 onmiddellijk correct invullen Inzien dat de deling een verkorte vorm van aftrekken van gelijke getallen is Elkaars en eigen werk kritisch bekijken en de juiste oplossingsstrategie bespreken eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.10 2.1.36 1.11 1.1.26 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I LES 222 meten en de klok: het kwartier metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 Het kwartier aflezen en aanduiden 2 De betekenis van het kwartier ten opzichte van het halfuur en het uur correct interpreteren Het uur, het halfuur, ‘kwart voor’ en ‘kwart over’ correct lezen en rubriceren per soort Nagaan of de eigen kennis in verband met kloklezen al aangewend wordt 3 4 4 van 8 eindterm GO 2.2 2.12 2.2 2.12 2.2.26 2.2 2.12 1.2.21 2.2.26 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.2.21 2.2.26 N I A N LES 223 bewerkingen doelenverwijzing TE TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van de vorm TE TE met brug uitvoeren en verwoorden, met concreet materiaal, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Aftrekkingen van de vorm TE TE met brug paraat uitvoeren en invullen Aftrekkingen van de vorm TE T en van de vorm TE E met brug paraat invullen Verwoorden welke deelstappen gezet worden om tot een oplossing te komen 1 van 3 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 224 meten en hoekgrootte metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Weten dat de grootte van een hoek wordt bepaald door de stand van de benen ten opzichte van elkaar Hoeken op verschillende manieren vergelijken (uitknippen, op elkaar leggen, met transparant papier bedekken …) De begrippen ‘hoek, hoekpunt, benen’ correct hanteren en de verschillende soorten hoeken correct benoemen Concreet ervaren dat een rechte hoek altijd hetzelfde is 1 van 2 eindterm GO 2.1 2.2.28 2.1 2.2.29 3.1 3.2 2.3.17 leren leren 4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 225 meten en hoeken op het gezicht metend rekenen vergelijken doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 De begrippen ‘hoek, hoekpunt, benen’ correct hanteren en een hoek tekenen Twee hoeken in het vlak op het gezicht vergelijken Hoeken vergelijken met een rechte hoek (een geodriehoek, een zelfgevouwen rechte hoek …) Over het geleerde nadenken en het in de realiteit toepassen 2 van 2 eindterm GO 3.1 3.4 2.1 2.3.17 2.1 3.1 3.2 2.3.17 2.3.18 2.3.20 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2.3.18 N I A I LES 226 bewerkingen doelenverwijzing TE – TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties aftrekkingen van de vorm TE – TE met overbrugging van het tiental uitvoeren en verwoorden, met concreet materiaal, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Aftrekkingen van de vorm TE – TE met brug paraat uitvoeren en invullen Inzien dat aftrekkingen van de vorm TE – TE met brug in deelstappen worden uitgevoerd, namelijk eerst een aftrekking van de vorm TE – T gevolgd door een aftrekking van de vorm TE – E met brug Zichzelf kennen en inzicht hebben in de eigen aanpak 2 van 3 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.23 1.1.30 leren leren 4, 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 227 getallenkennis doelenverwijzing de enkelvoudige tabel lesdoelen 1 2 3 4 5 van 6 eindterm GO Kwantitatieve gegevens van een enkelvoudige tabel aflezen en er eenvoudige berekeningen mee uitvoeren Een ‘kolom’ en een ‘rij’ onderscheiden in een enkelvoudige tabel Enkelvoudige tabellen samenstellen 1.8 1.28 1.1.30 De rol en het praktisch nut van enkelvoudige tabellen illustreren met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld 4.2 1.8 1.8 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 228 bewerkingen doelenverwijzing TE – TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Aftrekkingen van de vorm TE – TE met overbrugging van het tiental schematisch en ‘uit het hoofd’ uitvoeren Aftrekkingen van de vorm TE – TE met brug paraat uitvoeren en invullen Aftrekkingen van de vorm TE – T – E uitvoeren in functie van aftrekkingen van de vorm TE – TE Verwoorden welke deelstappen gezet worden om tot een oplossing te komen 3 van 3 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 229-234 evaluatie sprong 9 doelenverwijzing lesdoelen getallenkennis 1 2 meetkunde 3 bewerkingen 4 5 6 7 Tellen met sprongen van 9 8 Verwoordingen als ‘delen’ en ‘gedeeld door’ bij de deeltafel van 9 begrijpen en daarbij het symbool ‘:’ hanteren en noteren Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 10 het resultaat correct invullen Metingen in cm uitvoeren en de meetresultaten noteren In functie van wat men wil meten en van de beoogde nauwkeurigheid de juiste maateenheid kiezen De tijd op een wijzerklok aflezen tot op het kwartier nauwkeurig Munten en biljetten herkennen om gepast te betalen 9 meten en metend rekenen Een enkelvoudig patroon herkennen in een gegeven reeks getallen en de rij verder zetten Kwantitatieve gegevens van een enkelvoudige tabel aflezen en er eenvoudige berekeningen mee uitvoeren Hoeken herkennen, onderscheiden van andere figuren en benoemen Optellingen van de vorm TE + TE met brug in deelstappen en paraat uitvoeren en invullen Aftrekkingen van de vorm TE – TE met brug in deelstappen en paraat uitvoeren en invullen De maal- en deeltafel van 9 uitvoeren en invullen 10 11 12 13 Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.12 1.1.17 1.8 1.18 1.1.30 3.1 OD 2.2 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.10 1.1.15 1.1.16 1.1.23 1.1.03 1.10 1.13 1.9 1.10 2.2 1.1.23 1.1.23 1.1.25 1.2.04 2.1 2.2 1.2.03 2.2 2.12 2.11 1.2.26 1.2.16 LES 235 getallenkennis doelenverwijzing het honderdveld lesdoelen 1 2 3 4 Inzicht verwerven in de tientalligheid en het plaatswaardesysteem van ons talstelsel Gebruikmaken van de termen en de symbolen ‘eenheid’ (E), ‘tiental’ (T) en ‘honderdtal’ (H) Tellen tot en terugtellen van 100 met sprongen van 2 en 5 Actief luisteren tijdens een groepsactiviteit 3 van 8 eindterm GO 1.5 1.1.09 1.1.10 1.9 1.1.10 1.1 1.1.03 SV 2 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 236 bewerkingen doelenverwijzing E + E / TE + E / E + TE / TE + TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen van de vorm E + E met brug correct oplossen volgens de standaardprocedure Optellingen van de vormen TE + E en E + TE met brug correct oplossen volgens de standaardprocedure Daarbij zo nodig de commutativiteit toepassen Optellingen van de vorm TE + TE met brug correct oplossen volgens de standaardprocedure Weten dat een goede analyse en het correct rubriceren van de verschillende soorten oefeningen helpt om ze op te lossen eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.14 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 6 N I A I LES 237 getallenkennis doelenverwijzing patronen met 4 elementen lesdoelen 1 2 3 4 Patronen van 4 elementen in een rij, in de realiteit of getekend, herkennen en voortzetten Een mondeling geformuleerde samenstelling van een patroon met 4 elementen realiseren De samenstelling van een zelf ontworpen en gerealiseerd patroon met 4 elementen verwoorden en daarbij begrippen als ‘eerste, tweede, middelste, voorlaatste, op één na laatste, de eerste drie, de laatste twee …’ hanteren Zich een goede voorstelling maken van een patroon door aandachtig te kijken en te luisteren 3 van 4 eindterm GO 1.12 1.1.17 1.12 1.1.17 1.12 1.1.17 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 N I A N LES 238 bewerkingen doelenverwijzing E + E / TE + E / E + TE / TE + TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen van de vorm E + E met brug correct oplossen volgens de standaardprocedure Optellingen van de vormen TE + E en E + TE met brug correct oplossen volgens de standaardprocedure Daarbij zo nodig de commutativiteit toepassen Optellingen van de vorm TE + TE met brug correct oplossen volgens de standaardprocedure Een oplossingsplan maken om de juiste oplossingsweg te kunnen uitvoeren eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.14 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 6 N I A I LES 239 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 6, 8 en 9 lesdoelen 1 van 4 eindterm GO 1 Een natuurlijk getal < 10 vermenigvuldigen met 6, 8 of 9 1.10 2 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x, waarbij x gelijk is aan 6, 8 of 9 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen Weten dat de vermenigvuldiging en de deling omgekeerde bewerkingen zijn en dat inzicht als controlemiddel toepassen Een oplossingsweg kiezen en rechtvaardigen 1.10 1.1.23 1.1.25 2.1.36 2.1.36 1.11 1.1.26 1.11 1.1.26 leren leren 4 1.4.03 3 4 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 240 bewerkingen doelenverwijzing TE – E en TE – TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Aftrekkingen van de vormen TE – E en TE – TE met brug uitvoeren en verwoorden, met schematische voorstelling en ‘uit het hoofd’ Aftrekkingen onderscheiden als oefeningen van de vorm TE – E of TE – TE met brug Aftrekkingen van de vormen TE – E en TE – TE met brug paraat uitvoeren en invullen en daarbij getallen correct splitsen Verwoorden welke oplossingswijze gehanteerd en welke deelstappen gezet werden om tot een oplossing te komen eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 6 N I A I LES 241 LES 242 niet-conventionele meten en maateenheden en metend rekenen standaardmaateenheden doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 5 Weten dat het resultaat van een inhoudsmeting uitgedrukt kan worden in liter of daarvan afgeleide maateenheden De maateenheden en hun symbolen l, cl, dl hanteren, er meet- of berekeningsresultaten mee noteren en daarbij gebruikmaken van verschillende maateenheden Referentiematen en de term ‘inhoud’ kennen en gebruiken De inhoud van allerlei voorwerpen meten en een bepaalde inhoud afmeten Geschikte meetinstrumenten kiezen om inhoud te meten en ze correct gebruiken Zelfgemaakte meetinstrumenten ijken en correct gebruiken De nood aan standaardmaateenheden ervaren Schatten alvorens effectief te meten De geschikte maateenheid en het gepaste meetinstrument kiezen in functie van de te meten inhoud Verwoorden hoe te werk wordt gegaan 3 en 4 van 4 eindterm GO 2.1 2.2 1.2.10 2.2.10 2.8 1.2.09 1.2.10 2.3 1.2.09 2.3 2.8 1.2.09 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 243 bewerkingen doelenverwijzing TE – E en TE – TE (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Aftrekkingen van de vormen TE – E en TE – TE met brug uitvoeren en verwoorden De juiste standaardprocedure kiezen voor de verschillende vormen van aftrekkingen De geleerde begrippen toepassen in enkelvoudige vraagstukken (aangeboden met prenten en geschreven taal) Afbeeldingen gebruiken om een tekst beter te begrijpen eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 4.2 1.4.01 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 6 N I A I LES 244 getallenkennis doelenverwijzing de verdelingsdeling lesdoelen 1 2 3 4 Inzien dat bij een deling een hoeveelheid in gelijke delen wordt verdeeld (de verdelingsdeling) Een breuk met een noemer 10 nemen van een grootheid of een hoeveelheid Een breuk interpreteren als een operator en als vermenigvuldigingsfactor Weten dat vermenigvuldigen en delen omgekeerde bewerkingen zijn en dat inzicht als controlemiddel toepassen 6 van 10 eindterm GO 1.10 1.11 1.1.23 1.4 1.1.18 1.1.19 1.4 1.1.18 1.1.19 1.11 1.1.26 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 245 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 6, 8 en 9 lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal 10 vermenigvuldigen met 6, 8 of 9 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x, waarbij x gelijk is aan 6, 8 of 9 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen Zichzelf kennen en inzicht hebben in de eigen aanpak 2 van 4 eindterm GO 1.10 1.1.23 1.10 1.1.23 1.11 1.1.26 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 246 meten en tijdstip en tijdsduur metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 eindterm De datum lezen en voluit noteren 2.2 De afkorting ‘min.’ lezen De samenhang kennen tussen de 2.6 maateenheden 1 week = 7 dagen en 1 2.7 jaar = 12 maanden 2.12 Tijdsduur berekenen in dagen met 2.3 behulp van een kalender OD 2.9 Vragen stellen bij en realistisch leren nadenken over de aangeboden leerstof leren 2, 3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 5 van 8 GO 1.2.20 1.2.21 1.2.20 2.2.26 N I A N LES 247 meten en volumes vergelijken metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Voorwerpen vergelijken en classificeren volgens hun grootte door te kijken en te manipuleren Daarbij de begrippen ‘groot, groter, klein, kleiner, even groot als …’ gebruiken Twee of meer gelijkvormige voorwerpen door kijken en manipuleren vergelijken en ordenen volgens toenemend of afnemend volume Volumes meten met een nietconventionele maateenheid en ze ordenen op basis van het meetresultaat Materialen zorgvuldig gebruiken en bij het einde van de taak de werktafel weer in orde brengen zoals afgesproken 1 van 2 eindterm GO OD 2.2 OD 2.6 1.2.02 OD 2.3 1.2.02 OD 2.6 1.2.02 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 248 meten en volumes omstructureren metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Inzien dat het volume van een object niet beïnvloed wordt door zijn plaats, richting, oriëntatie … Ervaren en verwoorden dat volumes gelijk kunnen blijven ook als de vorm van het object verandert Grootheden (volumes) omstructureren om ze beter te kunnen vergelijken Een volume samenstellen uit 2 of meer volumes of veranderen door er iets aan toe te voegen of van weg te nemen, en die verandering verwoorden Samen opdrachten uitvoeren en voldoende openstaan om elkaar te helpen en van elkaar te leren 2 van 2 eindterm GO OD 2.5 1.2.01 OD 2.5 1.2.01 OD 2.4 OD 2.5 1.2.01 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 249 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 6, 8 en 9 lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal 10 vermenigvuldigen met 6, 8 of 9 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x, waarbij x gelijk is aan 6, 8 of 9 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen Memorisatietechnieken gebruiken, bv. een ezelsbruggetje 3 van 4 eindterm GO 1.10 1.10 1.1.23 2.1.36 2.1.36 1.11 1.1.26 leren leren 1 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 250 getallenkennis doelenverwijzing verhoudingen vergelijken lesdoelen 1 2 3 4 3 van 4 eindterm GO Verhoudingen vergelijken op concreet en schematisch niveau Het ontbrekende verhoudingsgetal berekenen Gelijkwaardige verhoudingen bepalen 1.21 1.1.05 1.1.17 1.1.09 1.1.17 1.1.17 De gevonden oplossing verifiëren met de realiteit leren leren 6 1.21 1.21 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 251 bewerkingen doelenverwijzing de tafels van 6, 8 en 9 lesdoelen 1 2 3 4 Het resultaat van de maal- en deeltafels van 6, 8 en 9 onmiddellijk correct invullen Zonder en met tijdsdruk delingen en vermenigvuldigingen van de tafels van 6, 8 en 9 correct oplossen en invullen Weten dat de vermenigvuldiging en de deling omgekeerde bewerkingen zijn en dat inzicht toepassen als controlemiddel Inzien dat controle belangrijk is 4 van 4 eindterm GO 1.10 1.1.15 1.1.16 1.10 1.1.15 1.1.16 1.1.23 1.1.26 1.11 leren leren 5, 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 N I A A LES 252 meetkunde doelenverwijzing blokkenconstructies lesdoelen 1 2 3 4 Constructies uitvoeren aan de hand van verbaal geformuleerde voorschriften De relatie leggen tussen driedimensionale situaties en hun voorstellingen om zich te oriënteren in de ruimte Een driedimensionale blokkenconstructie nabouwen met een driedimensionale afbeelding als model Verwoorden hoe te werk wordt gegaan om een probleem op te lossen 7 van 8 eindterm GO 3.7 1.3.04 3.7 1.3.02 3.7 1.3.04 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 253 meetkunde doelenverwijzing richting en de kortste weg lesdoelen 1 2 3 4 Pictogrammen die onder meer een richting aanduiden, lezen en gebruiken Wegwijzers en pictogrammen hanteren als symbolen voor richting In een concrete ruimte de kortste weg tussen twee plaatsen vinden en die beschrijven Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld de rol en het praktisch nut van wiskunde in de maatschappij verwoorden 8 van 8 eindterm GO 3.1 1.3.03 1.3.07 1.3.03 1.3.07 1.3.03 1.3.07 3.1 3.1 4.3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 N I A I LES 254 bewerkingen doelenverwijzing TE E tot 20 (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Aftrekkingen uitvoeren van de vorm TE E met brug (TE 20) De resultaten van aftrekkingen van de vorm TE E met brug (TE 20) paraat kennen Zonder en met tijdsdruk aftrekkingen van de vorm TE E met brug (TE 20) oplossen en invullen Voldoende zelfstandigheid, concentratie en doorzettingsvermogen betonen om onder tijdsdruk tot een oplossing te komen 6 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 6 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A A LES 255-260 evaluatie sprong 10 doelenverwijzing lesdoelen getallenkennis eindterm GO 1.5 1.9 1.1.09 1.1.10 1.21 1.12 1.1.05 1.1.09 1.1.17 1.1.17 1.4 1.10 1.11 1.1.18 1.1.19 1.1.23 2.1 2.2 1.2.10 2.3 1.2.09 OD 2.6 1.2.02 OD 2.6 1.2.02 2.6 2.7 2.12 2.2 1.2.20 1.10 2.1.36 12 Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10 het resultaat correct invullen 1.10 1.1.23 1.1.25 13 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen 14 Optellingen van de vormen E + TE, TE + E, TE + TE, E + E met brug correct oplossen volgens de standaardprocedure 15 Aftrekkingen van de vorm TE – E, TE – TE met brug correct oplossen volgens de standaardprocedure 16 Constructies nabouwen aan de hand van een afbeelding en het aantal gebruikte blokken per bouwsel noteren 17 Wegwijzers en pictogrammen hanteren en lezen als symbolen voor richting 1.11 1.13 1.1.26 2.1.36 1.1.30 1.13 1.1.30 3.7 1.3.04 3.1 1.3.03 1.3.07 1 2 3 4 meten en metend rekenen 5 6 7 8 9 bewerkingen meetkunde De termen en symbolen ‘eenheid’ (E), ‘tiental, staafje’ (T) gebruiken en door inzicht het plaatswaardesysteem van ons talstelsel kennen Verhoudingen vergelijken en het ontbrekende verhoudingsgetal berekenen aan de hand van een schematische voorstelling Getekende patronen van 4 elementen herkennen of zelf ontwerpen en voortzetten Inzien dat bij een deling een hoeveelheid in gelijke delen wordt verdeeld Een breuk als ‘de helft’ en ‘een kwart’ in de omgangstaal herkennen en gebruiken als ‘deel van een geheel’ Weten dat het resultaat van een inhoudsmeting, een lengtemeting, een gewichtsmeting uitgedrukt kan worden in respectievelijk liter, meter en kilogram en daarvan afgeleide maateenheden Een passend meetinstrument kiezen voor het meten van een inhoud, een lengte of een gewicht Twee of meer gelijkvormige voorwerpen volgens volume vergelijken Voorwerpen vergelijken volgens hun grootte en daarbij de begrippen ‘groot, klein, groter dan, kleiner dan, even groot als…’ gebruiken De samenhang kennen tussen de maateenheden 1 week = 7 dagen en 1 jaar = 12 maanden 10 Weten dat tijdstip en tijdsduur uitgedrukt kunnen worden in uur of daarvan afgeleide maateenheden 11 De deeltafels van 8, 6 en 9 uitvoeren en invullen Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.2.21 LES 261 getallenkennis doelenverwijzing structuur tussen getallen tot 100 lesdoelen 1 2 3 4 Tellen, terugtellen en doortellen tot 100 met sprongen van 1, 2 en 5 Orde, regelmaat, verbanden, patronen en structuren tussen en met getallen opsporen, onderzoeken, ontdekken en zelf voorbeelden bedenken Natuurlijke getallen > 10 (her)structureren Geconcentreerd doorwerken om tot een resultaat te kunnen komen. eindterm GO 1.1 1.1.03 1.12 1.1.12 1.1.17 1.8 1.10 leren leren 6 1.1.08 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 8 N I A I LES 262 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 7 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties gedurige sommen met de hoeveelheid 7 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafel van 7 Deze vermenigvuldigingen verwoorden met de begrippen ‘keer, maal, vermenigvuldigen, product’ Steunpunten hanteren om inzichtelijk tot de goede oplossing te komen Een probleem analyseren en gebruikmaken van de steunpunten om tot een goede oplossing te komen eindterm GO 1.9 1.10 1.1.16 1.1.17 1.1.23 1.9 1.10 1.1.23 1.1.25 1.11 1.10 1.14 leren leren 4 1.1.23 1.1.26 1.1.27 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 4 N I A N LES 263 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafel van 7 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO In reële, betekenisvolle situaties de tafel van 7 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 het resultaat onmiddellijk correct invullen Tellen met sprongen van 7 1.9 1.10 1.1.16 1.1.17 1.1.23 1.10 1.1.17 1.1.23 1.10 1.13 1.1.03 1.1.10 1.1.25 Over de nodige kennis beschikken om de vraag ‘Wat is nieuw in deze les?’ zelfstandig te beantwoorden leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 4 N I A I LES 264 meten en snelheid metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 6 van 8 eindterm Levende wezens en/of mechanische voorwerpen rangschikken op basis van hun normaal ontwikkelde snelheid Ervaren en verwoorden dat bewegende elementen een snelheid hebben of ontwikkelen Op grond van ervaringen beseffen dat snelheid een relatief en subjectief begrip is Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld de rol en het praktisch nut van wiskunde in de maatschappij verwoorden GO OD 2.3 OD 2.3 OD 2.3 4.3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.5.2 N I A I LES 265 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 7 aanbrengen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties delingen door 7 uitvoeren, met losse blokjes, op het 100-veld en ‘uit het hoofd’ Inzien dat er bij een deling door 7 nagegaan wordt hoeveel keer 7 in een hoeveelheid gaat Deze delingen verwoorden met de begrippen ‘delen, keer, gedeeld door’ en daarbij het :-symbool benoemen, noteren en hanteren Leiding geven en leiderschap van een klasgenoot aanvaarden eindterm GO 1.9 1.10 1.1.14 1.1.17 1.1.26 1.10 1.13 1.1.23 1.1.26 1.9 1.1.23 SV 1.5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 4 N I A N LES 266 bewerkingen doelenverwijzing de deeltafel van 7 inoefenen lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties de deeltafel van 7 uitvoeren en verwoorden volgens de standaardprocedure, met losse blokjes, op een 100-veld en ‘uit het hoofd’ Het resultaat bij de deeltafel van 7 onmiddellijk correct invullen Inzien dat de deling niet commutatief is De opgedane kennis zelfstandig evalueren eindterm GO 1.9 1.10 1.1.23 1.10 1.1.13 1.14 1.1.27 leren leren 2 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I LES 267 meetkunde doelenverwijzing kijklijnen en schaduwen lesdoelen 1 2 3 4 4 van 4 eindterm GO Kijklijnen (viseerlijnen) ervaren in de werkelijkheid Experimenteren met licht en schaduw 1.29 1.3.02 1.3.03 Conclusies trekken over de relatie tussen de vorm (lengte) en de plaats van de schaduw en de onderlinge posities van de lichtbron en het voorwerp dat schaduw geeft Verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven bij het bespreken van de waarnemingen 1.29 1.29 SV 2 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A N LES 268 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Optellingen van de vormen TE + E, E + TE, E + E, TE + TE en aftrekkingen van de vormen TE – E en TE – TE uitvoeren en verwoorden, met schematische voorstellingen en ‘uit het hoofd’ Optellingen en aftrekkingen onderscheiden als oefeningen van de vormen TE + E, E + TE, E + E, TE + TE, TE – E en TE – TE paraat uitvoeren en invullen In een vergelijking de ontbrekende symbolen invullen Verwoorden welke oplossingswijze en welke deelstappen gevolgd worden om tot een oplossing te komen. 5 van 6 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.9 1.11 leren leren 4 1.1.24 1.1.34 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 269 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks (met brug) lesdoelen 1 2 3 4 Twee of meer natuurlijke getallen (som of aftrektal 100) optellen of aftrekken volgens de standaardprocedure en die verwoorden als bewerking Weten dat optellen en aftrekken omgekeerde bewerkingen zijn en dat inzicht toepassen als controlemiddel In een vergelijking ontbrekende symbolen invullen Een probleemstelling als een spannende uitdaging opvatten eindterm GO 1.13 1.1.30 1.11 1.1.26 1.1.31 1.9 1.11 leren leren 6 1.1.24 1.1.34 1.5.06 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 6 van 6 N I A I LES 270 getallenkennis doelenverwijzing de kruistabel lesdoelen 1 2 3 4 6 van 6 eindterm GO Temperaturen aflezen van thermometers en van tabellen en daarbij het °-symbool hanteren Een kruistabel samenstellen 2.1 2.2 2.5 1.8 1.2.25 Kwantitatieve gegevens van een kruistabel aflezen en er eenvoudige bewerkingen mee uitvoeren Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld het praktisch nut van thermometers en kruistabellen verwoorden 1.8 1.1.34 1.2.26 leren leren 5 1.1.35 1.5.01 1.5.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.34 N I A N LES 271 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld gecombineerd met optellingen lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO Natuurlijke getallen tot 100 lezen en schrijven Getallen op het 100-veld plaatsen 1.5 1.1.11 1.8 Alle vormen van optellingen tot 100 met en zonder brug uit het hoofd uitvoeren Verwoorden waarom een oefening al dan niet als leuk wordt ervaren 1.13 1.1.08 1.1.09 1.1.30 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.4.03 5 van 8 N I A I LES 272 getallenkennis doelenverwijzing de getallenlijn gecombineerd met aftrekkingen lesdoelen 1 2 3 4 eindterm GO 1.5 1.1.13 1.9 1.1.09 1.1.10 1.1.30 Rangorde tot 100 aangeven op een getallenlijn Gebruikmaken van rekentaal tot 100 Alle vormen van aftrekkingen tot 100 met en zonder brug uit het hoofd uitvoeren Verwoorden welke oplossingswijze en welke deelstappen gevolgd worden om tot een oplossing te komen Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.13 leren leren 5 1.4.03 6 van 8 N I A I LES 273 getallenkennis doelenverwijzing tegelpatronen en mozaïeken lesdoelen 1 2 3 4 Getekende patronen van vormen in een gegeven rij herkennen en de rij verder zetten Enkelvoudige patronen van getallen in een gegeven rij herkennen en de rij verder zetten Een patroon van vormen of getallen voortzetten waarbij in één vlak verschillende patronen voorkomen (tegelpatroon – mozaïek) Zich tegelpatronen en mozaïeken voorstellen vanuit de realiteit eindterm GO 1.12 1.1.17 1.3.08 1.12 1.1.17 OD 3.4 1.1.17 1.3.08 leren leren 1 1.3.09 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A N LES 274 bewerkingen doelenverwijzing de maaltafels van 1 en van 0 lesdoelen 1 2 3 4 De gedurige som uitvoeren met de hoeveelheid 1 en de hoeveelheid 0, met losse blokjes en ‘uit het hoofd’ Deze gedurige sommen verkorten tot de maaltafels van 1 en van 0 Bij deze tafels het resultaat onmiddellijk correct invullen De commutativiteit bij vermenigvuldigingen met 1 en 0 vaststellen en verwoorden De eigen resultaten controleren door ze te vergelijken met die van anderen eindterm GO 1.1 1.1.23 1.1.25 1.9 1.10 1.1.25 1.10 1.14 1.1.27 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 8 N I A N LES 275 meetkunde doelenverwijzing bewegen in de ruimte lesdoelen 1 2 3 4 Elementaire meetkundige transformaties toepassen op het eigen lichaam en daarbij gebruikmaken van de volgende termen: - links, rechts - verschuiven, draaien - halve draai, kwartdraai Elementaire meetkundige transformaties toepassen op reële voorwerpen en daarbij gebruikmaken van de volgende termen: links, rechts verschuiven, draaien halve draai, kwartdraai De richting van de beweging van voorwerpen in de ruimte tegenover andere voorwerpen verkennen, bepalen en verwoorden en daarbij de term ‘afstand’ gebruiken De nodige aandacht opbrengen om een korte opdracht uit te voeren 1 van 1 eindterm GO 3.1 1.3.01 1.3.02 1.3.03 3.1 1.3.01 1.3.02 1.3.03 3.1 1.3.03 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 276 bewerkingen doelenverwijzing de tafelfamilies 5-10 / 2-4-8/ 3-6-9 / 7 lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal < 10 vermenigvuldigen met een natuurlijk getal < 10 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen en het verband zien tussen de verschillende tafels Inzien dat de vermenigvuldiging associatief is Door verschillende oplossingswegen te vergelijken de oplossing kiezen die voor hen het meest bruikbaar is eindterm GO 1.10 2.1.3.6 1.11 1.1.26 1.1.27 1.14 1.1.27 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 8 N I A I LES 277 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld gecombineerd met optellingen en aftrekkingen lesdoelen 1 Natuurlijke getallen tot 100 lezen, schrijven en handig tellen door er structuur in aan te brengen 2 Twee of meer natuurlijke getallen waarvan de som < 100 optellen volgens de standaardprocedure Twee of meer natuurlijke getallen < 100 van elkaar aftrekken volgens de standaardprocedure Verwoorden hoe je te werk bent gegaan om tot een oplossing te komen 3 4 eindterm GO 1.1 1.2 1.5 1.8 1.9 1.13 1.1.02 1.1.08 1.1.11 1.13 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.30 7 van 8 N I A I LES 278 LES 279 meten en lengte: schatten, meten, ijken metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Een grootte schatten aan de hand van referentiematen en de schatting vergelijken met het meetresultaat Een touw verdeeld in 10 meters ijken en correct gebruiken Herleidingen uitvoeren in betekenisvolle situaties en vaststellen dat hoe groter de maateenheid is, hoe kleiner het maatgetal en omgekeerd Zich inleven in een realistische situatie om er zich een goede voorstelling van te kunnen maken eindterm GO 2.3 2.8 1.2.02 1.2.04 2.1 2.7 2.1 2.6 2.7 1.2.03 leren leren 3 1.4.02 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.2.03 11 en 12 van 14 N I A I LES 280 bewerkingen doelenverwijzing automatiseren: TE – E met brug (tot 20) lesdoelen 1 2 3 4 Aftrekkingen van de vorm TE – E tot 20 met brug oplossen De resultaten bij de aftrekkingen met brug tot 20 paraat kennen Zonder en met tijdsdruk aftrekkingen met brug tot 20 correct oplossen en invullen Het inzicht dat optellen en aftrekken omgekeerde bewerkingen zijn als controlemiddel toepassen 7 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A A LES 281 - 286 doelenverwijzing getallenkennis evaluatie sprong 11 lesdoelen 1 3 Orde, regelmaat, verbanden, patronen en structuren tussen en met getallen opsporen, onderzoeken en ontdekken Kwantitatieve gegevens van een kruistabel aflezen en er eenvoudige bewerkingen mee uitvoeren Getallen op het 100-veld plaatsen 4 Gebruikmaken van rekentaal tot 100 2 meetkunde bewerkingen meten en metend rekenen 5 Conclusies trekken over de relatie tussen de vorm van de schaduw en het voorwerp dat schaduw geeft 6 De richting van de beweging van voorwerpen in de ruimte tegenover elkaar bepalen en verwoorden 7 Optellingen en aftrekkingen van de vormen TE + E, E + TE, E + E, TE + TE, TE – E en TE – TE (met brug) paraat uitvoeren en invullen 8 De maal- en deeltafel van 7 uitvoeren en invullen 9 Bij de maal- en deeltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10 de uitkomst correct invullen 10 Bij de maaltafels van 1 en van 0 het resultaat onmiddellijk correct invullen 11 De grootte bepalen aan de hand van referentiematen 12 Levende wezens en/of mechanische voorwerpen rangschikken op basis van hun normaal ontwikkelde snelheid Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.12 1.1.12 1.1.17 1.8 1.1.34 1.2.26 1.8 1.1.08 1.1.09 1.1.09 1.1.10 1.9 1.29 3.1 1.3.03 1.13 1.1.30 1.10 1.13 1.10 1.1.23 2.1.36 1.1.23 1.1.25 1.1.25 1.9 1.10 2.8 OD 2.3 1.2.02 1.2.04 1.2.26 LES 287 getallenkennis doelenverwijzing rekentaal tot 100 lesdoelen 1 2 3 4 De conventie hanteren dat een rangschikking, tenzij anders afgesproken, verloopt van links naar rechts Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding voor een hoeveelheid Inzicht verwerven in de tientalligheid en het plaatswaardesysteem van ons talstelsel en natuurlijke getallen herstructureren Samenwerken met anderen 1 van 3 eindterm GO 1.9 1.1.05 1.1.17 1.2 1.1.05 1.5 1.1.10 SV 3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 288 bewerkingen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 gemengde reeks optellen eindterm Alle optellingen tot 100 oplossen 1.13 volgens de aangeleerde standaardprocedures Bij optellen tot 100 flexibel en 1.11 inzichtelijk een doelmatige 1.13 oplossingswijze toepassen op basis 1.14 van inzicht in de eigenschappen van de bewerkingen, bv. de verdubbelregel gebruiken Bij optellen tot 100 flexibel en 1.13 inzichtelijk een doelmatige 1.14 oplossingswijze toepassen op basis van inzicht in de structuur van de getallen bv. getallen aanvullen (compenseren) Ervan overtuigd zijn dat er voor leren wiskundige problemen soms meer dan leren 4, 5 één correcte oplossingsweg is en de meest geschikte ervan selecteren Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 11 GO 1.1.30 1.1.30 1.1.27 1.1.29 1.1.30 1.4.03 N I A N LES 289 bewerkingen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 gemengde reeks: optellen met 2 of meer termen eindterm Meerdere natuurlijke getallen optellen 1.13 waarvan de som kleiner of gelijk is aan 100 Bij optellingen tot 100 de 1.11 verdubbelregel en het aanvullen van 1.13 getallen gebruiken om gemakkelijker 1.14 tot een oplossing te komen Bij optellingen tot 100 de eigenschap 1.13 van de associativiteit (schakelen) 1.14 toepassen om gemakkelijker tot een oplossing te komen Op basis van de titel vertellen leren waarover de les gaat leren 2, 3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO GO 1.1.30 1.1.29 1.1.30 1.1.27 1.1.30 2 van 11 N I A N LES 290 meten en de klok: kwart voor en kwart metend rekenen over doelenverwijzing lesdoelen 1 De tijd aflezen en aanduiden: uur, halfuur, kwartier 2 De tijd noteren en tijdsaanduidingen lezen, voornamelijk kwart voor en kwart over De tijd correct interpreteren en instellen, voornamelijk kwart voor en kwart over Verwoorden dat de klok gebruikt wordt om de tijd aan te duiden en praktische voorbeelden geven die het nut van een klok aantonen 3 4 eindterm GO 2.1 2.2 2.12 2.1 2.2 2.12 2.1 2.2 2.12 leren leren 3 1.2.20 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.2.21 1.2.21 1.4.03 7 van 8 N I A I LES 291 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: maal- en deeltafels lesdoelen Inzien dat de vermenigvuldiging een verkorte vorm is van het herhaald optellen van gelijke getallen 5 Inzien dat de deling een verkorte vorm is van het herhaald aftrekken van gelijke getallen 6 De ontbrekende symbolen (vergelijkingssymbool, bewerkingsteken) in een vergelijking invullen 7 Fouten in oplossingen van anderen ontdekken en verwoorden eindterm GO 1.10 1.11 1.1.25 1.11 1.1.23 1.1.27 1.6 1.1.07 1.1.24 1.1.34 leren leren 6 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 8 N I A I LES 292 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld gecombineerd met optellingen en aftrekkingen lesdoelen 1 2 3 4 Getallen snel terugvinden in een 100veld en gebruikmaken van de termen E, T, en H Optellingen en aftrekkingen tot 100 uitvoeren volgens de standaardprocedures Optellingen en aftrekkingen tot 100 van alle vormen paraat uitvoeren Hulp bieden aan leerlingen die minder vlug rekenen eindterm GO 1.5 1.1.10 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 SV 1.4 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 4 N I A I LES 293 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld gecombineerd met optellingen en aftrekkingen lesdoelen 1 2 3 4 Getallen snel terugvinden in een 100veld en gebruikmaken van de termen E, T, en H Auditief aangeboden optellingen en aftrekkingen tot 100 uitvoeren volgens de standaardprocedures Optellingen en aftrekkingen tot 100 van alle vormen paraat uitvoeren Met inzet meespelen in een ploegspel eindterm GO 1.5 1.1.10 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 SV 1 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 4 N I A I LES 294 meten en lengte meten en tekenen metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Een lengte meten en afmeten bij voorwerpen Lijnstukken met een gegeven lengte tekenen De omtrek van vlakke figuren meten Inzien dat lijnen met een gebroken, gebogen of grillige vorm een lengte hebben en die bij benadering bepalen door een geschikte werkwijze te hanteren (bv. meten met een touwtje) Referentiematen kennen en gebruiken Onderling overleggen naar aanleiding van een groepsopdracht 13 van 14 eindterm GO 2.9 1.2.03 1.2.07 2.9 1.2.03 1.2.04 2.3 2.8 SV 3 1.2.04 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 295 meten en lengte: vraagstukken metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Figuren vervormen en die vervormingen verwoorden Vraagstukken over één grootheid, lengte, oplossen Geschikte meetinstrumenten kiezen om lengte te meten en die correct gebruiken, bv. de meetlat Verschillende mogelijke oplossingen zoeken voor een probleem 14 van 14 eindterm GO 3.6 1.3.09 2.3 1.1.33 1.1.34 1.2.03 2.1 2.2 leren leren 4, 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 296 bewerkingen doelenverwijzing alle soorten aftrekkingen lesdoelen 1 2 3 4 Volgens de standaardprocedures alle vormen van aftrekkingen tot 100 oplossen Bij aftrekkingen getallen aanvullen (compenseren) om gemakkelijker tot de oplossing te komen Rekentaal tot 100 vlot hanteren om een werkwijze te verwoorden Verwoorden welke oplossingswijze gekozen werd 3 van 11 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.11 1.13 1.14 1.9 1.1.27 1.1.30 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.23 N I A I LES 297 bewerkingen doelenverwijzing alle soorten aftrekkingen, ook met 3 getallen lesdoelen 1 2 3 4 Volgens de standaardprocedures alle vormen van aftrekkingen met 2 of meer getallen tot 100 oplossen Inzien dat de aftrekking niet commutatief is Inzien dat de aftrekking niet associatief is Verwoorden welke oplossingswijze gekozen werd eindterm GO 1.13 1.1.30 1.14 1.1.27 1.14 1.1.27 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 11 N I A I LES 298 bewerkingen doelenverwijzing maal- en deeltafels (product en deeltal 100) lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties en ‘uit het hoofd’ vermenigvuldigingen en delingen uitvoeren met deeltal, vermenigvuldigtal, product en quotiënt 100 en vermenigvuldiger en deler 10 Bij het uitvoeren van deze vermenigvuldigingen en delingen een doelmatige oplossingswijze kiezen op basis van inzicht in de structuur van de getallen en in de eigenschappen van de bewerkingen Deze vermenigvuldigingen en delingen correct uitvoeren, verwoorden en noteren Ervaren dat voor bewerkingen meer dan één goede oplossingsweg mogelijk is eindterm GO 1.10 1.13 1.14 1.1.33 2.1.36 1.10 1.13 1.14 1.1.33 2.1.36 1.13 1.14 1.1.23 2.1.36 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 8 N I A N LES 299 LES 300 getallenkennis/ bewerkingen doelenverwijzing de helft, het dubbel, een vierde … van hoeveelheden en getallen tot 100 lesdoelen 1 2 3 4 Inzicht verwerven in de begrippen ‘(eerlijk of gelijk) verdelen, halveren, de helft, verdubbelen, het dubbel, even (paar), oneven (onpaar), één en een kwart, anderhalf’ Deze begrippen correct hanteren en toepassen bij hoeveelheden en getallen tot 100 Even en oneven getallen onderscheiden Thuis zelfstandig verder werken aan een eenvoudige opgelegde taak die op school grondig werd voorbereid eindterm GO 1.3 1.1.04 1.1.23 1.3 1.1.04 1.1.23 1.1.25 1.1.04 1.3 leren leren 4, 5, 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 7 en 8 van 10 N I A I LES 301 getallenkennis doelenverwijzing de getallenlijn en rekentaal lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken in een bewerking en als aanduiding voor een hoeveelheid Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding voor een rangorde en een verhouding Passend gebruikmaken van afbeeldingen: gegevens uit een prent halen en er concrete vragen bij stellen Samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale klassen of culturen eindterm GO 1.2 1.1.05 1.2 1.4 1.1.05 leren leren 2 SV 3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 2 van 3 N I A I LES 302 meetkunde doelenverwijzing hoeken / eigenschappen van vierkant en rechthoek lesdoelen 1 2 3 4 Het verschil tussen rechte, scherpe en stompe hoeken intuïtief onderscheiden Snijdende en evenwijdige rechten tekenen De eigenschappen van de zijden en de hoeken van een vierkant en een rechthoek onderzoeken en verwoorden Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld het praktisch nut van het werken met tekenmaterialen verwoorden eindterm GO 3.2a 3.4 3.4 2.3.17 2.3.20 2.3.06 3.4 1.3.12 2.3.23 2.3.24 1.1.35 4.3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 1 N I A N LES 303 getallenkennis doelenverwijzing tellen met sprongen tot 100 lesdoelen 1 2 3 4 Met sprongen tellen, terugtellen en doortellen tot 20, ook buiten de tafelrijen De tafelrijen correct en vlot opzeggen Met sprongen van 2, 5 en 10 tellen, terugtellen en doortellen tot 100, ook buiten de tafelrijen Verwoorden dat herhalen en inprenten belangrijk zijn bij het leren eindterm GO 1.1 1.1.03 1.10 1.11 1.1 2.1.36 leren leren 5, 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.03 8 van 8 N I A I LES 304 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks optellen en aftrekken: ingeklede bewerkingen lesdoelen 1 2 3 4 Natuurlijke getallen 100 optellen en aftrekken volgens de standaardprocedures Eenvoudige problemen en vraagstukken bij een prent mondeling en schriftelijk oplossen Alleen met taal mondeling en schriftelijk eenvoudige problemen en vraagstukken oplossen Zelfstandig een gepaste wiskundige vraag formuleren bij een gegeven situatie of context eindterm GO 1.13 1.1.30 4.2 1.1.34 4.2 1.1.34 1.4.03 leren leren 4 1.4.02 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 5 van 11 N I A I LES 305 bewerkingen doelenverwijzing alle tafels lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal < 10 vermenigvuldigen met een natuurlijk getal < 10 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x waarbij 0 < x < 10 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen en het verband zien tussen de verschillende tafels Het belang van controleren verwoorden 5 van 8 eindterm GO 1.10 1.13 1.1.23 1.1.25 2.1.36 1.1.23 2.1.36 1.1.23 1.1.26 1.10 1.10 1.11 leren leren 5, 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 306 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks tot 20 lesdoelen 1 2 3 4 Natuurlijke getallen tot 20 optellen en aftrekken De resultaten bij optellingen en aftrekkingen tot 20 paraat kennen Zonder en met tijdsdruk optellingen en aftrekkingen tot 20 correct oplossen en invullen Verwoorden wat als gemakkelijk en moeilijk ervaren wordt en waarom 8 van 8 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 leren leren 6 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A A LES 307 – 312 doelenverwijzing getallenkennis meten en metend rekenen bewerkingen meetkunde evaluatie sprong 12 lesdoelen 1 Inzicht verwerven in de tientalligheid en het plaatswaardesysteem van ons talstelsel Daarbij getallen snel terugvinden in een 100veld en gebruikmaken van de termen E en T 2 De conventie hanteren dat een rangschikking, tenzij anders afgesproken, verloopt van links naar rechts en daarbij natuurlijke getallen interpreteren en gebruiken als de aanduiding voor een rangorde 3 Met sprongen tellen, terugtellen en doortellen tot 20 Met sprongen van 2, 5 en 10 tellen, terugtellen en doortellen tot 100, ook buiten de tafelrijen 4 Inzicht verwerven in de begrippen ‘de helft, het dubbel, een kwart, halveren, verdubbelen, verdelen …’ 5 Inzien dat lijnen met een gebroken, gebogen of grillige vorm een lengte hebben en die bij benadering bepalen door een geschikte werkwijze te hanteren (bv. meten met een touwtje) 6 Vraagstukken over één grootheid, lengte, oplossen 7 Tijdsaanduidingen tot een kwartier nauwkeurig lezen en zelf aanduiden op getekende klokken 8 Bij optellingen tot 100 de verdubbelregel, het compenseren en het schakelen toepassen om gemakkelijker tot een oplossing te komen Inzien dat aftrekkingen niet commutatief of associatief zijn 9 Schriftelijke, eenvoudige problemen en vraagstukken oplossen 10 Bij het uitvoeren van vermenigvuldigingen en delingen een doelmatige oplossingswijze kiezen op basis van inzicht in de structuur van de getallen en in de eigenschappen van de bewerkingen 11 Vermenigvuldigingen en delingen correct uitvoeren en invullen 12 Ontbrekende symbolen (vergelijkingssymbool, maalteken en deelteken) in een vergelijking invullen 13 Rechthoeken en vierkanten herkennen en intuïtief benoemen 14 Snijdende en evenwijdige rechten herkennen en benoemen Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.5 1.1.10 1.2 1.4 1.9 1.1.05 1.1.17 1.1 1.1.03 1.3 1.1.04 1.1.23 2.9 1.2.03 1.2.04 1.29 1.1.33 1.1.34 1.2.21 2.2 2.12 1.11 1.13 1.14 1.1.27 1.1.29 1.1.30 4.2 1.1.34 1.13 1.14 1.1.33 2.1.36 1.10 1.14 3.4 1.1.23 1.1.25 2.1.36 1.1.07 1.1.24 1.1.34 3.4 3.4 3.4 1.6 LES 313 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld in combinatie met rekentaal lesdoelen 1 2 3 4 Hoeveelheden handig tellen door ze aan te duiden op het 100-veld Daarbij de termen en symbolen E, T en H gebruiken Natuurlijke getallen 100 optellen en aftrekken volgens de standaardprocedure Een natuurlijk getal interpreteren en gebruiken als aanduiding van een hoeveelheid en een rangorde en in een bewerking Elkaars werk controleren en bijsturen indien nodig eindterm GO 1.3 1.1.10 1.13 1.1.30 1.2 1.1.05 SV 1.3 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 3 N I A I LES 314 LES 315 meten en gewicht: ijken, schatten, metend rekenen wegen en vergelijken doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Schatten en wegen met standaardmaateenheden en met zelf geijkte gewichten van 100 g De schatting met het weegresultaat vergelijken Het resultaat uitdrukken in kilogram en gram met de symbolen kg en g Geschikte meetinstrumenten kiezen Vaste referentiematen kennen en gebruiken Gewichten van producten aflezen en sorteren Daarbij ervaren en inzien dat gewicht niet enkel bepaald wordt door volume. Bij een (probleem)situatie in verband met gewichten de transfer maken naar de geleerde begrippen, inzichten en procedures 5 en 6 van 6 eindterm GO 2.1 2.2 2.8 1.2.14 1.2.15 2.8 1.2.14 1.2.15 2.3 1.2.12 1.2.15 leren leren 3 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 316 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: optellen lesdoelen 1 2 3 4 Twee of meer natuurlijke getallen optellen (som 100) Natuurlijke getallen aanvullen tot een ‘zuiver’ tiental of tot 100 Handig rekenen bij optellingen met drie of meer termen door getallen te groeperen Een oplossingswijze kiezen en rechtvaardigen met het oog op handig rekenen 6 van 11 eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.14 1.13 1.14 1.1.30 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.1.30 N I A I LES 317 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: aftrekkingen lesdoelen 1 2 3 4 Twee of meer natuurlijke getallen 100 van elkaar aftrekken Inzien dat de aftrekking, in tegenstelling tot de optelling, niet associatief is Inzien dat handig rekenen bij aftrekken kan door getallen aan te vullen (te compenseren) Een oplossingswijze kiezen en rechtvaardigen met het oog op handig rekenen eindterm GO 1.13 1.1.32 1.13 1.14 1.1.27 1.13 1.14 1.1.27 leren leren 4 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 7 van 11 N I A I LES 318 getallenkennis doelenverwijzing herhaling: tabellen en grafieken lesdoelen 1 2 3 4 Een blokdiagram samenstellen en de kwantitatieve gegevens aflezen Een enkelvoudige tabel samenstellen en de kwantitatieve gegevens aflezen Een kruistabel samenstellen en de kwantitatieve gegevens aflezen Met concrete voorbeelden de rol en het praktisch nut van diagrammen en tabellen in de eigen leefwereld en in de maatschappij verwoorden eindterm GO 1.8 1.1.08 1.8 1.1.08 1.8 1.1.08 5.1 1.5.02 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 1 N I A I LES 319 bewerkingen doelenverwijzing alle tafels lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal < 10 vermenigvuldigen met een natuurlijk getal < 10 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x waarbij 0 < x < 10 Enkelvoudige vraagstukjes met vermenigvuldigingen uit de tafelrijen oplossen Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld de rol en het praktisch nut van wiskunde in de maatschappij verwoorden 6 van 8 eindterm GO 1.13 1.10 1.1.16 1.1.17 1.10 1.1.15 1.28 1.1.33 4.03 1.1.35 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 320 getallenkennis doelenverwijzing delen door 2, 5 en 10 lesdoelen De kenmerken van deelbaarheid door 2, 5 en 10 kennen 5 Natuurlijke getallen delen door 10, waarbij het quotiënt een natuurlijk getal is 6 Natuurlijke getallen delen door 5, waarbij het quotiënt een natuurlijk getal is 7 Het oplossingsproces van een ander controleren en evalueren 9 van 10 eindterm GO 1.12 1.1.15 1.13 1.1.14 1.1.15 1.13 1.1.15 1.1.23 leren leren 6 1.1.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 321 getallenkennis doelenverwijzing veelvouden van 5, 10, 25 en 50 lesdoelen 1 2 3 4 Natuurlijke getallen 10 vermenigvuldigen met 10 Op een flexibele manier natuurlijke getallen vermenigvuldigen met 5, 25 en 50 Weten dat vermenigvuldigen en delen omgekeerde bewerkingen zijn en dat inzicht toepassen als controlemiddel Concrete voorbeelden zoeken van het gebruik van veelvouden eindterm GO 1.10 1.13 1.13 1.1.25 1.1.27 1.1.25 1.1.27 1.11 1.1.27 1.1.31 leren leren 3 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 10 van 10 N I A I LES 322 bewerkingen doelenverwijzing optellen: gemengde reeks lesdoelen 1 2 3 4 Twee of meer natuurlijke getallen optellen volgens een standaardprocedure (som 100) Flexibel en inzichtelijk een doelmatige oplossingsmethode toepassen volgens de eigenschappen van de bewerkingen en de structuur van de getallen, bv. getallen splitsen, aanvullen of groeperen, aanvullen tot een zuiver tiental, de verdubbelregel gebruiken, commutativiteit of associativiteit toepassen Geleerde begrippen, inzichten en procedures gebruiken om enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke getallen op te lossen Kennis hebben van zichzelf en van de eigen aanpak 8 van 11 eindterm GO 1.13 1.1.31 1.11 1.13 1.14 1.1.27 1.1.30 4.2 leren leren 3 1.4.02 leren leren 6 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 323 bewerkingen doelenverwijzing aftrekken: gemengde reeks lesdoelen 1 2 3 4 Twee of meer natuurlijke getallen 100 volgens de standaardprocedure van elkaar aftrekken en inzien dat de aftrekking niet commutatief is Flexibel en inzichtelijk een doelmatige oplossingsmethode toepassen volgens de eigenschappen van de bewerkingen en de structuur van de getallen, bv. getallen splitsen of aanvullen, aftrekken tot een zuiver tiental Geleerde begrippen, inzichten en procedures gebruiken om enkelvoudige vraagstukken met natuurlijke getallen op te lossen Doelmatige oplossingmethodes kritisch vergelijken met de standaardprocedure eindterm GO 1.13 1.1.30 1.11 1.14 1.1.27 1.1.30 4.2 leren leren 3 1.4.02 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 9 van 11 N I A I LES 324 meten en het kwartier metend rekenen doelenverwijzing lesdoelen 1 2 3 4 Op de wijzerklok het uur, het halfuur en het kwartier aflezen en aanduiden Tijdsaanduidingen lezen, noteren, correct interpreteren en instellen In functie van de te meten tijdsduur en van de beoogde nauwkeurigheid, de geschikte maateenheid en het gepaste meetinstrument kiezen en correct gebruiken De tijdsduur schatten en de schatting vergelijken met het meetresultaat Het woord nemen in een klassengesprek en spontaan iets vertellen 8 van 8 eindterm GO 2.1 2.2 1.2.20 1.2.21 2.3 1.2.19 1.2.21 2.12 1.2.19 1.2.21 SV 1 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 325 getallenkennis doelenverwijzing bewerkingen gecombineerd met het 100-veld lesdoelen 1 2 3 4 Twee of meer natuurlijke getallen (met som 100) optellen of van elkaar aftrekken De correcte resultaten bij de maal- en deeltafels tot 10 onmiddellijk reproduceren Weten dat optellen/aftrekken en delen/vermenigvuldigen omgekeerde bewerkingen zijn en dat inzicht toepassen als controlemiddel Kritisch zijn en een eigen mening formuleren eindterm GO 1.13 1.1.30 1.10 1.1.23 1.1.25 1.1.30 1.1.26 1.1.31 1.11 SV 1 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3 van 4 N I A I LES 326 bewerkingen doelenverwijzing herhaling: alle tafels lesdoelen 1 2 3 4 In reële, betekenisvolle situaties vermenigvuldigingen en delingen met deeltal, vermenigvuldigtal, product en quotiënt 100 en vermenigvuldiger en deler 10 ‘uit het hoofd’ uitvoeren Bij het uitvoeren van deze vermenigvuldigingen en delingen een doelmatige oplossingswijze kiezen op basis van inzicht in de structuur van de getallen en in de eigenschappen van de bewerkingen De correcte resultaten bij de maal- en deeltafels tot 10 onmiddellijk reproduceren Tafels op een zinvolle manier memoriseren 7 van 8 eindterm GO 1.10 1.13 1.14 1.1.14 1.1.15 1.1.16 1.1.25 1.10 1.13 1.14 1.1.23 1.1.26 1.1.27 1.10 2.1.36 leren leren 1 1.1.33 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 327 getallenkennis doelenverwijzing herhaling: patronen lesdoelen 1 2 3 4 Patronen van 4 elementen in een rij, in de realiteit of getekend, herkennen en voortzetten Een mondeling geformuleerde samenstelling van een patroon met 4 elementen realiseren Een zelf ontworpen en gerealiseerd patroon met 4 elementen verwoorden en daarbij begrippen als ‘eerste, tweede, middelste, voorlaatste, op één na laatste, de eerste drie, de laatste twee …’ hanteren Een patroon van vormen of getallen voortzetten waarbij in één vlak verschillende patronen voorkomen (tegelpatroon – mozaïek) Reflecteren op de eigen oplossingsweg 1 van 1 eindterm GO 1.29 1.1.17 1.29 1.1.17 OD 3.4 1.29 1.1.17 1.3.08 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 328 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: optellen en aftrekken lesdoelen 1 2 3 4 Volgens de standaardprocedures alle aftrekkingen tot 100 met twee of meer termen oplossen Volgens de standaardprocedures alle optellingen tot 100 met twee of meer termen oplossen Flexibel en inzichtelijk een doelmatige oplossingsmethode toepassen op basis van de eigenschappen van de bewerkingen en de structuur van de getallen Verwoorden wat nog als moeilijk ervaren wordt eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.11 1.13 1.14 1.1.16 1.1.27 1.1.29 1.1.30 leren leren 5 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 10 van 11 N I A I LES 329 meetkunde doelenverwijzing herhaling: ruimtelijke oriëntatie lesdoelen 1 2 3 4 De relatie leggen tussen driedimensionale situaties en hun voorstellingen om zich te oriënteren in de ruimte Een driedimensionale blokkenconstructie nabouwen met een driedimensionale afbeelding als model In een concrete ruimte de kortste weg tussen twee plaatsen vinden en die beschrijven Met concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld de rol en het praktisch nut van wiskunde in de maatschappij verwoorden eindterm GO 3.7 1.3.02 1.3.04 3.7 1.3.04 3.1 1.3.02 1.3.03 4.03 1.1.35 1.5.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1 van 1 N I A I LES 330 bewerkingen doelenverwijzing gemengde reeks: optellen en aftrekken lesdoelen 1 2 3 4 Alle aftrekkingen tot 100 met twee of meer termen volgens de standaardprocedures oplossen Alle optellingen tot 100 met twee of meer termen volgens de standaardprocedures oplossen Flexibel en inzichtelijk een doelmatige oplossingsmethode toepassen op basis van de eigenschappen van de bewerkingen en de structuur van de getallen Het nut van controleren verwoorden eindterm GO 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 1.11 1.13 1.14 1.1.26 1.1.27 1.1.30 leren leren 5 1.1.31 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 11 van 11 N I A I LES 331 getallenkennis doelenverwijzing het 100-veld gecombineerd met +, , x en : lesdoelen 1 Getallen op het 100-veld plaatsen 2 Alle vormen van optellingen en aftrekkingen tot 100 met en zonder brug uit het hoofd uitvoeren Een natuurlijk getal < 10 vermenigvuldigen met een natuurlijk getal < 10 en een getal uit de sprongenrij van x delen door x waarbij 0 < x < 10 Verwoorden welke oplossingswijze en welke deelstappen gevolgd werden om tot een oplossing te komen 3 4 eindterm GO 1.8 1.1.17 1.13 1.1.30 1.10 1.13 1.1.15 1.1.16 1.1.25 leren leren 5 1.4.03 Rekensprong Plus 2 – doelen GO 4 van 4 N I A I LES 332 bewerkingen doelenverwijzing alle tafels lesdoelen 1 2 3 4 Een natuurlijk getal < 10 vermenigvuldigen met een natuurlijk getal < 10 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x waarbij 0 < x < 10 Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen en het verband zien tussen de verschillende tafels Verwoorden waarom het nodig is om iets te herhalen en in te oefenen 8 van 8 eindterm GO 1.10 1.13 1.1.25 1.1.30 1.10 1.1.25 1.10 1.11 1.1.26 1.1.27 leren leren 1 1.1.33 Rekensprong Plus 2 – doelen GO N I A I LES 333-338 doelenverwijzing getallenkennis evaluatie sprong 13 lesdoelen 1 2 3 4 meten en metend rekenen 5 6 bewerkingen 7 8 9 10 11 12 meetkunde 13 14 15 Een natuurlijk getal interpreteren, schrijven en gebruiken als aanduiding van een hoeveelheid, een rangorde en in een bewerking en daarbij de symbolen E en T gebruiken Een patroon van vormen voorzetten waarbij in één vlak verschillende patronen voorkomen (tegelpatroon - mozaïek) De begrippen ‘halveren, verdubbelen, de helft, het dubbel, een vierde, een kwart' toepassen op hoeveelheden en getallen tot 100 Een kruistabel samenstellen en de kwantitatieve gegevens aflezen Weten dat resultaten van een gewichtsmeting uitgedrukt kunnen worden in kilogram en gram Daarbij de symbolen kg en g gebruiken en voorwerpen rangschikken van licht naar zwaar De tijd aflezen op een analoge klok tot op een kwartier nauwkeurig Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen Een natuurlijk getal 10 vermenigvuldigen met een natuurlijk getal 10 Een getal uit de sprongenrij van x delen door x waarbij 0 < x 10 Twee of meer natuurlijke getallen (som 100) optellen volgens de standaardprocedure of volgens een doelmatige oplossingsmethode naar eigen inzicht Twee of meer natuurlijke getallen 100 van elkaar aftrekken volgens de standaardprocedure of volgens een doelmatige oplossingsmethode naar eigen inzicht Geleerde begrippen, inzichten en procedures gebruiken om enkelvoudige vraagstukken over optellen en aftrekken met natuurlijke getallen op te lossen De relatie leggen tussen driedimensionale situaties en hun voorstellingen om zich te oriënteren in de ruimte Constructies nabouwen aan de hand van een afbeelding en het aantal gebruikte blokken per bouwsel noteren De kortste weg vinden tussen 2 plaatsen Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.2 1.3 1.1.05 1.1.10 OD 3.4 1.1.17 1.3.08 1.3 1.1.15 1.1.16 1.1.18 1.1.23 1.1.08 1.8 2.1 2.2 1.2.15 2.1 2.2 1.10 1.11 1.10 1.13 1.10 1.2.21 1.13 1.1.30 1.13 1.1.30 4.2 1.4.02 3.7 3.7 1.3.02 1.3.03 1.3.07 1.3.04 3.1 1.3.02 1.1.26 1.1.23 1.1.25 2.1.36 summatieve toets doelenverwijzing getallenkennis einde tweede trimester lesdoelen Natuurlijke getallen tot 100 schrijven 1.5 1.1.11 2 De begrippen ‘halveren, de helft, het dubbel, verdubbelen, een vierde’ correct hanteren Een enkelvoudig patroon in een gegeven reeks getallen herkennen en verder zetten Kommagetallen met hoogstens 2 decimalen lezen om geldwaarden in euro te begrijpen bv. 3,25 euro lezen als 3 euro en 25 cent 1.4 1.1.04 1.1.23 1.1.17 4 5 meten en metend rekenen Getekende patronen van 4 elementen herkennen en verder zetten 6 Kwantitatieve gegevens van een enkelvoudige tabel aflezen en er eenvoudige berekeningen mee uitvoeren 7 Gebruikmaken van de termen ‘eenheid, staafje, tiental’ en door inzicht het plaatswaardesysteem van ons talstelsel kennen 8 Inzien dat bij een deling een hoeveelheid in gelijke delen wordt verdeeld 9 Optellingen van de vormen TE + E, E + TE, TE + TE en aftrekkingen van de vormen TE – E, TE – TE, T – E uitvoeren volgens de standaardprocedure en invullen 10 Bij de maaltafels van 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10 het resultaat correct invullen 11 De deeltafels van 6, 8 en 9 uitvoeren en invullen 12 Vermenigvuldigingen verbinden aan de corresponderende delingen 13 De maanden van het jaar en de begrippen ‘vandaag, morgen, gisteren’ gebruiken en verwoorden 14 De tijd aflezen op een wijzerklok: het uur, het halfuur en het kwartier 15 Gepaste munten en biljetten gebruiken om te betalen, te wisselen en terug te geven 16 Positieve temperaturen aflezen op een thermometer meetkunde GO 1 3 bewerkingen eindterm 17 Weten dat het resultaat van een inhoudsmeting uitgedrukt kan worden in liter of daarvan afgeleide maateenheden een lengtemeting uitgedrukt kan worden in meter of daarvan afgeleide maateenheden een gewichtsmeting uitgedrukt kan worden in kilogram of daarvan afgeleide maateenheden 18 Constructies nabouwen aan de hand van een afbeelding en het aantal gebruikte blokken per bouwsel noteren 19 Hoeken herkennen, onderscheiden van andere figuren en benoemen Rekensprong Plus 2 – doelen GO 1.12 2.2 2.11 1.1.34 1.2.16 1.2.26 1.12 1.3.08 1.8 1.18 1.1.30 1.1.33 1.5 1.9 1.1.09 1.1.10 1.10 1.11 1.13 1.1.23 1.10 1.1.23 1.1.25 2.1.36 1.10 1.13 1.11 1.1.30 1.1.26 2.1 1.2.20 2.2 2.12 2.2 2.11 1.2.21 2.1 2.2 2.5 2.1 2.2 1.2.24 1.2.25 3.7 1.3.04 1.3.07 3.1 OD 2.2 2.3.17 1.2.16 1.2.26 1.2.10 2.2.10 summatieve toets doelenverwijzing getallenkennis lesdoelen 1 2 3 4 bewerkingen 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 meten en metend rekenen einde schooljaar Orde, regelmaat, verbanden, patronen en structuren tussen en met getallen opsporen, onderzoeken en ontdekken Getallen op het honderdveld plaatsen Een patroon van vormen voortzetten waarbij in één vlak verschillende patronen voorkomen (tegelpatroon - mozaïek) Een kruistabel opstellen en de kwantitatieve gegevens aflezen Allerlei vormen van optellingen en aftrekkingen tot 100 paraat uitvoeren en invullen Bij optellingen tot 100 de verdubbelregel, het compenseren en het schakelen toepassen om gemakkelijker tot een oplossing te komen Inzien dat aftrekkingen niet commutatief of associatief zijn Twee of meer natuurlijke getallen met som 100 optellen volgens de standaardprocedure of een andere doelmatige oplossingsmethode, naar eigen inzicht Twee of meer natuurlijke getallen 100 van elkaar aftrekken volgens de standaardprocedure of een andere doelmatige oplossingsmethode, naar eigen inzicht Geleerde begrippen, inzichten en procedures gebruiken om enkelvoudige vraagstukken over optellen en aftrekken met natuurlijke getallen op te lossen Vermenigvuldigingen verbinden met de corresponderende delingen Een natuurlijk getal 10 vermenigvuldigen met een natuurlijk getal 10 Ontbrekende symbolen (vergelijkingssymbool, maal- en deelteken) in een vergelijking invullen Bij het uitvoeren van vermenigvuldigingen en delingen een doelmatige oplossingswijze kiezen op basis van inzicht in de structuur van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen Vermenigvuldigingen en delingen correct uitvoeren en invullen 15 Eenvoudige schriftelijke problemen in verband met vermenigvuldigen correct uitvoeren en invullen 16 Tijdsaanduidingen tot op een kwartier nauwkeurig aflezen van en zelf aanduiden op getekende klokken 17 Vraagstukken over één grootheid, lengte, oplossen 18 Grootte, lengte en gewicht bepalen aan de hand van referentiematen 19 Voorwerpen rangschikken van licht naar zwaar 20 Levende wezens en/of mechanische voorwerpen rangschikken op basis van hun normaal ontwikkelde snelheid Rekensprong Plus 2 – doelen GO eindterm GO 1.12 1.1.12 1.1.17 1.8 OD 3.4 1.1.08 1.1.09 1.3.08 1.8 1.1.08 1.13 1.1.30 1.1.33 1.1.23 1.1.30 1.11 1.13 1.14 1.13 1.1.30 1.1.33 1.13 1.1.30 1.1.33 4.2 1.4.02 1.10 1.11 1.10 1.13 1.6 1.1.26 1.13 1.14 1.1.33 1.10 1.14 1.1.23 1.1.24 1.1.27 1.1.33 4.2 1.1.23 1.1.25 1.1.24 2.2 2.12 1.2.21 1.29 1.4.03 2.8 2.1 1.2.02 1.2.04 1.2.13 OD 2.3 1.2.26 meetkunde 21 Rechthoeken en vierkanten herkennen en intuïtief benoemen 22 Snijdende en evenwijdige rechten herkennen en benoemen 23 Constructies nabouwen aan de hand van een afbeelding en het aantal gebruikte blokken per bouwsel noteren Rekensprong Plus 2 – doelen GO 3.4 3.4 3.1 2.3.23 2.3.24 2.3.06 1.3.07 2.3.04