INDIË VALT een katastrofaal verloop had; er is op dat bevel dan ook binnenkamers vooral in Washington kritiek uitgeoefend: de stafchef van de US Navy, admiraal King, achtte de gehele campagne in de zuid-west Pacific 'a rnagnificent display of very bad strategy'), en Helfrich kreeg later in de Amerikaanse hoofdstad van schout-bij-nacht Stöve te horen, 'dat de Amerikaanse marine en het State Department ons de Slag in de Javazee kwalijk namen; zij zouden het een nutteloze opoffering gevonden hebben.P Wat te denken van deze kritiek? Begrijpelijk is Helfrichs bevel zonder enige twijfel geweest. Dat de Koninklijke Marine welker taak generaties lang geweest was, N ederlandsIndië te beschermen, Java zonder slag of stoot aan de Japanners zou prijsgeven, was voor hem een volstrekt onaanvaardbaar denkbeeld. Hij had, zoals uit zijn telegram aan Furstner bleek, een te optimistische kijk op de situatie, maar erkend moet worden dat de afloop van een zeeslag door zoveel factoren bepaald wordt, dat het op 26 februari niet irreëel was, te menen dat aan de Japanners verliezen konden worden toegebracht. Natuurlijk was Helfrich er allerminst zeker van dat hij Japanse landingen op Java lange tijd, laat staan blijvend, zou kunnen verhinderen, maar wanneer hij Doormans eskader zou gelasten, zich hetzij naar Ceylon, hetzij naar Australië te begeven, zouden de Japanners volstrekt ongehinderd op Java kunnen landen. Die aftocht van het eskader zou niet kunnen plaatsvinden zonder dat de bevolking van Nederlands-Indië dat zou bemerken: in de havens van Soerabaja, Tandjong Priok en Tjilatjap zouden geen vlooteenheden meer verschijnen, te voorzien viel dat het ontstellend gerucht: 'De vloot is weg', zich met bliksemsnelheid over heel Java zou verspreiden. Dat zou, meende Helfrich, een wellicht dodelijke slag toebrengen aan het moreel van de troepen die Java moesten verdedigen; het zou ook de Nederlandse en Chinese bevolkingsgroepen alsmede die Indonesiërs welke zich met Nederland verbonden voelden, diep deprimeren en bij de grote massa van de Indonesische bevolking de overtuiging kunnen doen postvatten dat Nederland, als het er op aankwam, niet bereid was, zware offers voor haar bescherming te brengen. Zware offers werden door Helfrich gezien als het duidelijkst bewijs dat het Nederland ernst was met die bescherming; moesten zij gebracht worden, dan zouden zij, meende hij, de band tussen Nederland en Indië versterken, ja aan die band zijn historische rechtvaardiging geven en een duidelijke waarborg bieden voor zijn herstel na afloop van de oorlog. Samuel E. Morison: History of United States Naval Operations in World War II, dl. III: The Rising Sun in the Pacific (1948), p. 380. 2 Getuige C. E. L. Helfrich, Enq., dl. VIII c, p. 1297. 1 332