Arbeidsongevallen bij ambtenaren

advertisement
DD-NR 0903-269
Regelingen en voorzieningen
CODE 2.1.5.6
Arbeidsongevallen bij ambtenaren
bronnen
ArbeidsRecht 2009 nr. 1 (het artikel 'Van arbeidsongeval tot beroepsincident' van
mw. mr. W. Brinkkemper(*1) is hierna opgenomen)
Het verrichten van arbeid gaat gepaard met risico's.
Wanneer een 'gewone' werk¬nemer een
arbeidsongeval(*2) overkomt, kan hij een beroep doen
op art. 7:658 BW en/of art. 7:611 BW. Wanneer een
ambtenaar een dienstongeval krijgt is een beroep op
art. 7:658 BW en art. 7:611 BW uitgesloten.(*3) De
Centrale Raad van Beroep (CRvB) beoordeelt de
schadeclaims aan de hand van het (toepasselijke)
rechtspositiereglement(*4) en de algemene norm zoals
die in de rechtspraak is ontwikkeld. In dit artikel wordt
de norm voor aansprakelijkheid bij arbeidsongevallen
voor de private werk¬gever vergeleken met de norm
voor de overheidswerkgever. De auteur gaat daarbij in
het bijzonder in op het goed werkgeverschap en het
beroepsincident.(*5)
situaties was van een verwijtbare tekortkoming in de
naleving van de zorgverplichting ex art. 7:658 BW geen
sprake.(*9) Wel heeft de Hoge Raad beslist dat een
werkgever die zijn werknemers laat deelnemen aan het
verkeer, op grond van het goed werkgeverschap de
plicht heeft om voor die werknemers een behoorlijke
verzekering af te sluiten.(*10)
__ Norm in het ambtenarenrecht
De norm van werkgevers aansprakelijkheid in het
ambtenarenrecht is verwoord in twee
compensatiestelsels. Dit zijn de artikelen in de
verschillende rechtspositiereglementen en de algemene
norm van werkgeversaansprakelijkheid die is
ontwikkeld in de jurisprudentie (hierna: de algemene
norm). De rechtspositionele regelingen en de algemene
norm zijn verschillende compensatiestelsels met elk
hun eigen criteria. Dat betekent dat ingeval het
bestuursorgaan aansprakelijk is op grond van de
rechtspositionele norm, daarmee niet ook de
aansprakelijkheid van het bestuursorgaan op grond van
de algemene norm is gegeven.(*11)
__ Civielrechtelijke norm
Als een werkgever redelijkerwijs datgene heeft gedaan
om zijn werknemers in de uitoefening van hun
werkzaamheden tegen schade te beschermen, kan hij
niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade
van zijn werknemers. De zorgverplichting uit art. 7:658
BW wordt weliswaar ruim uitgelegd, maar behelst geen
risicoaansprakelijkheid. Van de werkgever mag worden
verwacht dat hij een even hoog veiligheidsniveau
garandeert als het niveau dat voortvloeit uit de
arbeidsomstandighedenwetgeving.(*6) Eventuele
andere verplichtingen hangen af van de
omstandig¬heden van het geval. Belangrijke
voorwaarde voor aansprakelijkheid op grond van art.
7:658 BW is dat de schade moet zijn geleden in de
uitoefening van de werkzaamheden. Er moet sprake
zijn van een functioneel verband. De Hoge Raad heeft
diverse malen uitgemaakt dat het functioneel verband
ruim moet worden opgevat(*7). De werkgever is niet
aansprakelijk als blijkt dat de schade het gevolg is van
opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer of
als de werkgever zijn verplichting om te zorgen voor
Veilige' arbeid afdoende is nagekomen. Ook is de
werkgever niet aansprakelijk, wanneer hij bewijst dat
het voldoen aan de zorgverplichting de schade niet had
kunnen voorkomen.
Overkomt de werknemer een ongeval in de uitoefening
van zijn werkzaamheden of in een op één lijn daarmee
te stellen situatie waarin de werkgever geen
zeggenschap heeft, dan biedt art. 7:611 BW wellicht
een oplossing. Er moet in deze situatie sprake zijn van
een aan de werkgever bekend, specifiek en ernstig
gevaar.(*8) Diverse keren is een werkgever op grond
van art. 7:611 BW aansprakelijk geacht voor
ongevallen die hebben plaatsgevonden buiten het
gezagsveld van de werkgever, vooral bij
verkeersongevallen. In die
Rechtspositiereglement
Art. 35 sub e ARAR geeft een definitie van een
dienstongeval. Het artikel introduceert een soort
risicoaansprakelijkheid voor de overheidswerkgever;
ongeacht of de overheidswerkgever een zorgplicht heeft
geschonden. Als het ongeval in overwegende mate zijn
oorzaak vindt in de aard van de werkzaamheden, geldt
dat de ambtenaar recht heeft op vergoedingen (tenzij
er sprake is van schuld of onvoorzichtigheid zijdens de
ambtenaar).(*12) Art. 35 sub e ARAR luidt:
‘(...) dienstongeval is een ongeval, welke in
overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van
de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in
de bijzondere omstandigheden, waaronder deze
moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of
onvoorzichtigheid is te wijten.'
Het criterium wordt door de CRvB soepel gehanteerd.
Bij verkeersongevallen is het bijvoorbeeld voldoende
dat de nadruk ligt op het 'noodzakelijk' karakter van de
verkeersdeelname en bij sportongevallen is het van
belang dat de werkzaamheden waren
'opgedragen'.(*13) Het schuld- of
onvoorzichtigheidscriterium wordt door de CRvB
geïnterpreteerd in de zin van verwijtbaarheid en wijkt
daarmee af van de zware toets op opzet of bewuste
roekeloosheid in de zin van art. 7:658 BW en de
algemene norm (welke hierna wordt besproken). In de
praktijk echter wordt eigen schuld van een ambtenaar
niet snel aangenomen.(*14) Als het bevoegd gezag tot
het besluit komt dat er sprake is van een dienstongeval
in de zin van het ARAR, kan een ambtenaar op grond
1
CODE 2.1.5.6
Regelingen en voorzieningen
van art. 37 en art. 38 ARAR jo. 38a ARAR aanspraak
maken op doorbetaling van 100% van zijn bezoldiging
respectievelijk een aanvulling op zijn WIA-uitkering. Op
grond van art. 48 ARAR kunnen voorts medische en
verzorgingskosten voor vergoeding in aanmerking
komen. Daarnaast bevat het ARAR een
billijkheidsregeling neergelegd in art. 69 ARAR. Op
grond van dit artikel kunnen ook alle overige kosten
naar billijkheid worden vergoed. Het al dan niet
toekennen van een vergoeding op grond van art. 69
ARAR staat echter ter bepaling van het bevoegd gezag.
Het ARAR bevat verder nog een speciale regeling voor
ambtenaren met een risicovolle functie: het
beroepsincident bedoeld in art. 35 sub f ARAR. Bij een
beroepsincident gaat het om een dienstongeval of een
beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende
situatie, die rechtstreeks verband houdt met de
uitvoering van de taak. De ambtenaar kan zich
vanwege zijn specifieke functie niet aan deze taak
onttrekken. Bij rijksambtenaren kan hierbij bijvoorbeeld
gedacht worden aan een wegwerker van
Rijkswaterstaat die bij zijn werk aan de weg wordt
aangereden door een automobilist, een diplomaat in
oorlogsgebied die slachtoffer is geworden van een
bomaanslag, of een penitentiair inrichtingsmedewerker
die is mishandeld door een gedetineerde.(*15) Als een
ongeval door het bevoegd gezag als beroepsincident
wordt aangemerkt, heeft de ambtenaar recht op
volledige vergoeding van de schade die hij ten gevolge
van dat beroepsincident lijdt. Omdat het begrip kort
geleden is ingevoerd, hebben de jurisprudentie en de
praktijk nog geen invulling aan het beroepsincident
kunnen geven. Wat de CRvB precies verstaat onder een
'gevaarzettende situatie', moet nog blijken. Wel kan
geconstateerd worden dat gevaarlijke situaties zich niet
zullen beperken tot het werkgebied van
rijksambtenaren. Het beroepsincident is alleen
opgenomen in het ARAR en het Barp (Besluit algemene
rechtspositie politie). Bij andere reglementen ontbreekt
een dergelijke regeling. Hoewel het gebaar naar de
risicogroepen begrijpelijk is en er niets op tegen is dat
bepaalde groepen ambtenaren in hun
arbeidsvoorwaardenregeling een verruimde
aansprakelijkheid weten te bedingen, is met de
invoering van het beroepsincident in het ARAR en in het
Barp een verbetering van de rechtspositie van de rijksen politieambtenaar ten opzichte van de ambtenaren
met een risicovol beroep die niet onder het ARAR of het
Barp vallen.
DD-NR 0903-269
de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet
of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar.' De
overheidswerkgever kan aan zijn aansprakelijkheid
ontkomen wanneer blijkt dat de schade het gevolg is
van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar,
of als hij kan aantonen dat naleving van de zorgplicht
de schade niet zou hebben voorkomen. De algemene
norm is dus in feite een weergave van art. 7:658 BW
(waarnaar de jurisprudentie ook expliciet verwijst).
Goed werkgeverschap in het ambtenarenrecht
In sommige rechtspositiereglementen komt een
bepaling van goed werkgeverschap' voor, zoals in het
hiervoor beschreven art. 69 ARAR.(*18) Deze bepaling
creëert voor de ambtenaar geen recht op
schadevergoeding, maar opent voor het bevoegd gezag
de mogelijkheid om onder bijzondere omstandigheden
de ambtenaar naar billijkheid een vergoeding toe te
kennen naast de aanspraken die hij al ontleent aan de
rechtspositionele vergoedingen. De overheidswerkgever
kent de vergoedingen toe uit overwegingen van
rechtvaardigheid en niet omdat hij aansprakelijk
is.(*19) Op 1 maart 2006 is art. 125ter AW
(Ambtenarenwet) in werking getreden. Art. 125ter AW
bevat dezelfde norm als art. 7:611 BW. Door de
invoering van art. 125ter Aw kan iedere ambtenaar
(ongeacht de rechtspositieregeling) een beroep doen op
de norm van het goed werkgeverschap. De norm van
het goed werkgeverschap leidt alleen onder bijzondere
omstandigheden tot aansprakelijkheid van de
overheidswerkgever. Het moet ten minste gaan om een
aan de werkgever bekend, specifiek en ernstig gevaar.
De CRvB sluit hiermee aan bij de norm voor goed
werkgeverschap zoals de Hoge Raad die heeft
geformuleerd in het Reclasseringsmedewerkerarrest.(*21) In de praktijk heeft een beroep op het
goed werkgever¬schap, althans de billijkheidsbepaling
in de rechtspositiereglementen vrijwel nooit tot een
vergoeding geleid(*22).
Verschil in rechtspositie
Enerzijds is het bestaan van een rechtspositioneel
voorschrift gunstig voor een ambtenaar in vergelijking
tot een 'gewone' werknemer. Een rechtspositioneel
voorschrift kent niet het vereiste van de zorgplicht. In
situaties waarin er in de uitoefening van de
werkzaamheden schade is geleden en het
bestuursorgaan aan zijn zorgplicht heeft voldaan of
heeft kunnen aantonen dat naleving van de zorgplicht
de schade niet zou hebben voorkomen, heeft een
ambtenaar recht op volledige doorbetaling van zijn
bezoldiging respectievelijk uitkering. Ook kunnen
medische en verzorgingskosten voor vergoeding in
aanmerking komen. Een 'gewone' werknemer krijgt in
deze situatie wel loon bij ziekte, maar geen
schadevergoeding. Een rijksambtenaar of een
politieambtenaar die een risicovol beroep uitoefent,
heeft op grond van zijn rechtspositioneel voorschrift
een ruimere rechtsbescherming. Hij krijgt volledige
schadevergoeding op grond van het beroepsincident,
ook al heeft het bestuursorgaan aan zijn
zorgverplichting voldaan. Een 'gewone' werknemer met
een risicovol beroep krijgt alleen schadevergoeding als
de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden.
Anderzijds is het bestaan van een rechtspositioneel
voorschrift minder gunstig voor de ambtenaar. Het
rechtspositioneel voorschrift kent een zwaardere vorm
van eigen schuld.
Algemene norm
Voor alle overige schade die een ambtenaar lijdt ten
gevolge van een dienstongeval (denk aan verlies van
verdienvermogen en immateriële schade) kan de
ambtenaar het bestuursorgaan verzoeken om
vergoeding van zogenaamde restschade. Met
betrekking tot de restschade toetst de CRvB aan de
algemene norm. De Centrale Raad heeft in zijn
uitspraak van 22 juni 2000(*16) een algemene norm
geformuleerd waarin aansluiting is gezocht met de
norm voor werkgevers-aansprakelijkheid, zoals die is
neergelegd in art. 7:658 BW.(*17) Deze luidt als volgt:
'Voor zover niet reeds voortvloeit uit de op de
ambtenaar van toepassing zijnde rechtspositionele
voorschriften heeft de ambtenaar recht op vergoeding
van de schade die hij lijdt in de uitoefening van zijn
werkzaamheden, tenzij het betrokken bestuursorgaan
aantoont dat het zijn verplichtingen is nagekomen de
werkzaamheden van de ambtenaar op zodanige wijze in
te richten, alsmede voor het verrichten van die
werkzaamheden zodanige maatregelen te treffen en
aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is
om te voorkomen dat de ambtenaar in de uitoefening
van zijn werkzaamheden schade lijdt, of aantoont dat
__ Klassiek arbeidsongeval
De art. 7:658-norm die de Hoge Raad hanteert bij de
zogenaamde 'klassieke' arbeidsongevallen - tijdens
werktijd, op de werkvloer en tijdens het daadwerkelijk
uitoefenen van de werkzaamheden - is nagenoeg gelijk
2
DD-NR 0903-269
Regelingen en voorzieningen
aan de algemene norm van de overheidswerkgever
waarbij een ambtenaar zijn restschade volledig vergoed
krijgt. De CRvB en de Hoge Raad geven op dezelfde
manier invulling aan de vereisten vervat in de
algemene norm en in art. 7:658 BW. Voor toepassing
van art. 7:658 BW en de algemene norm moet de
schade zijn geleden in de uitoefening van de
werkzaamheden. Daaronder valt niet schade die zich
heeft voorgedaan in privésituaties.(*23) Ook
ongevallen die zich hebben voorgedaan tijdens woonwerkverkeer vallen niet onder het bereik van art. 7:658
BW respectievelijk de algemene norm. De inhoud van
de zorgplicht is zeer casuïstisch. Van belang is onder
andere (zowel in het civiele arbeidsrecht als in het
ambtenarenrecht) of de werkgever de geschreven
verplichtingen die voortvloeien uit de
Arbeidsomstandighedenwetgeving is nagekomen.(*24)
Andere verplichtingen zijn zowel in de rechtspraak van
de Hoge Raad als die van de CRvB sterk
geobjectiveerd. De Hoge Raad heeft sinds 2002 een
aantal arresten gewezen waarin de nadruk werd gelegd
op de eigen verantwoordelijkheid van de werknemer.
De werkgever werd niet aansprakelijk geacht voor
ongevallen in situaties waarin geen direct gevaar
schuilde (huis-tuin-en-keukenongevallen). Zo hoefde de
werkgever niet te waarschuwen dat messen scherp
kunnen zijn(*25) en dat vloeren glad kunnen zijn.(*26)
Het uitgangspunt van art. 7:658 BW is dat een
werkgever moet zorgen voor een optimaal
veiligheidsniveau en niet voor een absoluut
veiligheidsniveau.
Ook in de rechtspraak van de CRvB is een tendens waar
te nemen waarin de eigen verantwoordelijkheid van de
ambtenaar een belangrijke rol speelt. De
overheidswerkgever hoeft niet te waarschuwen dat een
hindernisbaan glad kan zijn(*27) en
ambulancepersoneel moet zelf een inschatting maken
of het capabel is om iemand te tillen.(*28) Evenals de
Hoge Raad erkent de CRvB dat de overheidswerkgever
niet hoeft te zorgen voor een absoluut
veiligheidsniveau. Hij moet maatregelen nemen die
'redelijkerwijs' nodig zijn om schade bij de ambtenaar
te voorkomen.(*29) Tot slot geeft de CRvB dezelfde
interpretatie aan de begrippen 'opzet' en 'bewuste
roekeloosheid' als de Hoge Raad.(*30)
CODE 2.1.5.6
verkeersongeval op grond van billijkheidsgronden een
plicht tot volledige schadevergoeding door de rechter
zou worden opgelegd. Die plicht ontbreekt volgens de
CRvB in veel gevallen waarin ambtenaren worden
geconfronteerd met - vaak naar aard en omvang niet
minder ernstige - voor hun rekening blijvende schade
als gevolg van ongevallen in risicovolle functies, zoals
die van politiebeambten, militairen, baliemedewerkers
en penitentiair inrichtingswerkers. Dit argument is
moeilijk te begrijpen. Waarom zou er in deze andere
gevallen geen plaats zijn voor vergoeding op grond van
het goed werkgeverschap? De vraag of het goed
werkgeverschap ook van toepassing is in andere
situaties met aanzienlijke risico's die inherent zijn aan
de werkzaamheden (of dat het goed werkgeverschap
alleen een (risico)aansprakelijkheid inhoudt voor
bestuurders van een motorvoertuig), is ook nog niet
aan de Hoge Raad voorgelegd. De Hoge Raad heeft in
ieder geval het risico van verkeersongevallen onder het
bereik van het goed werkgeverschap geschaard. Het is
niet ondenkbaar dat de CRvB de Hoge Raad hierin gaat
volgen. De CRvB heeft immers de eerste stap al gezet
door in zijn arrest uit 2007(*34) aan te sluiten bij de
norm van het goed werkgeverschap zoals de Hoge
Raad die heeft geformuleerd in het Reclasseringsmedewerker-arrest.(*35)
Schade als gevolg van ongevallen in risicovolle functies
kan volgens de CRvB (blijkens de hiervoor genoemde
uitspraak)(*36) niet op grond van het goed
werkgeverschap worden verhaald. Wel is er voor rijksen politieambtenaren de mogelijkheid om hun schade
die zij hebben geleden bij de uitoefening van hun
risicovolle functie vergoed te krijgen via de weg van het
beroepsincident. Voor 'gewone' werknemers ontbreekt
een dergelijke regeling en is het nog maar de vraag of
zij hun schade op grond van het goed werkgeverschap
vergoed krijgen. Thans is het beroepsincident een
verbetering van de rechtspositie van de rijks- en
politieambtenaar ten opzichte van de 'gewone'
werknemer, maar niet is uitgesloten dat er in een
collectieve arbeidsovereenkomst een soortgelijke
regeling respectievelijk een verruimde
aansprakelijkheid kan worden bedongen.
__ Dezelfde norm?
De norm voor aansprakelijkheid van de
overheidswerkgever bij klassieke arbeidsongevallen is
gelijk aan de norm voor aansprakelijkheid van de
private werkgever. De CRvB en de Hoge Raad geven op
dezelfde manier invulling aan de vereisten vervat in de
algemene norm en in art.7:658 BW. Ook zijn de Hoge
Raad en de CRvB het erover eens dat de norm van het
goed werkgeverschap slechts onder bijzondere
omstandigheden met zich brengt dat de werkgever
aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden
schade. Hierbij kan worden gedacht aan een, ook aan
de werkgever bekend, specifiek en ernstig gevaar. In
het civiele recht heeft de werkgever op basis van het
goed werkgeverschap een extra
(verzekerings)verplichting als hij zijn werknemers laat
deelnemen aan het verkeer. In het ambtenarenrecht is
zo'n verplichting tot op heden nog niet aangenomen.
Het is niet ondenkbaar dat de CRvB de Hoge Raad
hierin gaat volgen. Rijksambtenaren en
politieambtenaren met een risicovol beroep hebben op
grond van het beroepsincident een ruimere
rechtsbescherming. Voor werknemers in het civiele
arbeidsrecht met een risicovol beroep ontbreekt een
dergelijke regeling. Of en hoe men in het civiele
arbeidsrecht gaat anticiperen op het beroepsincident zal
nog moeten blijken.
__ Goed werkgeverschap
Het ambtenarenrecht en het civiele arbeidsrecht
kennen het begrip 'goed werkgeverschap'. Zowel de
Hoge Raad als de CRvB concludeert dat de norm van
het goed werkgeverschap niet mag leiden tot een
risicoaansprakelijkheid voor de werkgever.(*31)
Slechts onder bijzondere omstandigheden waarbij kan
worden gedacht aan een, ook aan de werkgever
bekend, specifiek en ernstig gevaar brengt de eis van
het goed werkgeverschap met zich dat de werkgever
aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden
schade.(*32) Tot dergelijke gevaren rekent de Hoge
Raad het risico van verkeersongevallen. Op grond van
goed werkgeverschap is de werkgever, die zijn
werknemers laat deelnemen aan het gemotoriseerde
verkeer, verplicht een behoorlijke verzekering af te
sluiten. Doet hij dit niet, dan is hij aansprakelijk voor
de geleden schade.
Uit de jurisprudentie van de CRvB over
verkeersongevallen en het goed werkgeverschap, kan
worden afgeleid dat de CRvB verkeersongevallen ziet
als 'klassieke arbeidsongevallen' waar het
bestuursorgaan aan zijn aansprakelijkheid kan
ontsnappen door aan zijn zorgverplichting te
voldoen.(*33) De CRvB ziet niet waarom er, inzake een
3
CODE 2.1.5.6
Regelingen en voorzieningen
DD-NR 0903-269
* Noten
1. Mevr. mr. W. Brinkkemper was ten tijde van het
schrijven van dit artikel student-stagiair bij Fort
Advocaten te Amsterdam. Het artikel is een bewerking
van haar gelijknamige afstudeerscriptie onder
begeleiding van prof. mr. dr. W.H.A.C.M. Bouwens en
collega mr. B. Groen.
2. De normen die in dit artikel worden besproken,
gelden ook voor beroepsziekten, maar die zal ik in het
vervolg niet meer apart noemen.
3. Dit volgt uit art. 7:615 BW.
4. Welk rechtspositioneel voorschrift voor een
ambtenaar geldt, is afhankelijk van de sector waarin hij
of zij is aangesteld. In dit artikel zal (tenzij anders
aangegeven) worden uitgegaan van het ARAR
(Algemeen Rijksambtenarenreglement).
5. Procesrechtelijke verschillen vallen buiten het
bereik van dit artikel. Zie daarvoor CJ.M. Klaassen,
Schadeveroorzakend handelen in functie, Deventer:
W.E.J. Tjeenk Willink 2000.
6. HR 22 maart 1991, NJ 1991, 420.
7. Zie bijvoorbeeld HR 15 december 2000, JAR
2001/13; HR 1 juli 1993, NJ 1993, 687.
8. HR 22 januari 1999, JAR 1999/44
(Reclasseringsmedewerker)
9. T van Nieuwstadt, 'Werkgeversaansprakelijkheid
voor ongevallen « het schemergebied tussen werk en
privé: licht aan het einde van de (verkeers)tunnel ?,
ArbeidsRecht 2008, 19, p.8
10. HR 1 februari 2008, JAR 2008/57
11. Ondanks het feit dat de CRvB heeft geoordeeld dat
er twee stelsels zijn, helpt een vergoeding op basis van
het rechtspositiereglement de ambtenaar wel. Een
bestuursorgaan dat een vergoeding op basis van het
rechtspositiereglement heeft toegekend, zal zich daarna
moeilijk op het standpunt kunnen stellen dat het
causaal verband tussen de schade en de
werkzaamheden ontbreekt. Dit is in strijd met de eis
van een zorgvuldige besluitvorming van art. 3:2 Awb.
12. K. Festen-Hoff, 'Schadevergoeding in gevaarlijke,
risicovolle situaties', O&A 2008, 3, p. 169.
13. CRvB 4 juli 2002, TAR 2002, 145; CRvB 2 oktober
2003, TAR 2004, 25.
14. CRvB 16 augustus 2002, LJN AE6887.
15. Nota van toelichting, Stb. 2005, 591, p. 27 en 28.
16. CRvB 22 juni 2000, TAR 2000, 12.
17. Zie ook CRvB 22 november 2001, TAR 2002, 38 en
CRvB 12 september 2002, TAR 2003, 24.
18. Zie bijvoorbeeld art. 115 AMAR (Algemeen militair
ambtenarenreglement) en diverse gemeentelijke
reglementen.
19. K. Festen-Hoff, 'Schadevergoeding in gevaarlijke,
risicovolle situaties', O&A 2008, 3, p. 170.
20. CRvB 5 juli 2007, LJN BA9583.
21. Zie noot 8.
22. Zie onder andere CRvB 5 januari 2006, LJN
AU9654; CRvB 8 mei 2002, TAR 2002, 140; CRvB 9
december 2004, LJN AR7748; anders CRvB 19
september 2SM2/TAR 2003, 26.
23. HR 22 januari 1999, JAR 1999/44; CRvB 5 juli
2007, LJN BA9583.
24. Zie hierover uitgebreid V.G.G. Bergwerf & P. Kruit,
fArt. 7:658 BW en het belang van de arboregels',
ArbeidsRecht 2008, 43.
25. HR 4 oktober 2002, NJ 2004, 175.
26. HR 2 maart 2007, NJ 2007, 143.
27. CRvB 22 augustus 2002, TAR 2003, 20.
28. CRvB 16 juni 2005, TAR 2005, 150.
29. CRvB 22 augustus 2002, TAR 2003, 20.
30. HR 2 december 2005, JAR 2006/15; CRvB 27 april
2006, LJN AX3212. 31. CRvB 5 januari 2006, LJN
AU9654; HR 1 februari 2008, LJN BB4667.
32. CRvB 5 juli 2007, LJN BA9583; HR 22 januari 1999,
JAR 1999/44.
33. CRvB 9 december 2004, LJN AR7748.
34. Zie noot 20.
35. Ook heeft de CRvB in 2000 en 2002 normen
geïntroduceerd analoog art. 7:658 BW (CRvB 22 juni
2000, TAR 2000, 112); art. 6:170 BW (CRvB 25
oktober 2001, TAR 2002, 21).
36. Zie noot 32
4
Download