1 LEVENSBESCHOUWING VWO 5 College De Heemlanden Inleiding Filosofie Deel I Naam: Klas: 2012-2013 2 Inleiding Veel inleidingen in de filosofie beginnen met uit te leggen, wat ‘filosofie’ is en daar blijken altijd meer woorden voor nodig te zijn dan om bijvoorbeeld uit te leggen wat strafrecht is. Het is waarschijnlijk typerend voor filosofen zich uitvoerig te buigen over de vraag, wat filosofie is of zou moeten zijn. Want bij filosofie kan het niet zo maar gaan om dingen die al vast staan en zonder meer, als een pakketje vanzelfsprekendheden, kunnen worden doorgegeven. Voor de inleiding daarin is een herhaalde terugkeer naar het begin onvermijdelijk, en het is helemaal niet ondenkbaar dat de inleider niet verder komt dan de drempel. Misschien is er wel niet meer dan zo’n drempel of zelfs alleen maar een meditatieve pas op de plaats. In deze inleiding gaat het dan ook niet om kennis die geaccumuleerd en in een systeem gevat zou zijn; filosofie wordt opgevat als een reflectie over het denken zelf. De filosofie begint op het moment waarop een denkend wezen zich gedwongen ziet te gaan nadenken over wat er door anderen al gedacht is en over de status en de pretenties van dat denken en van alle denken. Gewoonlijk dient dat moment zich aan als het instorten van een bepaald systeem of als een vorm van kritiek op het voorafgaande denken. Ineens en voordat we weten wat het precies inhoudt, dient zich iets aan dat ‘anders’ is. Van wat anders is, weten wij dat het er is of moet zijn, voordat we met enige nauwkeurigheid weten wat en hoe het is. De filosofie begint met het nogal kinderlijke, maar ontwrichtende vermoeden dat alles anders is dan wij denken; de filosofie is eerder een moment van radeloosheid zonder systeem dan een alternatief systeem. Uit: Een Inleiding in de Filosofie (Cornelis Verhoeven, 1998) Filosofie, een behoefte, een activiteit en een product. Ieder mens heeft de behoefte aan beter weten, het bezien of er betere kennis is, of er een andere voorstelling van zaken is, of een ander perspectief andere kennis, groter inzicht oplevert. Een filosoof wil niet alles voetstoots aannemen wat men zegt, maar denkt na over andere mogelijkheden en ziet toe of er geen vergissingen worden gemaakt In die zin zijn wij (bijna) allemaal filosoof. De filosofiebeoefening is een activiteit, iets wat je doet, waar je tijd aan moet besteden om je eigen voorstellingen van de zaken te onderzoeken. Als je het beter wilt weten moet je eigen kennis onderzoeken en je afvragen of je geen vergissing maakt. Je onderzoekt en beoordeelt je oordeel. Bedrijven hebben een filosofie, een uitgekristalliseerde methode om te werken. Er is een kijk op de wereld ontwikkeld waarmee je doelstellingen formuleert, beleid maakt over hoe je in de wereld wilt staan. Dit is afhankelijk van de wijze waarop je de wereld en het leven beschouwt. Juist waarden (denk bijvoorbeeld aan duurzaamheid) vormen een wezenlijk bestanddeel van (bedrijfs)filosofie. De vanzelfsprekendheid voorbij Filosofie is het ontmaskeren van schijnbare vanzelfsprekendheden. "Is dat wel ècht zo?", vraagt de filosoof voortdurend bij alles wat hij ziet. Dit maakt de filosoof tot een lastig type. Zij of hij stelt voortdurend het fundament waarop ons leven en samenleven lijkt te rusten ter discussie en laat zien dat het fundament geen fundament is, maar eerder een moeras. En wie wil nu zijn huis op drijfzand bouwen? Niemand toch? Filosofen menen dat mensen niet kunnen leven van brood alleen. Wanneer een mens te eten heeft, en een dak boven zijn hoofd, zal hij bij zichzelf nog steeds verwondering aantreffen over dat de wereld er is, en dat hij er is zoals hij er is. Die verwondering kan overgaan. We raken of zijn gewend aan de wereld en ons leven, en we neigen er dan toe veel voor zoete koek aan te nemen. We ervaren de dingen en onszelf dan als vanzelfsprekend en onproblematisch. Zo is het voor veel mensen vanzelfsprekend dat er een wereld is en dat we die voor een groot deel 3 kennen, dat bepaalde uitspraken waar of onwaar zijn, dat onze democratische samenleving de meest rechtvaardige samenleving is, dat er omstandigheden zijn waaronder je het leven van een mens mag of zelfs moet beëindigen, dat God bestaat, of juist niet, dat de rechten van de mens inderdaad universeel zijn en dus ook gelden voor Islamitische culturen, dat wetenschap nuttig is, dat we weten wat wetenschap is, dat de wetenschap vooruitgaat en steeds dichter bij de waarheid komt, dat we de wetten die de samenleving kent moeten gehoorzamen als burgers van dit land, dat de mens een onsterfelijke ziel heeft, ... en zo voort. De verwondering is dan verdrongen door gewoonte en gangbare meningen. Filosofisch nadenken is systematisch nadenken Niet iedereen kan zich filosoof noemen. Filosofisch nadenken doe je op een systematische manier: je onthoudt wat je hebt uitgedacht en je gaat verder waar je de vorige dag eindigde. Je probeert je gedachten op een onderling samenhangende en niet tegenstrijdige wijze te ordenen. Filosofisch nadenken doe je op een kritische manier: het enthousiasme van de vorige dag wordt getemperd door nieuwe argumenten van vandaag. Een filosoof stelt zijn eigen antwoorden voortdurend ter discussie. Ook in die zin verdraagt de filosofie zich niet met "het laatste woord" of het "vanzelfsprekende". Nadenken over fundamentele vraagstukken Ook hebben filosofen een belangrijke rol te vervullen, wanneer mensen in hun verhouding tot de maatschappij het spoor enigszins bijster zijn geraakt. Wij verwonderen ons over de wereld waarin we leven, maar het onbehaaglijke gevoel dat deze verwondering oplevert, namelijk dat we niet goed weten wat onze plaats is in deze wereld, wordt verdreven door de gewoonte. We vinden veel dingen vanzelfsprekend. Vragen bij de tekst: 1. Wat maakt een filosoof tot een lastig type? 2. Wat zal worden bedoeld met „de filosofische verwondering‟? 3. Welke voorbeelden van vanzelfsprekendheden kun je geven waar de filosoof vragen bij stelt? 4. Welke eigenschappen van een filosoof herken je bij jezelf? Welke niet? 5. Over welke fundamentele vraagstukken zou jij wel meer willen nadenken? 4 Vragen om over na te denken Wij willen dit jaar een aantal belangrijke vragen aan de orde stellen zoals de filosofie die al eeuwen gesteld heeft. We willen een poging doen om met deze vragen de schijnbare vanzelfsprekendheid te ontmaskeren, de verwondering van de filosofie ervaren en zien hoe filosofen hier in het verleden over hebben nagedacht. Periode 2 1. Wie ben ik? 2. Hoe is de wereld ontstaan? 3. 4. 5. 6. 7. Illusie of werkelijkheid? Ben ik of heb ik een lichaam? Wat is de ziel? Bepaalt het lot ons leven? Kunnen we iets werkelijk kennen? 1. 2. 3. 4. 5. In hoeverre is de mens een dier? Ben ik meester van mijn tijd of slaaf van mijn activiteit? Wat is vrijheid en hoe vrij kan een mens zijn? Kan ik worden wie ik wil? Wat mag ik hopen? 1. 2. 3. 4. 5. Wat is het kwaad? Bestaat God? Is er leven na de dood? Wat is liefde? Wat is geluk en hoe belangrijk is het? Periode 3 Periode 4 5 Filosofiegeschiedenis. Velen hebben de wijsheid begeerd, de wijsheid liefgehad. Het was bij de oude Grieken in 700 voor Christus hun grote liefde: “ φιλοσοφία” (filosofia: filo = liefde en sofia = wijsheid). Grote denkers hebben hun eigen stijl ontwikkeld in het kijken naar wereldbeelden, manieren van denken en levensbeschouwingen. De geschiedenis van de filosofie weergeven, blijft altijd bij een poging en kan altijd ook anders. We verdelen voor deze inleiding de filosofie in vier grote groepen: A. B. C. D. de klassieke filosofie de middeleeuwse filosofie De moderne filosofie De hedendaagse filosofie A: De klassieke filosofie De presocratische filosofie De 6e en 5e eeuw voor Christus. De filosofen die leefden voor Socrates. Men hield zich bezig met de vraag naar het ontstaan en het bestaan van de wereld. Daarbij deed men afstand van de mythen die het de wording van de wereld verklaarden. Van mythos naar logos. De bloeitijd van de klassieke filosofie De 4e en 3e eeuw voor Christus vooral in Athene. Grote namen als Socrates (470 – 399 vC) , Plato (428 – 347 vC) en Aristoteles (384 – 322 vC.) kom je tegen in deze periode. De filosofie behoorde tot de alledaagse scholing. In de klassieke indeling van de filosofie gaat het om kennis van de veranderlijke wereld (fysica), de kennis van de taal en het denken en daarbij een behoorlijke uitdrukkingsvaardigheid (logica) en de kennis van zeden, gewoonten (ethica). De postklassieke periode, de hellenistische filosofie Van de derde eeuw v. Chr. tot de vijfde eeuw na Chr. Bekende stromingen zijn het epicurisme, de Stoa (Alles is materie, niet alleen de rede en de ziel, maar ook bv. eigenschappen). De Stoa zoekt niet naar een waarheid 'achter' de verschijnselen, zoals Plato met zijn Ideeënleer, maar ziet de verschijnselen als onze enige mogelijkheid tot kennis. Grote namen zijn Seneca, Epictetus en de Romeinse keizer Marcus Aurelius. 6 B. De Middeleeuwse filosofie Tussen de 3e en de 15e eeuw. In deze tijd was de religie belangrijk voor het redeneren en communiceren van de mensen. Het nadenken over leven en dood en wat je gelooft over zonde, schuld, boete en verzoening was een belangrijk onderdeel van de filosofie. Belangrijke namen: Kerkvader Augustinus, Thomas van Aquino. C. De moderne filosofie De renaissance In de renaissance (16e eeuw) ging men weer terug naar de oude bronnen en de klassieke filosofen werden weer bestudeerd. Tijd van Humanisme en Reformatie. Erasmus en Luther. De Verlichting In de 17e en 18e eeuw was men moe van de godsdiensttwisten en de natuurfilosofie als moderne wetenschap begon naast de theologie een belangrijke plaats in te nemen. De mens raakte aangestoken door het enthousiasme van de Verlichting: men stelde meer vertrouwen in het eigen denken, boven een geloof in God. Belangrijke stromingen zijn het empirisme (Locke en Hume) en het rationalisme (Descartes en Spinoza). Het is de kritiek van de zuivere rede die gaat overheersen (Kant). De Romantiek In de 18e eeuw is Hegel (de ideeën van de mensen bepalen de geschiedenis) een belangrijk denker en 19e eeuw acht Marx de verhouding tussen arbeid en kapitaal de grondslag van deze ideeën. In deze eeuw blaakt de mens van mogelijkheden en kansen. De wereld schijnt volkomen maakbaar. Alles lijkt beredeneerbaar en er komt een grote ontwikkeling van de industrie op gang. Maar dan zien we ook hoe armoede, grote verschillen, uitbuiting en onrecht de wereld regeert. De wereld lijkt toch minder maakbaar dan we dachten. Volgens filosoof Friedrich Nietzsche wordt de moderne rationele mens bedwelmd door zijn eigen overmoed. D. De hedendaagse filosofie In de 20e eeuw zijn fenomenologie, existentialisme en postmoderniteit belangrijke stromingen. Toen aan het begin van de 20e eeuw alles uit de hand dreigde te lopen door twee ongekend wrede wereldoorlogen, werd het duidelijk dat de mens nog vele posities en perspectieven kon innemen om vastgestelde bolwerken van het denken af te breken. Zo doende kwam de filosoof weer bij de grote vraagstukken over het wezen van de mens. Bij deze vragen ontdekte de mens de beperktheid van het denken, de beperktheid van de mogelijkheden en de structuren van de denksystemen. De samenleving wordt complex en de vraagstukken omvangrijk. Omdat men op veel terreinen systematisch wil nadenken, wordt er een ordening in domeinen, disciplines, vakgebieden aangebracht. Zo spreekt men o.a. van ethiek, godsdienstfilosofie, kennistheorie (epistemologie), logica, milieufilosofie, metafysica, ontologie, politieke en sociale filosofie, taalfilosofie, wetenschapsfilosofie, cultuurfilosofie, antropologie enz. Een bekende na-oorlogse filosofische beweging was de zogenaamde „Frankfurter Schule‟: filosofen als Adorno, Habermas en Fromm zetten kritische vraagtekens achter de consumptiemaatschappij. Zij vroegen zich af of de toename van materiële welvaart misschien ook niet gepaard kon gaan met een afname van innerlijke vrijheid. 7 Opdracht: maak een tijdlijn en verdeel deze in eeuwen: van 600 v.C tot heden in de juiste verhouding. Het PTA voor levensbeschouwing in Atheneum 5 Overzicht Per. Kolom nr. 1 2 3 4 521 522 531 541 542 543 544 Soort werk Inhoud/stofomschrijving 1. HD 2. Toets 1. HD 1. PO 2. HD 3 HD 4 Toets Vragen van de week Inleiding filosofie deel I Vragen van de week Levensverhaal Vragen van de week Presentaties in periode 2,3,en 4 Eindtoets inleiding filosofie Tijdsduur (min.) 40 40 Weging SE Weging OV n.b. 15% n.b. 20% n.b. n.b. 25% n.b. 1 n.b. 1 n.b. n.b. 1 Het handelingsdeel moet naar behoren (n.b.) zijn afgerond. Het handelingsdeel bestaat in de 2e, 3e en 4e periode uit de antwoorden op de vragen van de week. Deze antwoorden worden gebundeld en aangevuld met de weerslag van de presentatie (HD 543). Dit is een apart handelingsdeel. Als je de presentatie al in periode 2 of 3 doen, word je aangeraden deze opdracht ook in die perioden te laten aftekenen. Zie hiervoor de studiewijzer. Presentaties (HD) Het is de bedoeling dat jullie gedurende dit schooljaar allemaal een presentatie gaan geven voor je klas. Je presentatie wordt beoordeeld als het HD van periode 4. Als duo kiezen/ krijgen jullie een vraag en in de week voor de presentatie krijgen jullie een aansturing op maat. In de aansturing wordt globaal aangegeven wat de inhoud van jullie presentatie moet zijn. Welke vorm jullie hier aan geven en welke accenten jullie leggen, is aan jullie. Het kan aansprekend zijn om een Powerpointpresentatie te geven, maar dit is niet verplicht. Je kunt ook aan meer creatieve vormen van presenteren kiezen. Denk dan bijvoorbeeld een sketch, een dialoog, een interview, een zelfgemaakte film. Natuurlijk mag je zelf ook wat bedenken. De bedoeling van de presentatie is dat jullie je vooraf inlezen op een specifiek onderdeel van de les en dit in eigen woorden proberen duidelijk te maken aan de klas. Aan het einde van elke presentatie introduceer je de „vraag van de week‟. Deze wordt vermeld in de aansturing en gaat over de door jullie gepresenteerde stof en de informatie die bij de les hoort. Tenslotte lever je een A4- tje in waarop in trefwoorden de presentatie is samengevat. Als je een Powerpoint hebt gemaakt, lever je ook een print van de hand-out in (6 of 9 dia‟s op één blad). Tien leerlingen geven hun presentatie in de laatste periode. De aansturing voor deze presentatie krijg je aan het begin van de laatste periode omdat hier meer onderzoeksvaardigheden van je verwacht worden. Her kans baar ja nee ja 8 Beoordeling van de presentatie onvoldoende volledigheid begrip inzicht voordracht presentatiemiddelen interactie tijd samenvatting hand-out voldoende goed Meer dan 3 x „onvoldoende‟: „onvoldoende‟ presentatie Geen onvoldoende scores, maximaal 4 voldoendes, minimaal 5 goede scores: „goede‟ presentatie Alle overige gevallen: „voldoende‟ presentatie Inhoud: Volledigheid (inclusief vraag van de week) Begrip (je snapt zelf goed wat je toelicht) Inzicht in het proces (je laat zien wat je verrassend vond, waar je zelf vragen hebt en wat je eigen mening is) Vorm: Voordracht/ presentatie (niet alles voorlezen, in eigen woorden). Je hebt moeite gedaan de groep te boeien, te raken Presentatiemiddelen (origineel, dialogen, filmpjes, voorwerpen) Interactie met de klas (vragen stellen en reageren op vragen) Tijdbewaking (niet langer dan 10 minuten exclusief aanvullend materiaal zoals een filmpje.) Overleg met de docent als je meer tijd nodig hebt. Nota Bene - In geval van afwezigheid van één van de duopartners, zorg je ervoor dat de aanwezige duopartner de presentatie kan geven - De presentaties vormen een wezenlijk bestanddeel van elke les, zonder tijdig overleg met de docent kan een presentatie niet zo maar verschoven worden De vraag van de week (HD) De vraag van de week is een soort evaluatie van de gegeven les rond een vraag. Je klasgenoten hebben de presentatie rond die vraag gezien en hebben levo-informatie gehad. Het is de bedoeling dat ze de stof nu leggen op hoe ze zelf over bepaalde onderwerpen denken. De vraag van de week is naar behoren gemaakt als je in minstens drie ruime alinea‟s over de vraag hebt nagedacht. Sommigen gebruiken hele A4-tjes, maar dat is geen vereiste. Wanneer je begrippen onjuist hanteert in je vraag van de week, krijg je hier een reactie op van je docent. Als de vraag te persoonlijk wordt, maak je zelf de keuze wat je wel of niet opschrijft. De docent behandelt je vraag vertrouwelijk en laat jouw reactie aan niemand lezen. Beantwoord je vraag op de computer en bewaar je antwoord als document. Je kan er je voordeel meedoen voor de PO die je in de 3e periode krijgt en in het begin van de 4e periode moet inleveren. 9 Structuur van de les Als je in de les komt, heb je jouw antwoord op de vraag van de week op papier voorzien van naam en klas. Tevens heb je ook de informatie, die bij de laatst gegeven les hoort, gelezen en de vragen en opdrachten die erbij staan gemaakt. Als je over de stof van de vorige les nog vragen hebt, bespreken we dit voor we met het behandelen van een nieuwe vraag beginnen. Voor de nieuwe vraag is er altijd een presentatie van twee mensen uit de klas. Deze presentatie eindigt met de vraag van de week. De docent geeft daarna een toelichting op de informatie die bij de les hoort en de opdrachten en vragen kunnen worden gemaakt. De toetsen Er zijn in de drie perioden twee toetsen en er wordt een Praktische opdracht gegeven. De toetsen bestaan met name uit meerkeuzevragen en naast je kennis toetsen we ook je inzicht in de behandelde stof. We doen dit met mc-vragen omdat de helderheid van de vraag belangrijk is en er geen discussie moet ontstaan over de inhoud. Na de toets worden de antwoorden besproken. PO ‘Jouw levensverhaal’ De laatste praktische opdracht die je maakt voor het vak levensbeschouwing is je levensverhaal. Het is een heel persoonlijke opdracht en voor de docent moeilijk om een cijfer voor te geven. We becijferen daarom ook niet jouw persoon, maar de manier waarop je deze opdracht maakt. Ofwel: houd jij je aan de minimale eisen, maak je het origineel, geef je het een eigen toevoeging en besteed je tijd aan de totale uitvoering? Bovenal willen we lezen hoe je de lessen levensbeschouwing hebt meegenomen in je denken over de dingen. Aan het begin van de vierde periode wordt er van je verwacht „Jouw levensverhaal‟ in te leveren. De informatie die je voor je HD van A4 hebt en de opdrachten die je voor het HD van A5 zult maken, kunnen zeker als basis dienen. In de 3e periode krijg je de opdracht uitvoerig toegelicht op papier.