LESBRIEF 5 Inflatieverwachtingen Doelgroep: 5 havo, 5/6 vwo SLU: 1 lesuur exclusief huiswerkopdracht Concept Welvaart en Groei begrippen CE inflatie korte vs lange termijn vertrouwen prijsstabiliteit monetair beleid centrale bank CAO-voorstellen rente begrippen SE verwachtingen begrotingscrisis leerdoelen Een kandidaat kan het belang van inflatie en prijsstabiliteit beschrijven; verklaren dat de laatste inflatiecijfers een belangrijke factor zijn voor de inschatting van de inflatie in de komende één tot twee jaar een (klein) onderzoek uitvoeren naar de inflatieverwachtingen op de middellange termijn Inflatieverwachtingen voor eurozone stevig verankerd Inflatieverwachtingen van publiek en markten voor de eurozone blijven stabiel op 2%, zo blijkt uit nieuw DNB-onderzoek. ‘Ondanks de euroschuldencrisis is er groot vertrouwen in prijsstabiliteit op de middellange termijn’, vertelt onderzoeker Gabriele Galati van de Nederlandsche Bank. Prijsstabiliteit is het doel van het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Dat betekent een inflatie van dichtbij maar net onder de 2% in het hele eurogebied op de middellange termijn. Maar wat zijn de inflatieverwachtingen van publiek en markten? Dat is op verschillende manieren te meten. Econoom Gabriele Galati koos een nieuwe aanpak. De eerste onderzoeksresultaten zijn net binnen. Tijd voor een gesprek met deze onderzoeker van de Nederlandsche Bank. Kennis 1. Wat verstaat men onder inflatie? 2. Wat verstaat men onder monetair beleid? 3. Wat bedoelt men met de zinsnede: " Inflatieverwachtingen van publiek en markten". In het onderzoek meten jullie de inflatieverwachtingen voor de eurozone. Daarvoor krijgt een groep respondenten1 wekelijks per mail een vragenlijst. Sinds wanneer loopt dit onderzoek? 'Vanaf juni 2009 hebben we een jaar lang wekelijks een vragenlijst gemaild aan 129 respondenten om te achterhalen wat hun inflatieverwachtingen zijn. We doen dit trouwens nog steeds, zij het met een kleinere groep van respondenten. Dit project is een van de drie deelprojecten van ons onderzoek naar inflatieverwachtingen.' Waarop baseren mensen eigenlijk hun inflatieverwachtingen? 'We zijn nog bezig met het onderzoek naar de beweegredenen om te achterhalen op basis waarvan mensen een inschatting maken van de toekomstige inflatie. De eerste onderzoeksresultaten van dit project verwachten we over enkele maanden. Wel kan ik alvast een eerste resultaat geven. Met onze wekelijkse vragenlijst mailen we altijd het laatste macro-economische nieuws mee: daaruit leiden we af waarop mensen reageren. Duidelijk is dat de laatste inflatiecijfers een belangrijke factor zijn voor de inschatting van de inflatie in de komende een tot twee jaar. Er is overigens een groot verschil tussen de verwachtingen voor de korte termijn en de lange termijn. Als de inflatie een paar maanden wat hoger is, gaan mensen hun verwachtingen voor de korte termijn bijstellen. Dat blijkt duidelijk uit ons onderzoek. Ook zien we dat de Griekse begrotingscrisis een duidelijke, zij het bescheiden invloed heeft op de kortetermijnverwachtingen.' Toepassen 4. Waarom is het van belang dat vanaf juni 2009 telkens dezelfde groep mensen wordt bevraagd en niet telkens een andere groep? 5. Licht de volgende zin toe: " Duidelijk is dat de laatste inflatiecijfers een belangrijke factor zijn voor de inschatting van de inflatie in de komende een tot twee jaar" 6. Welke invloed zou de Griekse begrotingscrisis gehad kunnen hebben op de inflatieverwachting van de respondenten? 1 Respondent: een persoon die zijn/haar medewerking verleent aan een onderzoek. Voor een centrale bank zijn deze cijfers belangrijk. Waarom? 'Inflatieverwachtingen zijn in meerdere opzichten belangrijk. Ze bepalen de prijzen die producenten berekenen en de looneisen in CAO-voorstellen. Dat werkt allemaal door op ons economisch reilen en zeilen. Tegelijkertijd geven die verwachtingen een indruk van het vertrouwen in het monetaire beleid. Als de inflatieverwachtingen erg laag zijn, dan kan het zijn dat mensen bang zijn voor een economische dip. Tegelijkertijd blijkt uit ander recent onderzoek dat lage inflatieverwachtingen in de maatschappij bijdragen aan een daadwerkelijk lage inflatie. Als anderzijds de inflatieverwachtingen hoog zijn, dus ruim boven de 2%, dan moet een centrale bank op scherp staan. Want te hoge inflatie is slecht voor de economie.' Begrip 7. Leg het verband uit tussen inflatie en de looneisen in de CAO-voorstellen. 8. Leg het verband uit tussen het vertrouwen in het gevoerde monetaire beleid en de verwachtingen ten aanzien van inflatie 9. Waarom moet de centrale bank 'op scherp staan' indien de inflatieverwachtingen hoog zijn? Een oplopende inflatie, is dat heel erg? 'Kijk één of twee maandjes van iets hogere inflatie, dus iets meer dan 2%, is geen ramp. De werkelijke inflatie kan de komende maanden verder oplopen door de stijging van de energieprijzen. Maar ons onderzoek wijst uit dat mensen geloven dat de geldontwaarding op de langere termijn weer zal uitkomen op het nagestreefde niveau van 2 procent. Zaak is dat scherp in de gaten te houden. Een langdurige sterke stijging van het prijspeil kan de ECB dwingen de rente te verhogen. Het doel van de centrale bank is immers prijsstabiliteit.' Hoe zijn de verwachtingen voor de lange termijn? 'Mensen kunnen elke week of maand hun verwachtingen voor de korte termijn aanpassen, maar niet voor de langere termijn. Logisch, want er is natuurlijk nog heel veel onzeker over hoe onze economie er over tien jaar voorstaat. Je gaat niet elke week je inflatieverwachtingen voor de lange termijn bijstellen. Daarvoor zoek je een anker. Inflatieverwachtingen voor de lange termijn zijn stabiel bij 2%, zo blijkt uit ons onderzoek. Dat sluit aan bij het doel dat de ECB voor ogen staat met haar monetaire beleid: prijsstabiliteit.' Dat is een goed teken? 'Ja, het betekent dat de ECB een vast anker biedt voor de prijsontwikkeling op de langere termijn. Vrees van sommigen was dat de ECB met haar ruime monetaire beleid de inflatie zou aanwakkeren. Uit ons onderzoek komt dat echter niet naar voren.' Creëer jullie eigen barometer 10. Deze opdracht maak je met de hele klas en heeft betrekking op een periode van drie maanden. De opdracht bestaat uit drie stappen. Stap 1 is het maken van de meerkeuze-opdracht uit de eerste bijlage. De vier vragen zoomen in op het begrip inflatie. De tweede stap is het "duiden" van een drietal macro-economische gebeurtenissen die invloed zouden kunnen hebben op de (verwachte) inflatie. Hiervoor gebruik je dus bijlage 2. Vervolgens maak je een inschatting van de verwachte inflatie voor de middellange termijn. Motiveer deze verwachting op basis van economische gegevens die jij hiervoor van belang acht. Bereken tenslotte het gemiddelde van de klas. Stap drie is een herhaling van stap 2, maar dan na drie maanden. Je docent helpt je uiteraard verder! Bijlage 1 Oriënterende meerkeuze vragen Hieronder tref je een aantal meerkeuzevragen die je moet beantwoorden. Het betreft een inventarisatie van wat je nu al weet over geld en inflatie. Let op: meerdere antwoorden kunnen goed zijn! 1. Inflatie wil zeggen: a) Dat het geld meer waard wordt b) Dat het geld minder waar wordt c) Dat men meer spullen kan kopen voor hetzelfde geld d) Dat men minder spullen kan kopen voor hetzelfde geld 2. Inflatie kan ontstaan doordat: a) Mensen meer geld uit gaan geven dan ze eigenlijk hebben b) Banken meer geld uit gaan lenen aan mensen c) Bedrijven meer vragen voor hun product in de winkel d) De wisselkoers (koers van de euro ten opzichte van de dollar) deprecieert e) Olie op raakt 3. Inflatie zou "gunstig" kunnen zijn indien je: a) Veel geld hebt geleend van je buurman b) Veel geld hebt gespaard c) Veel geld hebt uitgeleend aan iemand anders d) Een huis zou hebben gekocht met geleend geld 4. Hoeveel bedraagt de inflatie momenteel2l in Nederland? a) 1,5% b) 2,0% c) 3,4% d) 4,1%. 2 Let op: antwoord kan wisselen in de tijd Bijlage 2 Macro –economische gebeurtenissen en de relatie met de verwachte inflatie3 Bericht 1 Bericht 2 Bericht 3 3 Deze berichten kunnen aangepast worden al naar gelang de actualiteit daar aanleiding toe geeft! Antwoorden 1 Inflatie is een algehele stijging van het algemeen prijspeil. Het gevolg van inflatie is dat je voor hetzelfde geld minder kunt kopen (de koopkracht daalt). Stel je voor: eerst kost een fles cola 1 euro en daarna 2 euro. Dan kun je met hetzelfde geld nog maar een halve fles cola kopen. Dit wordt ook wel geldontwaarding genoemd. 2 Onder monetair beleid of monetaire politiek verstaat men het geheel van maatregelen die een Centrale Bank kan nemen om de waarde van de eigen valuta stabiel te houden. Men kan twee soorten waarde ten aanzien van een valuta onderscheiden: de binnenwaarde ofwel de koopkracht en de externe waarde ofwel de wisselkoers. Monetair beleid bestaat dan ook uit twee onderdelen, de geldpolitiek en het wisselkoersbeleid. Maatregelen om de binnenwaarde stabiel te houden behoren tot de geldpolitiek en zijn gericht op prijsstabiliteit. Zij bestaan uit het reguleren van de omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid. De groei van de geldhoeveelheid dient te worden gekoppeld aan de groei van de reële productie om zo (prijs)inflatie te voorkomen. Zou de groei van de geldhoeveelheid sneller gaan dan de groei van de productie dan kan dit in een conjuncturele situatie van overbesteding leiden tot bestedingsinflatie. Zou daarentegen de productie sneller groeien dan de geldhoeveelheid dan kan het geld zijn functie als betaalmiddel verliezen. Maatregelen die de wisselkoers stabiliseren vallen onder het wisselkoersbeleid en zijn gericht op beïnvloeding van de rentestand. Door het land bv aantrekkelijker of juist minder aantrekkelijk te maken voor buitenlandse beleggers kan de vraag naar en het aanbod van de betreffende valuta op de valutamarkt en daarmee ook de wisselkoers worden beïnvloed. 3 Onder deze zinsnede kan men verstaan: de verwachtingen die gezinnen en bedrijven hebben ten aanzien van de inflatie op termijn. Zowel gezinnen als bedrijven kunnen hier hun gedrag op aanpassen (meer/minder uitgeven, hoger/lager prijzen etc.). 4 Indien de inflatieverwachting is veranderd is (hoger of lager) kan men hier geen zuivere conclusies aan verbinden. Indien een stijging van de inflatie wordt veroorzaakt doordat een andere groep een geheel ander beeld heeft over de inflatie, is de verandering dus niet goed te verklaren. Het is van belang dat de onderzoeksgroep zoveel als mogelijk constant blijft. 5 De inflatieverwachtingen die bedrijven en gezinnen hebben, worden dus voor een groot deel bepaald door de inflatiecijfers uit het directe verleden. Met andere woorden, als je drie keer een vijf hebt gehaald voor een proefwerk, dan is de inschatting dat je de volgende keer weer een vijf haalt vrij groot. Hetzelfde kan gesteld worden voor een opgaande of een neergaande lijn van je schoolcijfers voor een vak. De andere factoren worden vaak wat buiten beschouwing gelaten. Denk aan macro-economische ontwikkelingen die in de toekomst grote gevolgen kunnen hebben. 6 Uit de Griekse begrotingscrisis hadden respondenten wellicht het volgende kunnen concluderen: Centrale banken (of de ECB) redt Griekenland door de Grieken extra geld uit te lenen waardoor er meer geld in omloop komt (de geldkraan wordt opengezet), waardoor de inflatie zou kunnen worden aangewakkerd (monetaire inflatie) 7 Bij het antwoord van vraag 1 heb je kunnen zien dat de koopkracht daalt, als de inflatie toeneemt. Minder kopen voor hetzelfde geld is vaak niet gewenst. De lonen zullen dus omhoog moeten om (tenminste) eenzelfde koopkracht te kunnen garanderen. Deze komen dus tot uitdrukking in de CAO-onderhandelingen. 8 Vertrouwen is in de economie een heel belangrijk begrip. Als we bijvoorbeeld geen vertrouwen in de Centrale Bank zouden hebben, komt het vertrouwen in ons geld (in algemene zin) of dat wat we ervoor kunnen kopen (koopkracht), in gevaar. Dat zou rampzalig zijn. Vandaar dat in Nederland en Europa goed geregeld is. Bij CAO-onderhandelingen kan dit dus geen onderwerp va onderhandeling zijn. Dat komt in de tekst tot uitdrukking. 9 Een belangrijke doelstelling van de Nederlandsche Bank is het handhaven van de financiële stabiliteit. Indien de inflatie sterk zou stijgen komt deze in gevaar en is waakzaamheid geboden. De instrumenten die zijn genoemd bij het antwoord op opgave 2, kunnen worden ingezet 10 meerkeuzevragen: 1 (b, d); 2 (a, b, c, d, e); 3 (a, d); 4 (b) Bijlage 2: de docent helpt je hierbij verder.