Archeologische perioden

advertisement
De geschiedenis van het oude nabije oosten
Bijbels Handboek Hfst. 5
K.R. Veenhof
[ Pensum Wereld Oude Testament ]
Inleiding
Tijdspanne: van ca. 3000 (overgang prehistorie) tot ondergang Perzische rijk.
Gebied: van klein-Azië i/h noorden, via Iran i/h oosten en Egypte i/h zuiden. Middellandse
Zee als grens, maar deze wordt geregeld “overschreden”.
Grote invloed van gevarieerde natuurlijke omgeving op de culturele ontwikkeling en politieke
constellatie. Van nomadenvolken tot wereldsteden.
Bronnenmateriaal is lacuneus: papyri verloren gegaan  selectief dingen bewaard.
In Egypte/Mesopotamië: schrijfkunst al in 3e millennium. Anatolië en Syrië-Palestina in 2e
millennium (m.u.v. Ebla en Byblos) en Israël en andere ‘nieuwkomers’ pas in 1e millennium.
Historiografie
Geen neutrale geschiedschrijving. Doelstelling vaak politiek-ideologisch.
Parallelberichten nodig om te verifiëren. Bij ontbreken daarvan: zeer voorzichtig zijn.
Nederlagen etc. vaak niet vermeld. Uitzondering: grotere objectiviteit in Hethitische bronnen
en Babylonische Kroniek.
Excurs: overeenkomsten “objectieve” geschiedschrijving Hethieten (1600-1500-1200) en
Israël en ook in verdragsteksten (wrs geen rechtstreekse beïnvloeding, maar via Syrië-Pal.)
Geschiedenis v/h oude nabije oosten met enig recht als eenheid  geografische relatie tussen
gebieden die behoren tot de vruchtbare maansikkel: internationale contacten, confrontaties
etc. Babylonisch als voertaal (vanaf 6e eeuw: Aramees – in opmars sinds 8e eeuw)
Chronologie
Chronologisch probleem: geen doorlopende tijdsrekening vanuit vast beginpunt (vooral
vanwege wisselende jaartallen die aan Hammurabi van Babylon worden toegeschreven).
C14 e.a. methoden te onnauwkeurig en alleen goed bruikbaar voor prehistorie.
Twee wegen:
I.
normale historische bronnen: vooral epigrafische (maar ook archeologische).
Feiten relatief vastgelegd (x jaar voor/na y) aan de hand van:
a. koningslijsten
b. lijsten met jaarnamen (eponiemen)
c. annalen
d. kronieken
e. bouwinscripties
f. gegevens over ambtelijke carrières of genealogieën
g. gedateerde oorkonden, bij voorkeur uit archief
II.
astronomische gegevens en synchronismen  levert enkele absolute data op en op
basis hiervan kan van ver uiteenliggende perioden soms exact berekend worden
hoeveel tijd ertussen heeft gelegen.
Resultaat:
 1e millennium: meeste jaartallen zo goed als definitief – nog enkele problemen i/h OT
 2e millennium: onzekerheidsmarge 10-15 jaar voor 2e helft.
1

Vroegere perioden: aanzienlijk grotere marges.
Koningslijsten en lijsten met #regeringsjaren belangrijke bron van info. Maar niet altijd even
betrouwbaar. Soms verbasterde getallen en namen, soms aangepast aan het idee dat er maar
een wettige koning kon regeren. Soms namen weggelaten. Dubbeltellingen van slot- en
beginjaren. Soms zijn de lijsten beschadigd en moet men schattingen maken, uitgaande van
gemiddelde leeftijd, duur v/e generatie en hoogste in oorkonden voorkomende regeringsjaar.
Egypte (Canon van Turijn & Palermosteen)
Begin 1e dynastie: 3000 v. Chr.
Twee soorten gegevens kunnen de Egyptische chronologie een zekere absolute waarde geven.
*Observaties over het verschijnen van de nieuwe maan in een aantal opeenvolgende maanden
van het jaar.
*Er zijn notities over de verschijning van de heldere ster Sothis op de nieuwjaarsdag in het
voorjaar, na onzichtbaarheid door conjunctie met de zon.
Gegevens uit genealogieën, biografieën van ambtenaren gedateerde oorkonden helpen de
chronologie te verfijnen.
Mesopotamië
Naast diverse koningslijsten staan objectieve, administratieve lijsten van jaarnamen en
eponiemen. De Sumerische Koningslijst is voor de oudste periode weinig bruikbaar gebleken.
De koningen van deze Predynastieke Periode worden genegeerd.
De chronologie van de Akkadtijd (24e eeuw) tot het einde van de Oud-Babylonische tijd (1600
v. Chr.) is vrij goed bekend. De precieze tijd van de Oud-Babylonische tijd tot de Kassietentijd
is onbekend. Bij de discussies is veel aandacht besteed aan de Assyrische Koningslijst die loopt
van het eind van het 3e millennium tot in de 7e eeuw v. Chr. 1e helft v/h tweede millennium:
voorzichtigheid geboden, want onderzoek heeft uitgewezen dat er regeringsjaren
ontbreken/onduidelijk zijn en onzekerheid over continuïteit direct na de Oud-Assyrische
periode.
‘Hoge’, ‘Midden’ en ‘Lage’ chronologie t.a.v. Hammurabi
 Hammurabi: eeuw waarin hij regeerde vastgesteld aan de hand van reconstructie en
interpretatie van koningslijsten
 nauwkeurige jaartallen op basis van astronomische gegevens betreffende
onzichtbaarheid van Venus ten tijde van Ammisaduqa, de 1 na laatste koning v/d eerste
dynastie v Babylon. (63e tablet van serie omina Enuma Anu Enlil).
 Het eerste jaar van Ammisaduqa is: 1701 of 1645 of 1581.
 Dan moet regeringstijd voor Hammurabi zijn 1848-1806, 1792-1750 of 1728-1686
 Meesten neigen naar Middenchronologie  goed bruikbaar voor (As)syrië. Belangrijke
argumenten bij de keuze:
o discussie rondom Hethitische koningen, bekend uit offerlijsten en genealogieën:
moet hier ergens nog een generatie aangenomen worden of niet?
De stand van zaken t.a.v. de 2e helft van het 2e millennium v. Chr. is gunstiger: De Assyrische
Koningslijst vormt hier de leidraad. Het gaat hier om een schommeling van 10-15 jaar.
Het eerste millennium v. Chr.
Weinig problemen dankzij de Assyrische Koningslijst en de Assyrische Eponiemenlijst. De
chronologie is astronomisch verankerd. Vanaf de 8e eeuw v. Chr. komen ook klassieke bronnen
ter beschikking, met name de Canon van Ptolemaeus en Berossos’ Babyloniaca of Chaldaica.
Drie maansverduisteringen fixeren de Babylonische chronologie.
Eea is van belang voor Syrië-Palestina. Ondanks overvloedige chronologische notities in OT
toch veel problemen door:
2



enkele fouten (regeringsduur Pekach te lang)
vermoedelijk dubbeltelling van 1e en laatste regeringsjaren
rekenkundig onvoldoende verdisconteren van regentschappen of gezamenlijk regering
(vooral in Juda bij Amasja, Azarja en Jotam)
Exacte synchronismen met Assyrië leveren chronologisch kader en vaste punten:
853
Achab’s strijd (in een coalitie) tegen Salmanasser III, die te Qarqar wordt gestopt.
841
Jehu’s tribuut aan Salmanasser III
796 (?) Joas’ tribuut aan Adad-nirari III
738
Menahems tribuut aan Tiglatpileser
722
Verovering van Samaria door Salmanasser V
701
Beleg Jeruzalem door Sanherib
597
1e verovering van Jeruzalem door Nebukadnessar (16 maart)
538
Edict van Cyrus
De late bronstijd (16e -12e eeuw)
Algemeen:
 Imperialistische politiek, eerst Egypte, later ook anderen  politieke en militaire
actieradius vergroot.
 grote mogendheden in deze tijd (va 1500 Mitanni (noord-Mesopotamië) en later ook
de Hethieten (na liquidatie Mitanni), Babylonië en Assyrië.) komen in contact: grote
militaire conflicten, met voortaan een belangrijke rol voor door paarden getrokken
strijdwagens.
 Gevolg: intensief diplomatiek verkeer  internationale verdragen, politieke
huwelijken, uitwisseling van geschenken en (medische) specialisten en handel.
 Contacten vergemakkelijkt
o door bestuurlijke controle over grote gebieden
o het gebruik van Babylonisch als lingua franca (blijkt uit archieven van ElAmarna, Ugarit en Bogazkoy??)
o ook voor interne doeleinden wordt Babylonisch gebruikt, m.n. in Syr-Pal.
 Syrië is vaak het gebied waar de machtssferen botsen  conflicten bepaalden lot v/d
kleine Syrische staten  vazal van A of B.
 Assyrië: rentree in 14e eeuw op het politieke forum.
 In 13e eeuw een soort status quo, maar deze wordt verstoord door:
o al snel: infiltratie Arabische stammen in Syrië en noord-Mesopotamië
o een eeuw later: zeevolken
 In deze periode valt ook de uittocht uit Egypte (1446 of 1250 of ...!!!)
 Alleen de Fenicische stadstaatjes Tyrus, Sidon en Byblos blijven over (exit Ugarit)
alsmede enkele Neo-Hethitische stadsstaatjes.
De Amarnatijd in de 14e eeuw (Egypte): 1355-1335
Internationale correspondenties Farao’s, ontdekt in de residentie van Echnaton (het huidige
El-Amarna), in 1887 (grotendeels), bestaande uit 380 spijkerschriftteksten.
 voornamelijk brieven. Samen met teksten uit Hattusa en archieven uit Ugarit geven ze
inzicht in complexe politieke verhouding
 taalkundig ook interessant: in Babylonisch, maar vazallen uit Kanaän doorspekken dit
met glossen en hybride grammaticale vormen  inzicht in tale Kanaäns voor intocht.
Echnaton en het einde v/d 18e dynastie (1350-1300)
Amenhotep IV (regeert ca 1353-37) – verandert zijn naam in Achenaten/Echnaton. Boog
traditionele verering v/d zonnegod Amon-Re of Re-Harachte en stelt de zonneschijf Aten met
3
zijn licht centraal. Bouwde een tempel hiervoor te Karnak en stichtte in zijn 6e jaar een geheel
nieuwe residentie: Achenaten.
Reden van zijn “vernieuwingen” onbekend. Mogelijke motieven:
 religieus: drang tot verering van één schepper van het al
 politiek: de Amoncultus was geseculariseerd en kon het koningschap overschaduwen.
In afbeelden: koning+vrouw (Nefertiti) en dochter in stralenkrans v Aten en aanbidden hem.
Elders: op één lijn met Aten als voorwerp van verering en aanbidding. Sommigen:
grensoverschrijding fataal. Na zijn dood: teruggedraaid.
Apiru en Sjosu
 De Apiru komen gedurende het hele 2e millennium voor in het gehele nabije oosten.
 In de belangstelling omdat men ze wilde identificeren met de Hebreeën “ibrim” uit het
OT:
o fonetische overeenkomst tussen apiru en ibrim
o blijkens de Amarnateksten spelen de Apiru een belangrijke rol in Palestina in
de 14e eeuw, hetgeen men wilde combineren met de intocht v/d Israëlitische
stammen.
 Term lijkt een soort terminus technicus voor “outlaws” of “ontheemden”.
 Waarschijnlijk geen volks- of stamnaam.
 Ontstaan door desintegratie v sedentaire en nomadische samenlevingen. vestigen zich
aan de rand of elders en vormen roverscommando’s en dienen als huursoldaten (o.a.
bij de vorst van Damascus in de Amarnatijd).
 In het gefragmenteerde Syro-Palestijnse gebied kunnen ze een machtsfactor worden.
Soms komt het tot strijd en soms komt het tot verdragen.
Tegen identificatie Apiru-Israëlieten: in Egypte waren geen Apiru, die werden juist
“geïmporteerd” als slaven.
Als er wel een verband bestaat: 2 mogelijkheden:
I.
Albrigt: oorsprong in middenbronstijd, omdat in Gen Abraham als ibri wordt
aangeduid. Hij vertegenwoordigt een uit zijn stamverband losgeraakt clan, die in
Kanaän niet inheems is. Zijn nakomelingen zijn als vanzelf ook ibrim. In deze lijn
wordt veel betekenis gehecht aan A.’s militair optreden – gen 14 – vergelijkbaar
met Apiru als rovercommando/huursoldaten
II.
Uitgangspunt in 14e-13e eeuw. Gegevens uit Amarna tijd van belang. In deze
teksten gaat het niet om een binnendringend, vreemd bevolkingselement, maar
deel van inheemse bevolking. Dus Israëlieten opererend vanuit Egypte als Apiru
kan dan niet.  niet alle stammen zijn in Egypte. Intocht is in feite een proces
waarbij stammen zich weer verenigen.
Meer opties opgesomd. Maar lastig te kiezen: te weinig bekend.
De Sjosu verschijnen vooral in de Egyptische bronnen uit de 15e-12e eeuw als een
bevolkingselement in Syrië-Palestina. Net als de Apiru waarschijnlijk ook een sociale
benaming. Moeilijk los te maken van Sutu, de naam voor belangrijk nomadisch element langs
de gehele midden-Eufraat. Er zijn teksten die Apiru en Sutu (Egypte: Sosu – te Seïr) in één
adem noemen – kennelijk van dezelfde orde. Ook mogelijk dat de Egyptenaren de Israëlieten
onder het begrip Sosu lieten vallen toen ze te Kades-Barnea verbleven (ze lijken op
Kenieten).
Bij pogingen tot identificatie: ook Kenieten en Amalekieten niet vergeten!
Ugarit in de 14e-13e eeuw
 goed bekend door uitgebreide opgravingen en daarbij gevonden archieven
 gesch en cultuur in enige mate model voor Syr-Pal. stad- en vazalstaat
4

belangrijke religieuze en vooral mythische teksten: van groot belang voor religieuze
en literaire achtergrond bij bestudering v/h OT (al lag U ten noorden v Kanaän en kan
de taal ook niet zonder meer gelijk gesteld worden)
 voor 1350 nauwelijks iets bekend, wrs door aardbeving en paleisbrand
 aanvankelijk Egyptische vazal, maar kiest kant v Hethieten tegen Egypte.
 vaart wel bij “eeuwige unie” tussen Egypte en Heth. in 1259.
 Einde gesch Ugarit onder Ammurapi. Van zijn tijd meer bekend dankzij vondst 71
teksten in bakoven – tijdens plotselinge verwoesten. Teksten geven inzicht in
catastrofe kort na 1200 waarin U. en Heth. rijk ten onder gingen: de zeevolken.
Over de tijd zelf:
 handelsstad met relaties in alle richtingen. Na overgang naar Heth. kamp nog steeds
handelsrelaties met Egypte.
 naast Semieten een belangrijke hoerritische component
 Egeïsch-Myceense handelskolonie.
 leger&vloot, die soms door de Heth. werd gebruikt.
 Deelname aan oorlog tegen Assyrië (na 1240) kon met goud worden afgekocht
 handel speelt belangrijke rol in teksten
 vazalverdragen met Hethieten.
 koning v U had sterke greep op samenleving. Heffingen, dienstplicht. Pachten.
Toewijzen en onteigenen van land. Hoogste rechter (in myth: voor de poort)
 Geen vergoddelijking v/d koning, maar wel sacrale trekken. In de praktijk wel als
“zon(negod)” (?).
Voor-Azië en Egypte van de 12e – 9e eeuw
Zeevolken en Filistijnen
 een paar namen: Lukka, Sjerden, Pelesjet, Tjeker, Wesjes, Sjekeles, Tursa. Denyen.
 rond 1200 belangrijkste gebeuren in oostelijke Middellandse Zee: optreden v/d
zeevolken. benaming: op Egyptische inscripties met het woord “zee” aangeduid, maar
ze kwamen ook over land ten tijde van confrontatie met Ramses III.
 Grootste confrontatie rond 1185 (ten tijde van Ramses III): slaat massale aanvallen af
van diverse zeevolken
 Volken niet helemaal nieuw, sommige vinden we al eerder vermeld (in
Amarnabrieven, Ugaritische en Hethitische teksten).
 Soms vechten ze mee aan Egyptische of Hethitische zijde.
 Uit het Noorden en dan soms over land verder. Mogelijk tijdelijke bases op Cyprus en
Kreta. OT noemt Kefor=Kreta als herkomst v/d Filistijnen
 Op Cyprus archeologisch bewijs gevonden. In aardewerk duidelijk Egeïsche invloed +
Syro-Palestina.
 Reliëfs: soldaten met Filistijnse haardracht vechten met Egypte mee tegen Nubiërs.
Mogelijk gevangen genomen en als militairen door Farao in dienst genomen.
 Na instorten Eg. rijk: zelfstandig.
 Filistijnen en Tjeker (bij Dor) geconcentreerd in voormalige Egeïsche steunpunten:
Gaza, Askelon, Asdod en – later ook Gat en Ekron.
 Filistijnen passen zich snel aan in Kanaän: namen Semitisch en hoofdgod Dagan is
oude West-Semitische god. Taal onbekend.
 Strategisch gevestigd in kustvlakte en vlakte v Jizreël: zo beheersten ze de belangrijke
handelsroute via maris – en ook met hun zee-ervaring havenplaatsen (G,A,A),
mogelijk ten nadele v/d Feniciërs.
 Ook na David/Salomo nog belangrijke rol: in 8e-6e eeuw spelen ze een belangrijke rol
in de relaties tussen Assyrië en Palestina en in het verzet tegen Sargon II, Sanherib en
Nebukadnessar.
5
Arameeërs en Chaldeeën
 Vanaf 11e eeuw: Arameeërs niet weg te denken uit Ass. gesch. Vanaf begin 10e eeuw
consolidatie en min of meer set van staatjes met vast gebied.
 vanaf 900 toenemende strijd tegen Arameeërs, eindigend met Tiglatpileser III’s
verovering van Damascus (732).
 politiek-militaire rol is uitgespeeld, maar culturele betekenis v Aram groeit! Infiltratie
v Arameeërs in Assyrië (o.a. door deportatie). M.n. opgang v/d Aramese taal  vanaf
7e eeuw verdringt het inheems Assyrisch.
 herkomst onbekend. Voor 1100 lezen we vrijwel niets over ze.
 Chaldeeën: niet precies bekend. Versmelting met andere culturen in Babylon.
Fenicië en Israël van 1100-900
 Feniciërs hebben onder zeevolken geleden, maar herstellen zich snel: rond 1100
floreren Byblon, Tyrus en Sidon weer. (Tiglatpileser I ontving tribuut v T en S)
 Concurrent kwijt in Ugarit, maar nieuwe in Askelon, Gaza en Dor.
 Hernieuwde bloei rond 1000. Mogelijk als gevolg van afgenomen macht v/d
Filistijnen a.g.v. optreden David/Salomo. Verbond tussen Hiram en Dav./Sal. sterk
commercieel en anti-Filistijns? (Mazar) NB: Salomo huwde #Sidonische prinsessen.
 Tyrische annalen (verder niet bewaard) impuls voor geschiedschrijving v Isr.?
 Grote bloei van Tyrus. Goede relaties Tyrus en Isr. door huwelijk v/d koningsdochter
Izebel met Achab ca 875 bezegeld.
VII: Voor-Azië en Egypte ten tijde van het Nieuw-Assyrische Rijk; 9e-7e eeuw v. Chr.
Het bronnenmateriaal en de Assyrische politiek:
Assur wordt in de 7e eeuw een wereldrijk: Nieuw-Assyrische Rijk. Door het veelsoortige
bronnenmateriaal kunnen we de ontwikkelingen vrij goed volgen:
*Annalen: ceremoniële inscripties, vooral op steenplaten aangebracht, die het standaardverslag
van de grote daden van de koning bevatten.
*Niet-annalistische inscripties (m.n. de "summary-inscriptions") met een totaaloverzicht van
overwonnen steden en vorsten.
*Bouwinscripties, m.n. de Assyrische prisma's die aangebracht werden op fundamenten van
tempels. Het bevat vaak militaire prestaties van de koning.
*Oorkonden, brieven, lijsten; zij geven inzicht in de Assyrische inlichtingendienst, het
bodenverkeer, provinciale administratie, belasting, etc.
*Godenbrieven: uitvoerige verslagen over de jaarlijkse veldtocht, uitgebracht aan de God Assur
en zijn stad.
*Eponiemenkroniek: Gedateerd overzicht van de voornaamste veldtochten.
*Andere kronieken (Synchronistische Kroniek, Esarhaddon-Kroniek, Babylonische Kroniek.
Beeldmateriaal:
*Frescoversieringen uit paleizen. (vooral in het paleis en de tempel van de stad Imgur-Enlil)
*Gescultuurde stenen monumenten.
*Reliëfplaten, stierkolossen en andere monumenten.
Door onvoorzichtig en onverstandig omgaan met de reliëfs is er veel verloren gegaan. Maar uit
dit materiaal krijgen we inzicht in Assurs militaire, politiek en economische doelstellingen en
strategie. Zo zien we de ontwikkeling van de strijdwagen en de kunst van het "stededwingen".
Verslagen of bang gemaakte vorsten onderwierpen zich met geschenken, waarna ze de
vazalstatus kregen en tribuut moesten betalen. Zo werd Assurs territorium steeds meer vergroot.
Het reikte in de 9e eeuw v. Chr. al tot de Eufraat (Salmanassar III). Verdere verovering vindt
plaats onder Tiglatpileser III vanaf 745 v. Chr. Hij breekt met het vazallensysteem en maakt
6
overwonnen gebied tot Assyrische provincies onder Assyrische gouverneurs. Tyrus, Sidon,
Juda en Filistea werden "met rust gelaten", omdat deze kustplaatsen voor Assur erg belangrijk
waren, en zo wat vrijheid mochten behouden. Assurs expansie had een economisch aspect:
Behalen van buit en innen van tribuut stond centraal. Alle veroverde goederen en materialen
dienden ter versterking van Assurs beperkte economische potentieel. En met de vele
gedeporteerde overwonnenen kwam er ook veel cultuurelementen van andere volken binnen.
Met name valt een toenemende "Arameïsering" te constateren: vanaf de 8e eeuw toenemend
gebruik van de Aramese taal, dat later zelfs een internationale voertaal wordt, nog later in het
hele Nabije Oosten gebruikt zou worden (lingua franca). Om het doel te bereiken schuwde men
ook geen wreedheden (ook te zien op reliëfs). Zo ontstond in die tijd ook het verlangen naar een
komend vrederijk.
Hoewel koningen "in dienst stonden" van hun goden, hebben ze amper religieus imperialisme
bedreven. Wel ontmoet men een theologische visie op en een rechtvaardiging van Assyrisch
optreden. De eigen goden zouden hun stad en volk hebben opgegeven en overgegeven in Assurs
macht.
Van Tiglatpileser III tot Sargon II (745-705 v. Chr.):
Tiglatpileser III zorgde voor belangrijke politieke veranderingen in Voor-Azië. Hij herstelde
Assurs macht en de invloed in Babylonië, Zuid-Anatolië en in grote delen van Syrië-Palestina.
Hij schafte het vazalsysteem af en lijfde de overwonnen gebieden in als provincies.
Tiglatpileser veroverde zeer veel gebieden en werd overal gevreesd. In het westen kwam echter
verzet op: Aram, die steun had gekregen van koning Pekach van Israël en van Edom,
probeerden Achaz van Juda te dwingen tot samenwerking, maar Juda riep (ondanks
waarschuwingen van Jesaja) de hulp in van Assyrië. De gevolgen: In 734 onderneemt
Tiglatpileser III een veldtocht tot aan Gaza toe en op de terugtocht is Israël het slachtoffer: veel
gebied gaat verloren en velen worden gedeporteerd. Pekach wordt het slachtoffer van een
staatsgreep die de pro-Assyrische Hosea op de troon brengt. 2 jaar later verwoest Assur
Damascus en iedereen erkent de macht van Assur. Tiglatpileser III werd opgevolgd door
Salmanassar V waar weinig van bekend is. Zijn opvolger was Sargon II. Met hem begint de
zgn. Sargonidentijd, Assyriërs grootste bloeiperiode.
Het plotselinge vertrek van het Assyrische leger bij de troonswisseling in 722 had in het westen
het verzet doen oplaaien en de verovering van Samaria onvoltooid gelaten. Dan komt in 720
Sargon in Syrië. Als wraak neemt hij Samaria in, deporteert duizenden mensen en lijft het
gebied als provincie in.
Met steun van Egypte steekt vermoedelijk reeds in 714 het verzet in Palestina weer de kop op.
Kern ervan is Asdod. Met steun van Adom, Moab, Cyprus wordt Assurs positie bedreigd. In
712 komt de reactie: Sargon stuurt zijn generaal naar het zuiden; veel steden worden veroverd
en het verzet is de kop ingedrukt. Opvolger van Sargon II is Sanherib.
Assyrië, Babylonië en de Levant van Sanherib tot de ondergang van het Ass. rijk (705-610)
Toen Juda verslagen was heeft wellicht Hizkia van Juda, één van de leiders van de opstand,
onder erkenning van zijn "zonde" (het breken van de aan Sargon II afgelegde loyaliteitseed)
zich onderworpen met geschenken en tribuut. Wanneer Jeruzalem en Lachis belegerd worden,
verschijnt een Egyptisch hulpleger onder prins Taharqa, dat de Assyriërs dwingt het beleg van
Jeruzalem en Lachis te onderbreken. De Egyptenaren worden echter verslagen. Hizkia wordt
vervolgens in zijn hoofdstad opgesloten. Jeruzalem blijft echter gespaard en Sanherib moet zich
met grote verliezen (een ziekte waart door Gods ingrijpen door het legerkamp) terugtrekken.
Het verzet in Syrië-Palestina is hiermee voorgoed gebroken.
Sanherib werd in 681 door zijn zoon vermoord. Na enkele maanden van burgeroorlog volgt
Esarhaddon hem op. Deze wordt weer opgevolgd door Assurbanipal. Hij ontmoet
moeilijkheden in Babylon en in Tyrus, waaraan Manasse van Juda zou hebben meegedaan.
7
Assurbanipal heeft grote bekendheid gekregen door zijn culturele prestaties. Na zijn dood
ontbrandt er een burgeroorlog om de macht. Feiten over deze tijd zijn onbekend. Wel bekend is
dat Nabopolassar in 626 koning van Babylon werd, en dat Sinsarriskun als enige koning van
Assyrië overbleef wat zorgde tussen gevechten tussen deze twee. Met behulp van de Meden
weten de Babyloniërs Assur uiteindelijk te verslaan. Assur verdwijnt uit de geschiedenis. Een
groot imperium verdwijnt, dat vooral de laatste eeuw veel onzekerheden kende, vooral op
religieus gebied.
VIII: Het Nieuw-Babylonische Rijk en zijn tijdgenoten (626-539):
Nabopolassar sterft als de rivaal Egypte juist beslissend is teruggeslagen. Verder is er weinig
van hem bekend: Dit is een gevolg van een voor de gehele dynastie geldende omstandigheid:
Babylonische koningen schreven blijkbaar geen officiële analen en hebben evenmin de behoefte
gevoeld om in hun talrijke en uitvoerige bouwinscripties historische en politieke informatie op
te nemen. Ook maakten zij weinig reliëfs of schreven ze documenten, zodat we afhankelijk zijn
van een beperkt aantal bronnen.
Rond 610, tijdens Assurs doodstrijd, is Egypte in Syrië actief. In 609 haast de nieuwe Faro,
Necho II zich naar het noorden om Assur in de strijd om Harran te steunen en vooral om zich
als erfgenaam van Assurs westelijk imperium te presenteren. Josia van Juda poogt hem tegen te
houden. Hij wordt echter bij Megiddo verslagen en sterft.
Hevige gevechten ontbranden tussen 608 en 605 aan de Eufraat, maar in 605 verslaat
Nebukadnessar de Egyptenaren definitief. In dat jaar sterft Nabopolassar en zijn zoon
Nebukadnessar volgt hem op. Hij versterkt zijn greep op Syrië-Palestina. Juda, waar Necho II in
609 Joahaz vervangen heeft door de pro-Egyptische Eljakim-Jojakim, wordt in 604 een
Babylonische vazalstaat. Bij de Egyptische grens lijdt Nebukadnessar echter een nederlaag en
heeft meer dan een jaar nodig om zich te herstellen. In die tijd moet Juda in opstand zijn
gekomen. In 598 trekt Nebukadnessar op tegen Jeruzalem en Jojakim gaat in ballingschap naar
Babylonië. Sedekia komt als Babylonisch vazal op de troon.
De Egyptische farao Hofra onderneemt in 588 een expeditie naar Tyrus en Sidon. Vanuit het
zuiden penetreert hij ook over land. Dit heeft Sedekia van Juda er blijkbaar toe bewogen in het
kader van druk diplomatiek overleg in opstand te komen. In 588 slaat Nebukadnessar dan het
beleg voor Jeruzalem. In 586 valt de stad en wordt verwoest. Duizenden Joden worden
gedeporteerd.
In 562 werd Nebukadnessar opgevolgd door Awil-Marduk en vervolgens door Neriglissar.
Uiteindelijk verslaat Cyrus in 539 de Babylonische troepen bij opis aan de Tigris en verovert
Babylon.
8
Archeologische perioden
3300-2000
Vroege bronstijd
2000-1550
Midden bronstijd
1550-1200
Late bronstijd
1200-1150
1150-1000
IJzertijd I-A
IJzertijd I-B
1000-925
925-720
720-586
IJzertijd II-A
IJzertijd II-B
IJzertijd IIC
Enkele jaartallen m.b.t. Israël (uit teksten)
1446 of 1250 Uittocht uit Egypte
1400-1200
Ugarit
1210 vv
Zeevolken
1000-930
Koninkrijk is bij elkaar
930-586
Zuidelijk en Noordelijk koninkrijk
853
850
840
841
796 (?)
738
734
734
722
701
Achab’s strijd (deel coalitie) tegen Salmanasser III, die te Qarqar wordt gestopt.
Mesha inscriptie
Tel Dan inscriptie
Jehu’s tribuut aan Salmanasser III
Joas’ tribuut aan Adad-nirari III
Menahems tribuut aan Tiglatpileser
Coalitie van Syrië/Israël tegen de Assyriërs. Juda samen met Ass.
Achas betaalt tribuut aan Tiglas-Pileser
Verovering van Samaria door Salmanasser V
Beleg Jeruzalem door Sanherib
609
Necho verslaat Josia bij Megiddo. Jehoiakim Egyptische vazalkoning
604
597
586
538
Invasie Babylonië (Nebukadnessar) in Syrië-Palestina
1e verovering van Jeruzalem door Nebukadnessar (16 maart)
Verwoesting Jeruzalem, incl. tempel door Nebukadnessar. Ballingschap
Edict van Cyrus
334.332
Alexander de Grote verslaat de Perzen en verovert Egypte
312-64
Seleuciden
9
Download