Sportmedisch Fysieke veranderingen Belastbaarheid van oudere hardlopers1 John IJzerman Steeds meer mensen beoefenen de hardloopsport op oudere leeftijd, onder meer in het kader van ‘succesvol ouder’ worden en door de positieve effecten op chronische ziekten bij het ouder worden. Voor de trainers vergt dit echter een extra opgave omdat de ouder wordende mens, hoe hard hij ook traint of oefent, geconfronteerd worden met fysieke en mentale achteruitgang. De vraag is dan ook hoe deze achteruitgang de prestaties in het hardlopen beïnvloedt en hoe daar in de praktijk rekening mee moet worden gehouden. Sportarts John IJzerman licht dit toe. Voor het hardlopen is een lichaamsbouw vereist met weinig vet, een laag skeletgewicht en een goede spierfunctie. De resultante van dit alles vormt de loopeconomie. Daarnaast is een goed hart-, long- en vaatsysteem nodig om de vereiste energievoorziening tijdens het lopen te garanderen. Over de achteruitgang van sportieve prestaties afgezet tegen het ouder worden zijn weinig longitudinale (dat wil zeggen over langer tijd gemeten) gegevens bij grote groepen atleten bekend. Meestal betreft het zogenaamde dwarsdoorsnede onderzoeken, waarbij op één moment in de tijd is gekeken naar de prestaties in de diverse leeftijdscategorieën. Generatieverschillen bijvoorbeeld kunnen deze gegevens echter verstoren. Slechts enkele onderzoeken beslaan een periode van vele jaren bij een en dezelfde onderzoeksgroep. Veranderingen hart/vaatsysteem Bij het ouder worden neemt het uithoudingsvermogen af door veranderingen in de pompfunctie van het hart en in de perifere (verder van het hart verwijderde) bloedsomloop. Zo daalt de maximale hartslag, evenals de hoeveelheid bloed die het hart per slag kan uitpompen (slagvolume). De hoeveelheid bloed die het hart per minuut uitpompt, daalt daardoor en daarmee de hoeveelheid zuurstof die per slag naar de spieren gaat. De hartslag neemt onder meer af door een geringere sturing van het zogenaamde sympathische zenuwstelsel. De hogere weerstand in de perifere vaten en de afname van de contractiekracht van de hartspier zijn debet aan de afname van het slagvolume. Naast de daling van het slagvolume van het hart, daalt ook de hoeveelheid zuurstof die de spieren per gewichtseenheid uit de bloedbaan halen om te gebruiken voor de energievoorziening. Dit alles leidt tot een daling van de maximale zuurstofopname, de belangrijkste factor voor het algemeen uithoudingsvermogen. Dit blijkt ongeveer 1% per jaar te zijn, conform de achteruitgang in duurprestaties. Deze achteruitgang is voor mannen en vrouwen ongeveer gelijk. Bij vrouwen begint echter na de overgang, rond het 50e levensjaar een versnelde achteruitgang en bij mannen treedt die na het 60e levensjaar op. Opmerkelijk is dat bij goed getrainde atleten deze achteruitgang vaak groter is dan bij niet-getrainden door een combinatie van ouder worden en aftrainen. In percentages is dat soms zo’n 1,5-1,7 % per jaar. Men moet zich ook realiseren dat de zuurstofopname per kilogram lichaamsgewicht een extra achteruitgang kan suggereren doordat oudere mensen vaak zwaarder worden. Trainen kan de achteruitgang van het uithoudingsver1 Dit artikel, eerder gepubliceerd in PRO LOOP 3/ 2009 is, licht gewijzigd, opgenomen met toestemming van de auteur. 11 mogen tegen gaan, door het op peil houden van de pompkracht van het hart, het lichaamsgewicht en de bloedvoorziening en stofwisseling in de spieren. Ouderen Training geven aan oudere atleten is niet wezenlijk anders dan training geven aan jongeren. Er moet rekening worden gehouden met een afname van de maximale hartslag en het vermogen anaëroob werk te verrichten. Er kan een afname van de loopeconomie optreden door de combinatie van verminderde spierfunctie en neuromusculaire sturing. Bij blessures en na het 60e levensjaar bij mannen zien we een snellere terugval dan de atleet vaak zelf vermoedt en dit is vaak de oorzaak van herhaalde overbelasting! ‘Er kan een afname van de loopeconomie optreden door een verminderde spierfunctie en neuromusculaire sturing.’ Veranderingen in de ademhaling De longinhoud en de elasticiteit van de long vermindert enigszins bij het ouder worden. Hierdoor is de hoeveelheid lucht die we per minuut in en uit kunnen ademen kleiner. Daarnaast worden ook de ademhalingsspieren wat minder krachtig en worden niet alle longvelden meer adequaat doorbloed. Over het algemeen heeft de achteruitgang van de longfunctie echter bij gezonden een minimale invloed op de afname van het uithoudingsvermogen. Veranderingen spierkracht en neuromusculaire sturing Spierkracht, vooral beenspierkracht, is voor de hardloper een belangrijke eigenschap. Tussen het 25e en 65e jaar is de afname van de spierkracht reeds aanzienlijk, bij mannen relatief meer dan bij vrouwen. Dit spierkrachtverlies treedt voornamelijk op door een verlies van spiermassa(omvang) en is tegen te gaan door actieve spiertraining. Echter na het 60e levensjaar gaat de spierkracht achteruit ondanks training. Dit houdt verband met de veranderingen in het hormonale milieu. Zo dalen testosteron en groeihormoon sterk na die leeftijdsfase en we weten dat deze hormonen een anabole actie uitoefenen op de spierkracht. Ook verandert de spiervezelsamenstelling ten gunste van het type I. Daarnaast worden spieren stijver, deels door stijver bindweefsel tussen de spiervezels en mogelijk ook doordat type I vezels stijver zijn dan type II spiervezels. Spierstijfheid na de training vormt wel een verhoogde kans op een spierruptuur, vooral in kuit en hamstrings, zoals helaas veel veteranen kunnen bevestigen. Ook de zenuwspiereenheid is aan veranderingen onderhevig. Zo neemt het aantal spiervezels in snelle motorunits af, vermindert de kwaliteit van de motorische eindplaat en is er een afname van de vezelrekrutering (aantal vezels dat meedoet aan de contractie). Deze afnamen zijn groter in de benen dan in de armen. Complexe bewegingen (looptechniek) worden daardoor moeizamer uitgevoerd en later gebeurt dit ook met simpele motorische taken. Bij de oudere atleet dient spierkrachttraining een accent te krijgen via fitnesstraining en heuveltraining. Het aanleren van een looptechniek is op oudere leeftijd moeilijker. Bij lopers die al langer lopen is het onderhouden van looptechnische vormen wel belangrijk. Explosiviteit dient te worden vermeden en de warming-up hoeft niet anders te zijn dan voor de jongere atleet. ‘Bij de oudere atleet dient spierkrachttraining een accent te krijgen via fitnesstraining en heuveltraining.’ Veranderingen in gewrichten en peesapparaat 12 Ook gewrichten worden bij het ouderworden minder soepel, de bewegingsuitslag, de zogenaamde ‘Range of Motion’ (ROM) neemt af. Deze afname van de beweeglijkheid is voor ieder gewricht anders en er bestaat een grote variatie tussen personen. De hoeveelheid vocht in bindweefsel en kraakbeen neemt eveneens af en afhankelijk van de omstandigheden kan dit leiden tot artrose. Dit is een natuurlijk proces en hoeft geen aanleiding te geven tot ernstige klachten of sportbeperking. Ouder worden gaat dus gepaard met een geleidelijke kwaliteitsvermindering van het gewrichtskraakbeen. Boven de leeftijd van 65 jaar zijn er bij 75% van de mensen minimale aanwijzingen op het bestaan van artrose. ‘Ouder worden gaat dus gepaard met een geleidelijke kwaliteitsvermindering van het gewrichtskraakbeen.’ Er zijn geen harde aanwijzingen dat veel hardlopen sneller leidt tot een overmatige toename van artrose. Wel kan bij reeds bestaande afwijkingen (door ongeval, knieoperatie of forse standafwijking) artrose eerder optreden. Dit wil niet altijd zeggen dat dit veel klachten geeft en vaak kan nog gewoon, zij het aangepast, worden door gesport. Ook het peesapparaat is aan verandering onderhevig bij het ouder worden. Zo gaat het langs elkaar heen glijden van bindweefselvezels minder soepel en neemt de treksterkte van pezen en ligamenten tussen 21e en het 79e jaar af met zo’n 50%. Deze combinatie van veranderde glijfunctie en verminderde treksterkte in de weefsels is mogelijk verantwoordelijk voor de toename van achillespeesklachten die bij hardlopers boven het 50e levensjaar wordt gezien. Door het tragere herstel van weefsel na een blessure, is preventie essentieel. Daarom zijn aanvullende trainingsvormen voor lenigheid, stabiliteit en coördinatie noodzakelijk. Denk aan Tai Chi, Pilates, yoga, Body Balance en dergelijke. Lichaamssamenstelling De lichaamssamenstelling wordt bepaald door erfelijke aanleg en het resultaat van energie-inname en energieverbruik. Een groot deel van onze dagelijkse energiebehoefte wordt gevormd door het basaalmetabolisme; dit is het energieverbruik van het lichaam in rust. Bij het ouderworden daalt dit basaalmetabolisme, onder andere doordat er minder spiermassa is die energie verbruikt. Bijkomend is de verminderde mogelijkheid bij het ouderworden om vet te mobiliseren uit de weefsels. Er is dus een grote kans dat oudere lopers zwaarder worden door meer vetweefsel, hetgeen een negatief effect heeft op de sportieve prestaties. Niet zelden gaan blessures gepaard met toename van lichaamsgewicht. Aandacht voor adequate voeding en vermijden van ongezonde tussendoortjes is belangrijk. Bij zware lichaamsbouw is een combinatie van sporten (lopen, fietsen, zwemmen, fitness, enz) zeer zinvol. ‘Niet zelden gaan blessures gepaard met toename van lichaamsgewicht.’ Verschil mannen vrouwen Omdat vrouwen een kleinere vetvrije massa hebben (hebben meer lichaamsvet) zijn hun uithoudingsvermogen en krachtprestaties minder dan die van mannen. Als percentage van de mannelijke kracht blijft de beenspierkracht in verhouding minder achter dan de armkracht. De maximale hartfrequentie tussen mannen en vrouwen verschilt niet veel, alleen het hartvolume is bij vrouwen ruim 20ml kleiner en daardoor hebben vrouwen bij maximale inspanning een lager hartminuutvolume. De pompprestatie van het hart blijft weinig achter bij die van de man. Alleen wordt het bereikt door een hogere hartslag en een kleiner slagvolume. Overigens zorgen de vrouwelijke hormonen (oestrogenen) dat de stofwisseling bij vrouwen een voorkeur heeft voor vetverbranding. Na de overgang is er door het wegvallen van de vrouwelijke hormonen een versneld botverlies bij alle vrouwen. Voldoende kalk in de voeding en goed opgebouwde training kan dit proces wat tegengaan. Spiertraining lijkt overigens een beter preventie voor de botten te zijn dan alleen looptraining. 13 ‘Spiertraining lijkt een beter preventie voor de botblessures dan alleen looptraining.’ Actief ouder worden Ouder worden gaat gepaard met veel veranderingen waar we ons niet altijd van bewust zijn. Die fysieke veranderingen hebben ongemerkt soms grote invloed op onze sportbeoefening. Enkele van de belangrijkste facetten zijn hier in het kort besproken. De essentie is dat ieder mens bij het ouderworden zijn eigen formule moet vinden die het gezond sporten tot op oudere leeftijd mogelijk maakt. Trainers doen er goed aan zich in de verouderingsprocessen te verdiepen, zodat zij gericht doelgroepen (een leven lang) kunnen belasten. John IJzerman is sportarts en voorzitter Medische Commissie Atletiekunie De eerste twee foto’s in dit artikel zijn gemaakt door Erik van Leeuwen, Dag van de Baanatletiek 27 maart 2010, bij de workshop ‘De master is een fitte atleet’ 14