DD-NR 0903-269 Regelingen en voorzieningen CODE 2.1.5.6 Arbeidsongevallen bij ambtenaren bronnen ArbeidsRecht 2009 nr. 1 (het artikel 'Van arbeidsongeval tot beroepsincident' van mw. mr. W. Brinkkemper(*1) is hierna opgenomen) Het verrichten van arbeid gaat gepaard met risico's. Wanneer een 'gewone' werk¬nemer een arbeidsongeval(*2) overkomt, kan hij een beroep doen op art. 7:658 BW en/of art. 7:611 BW. Wanneer een ambtenaar een dienstongeval krijgt is een beroep op art. 7:658 BW en art. 7:611 BW uitgesloten.(*3) De Centrale Raad van Beroep (CRvB) beoordeelt de schadeclaims aan de hand van het (toepasselijke) rechtspositiereglement(*4) en de algemene norm zoals die in de rechtspraak is ontwikkeld. In dit artikel wordt de norm voor aansprakelijkheid bij arbeidsongevallen voor de private werk¬gever vergeleken met de norm voor de overheidswerkgever. De auteur gaat daarbij in het bijzonder in op het goed werkgeverschap en het beroepsincident.(*5) situaties was van een verwijtbare tekortkoming in de naleving van de zorgverplichting ex art. 7:658 BW geen sprake.(*9) Wel heeft de Hoge Raad beslist dat een werkgever die zijn werknemers laat deelnemen aan het verkeer, op grond van het goed werkgeverschap de plicht heeft om voor die werknemers een behoorlijke verzekering af te sluiten.(*10) __ Norm in het ambtenarenrecht De norm van werkgevers aansprakelijkheid in het ambtenarenrecht is verwoord in twee compensatiestelsels. Dit zijn de artikelen in de verschillende rechtspositiereglementen en de algemene norm van werkgeversaansprakelijkheid die is ontwikkeld in de jurisprudentie (hierna: de algemene norm). De rechtspositionele regelingen en de algemene norm zijn verschillende compensatiestelsels met elk hun eigen criteria. Dat betekent dat ingeval het bestuursorgaan aansprakelijk is op grond van de rechtspositionele norm, daarmee niet ook de aansprakelijkheid van het bestuursorgaan op grond van de algemene norm is gegeven.(*11) __ Civielrechtelijke norm Als een werkgever redelijkerwijs datgene heeft gedaan om zijn werknemers in de uitoefening van hun werkzaamheden tegen schade te beschermen, kan hij niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade van zijn werknemers. De zorgverplichting uit art. 7:658 BW wordt weliswaar ruim uitgelegd, maar behelst geen risicoaansprakelijkheid. Van de werkgever mag worden verwacht dat hij een even hoog veiligheidsniveau garandeert als het niveau dat voortvloeit uit de arbeidsomstandighedenwetgeving.(*6) Eventuele andere verplichtingen hangen af van de omstandig¬heden van het geval. Belangrijke voorwaarde voor aansprakelijkheid op grond van art. 7:658 BW is dat de schade moet zijn geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Er moet sprake zijn van een functioneel verband. De Hoge Raad heeft diverse malen uitgemaakt dat het functioneel verband ruim moet worden opgevat(*7). De werkgever is niet aansprakelijk als blijkt dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer of als de werkgever zijn verplichting om te zorgen voor Veilige' arbeid afdoende is nagekomen. Ook is de werkgever niet aansprakelijk, wanneer hij bewijst dat het voldoen aan de zorgverplichting de schade niet had kunnen voorkomen. Overkomt de werknemer een ongeval in de uitoefening van zijn werkzaamheden of in een op één lijn daarmee te stellen situatie waarin de werkgever geen zeggenschap heeft, dan biedt art. 7:611 BW wellicht een oplossing. Er moet in deze situatie sprake zijn van een aan de werkgever bekend, specifiek en ernstig gevaar.(*8) Diverse keren is een werkgever op grond van art. 7:611 BW aansprakelijk geacht voor ongevallen die hebben plaatsgevonden buiten het gezagsveld van de werkgever, vooral bij verkeersongevallen. In die Rechtspositiereglement Art. 35 sub e ARAR geeft een definitie van een dienstongeval. Het artikel introduceert een soort risicoaansprakelijkheid voor de overheidswerkgever; ongeacht of de overheidswerkgever een zorgplicht heeft geschonden. Als het ongeval in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de werkzaamheden, geldt dat de ambtenaar recht heeft op vergoedingen (tenzij er sprake is van schuld of onvoorzichtigheid zijdens de ambtenaar).(*12) Art. 35 sub e ARAR luidt: ‘(...) dienstongeval is een ongeval, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.' Het criterium wordt door de CRvB soepel gehanteerd. Bij verkeersongevallen is het bijvoorbeeld voldoende dat de nadruk ligt op het 'noodzakelijk' karakter van de verkeersdeelname en bij sportongevallen is het van belang dat de werkzaamheden waren 'opgedragen'.(*13) Het schuld- of onvoorzichtigheidscriterium wordt door de CRvB geïnterpreteerd in de zin van verwijtbaarheid en wijkt daarmee af van de zware toets op opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van art. 7:658 BW en de algemene norm (welke hierna wordt besproken). In de praktijk echter wordt eigen schuld van een ambtenaar niet snel aangenomen.(*14) Als het bevoegd gezag tot het besluit komt dat er sprake is van een dienstongeval in de zin van het ARAR, kan een ambtenaar op grond 1 CODE 2.1.5.6 Regelingen en voorzieningen van art. 37 en art. 38 ARAR jo. 38a ARAR aanspraak maken op doorbetaling van 100% van zijn bezoldiging respectievelijk een aanvulling op zijn WIA-uitkering. Op grond van art. 48 ARAR kunnen voorts medische en verzorgingskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast bevat het ARAR een billijkheidsregeling neergelegd in art. 69 ARAR. Op grond van dit artikel kunnen ook alle overige kosten naar billijkheid worden vergoed. Het al dan niet toekennen van een vergoeding op grond van art. 69 ARAR staat echter ter bepaling van het bevoegd gezag. Het ARAR bevat verder nog een speciale regeling voor ambtenaren met een risicovolle functie: het beroepsincident bedoeld in art. 35 sub f ARAR. Bij een beroepsincident gaat het om een dienstongeval of een beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende situatie, die rechtstreeks verband houdt met de uitvoering van de taak. De ambtenaar kan zich vanwege zijn specifieke functie niet aan deze taak onttrekken. Bij rijksambtenaren kan hierbij bijvoorbeeld gedacht worden aan een wegwerker van Rijkswaterstaat die bij zijn werk aan de weg wordt aangereden door een automobilist, een diplomaat in oorlogsgebied die slachtoffer is geworden van een bomaanslag, of een penitentiair inrichtingsmedewerker die is mishandeld door een gedetineerde.(*15) Als een ongeval door het bevoegd gezag als beroepsincident wordt aangemerkt, heeft de ambtenaar recht op volledige vergoeding van de schade die hij ten gevolge van dat beroepsincident lijdt. Omdat het begrip kort geleden is ingevoerd, hebben de jurisprudentie en de praktijk nog geen invulling aan het beroepsincident kunnen geven. Wat de CRvB precies verstaat onder een 'gevaarzettende situatie', moet nog blijken. Wel kan geconstateerd worden dat gevaarlijke situaties zich niet zullen beperken tot het werkgebied van rijksambtenaren. Het beroepsincident is alleen opgenomen in het ARAR en het Barp (Besluit algemene rechtspositie politie). Bij andere reglementen ontbreekt een dergelijke regeling. Hoewel het gebaar naar de risicogroepen begrijpelijk is en er niets op tegen is dat bepaalde groepen ambtenaren in hun arbeidsvoorwaardenregeling een verruimde aansprakelijkheid weten te bedingen, is met de invoering van het beroepsincident in het ARAR en in het Barp een verbetering van de rechtspositie van de rijksen politieambtenaar ten opzichte van de ambtenaren met een risicovol beroep die niet onder het ARAR of het Barp vallen. DD-NR 0903-269 de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar.' De overheidswerkgever kan aan zijn aansprakelijkheid ontkomen wanneer blijkt dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar, of als hij kan aantonen dat naleving van de zorgplicht de schade niet zou hebben voorkomen. De algemene norm is dus in feite een weergave van art. 7:658 BW (waarnaar de jurisprudentie ook expliciet verwijst). Goed werkgeverschap in het ambtenarenrecht In sommige rechtspositiereglementen komt een bepaling van goed werkgeverschap' voor, zoals in het hiervoor beschreven art. 69 ARAR.(*18) Deze bepaling creëert voor de ambtenaar geen recht op schadevergoeding, maar opent voor het bevoegd gezag de mogelijkheid om onder bijzondere omstandigheden de ambtenaar naar billijkheid een vergoeding toe te kennen naast de aanspraken die hij al ontleent aan de rechtspositionele vergoedingen. De overheidswerkgever kent de vergoedingen toe uit overwegingen van rechtvaardigheid en niet omdat hij aansprakelijk is.(*19) Op 1 maart 2006 is art. 125ter AW (Ambtenarenwet) in werking getreden. Art. 125ter AW bevat dezelfde norm als art. 7:611 BW. Door de invoering van art. 125ter Aw kan iedere ambtenaar (ongeacht de rechtspositieregeling) een beroep doen op de norm van het goed werkgeverschap. De norm van het goed werkgeverschap leidt alleen onder bijzondere omstandigheden tot aansprakelijkheid van de overheidswerkgever. Het moet ten minste gaan om een aan de werkgever bekend, specifiek en ernstig gevaar. De CRvB sluit hiermee aan bij de norm voor goed werkgeverschap zoals de Hoge Raad die heeft geformuleerd in het Reclasseringsmedewerkerarrest.(*21) In de praktijk heeft een beroep op het goed werkgever¬schap, althans de billijkheidsbepaling in de rechtspositiereglementen vrijwel nooit tot een vergoeding geleid(*22). Verschil in rechtspositie Enerzijds is het bestaan van een rechtspositioneel voorschrift gunstig voor een ambtenaar in vergelijking tot een 'gewone' werknemer. Een rechtspositioneel voorschrift kent niet het vereiste van de zorgplicht. In situaties waarin er in de uitoefening van de werkzaamheden schade is geleden en het bestuursorgaan aan zijn zorgplicht heeft voldaan of heeft kunnen aantonen dat naleving van de zorgplicht de schade niet zou hebben voorkomen, heeft een ambtenaar recht op volledige doorbetaling van zijn bezoldiging respectievelijk uitkering. Ook kunnen medische en verzorgingskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Een 'gewone' werknemer krijgt in deze situatie wel loon bij ziekte, maar geen schadevergoeding. Een rijksambtenaar of een politieambtenaar die een risicovol beroep uitoefent, heeft op grond van zijn rechtspositioneel voorschrift een ruimere rechtsbescherming. Hij krijgt volledige schadevergoeding op grond van het beroepsincident, ook al heeft het bestuursorgaan aan zijn zorgverplichting voldaan. Een 'gewone' werknemer met een risicovol beroep krijgt alleen schadevergoeding als de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden. Anderzijds is het bestaan van een rechtspositioneel voorschrift minder gunstig voor de ambtenaar. Het rechtspositioneel voorschrift kent een zwaardere vorm van eigen schuld. Algemene norm Voor alle overige schade die een ambtenaar lijdt ten gevolge van een dienstongeval (denk aan verlies van verdienvermogen en immateriële schade) kan de ambtenaar het bestuursorgaan verzoeken om vergoeding van zogenaamde restschade. Met betrekking tot de restschade toetst de CRvB aan de algemene norm. De Centrale Raad heeft in zijn uitspraak van 22 juni 2000(*16) een algemene norm geformuleerd waarin aansluiting is gezocht met de norm voor werkgevers-aansprakelijkheid, zoals die is neergelegd in art. 7:658 BW.(*17) Deze luidt als volgt: 'Voor zover niet reeds voortvloeit uit de op de ambtenaar van toepassing zijnde rechtspositionele voorschriften heeft de ambtenaar recht op vergoeding van de schade die hij lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij het betrokken bestuursorgaan aantoont dat het zijn verplichtingen is nagekomen de werkzaamheden van de ambtenaar op zodanige wijze in te richten, alsmede voor het verrichten van die werkzaamheden zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, of aantoont dat __ Klassiek arbeidsongeval De art. 7:658-norm die de Hoge Raad hanteert bij de zogenaamde 'klassieke' arbeidsongevallen - tijdens werktijd, op de werkvloer en tijdens het daadwerkelijk uitoefenen van de werkzaamheden - is nagenoeg gelijk 2 DD-NR 0903-269 Regelingen en voorzieningen aan de algemene norm van de overheidswerkgever waarbij een ambtenaar zijn restschade volledig vergoed krijgt. De CRvB en de Hoge Raad geven op dezelfde manier invulling aan de vereisten vervat in de algemene norm en in art. 7:658 BW. Voor toepassing van art. 7:658 BW en de algemene norm moet de schade zijn geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Daaronder valt niet schade die zich heeft voorgedaan in privésituaties.(*23) Ook ongevallen die zich hebben voorgedaan tijdens woonwerkverkeer vallen niet onder het bereik van art. 7:658 BW respectievelijk de algemene norm. De inhoud van de zorgplicht is zeer casuïstisch. Van belang is onder andere (zowel in het civiele arbeidsrecht als in het ambtenarenrecht) of de werkgever de geschreven verplichtingen die voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwetgeving is nagekomen.(*24) Andere verplichtingen zijn zowel in de rechtspraak van de Hoge Raad als die van de CRvB sterk geobjectiveerd. De Hoge Raad heeft sinds 2002 een aantal arresten gewezen waarin de nadruk werd gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de werknemer. De werkgever werd niet aansprakelijk geacht voor ongevallen in situaties waarin geen direct gevaar schuilde (huis-tuin-en-keukenongevallen). Zo hoefde de werkgever niet te waarschuwen dat messen scherp kunnen zijn(*25) en dat vloeren glad kunnen zijn.(*26) Het uitgangspunt van art. 7:658 BW is dat een werkgever moet zorgen voor een optimaal veiligheidsniveau en niet voor een absoluut veiligheidsniveau. Ook in de rechtspraak van de CRvB is een tendens waar te nemen waarin de eigen verantwoordelijkheid van de ambtenaar een belangrijke rol speelt. De overheidswerkgever hoeft niet te waarschuwen dat een hindernisbaan glad kan zijn(*27) en ambulancepersoneel moet zelf een inschatting maken of het capabel is om iemand te tillen.(*28) Evenals de Hoge Raad erkent de CRvB dat de overheidswerkgever niet hoeft te zorgen voor een absoluut veiligheidsniveau. Hij moet maatregelen nemen die 'redelijkerwijs' nodig zijn om schade bij de ambtenaar te voorkomen.(*29) Tot slot geeft de CRvB dezelfde interpretatie aan de begrippen 'opzet' en 'bewuste roekeloosheid' als de Hoge Raad.(*30) CODE 2.1.5.6 verkeersongeval op grond van billijkheidsgronden een plicht tot volledige schadevergoeding door de rechter zou worden opgelegd. Die plicht ontbreekt volgens de CRvB in veel gevallen waarin ambtenaren worden geconfronteerd met - vaak naar aard en omvang niet minder ernstige - voor hun rekening blijvende schade als gevolg van ongevallen in risicovolle functies, zoals die van politiebeambten, militairen, baliemedewerkers en penitentiair inrichtingswerkers. Dit argument is moeilijk te begrijpen. Waarom zou er in deze andere gevallen geen plaats zijn voor vergoeding op grond van het goed werkgeverschap? De vraag of het goed werkgeverschap ook van toepassing is in andere situaties met aanzienlijke risico's die inherent zijn aan de werkzaamheden (of dat het goed werkgeverschap alleen een (risico)aansprakelijkheid inhoudt voor bestuurders van een motorvoertuig), is ook nog niet aan de Hoge Raad voorgelegd. De Hoge Raad heeft in ieder geval het risico van verkeersongevallen onder het bereik van het goed werkgeverschap geschaard. Het is niet ondenkbaar dat de CRvB de Hoge Raad hierin gaat volgen. De CRvB heeft immers de eerste stap al gezet door in zijn arrest uit 2007(*34) aan te sluiten bij de norm van het goed werkgeverschap zoals de Hoge Raad die heeft geformuleerd in het Reclasseringsmedewerker-arrest.(*35) Schade als gevolg van ongevallen in risicovolle functies kan volgens de CRvB (blijkens de hiervoor genoemde uitspraak)(*36) niet op grond van het goed werkgeverschap worden verhaald. Wel is er voor rijksen politieambtenaren de mogelijkheid om hun schade die zij hebben geleden bij de uitoefening van hun risicovolle functie vergoed te krijgen via de weg van het beroepsincident. Voor 'gewone' werknemers ontbreekt een dergelijke regeling en is het nog maar de vraag of zij hun schade op grond van het goed werkgeverschap vergoed krijgen. Thans is het beroepsincident een verbetering van de rechtspositie van de rijks- en politieambtenaar ten opzichte van de 'gewone' werknemer, maar niet is uitgesloten dat er in een collectieve arbeidsovereenkomst een soortgelijke regeling respectievelijk een verruimde aansprakelijkheid kan worden bedongen. __ Dezelfde norm? De norm voor aansprakelijkheid van de overheidswerkgever bij klassieke arbeidsongevallen is gelijk aan de norm voor aansprakelijkheid van de private werkgever. De CRvB en de Hoge Raad geven op dezelfde manier invulling aan de vereisten vervat in de algemene norm en in art.7:658 BW. Ook zijn de Hoge Raad en de CRvB het erover eens dat de norm van het goed werkgeverschap slechts onder bijzondere omstandigheden met zich brengt dat de werkgever aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade. Hierbij kan worden gedacht aan een, ook aan de werkgever bekend, specifiek en ernstig gevaar. In het civiele recht heeft de werkgever op basis van het goed werkgeverschap een extra (verzekerings)verplichting als hij zijn werknemers laat deelnemen aan het verkeer. In het ambtenarenrecht is zo'n verplichting tot op heden nog niet aangenomen. Het is niet ondenkbaar dat de CRvB de Hoge Raad hierin gaat volgen. Rijksambtenaren en politieambtenaren met een risicovol beroep hebben op grond van het beroepsincident een ruimere rechtsbescherming. Voor werknemers in het civiele arbeidsrecht met een risicovol beroep ontbreekt een dergelijke regeling. Of en hoe men in het civiele arbeidsrecht gaat anticiperen op het beroepsincident zal nog moeten blijken. __ Goed werkgeverschap Het ambtenarenrecht en het civiele arbeidsrecht kennen het begrip 'goed werkgeverschap'. Zowel de Hoge Raad als de CRvB concludeert dat de norm van het goed werkgeverschap niet mag leiden tot een risicoaansprakelijkheid voor de werkgever.(*31) Slechts onder bijzondere omstandigheden waarbij kan worden gedacht aan een, ook aan de werkgever bekend, specifiek en ernstig gevaar brengt de eis van het goed werkgeverschap met zich dat de werkgever aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade.(*32) Tot dergelijke gevaren rekent de Hoge Raad het risico van verkeersongevallen. Op grond van goed werkgeverschap is de werkgever, die zijn werknemers laat deelnemen aan het gemotoriseerde verkeer, verplicht een behoorlijke verzekering af te sluiten. Doet hij dit niet, dan is hij aansprakelijk voor de geleden schade. Uit de jurisprudentie van de CRvB over verkeersongevallen en het goed werkgeverschap, kan worden afgeleid dat de CRvB verkeersongevallen ziet als 'klassieke arbeidsongevallen' waar het bestuursorgaan aan zijn aansprakelijkheid kan ontsnappen door aan zijn zorgverplichting te voldoen.(*33) De CRvB ziet niet waarom er, inzake een 3 CODE 2.1.5.6 Regelingen en voorzieningen DD-NR 0903-269 * Noten 1. Mevr. mr. W. Brinkkemper was ten tijde van het schrijven van dit artikel student-stagiair bij Fort Advocaten te Amsterdam. Het artikel is een bewerking van haar gelijknamige afstudeerscriptie onder begeleiding van prof. mr. dr. W.H.A.C.M. Bouwens en collega mr. B. Groen. 2. De normen die in dit artikel worden besproken, gelden ook voor beroepsziekten, maar die zal ik in het vervolg niet meer apart noemen. 3. Dit volgt uit art. 7:615 BW. 4. Welk rechtspositioneel voorschrift voor een ambtenaar geldt, is afhankelijk van de sector waarin hij of zij is aangesteld. In dit artikel zal (tenzij anders aangegeven) worden uitgegaan van het ARAR (Algemeen Rijksambtenarenreglement). 5. Procesrechtelijke verschillen vallen buiten het bereik van dit artikel. Zie daarvoor CJ.M. Klaassen, Schadeveroorzakend handelen in functie, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 2000. 6. HR 22 maart 1991, NJ 1991, 420. 7. Zie bijvoorbeeld HR 15 december 2000, JAR 2001/13; HR 1 juli 1993, NJ 1993, 687. 8. HR 22 januari 1999, JAR 1999/44 (Reclasseringsmedewerker) 9. T van Nieuwstadt, 'Werkgeversaansprakelijkheid voor ongevallen « het schemergebied tussen werk en privé: licht aan het einde van de (verkeers)tunnel ?, ArbeidsRecht 2008, 19, p.8 10. HR 1 februari 2008, JAR 2008/57 11. Ondanks het feit dat de CRvB heeft geoordeeld dat er twee stelsels zijn, helpt een vergoeding op basis van het rechtspositiereglement de ambtenaar wel. Een bestuursorgaan dat een vergoeding op basis van het rechtspositiereglement heeft toegekend, zal zich daarna moeilijk op het standpunt kunnen stellen dat het causaal verband tussen de schade en de werkzaamheden ontbreekt. Dit is in strijd met de eis van een zorgvuldige besluitvorming van art. 3:2 Awb. 12. K. Festen-Hoff, 'Schadevergoeding in gevaarlijke, risicovolle situaties', O&A 2008, 3, p. 169. 13. CRvB 4 juli 2002, TAR 2002, 145; CRvB 2 oktober 2003, TAR 2004, 25. 14. CRvB 16 augustus 2002, LJN AE6887. 15. Nota van toelichting, Stb. 2005, 591, p. 27 en 28. 16. CRvB 22 juni 2000, TAR 2000, 12. 17. Zie ook CRvB 22 november 2001, TAR 2002, 38 en CRvB 12 september 2002, TAR 2003, 24. 18. Zie bijvoorbeeld art. 115 AMAR (Algemeen militair ambtenarenreglement) en diverse gemeentelijke reglementen. 19. K. Festen-Hoff, 'Schadevergoeding in gevaarlijke, risicovolle situaties', O&A 2008, 3, p. 170. 20. CRvB 5 juli 2007, LJN BA9583. 21. Zie noot 8. 22. Zie onder andere CRvB 5 januari 2006, LJN AU9654; CRvB 8 mei 2002, TAR 2002, 140; CRvB 9 december 2004, LJN AR7748; anders CRvB 19 september 2SM2/TAR 2003, 26. 23. HR 22 januari 1999, JAR 1999/44; CRvB 5 juli 2007, LJN BA9583. 24. Zie hierover uitgebreid V.G.G. Bergwerf & P. Kruit, fArt. 7:658 BW en het belang van de arboregels', ArbeidsRecht 2008, 43. 25. HR 4 oktober 2002, NJ 2004, 175. 26. HR 2 maart 2007, NJ 2007, 143. 27. CRvB 22 augustus 2002, TAR 2003, 20. 28. CRvB 16 juni 2005, TAR 2005, 150. 29. CRvB 22 augustus 2002, TAR 2003, 20. 30. HR 2 december 2005, JAR 2006/15; CRvB 27 april 2006, LJN AX3212. 31. CRvB 5 januari 2006, LJN AU9654; HR 1 februari 2008, LJN BB4667. 32. CRvB 5 juli 2007, LJN BA9583; HR 22 januari 1999, JAR 1999/44. 33. CRvB 9 december 2004, LJN AR7748. 34. Zie noot 20. 35. Ook heeft de CRvB in 2000 en 2002 normen geïntroduceerd analoog art. 7:658 BW (CRvB 22 juni 2000, TAR 2000, 112); art. 6:170 BW (CRvB 25 oktober 2001, TAR 2002, 21). 36. Zie noot 32 4