Eindadvies Werkgroep Convergentiefase DBFM Tunnels definitieve versie 1 juni 2016 Inhoudsopgave I. Inleiding .................................................................................................................... 2 II. Samenvatting ............................................................................................................ 3 De werkgroep constateert De werkgroep verbindt daaraan de volgende consequenties De werkgroep geeft de volgende adviezen: III. Nadere analyse: Inzicht in het tenderproces ............................................................. 5 Belang van een convergentiefase tunnels Belangen van de markt Belangen van Rijkswaterstaat IV. Gezamenlijk beeld van tenderkosten ......................................................................... 7 Praktijkcase A9 Gaasperdammerweg (A9 GDW) Tenderkosten Convergentiefase A9 GDW Heeft de wijze van uitvraag effect op hoogte tenderkosten? V. Advies van de werkgroep ........................................................................................ 10 Advies 1: Duidelijkheid over afwijkingen in uitvraag ten opzichte van LTS Advies 2: Reduceer doorlooptijd convergentiefase tunnels Advies 3: Deelproducten schrappen, afslanken en verschuiven Advies 4 Pas advies direct toe op aankomende DBFM-tunnelprojecten Advies 5 Onderzoek naar breder toepassen adviezen Samenstelling werkgroep Namens Rijkswaterstaat: Ferdinand Bockhoudt Marc Bollen Rob Peters Frits Houtman Yke Norg Grietske van Bodegom-Woudsma Namens Bouwend Nederland en UNETO-VNI: Arie De Jong Edward Heijnemans Geert Schelpe Leo Nieuwenhuizen Marissa Willemse Richard Mulder Lijst van gebruikte afkortingen In dit advies worden aantal afkortingen gehanteerd. De betekenis van enkele veelvoorkomende afkortingen is hieronder weergegeven. Voor een aantal afkortingen is tevens een inhoudelijke toelichting beschreven onder Hoofdstuk 5. DBFM: LTS: RWS: SRR: SSDD: V&V-plan: MTP: SDP: C&C MP: GDW: Design Build Finance Maintain Landelijke Tunnel Standaard Rijkswaterstaat System Requirements Review System/Subsystem Design Description Verificatie & Validatie-plan Master Test Plan Software Development Plan Change & Configuration Management Plan Project Gaasperdammerweg Inleiding Sinds de crisis moeten bedrijven nadrukkelijker nadenken over de vraag of het rendabel is om op een tender in te schrijven. Dit geldt zeker ook voor de DBFM-aanbestedingen, waar de transactiekosten hoog zijn. De hoogte van de transactiekosten kunnen voor inschrijvende bouwbedrijven een mogelijke drempel gaan vormen om in te schrijven op DBFM-projecten van Rijkswaterstaat. Eén en ander is voor Bouwend Nederland en de bij de branchevereniging aangesloten bouwbedrijven aanleiding geweest om met Rijkswaterstaat in overleg te treden. Een overleg dat tot doel heeft gehad om te analyseren hoe de drempel van transactiekosten bij DBFM-projecten kan worden verlaagd, opdat er nog voldoende partijen zich aanmelden bij de DBFM-aanbestedingen. Want het is in het belang van Rijkswaterstaat dat er een gezonde concurrentie bij de aanbesteding van haar projecten blijft, zonder dat er sprake is van (te) hoge transactiekosten. Vertegenwoordigers vanuit Rijkswaterstaat en vanuit Bouwend Nederland hebben gezamenlijk aangegeven te willen streven naar een snel en efficiënt tenderproces met een gezonde balans tussen tenderkosten en tendervergoeding. Eind 2015 heeft een gezamenlijke werkgroep van Rijkswaterstaat en Bouwend Nederland een advies uitgebracht over de mogelijkheden om de tenderkosten in DBFM-aanbestedingen te beperken, zonder dat de gevraagde kwaliteit van de aanbieding en het aangeboden ‘comfort’ voor Rijkswaterstaat verminderd worden. De werkgroep heeft in haar eindadvies geadviseerd om nader onderzoek te verrichten naar het dialoogproduct ‘Convergentiefase Tunnels’ in DBFM-projecten. Dit dialoogproject is dermate bijzonder dat nader gezamenlijk onderzoek en advies gewenst is. Bij tunnelprojecten spelen de tunnel technische installaties een zeer grote rol. Om die reden is ook UNETO-VNI gevraagd om aan te sluiten bij de werkgroep om ervaringen en adviezen vanuit de installatiebranche in te brengen. Er is een werkgroep van Bouwend Nederland, Rijkswaterstaat en UNETO-VNI samengesteld die de volgende vragen heeft meegekregen: 1. Geef elkaar inzicht in het dialoogproduct ‘Convergentiefase Tunnels’ bij DBFM-projecten, de bijbehorende deelproducten en de tenderkosten. 2. Inventariseer waar de uitvraag van (deel)producten in het tenderproces scherper kan, passend bij het risicoprofiel van het project. 3. Formuleer een schets van een geoptimaliseerde convergentiefase tunnels in DBFM-projecten met een bij het project passende uitvraag. In dit eindadvies presenteert de werkgroep haar conclusies en aanbevelingen. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 2 Samenvatting De werkgroep constateert dat de convergentiefase essentieel is en dient ter voorkoming van interpretatieverschillen vanuit de eisen; ‘Hebben we elkaar begrepen?”. Het gaat om het voorkomen van interpretatieverschillen met betrekking tot zaken die effect hebben op de doorlooptijd. Zeker in DBFM-tunnelprojecten zijn de financiële consequenties van niet tijdig kunnen openen groot. dat er één project kan dienen als referentie: het project A9 Gaasperdammerweg. Aankomende DBFM-tunnelprojecten zoals A16 Rotterdam en A24 Blankenburgverbinding zijn relatief standaardtunnels zoals beschreven in de Landelijke Tunnel Standaard (LTS). Er is extra verdieping vooraf nodig, voor die onderdelen die afwijken en waarvan de impact (in scope/tijd) van interpretatieverschillen (te) groot zijn. dat de convergentiefase in de LTS gepland is na gunning. In afwijking daarvan is convergentiefase bij DBFM-tunnelprojecten nu gedeeltelijk voor gunning, in verband met de effecten van de financiële component in deze contractvorm. dat de convergentiefase, en de dialoogproducten, daarmee ook onderdeel van de gunning zijn geworden. Ook al betreffen de deelproducten allen geldigheidsproducten. dat partijen samen streven naar een beheerst ontwerpproces, maar elk vanuit hun eigen optiek. Rijkswaterstaat vraagt gedetailleerd uit, waar bedrijven (liefst) meer op hoofdlijnen uitwerken in de tenderfase. dat vanuit de markt is aangegeven dat er, onder voorwaarden, sprake kan zijn van een autonoom ‘leereffect’ bij volgende DBFM-tunnelprojecten, waardoor de te verwachten kosten worden gedrukt met ca. 25%. De werkgroep verbindt daaraan de volgende consequenties Het, in afwijking van de LTS, (deels) houden van de convergentiefase vóór gunning leidt ertoe dat alle drie de deelnemende consortia en Rijkswaterstaat in de tenderfase extra kosten maken. Consequentie van de convergentiefase tunnels voor het project A9-Gaasperdammerweg was een langere doorlooptijd van de dialoogfase als geheel (twee maanden langer ten opzichte van een project zonder tunnel). Consequentie voor de markt waren extra uren en (diepgang op) ontwerp. Uitgedrukt in geld zijn de extra kosten, ten opzichte van een project zonder tunnel, geschat op 1,0 1,5 miljoen euro per consortium. Consequentie voor Rijkswaterstaat was het uitkeren van een extra tenderkostenvergoeding. ‘Minder uitvraag’ door RWS in de tenderfase schept de verwachting dat de markt in de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver en contract-close (of aanvangsdatum) haar verantwoordelijkheid neemt; ‘Minder uitvraag’ in de praktijk zal vragen om volwassenheid van de markt in de uitvoering van DBFM-projecten, opdat de beheerslast door Rijkswaterstaat niet behoeft te worden verzwaard. Het mag niet zo zijn dat verlichting aan de voorkant (minder uitvraag), leidt tot verzwaring (meer toezicht/handhaving en meer discussies, claims) aan de achterkant. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 3 De werkgroep geeft de volgende adviezen: 1. Rijkswaterstaat blijft haar uitvraag baseren op de Landelijke Tunnel Standaard (LTS) en geeft zelf helder en overzichtelijk aan wat eventuele verschillen zijn t.o.v. de standaard. 2. In lijn met het eerdere advies ‘ Tenderkostenreductie DBFM-projecten’ de DBFM-tunnelprojecten als een A+-project te kenmerken1. Aansluitend bij het advies dat past bij een A+ project wordt voorgesteld om de doorlooptijd van de convergentiefase met twee maanden te reduceren. Dat betekent concreet dat het aantal tunnel-specifieke gesprekken wordt teruggebracht van 8 naar 5. 3. De werkgroep ziet mogelijkheden om, met de lessen vanuit de A9, af te slanken en door te schuiven in de dialoogproducten: SRR: De werkgroep adviseert om de uitvraag van de SRR aan te passen en de SRR alleen uit te vragen op niveau 1 en 2 (systeemniveau en objecten-/installatieniveau) en op niveau 3 (eisenniveau) slechts voor zover dat de project-specifieke eisen aan het object Tunnel betreft. SSDD: De werkgroep adviseert om bij de uitwerking van de SSDD alleen die onderwerpen uit te vragen die een project specifieke verdieping vragen ten opzichte van de LTS. V&V-plan: De werkgroep adviseert om het V&V-plan niet separaat uit te vragen maar het V&V-proces als onderdeel van het Basis Management Plan uit te vragen. Vanaf aanvangsdatum moet het verificatie en validatie proces wel volledig zijn ingericht. MTP: De werkgroep adviseert om dit deelproduct door te schuiven naar de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat. SDP: De werkgroep adviseert om het SDP, zoals uitgevraagd bij het project A9 Gaasperdammerweg, te handhaven. C&C MP: De werkgroep adviseert om dit deelproduct door te schuiven naar de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat. Case: De werkgroep adviseert om het deelproduct case te schrappen. 4. Pas bovenstaande adviezen direct toe in het project A24 Blankenburgverbinding. 5. Onderzoek gezamenlijk of (onderdelen van) de in dit document opgenomen adviezen breder kunnen en/of moeten worden toegepast op andere projecten/objecten dan alleen DBFM-tunnels. 1 De werkgroep heeft in haar eerdere advies aangegeven dat het noodzakelijk is om DBFM-projecten te onderscheiden naar risicoprofiel. Er worden projecten onderscheiden met een hoog (A+ projecten), gemiddeld (A projecten) en laag (A- projecten) risicoprofiel. De toedeling van projecten aan een risicoprofiel geschiedt op basis van de karakteristieken van de projecten. Het risicoprofiel dat hoort bij een project bepaalt op haar beurt de mate waarin de dialoogfase in tijd kan worden teruggebracht en dialoogproducten worden geschrapt, afgeslankt of doorgeschoven naar de fase tussen gunning en aanvangscertificaat. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 4 Nadere analyse: Inzicht in het tenderproces Belang van een convergentiefase tunnels De convergentiefase tunnels is een soort verlengde marktdialoog, waarin Rijkswaterstaat samen met de beoogde opdrachtnemer(s), beoordeeld of wat de gegadigden willen realiseren met hun aanbieding, eenduidig is én volledig overeenkomt met de eisen en verwachtingen van Rijkswaterstaat en de stakeholders. Hiervoor analyseren de gegadigden in de convergentiefase de eisen van Rijkswaterstaat en de stakeholders en stellen vervolgens een functionele baseline op voor de meest essentiële onderdelen van de tunnel, zoals de veiligheids-kritische functies. Als deze uitwerking (functionele baseline) overeenkomt met de eisen en verwachtingen van Rijkswaterstaat en de stakeholders, dan volgt de definitieve gunning; mits is voldaan aan alle beschreven voorwaarden en uitgangspunten voor toepassing van de convergentiefase. Belangen van de markt De convergentiefase is voor de markt van belang om ervoor te zorgen dat de grootste (tijd)risico’s met betrekking tot implementatie van de Landelijke Tunnel Standaard en tunnelveiligheid vooraf met de opdrachtgever zijn afgestemd. De convergentiefase en de afstemming die daarin plaatsvindt, is ook van belang om een gelijk speelveld te creëren. Door middel van de convergentiefase weten partijen wat ze kunnen verwachten aan inspanningen en complexiteit van een goede implementatie van de LTS, de systeemintegratie en de softwareontwikkeling. In projecten waarin naast een tunnel ook sprake is van een DBFM-contractvorm, hebben marktpartijen er belang bij dat de convergentiefase, in afwijking van de LTS, deels voor gunning plaatsvindt. Dit heeft verband met de ‘F’-component en de daarmee samenhangende financieringstermijnen van banken en beperkte gestanddoeningstermijn. De tijdsdruk na gunning is in DBFM-projecten te groot om de hele convergentiefase tunnels na gunning te doen. Bovendien geeft de huidige aanpak bescherming voor de bedrijven, omdat ze dan een robuustere bieding kunnen doen in projecten die vaak zeer complex zijn en grote risico’s kennen. Wel kan de uitvraag ten opzichte van nu korter en scherper, zoals opgenomen in dit advies. Belangen van Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat heeft er belang bij dat tunnelprojecten op een beheerste manier worden gerealiseerd en in gebruik worden genomen. Een integraal ontwerpproces voor het civiele werk en de tunnel-technische installaties vormt hier een randvoorwaarde voor. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 5 Het doorlopen van een convergentiefase waarin alle ontwerpuitgangspunten aantoonbaar en voor Rijkswaterstaat toetsbaar zijn opgenomen geeft RWS vroegtijdig comfort om vast te stellen dat opdrachtnemer en opdrachtgever elkaar goed hebben begrepen in termen van ontwerp, uitgangspunten en randvoorwaarden. Bij een DBFM-contract met een tunnel is het voor Rijkswaterstaat van groot belang dat deze convergentiefase reeds voor de aanbestedingsdatum wordt doorlopen. Bij een DBFM-contract is er vanwege de F-component immers geen terugvaloptie. De gegadigde/potentiële opdrachtnemer moet in de convergentiefase aantonen dat hij de randvoorwaarden en uitgangspunten voor de tunnel-technische installaties conform de Landelijke Tunnel Standaard (LTS) kan invullen. Bij DBFM-contracten leent zich hiervoor het beste de 2e dialoogronde van de aanbestedingsfase. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 6 Gezamenlijk beeld van tenderkosten Praktijkcase A9 Gaasperdammerweg (A9 GDW) De marktpartijen hebben inzicht gegeven in de tenderkosten die zij gemiddeld hebben gemaakt voor de (deel)product(en) in de convergentiefase tunnels bij het DBFM-project A9-Gaasperdammersweg. In dit project hebben marktpartijen voor de eerste keer de verschillende (deel)producten in het kader van een convergentiefase tunnels bij een DBFM-tenders opgesteld en waarin de Landelijke Tunnelstandaard (LTS) al in de contractfase is verwerkt. Rijkswaterstaat heeft het project A9 GDW in de convergentiefase tunnels dialoogproducten uitgevraagd, bovenop wat in de LTS staat omschreven. Reden hiervoor is dat in de LTS niets staat geregeld over bijvoorbeeld ventilatie, overdruk, verlichting, tidal-flow en SOS-meldingen. In afwijking op de LTS is de convergentiefase niet na gunning, maar daarvoor gehouden en onderdeel geworden van de gunning. In dit project is daarvoor gekozen, in verband met de F-component in de aanbesteding. Consequentie voor het project was een langere doorlooptijd van de dialoogfase als geheel (twee maanden langer ten opzichte van een project zonder tunnel), want er waren acht specialistische overleggen extra nodig. In het kader van het Centrum voor Ondergronds Bouwen (COB) heeft ook een evaluatie plaatsgevonden naar de convergentiefase bij het project A9 GDW. Hieronder enkele belangrijke conclusies van die evaluatie: Convergentiefase Tunnels helpt om reeds tijdens de tender de juiste aandacht te krijgen voor veiligheidskritische functies. Convergentiefase Tunnels geeft vroeg het juiste beeld omtrent die systemen/processen die extra aandacht vragen tijdens het project. Het Configuratie and change management plan (CCMP) en Verificatie-en-validatieplan (V&V) moeten geen onderdeel van PCT zijn, maar projectbreed ontwikkeld worden. De Systems requirements analysis (SRA) werd door middel van openbare vragen en antwoorden uitgewerkt, hetgeen gegadigden ervan weerhield diepgang te vergroten/delen. Convergentiefase Tunnels moet gericht zijn op projectspecifieke invulling van de LTS. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 7 Tenderkosten Convergentiefase A9 GDW Consequentie voor de markt waren extra uren en (diepgang op) ontwerp. Uitgedrukt in geld zijn de extra kosten, ten opzichte van een project zonder tunnel, geschat op 1 tot 1,5 miljoen euro per consortium. Zowel interne kosten (eigen uren personeel) als externe kosten (inhuur experts). De deelproducten SRR, SSDD en SDP zijn goed voor 80% van de kosten in de convergentiefase tunnels bij het project A9-GDW. Consequentie voor Rijkswaterstaat was het uitkeren van een hogere tendervergoeding (gelijk aan tendervergoeding project A1/A6, terwijl de A9 GDW een kleiner project is, en daarbovenop een extra vergoeding van 100.000 – 150.000 euro per consortium). Kosten A9-GDW (%) Kosten A9-GDW (x 1.000 €) Impact op kosten en tijd (volgens marktpartijen) SRR 19% 200 - 300 Gemiddeld SSDD V&V PLAN MTP SDP C&C MP 28% 5% 10% 28% 5% 300 - 450 50 - 75 100- 150 300 - 450 50 - 75 Hoog Laag Gemiddeld Hoog Laag 5% 100% 50 - 75 1.050 - 1.575 Hoog Dialoogproduct Case Totaal Vanuit de markt is aangegeven dat de bedrijven een leereffect verwachten bij volgende projecten, waardoor de kosten worden gedrukt met ca. € 350.000 (-25%). Deze ‘autonome reductie’ is relatief het grootst bij het V&V Plan, C&C MP, de case, SDP en MTP. Het SSR en SSDD blijven absoluut en relatief de grootste kostenposten. Die nemen ook niet af qua kosten in volgende projecten. Voorwaarden zijn dan wel: Je moet als bedrijf het gehele traject al een keer doorlopen hebben (leergeld hebben betaald), zodat opgedane kennis, werkwijzen en producten ‘herbruikbaar’ zijn. In de praktijk zijn dat nu alleen de partijen die de convergentiefase tunnels bij de A9 GDW daadwerkelijk hebben doorlopen. Voldoende beschikbare capaciteit van kennis van inhoud en werkwijze LTS De projectuitvraag systematiek van Rijkswaterstaat hetzelfde is als bij de A9 GDW. LTS blijft voor volgende projecten onveranderd Gezien deze voorwaarden is het de vraag hoe reëel het is dat de veronderstelde autonome kostenreductie door het leereffect volledig wordt gehaald in de praktijk. Consortia wisselen regelmatig van samenstelling, evenals de pool van interne en externe deskundigen bij een onderneming en bij Rijkswaterstaat. Bovendien is elk tunnelproject (op onderdelen) uniek. Ook planning van EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 8 projecten speelt een grote rol. Zeker als grote (DBFM-)-tunnelprojecten tegelijk worden aanbesteed komt er een tekort aan ervaren personeel. Het opleveren van alle uitgebreide deelproducten uit de convergentiefase die dan door alle deelnemende consortia parallel moeten worden uitgevoerd, zorgt voor hoge spanning op beschikbare kennis. Heeft de wijze van uitvraag effect op hoogte tenderkosten? Er is een gedachtenexperiment uitgevoerd: stel dat Rijkswaterstaat alleen zou uitvragen op prijs. Wat zouden de bedrijven dan sowieso zelf al aan producten maken om tot een robuuste prijsaanbieding te komen? Dit gedachtenexperiment geeft richting voor het advies: hoe komen de behoefte aan comfort en zekerheid van Rijkswaterstaat dichter bij de behoefte van de marktpartijen voor kostenreductie en toch een robuuste bieding? Dialoogproduct SRR SSDD Stel: uitvraag door RWS puur op prijs. Welke producten worden door markt sowieso gemaakt voor een robuuste bieding? JA, maar op hoger abstractieniveau dan nu door RWS uitgevraagd. JA, maar alleen als basis voor de architectuur V&V PLAN JA, maar alleen voor planning en op strategisch niveau MTP JA, maar alleen voor planning en op strategisch niveau SDP JA, maar hooguit voor de architectuur en planning C&C MP NEE, niet noodzakelijk voor bieding Case NEE, niet noodzakelijk voor bieding EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 9 Advies van de werkgroep In de werkgroep zijn richtingen besproken waarmee een verbeterde balans gevonden kan worden tussen de werklast voor met name de opdrachtnemer (daarmee de tenderkosten) en de kwaliteit (comfort, zekerheid en beheerst proces) van het tenderproces en de biedingen voor met name de opdrachtgever, in deze RWS. Advies 1: Duidelijkheid over afwijkingen in uitvraag ten opzichte van LTS De uitvraag van Rijkswaterstaat blijkt cruciaal voor de ureninzet van de bedrijven: een LTS met specifieke specs, of een uitvraag waarin afgeweken wordt van de LTS. Ervaring leert dat elk project toch weer leidt tot specifieke vragen. Rijkswaterstaat kan daarin ondersteunen door haar uitvraag te blijven baseren op de LTS en aan de deelnemende marktpartijen zelf helder en overzichtelijk aan te geven wat eventuele verschillen zijn t.o.v. de standaard. Dit scheelt voor de bedrijven veel uren (en daarmee samenhangende kosten) aan uitzoekwerk. Advies 2: Reduceer doorlooptijd convergentiefase tunnels In lijn met het eerdere advies ‘ Tenderkostenreductie DBFM-projecten’ de DBFM-tunnelprojecten als een A+-project te kenmerken. Aansluitend bij het advies dat past bij een A+ project wordt voorgesteld om de doorlooptijd van de convergentiefase met twee maanden te reduceren. Ten opzichte van het project A9 GDW betekent dit concreet dat het aantal tunnel-specifieke gesprekken in komende DBFM-tunnelprojecten wordt teruggebracht van 8 naar 5. Advies 3: Deelproducten schrappen, afslanken en verschuiven De werkgroep acht het mogelijk de uitvraag bij te stellen, passend bij het risicoprofiel van een tunnelproject (= categorie A+-project). De werkgroep heeft hiertoe een overzicht samengesteld van deelproducten die door Rijkswaterstaat in de DBFM-convergentiefase tunnels worden uitgevraagd. Na zorgvuldige afweging is gekeken of en zo ja, hoe hierin kan worden geschrapt, afgeslankt en/of doorgeschoven naar de fase na aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat (waardoor niet langer drie partijen kosten maken, maar alleen de partij aan wie het werk daadwerkelijk is gegund). Hieronder treft een verkorte weergave van het advies aan. Daarna volgt een nadere toelichting op de diverse dialoogproducten. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 10 Kan dit dialoogproduct……. ... in de dialoogfase komen te vervallen? … in de dialoogfase worden afgeslankt? … worden verschoven van de dialoogfase naar de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat? NEE JA NEE Deelproduct 1. SRR Uitvraag alleen voor die eisen die te maken hebben met het systeem Tunnel Dit product blijft in de dialoogfase vóór gunning Uitvraag alleen voor het projectspecifieke deel van de tunnel 2. SSDD NEE JA Uitvraag alleen richten op de logische functievervullers 3. V&V plan JA NEE Wel kan het V&V-plan als onderdeel van het Basis Management Plan 4. MTP JA NEE NEE Dit product blijft in de dialoogfase vóór gunning JA Volledige uitwerking van dit product verschuift naar de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat JA Dit product verschuift naar de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat 5. SDP NEE NEE NEE Dit product blijft in de dialoogfase vóór gunning 6. C&C MP JA NEE JA Dit product verschuift naar de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat 7. Case JA Product komt geheel te vervallen Product komt geheel te vervallen Deelproduct 1: SRR (System Requirements Review) Wat is het? De SRR is een gestandaardiseerde methode om een eisenanalyse uit te voeren en vormt het eindproduct van een integrale System Requirement Analysis (SRA). Bij deze methode worden de eisen langs 26 hoofdaspecten beoordeeld. Het resultaat geeft inzicht in de mate waarin eisen SMART zijn en waarin ze een risico vormen voor één van de DBFM componenten. Daarnaast dient een beschrijving gegeven te worden hoe de gegadigde ervoor gaat zorgen dat de LTS beheerst en aantoonbaar wordt geïmplementeerd. De SRR kan op verschillende niveaus uitgevoerd worden. De benodigde inspanning hangt samen met het niveau waarop de SRR wordt uitgevoerd. 1. Op systeemniveau. Hierbij wordt het systeem als geheel op de hoofdaspecten beoordeeld. 2. Op objecten-/installatieniveau. Hierbij wordt elk object op de hoofdaspecten beoordeeld. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 11 3. Op eisenniveau voor de objecten dan wel installaties die nodig zijn voor de technische inpassing van de tunnel. De hoge (blijvende) kosten van dit deelproduct zitten in het feit dat als tot op niveau 3 wordt uitgevraagd, er bij een gemiddelde tunnel sprake is van circa 55 tunnel-technische installaties/logische functievervullers2, 50 eisen per installatie/logische functievervullers en 26 analyse-aspecten per eis, zijn dit al gauw meer dan 70.000 analyses. Die moeten allemaal worden nagelopen. Advies De werkgroep adviseert om de uitvraag van de SRR aan te passen en de SRR alleen uit te vragen op niveau 1 en 2 (systeemniveau en objecten-/installatieniveau) en op niveau 3 (eisenniveau) slechts voor zover dat de project-specifieke eisen aan het object Tunnel betreft. Deelproduct 2: SSDD (System/Subsystem Design Description) Wat is het? De SSDD is een gestandaardiseerde manier om het ontwerp van een systeem / object / component te beschrijven. Deze beschrijving bevat zowel het gedrag in alle bedrijfstoestanden(functionaliteit), als alle aspecten. Op basis van het Systems Engineering-proces ligt aan het SSDD een specificatie ten grondslag en geeft het SSDD input aan de specificatie op een lager niveau. Op basis van het Systems Engineering proces kan een SSDD van een logische functievervuller/ installatie alleen gemaakt worden als hieraan een specificatie van deze logische functievervuller/installatie ten grondslag ligt. Aan de specificatie van een logische functievervuller/installatie ligt echter het SSDD (en specificatie) op systeemniveau ten grondslag. Advies De werkgroep adviseert om bij de uitwerking van de SSDD alleen die onderwerpen uit te vragen die een project specifieke verdieping vragen ten opzichte van de LTS. De SSDD dient maximaal 25 pagina’s te omvatten. Deelproduct 3: Verificatie & Validatie plan Wat is het? Het Verificatie en Validatie (V&V) plan beschrijft de processen voor verificatie en validatie vanaf start project tot en met oplevering. Deze processen zijn onderdeel van het kwaliteitssysteem van de opdrachtnemer en worden van hieruit beschreven. In de DBFM-dialoogfase vormt het Basis Management Plan een vast product dan moet worden aangeleverd, of er een tunnel in het project zit of niet. In dit Basis Management wordt al vastgelegd hoe het verificatie en validatie proces tot aan het aanvangscertificaat verloopt. Vanaf aanvangsdatum moet het verificatie en validatie proces volledig zijn ingericht. Het is volgens de werkgroep niet nodig om in de convergentiefase separaat een uitgewerkt V&V-plan uit te vragen in DBFM-tunnelprojecten. 2 De ‘logische functie vervullers’ zijn een nadere uitwerking van de gestandaardiseerde uitrusting zoals wettelijk voorgeschreven. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 12 Advies De werkgroep adviseert om het V&V-plan niet separaat uit te vragen maar het V&V-proces als onderdeel van het Basis Management Plan uit te vragen. Vanaf aanvangsdatum moet het verificatie en validatie proces wel volledig zijn ingericht. Deelproduct 4: MTP (Master Test Plan) Wat is het? Het Master Test Plan beschrijft het testproces vanaf het laagste niveau (component / softwaremodule) tot en met de integratie van het volledige systeem. Advies De werkgroep adviseert om dit deelproduct door te schuiven naar de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat. Deelproduct 5: SDP (Software Development Plan) Wat is het? Het SDP is een plan om het ontwerp, de realisatie en het testen van de software voor het bedienings- en besturingssysteem te beschrijven. De inhoud van dit plan is sterk gerelateerd aan de specifieke werkwijze van de softwareleverancier. Voornaamste kosten in dit deelproduct zitten in het (zonodig) regie voeren over de leverancier van de software om het SDP de juiste inhoud en format te geven. Advies De werkgroep adviseert om het SDP, zoals uitgevraagd bij het project A9 Gaasperdammerweg, te handhaven. Deelproduct 6: C&C MP (Change & Configuration Management Plan) Wat is het? Het C&CMP beschrijft de processen voor het Wijzigingen- en configuratiebeheer. Deze processen zijn onderdeel van het kwaliteitssysteem van de opdrachtnemer en worden van hieruit beschreven. Advies De werkgroep adviseert om dit deelproduct door te schuiven naar de fase tussen aanwijzing geselecteerde inschrijver tot aan aanvangscertificaat. Deelproduct 7: Case Wat is het? De case wordt gebruikt om te toetsen of de aanbieder begrijpt wat er in een specifieke situatie gebeurt. Dit geeft de aanbesteder inzicht in de mate waarin de aanbieder begrepen heeft hoe de opdrachtgever met het systeem om wil gaan. De kosten die hiermee zijn gemoeid zitten met name in het feit dat de aanbieder de project-specifieke case zorgvuldig (wil) uitwerken om zich hiermee te kunnen onderscheiden. De werkgroep ziet, op basis van de ervaringen, geen toegevoegde waarde van dit deelproduct voor toekomstige DBFM-tunnelprojecten. Bovendien moet onderscheid plaatsvinden op EMVI-producten en niet op een geldigheidsproduct als de ‘case’. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 13 Advies De werkgroep adviseert om het deelproduct case te schrappen. Advies 4 Pas advies direct toe op aankomende DBFM-tunnelprojecten De werkgroep gelooft dat bovengenoemde adviezen zullen leiden tot een reductie in de bij DBFMtunnelprojecten gemoeide tenderkosten in de convergentiefase. De werkgroep ziet op korte termijn twee concrete DBFM-tunnelprojecten waarin de adviezen zouden kunnen worden toegepast: A24 Blankenburgverbinding en A16 Rotterdam. Het voorstel is om de adviezen in eerste instantie toe te passen bij het project A24 Blankenburgverbinding. Evaluatie of de beoogde tenderkostenreductie ook daadwerkelijk is gehaald zal vervolgens, na afloop van elk tendertraject, gezamenlijk moeten plaatsvinden. Advies Pas de adviezen direct toe in het project A24 Blankenburgverbinding . Advies 5 Onderzoek naar breder toepassen adviezen De werkgroep heeft, conform de opdracht, de tenderinspanningen in de convergentiefase tunnels bij DBFM-projecten geïnventariseerd en doet voorstellen om tot een vermindering van die inspanningen te komen. De werkgroep merkt op dat de toenemende invloed van (ontwerp en werking van) technische installaties zich niet beperkt tot tunnels alleen en ook niet alleen tot de DBFMcontractvorm. Bruggen en sluizen kennen bijvoorbeeld ook kritische technische infrastructuur en die komen grotendeels niet via Rijkswaterstaat en niet in een DBFM-contractvorm ‘op de markt’. Advies Onderzoek gezamenlijk of (onderdelen van) de in dit document opgenomen adviezen breder kunnen en/of moeten worden toegepast op andere projecten/objecten dan alleen DBFM-tunnels. EINDADVIES WERKGROEP CONVERGENTIEFASE DBFM TUNNELS , 1 JUNI 2016 PAGINA 14