9.1 Organisaties

advertisement
Hoofdstuk 9
§9.1 Organisaties:
*Rechtsvorm = de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie.
*Natuurlijk persoon = een mens die deelneemt aan het rechtsverkeer en daarbij rechten en
verplichtingen heeft.
*Rechtspersoon = een organisatie die net als een natuurlijk persoon zelf rechten en
verplichtingen heeft; ze kan eigen bezittingen en schulden hebben.
Verschillende rechtsvormen:






Eenmanszaak
Vennootschap onder firma (VOF)
Besloten vennootschap (BV)
Naamloze vennootschap (NV)
Vereniging
Stichting
*Rechtspersoonlijkheid = de organisatie is verantwoordelijk voor de schulden en de persoon
zelf is niet aansprakelijk.
§9.2 Eenmanszaak:
*Eenmanszaak = een ondernemingsvorm die geen rechtspersoonlijkheid bezit. Er is één
eigenaar, die de leiding heeft, het eigen vermogen heeft ingebracht en verantwoordelijk is
voor de schulden van de eenmanszaak.
*Handelsregister = soort ‘burgerlijke stand’ maar dan voor bedrijven
De eigenaar levert een bepaald vermogen (= het eigen vermogen van de eenmanszaak). De
rest van het benodigde vermogen wordt vaak bij familie of bank geleend.
De eigenaar is aansprakelijk voor alle schulden, zowel op zijn zaakvermogen als
privévermogen.
*Zaakvermogen = al het geld en goederen van de zaak.
*Privévermogen = bv. woonhuis, auto, spaargeld, etc.
*Faillissement = als de ondernemer niet meer in staat is de schulden te betalen (wordt door
een rechtbank uitgesproken).
*Surseance van betaling = dat de ondernemer een bepaalde periode uitstel van betaling
krijgt.
§9.3 Vennootschap onder firma (VOF):
*Vennootschap onder firma = een organisatie waarin twee of meer personen zijn
overeengekomen onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf uit te oefenen.
Er is geen rechtspersoonlijkheid. De firmanten zijn hoofdelijk aansprakelijk.
Voordelen van VOF tegenover eenmanszaak:



Specialisatie (er is specialisatie mogelijk. De ene firmant is goed in het een en de
ander in het andere deel).
Financiering (er zijn meer eigenaren dus er kan meer eigen vermogen ingebracht
worden).
Continuïteit (het voortbestaan is niet afhankelijk van één persoon).
Meer eigenaren betekent meer overleg. Beslissingen nemen is lastiger en er kunnen
conflicten ontstaan.
Een VOF wordt door middel van een notariële akte opgericht.
*Notariële akte = hierin worden de vermogensinbreng, bevoegdheden en winstverdeling
geregeld.
Als er geen afspraken over de winstverdeling gemaakt zijn, staat dit wettelijk geregeld. De
winst wordt verdeeld naar evenredigheid van het ingebrachte vermogen. Degene die niks
ingebracht heeft krijgt hetzelfde als degene die het minste heeft ingebracht.
De benaming van VOF gaat verdwijnen. Dit wordt: openbare vennootschap. Je kunt dan
kiezen of je wel of geen rechtspersoonlijkheid hebt.
*OVR = openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid.
*OV = openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid.
§9.4 Besloten vennootschap en naamloze vennootschap (BV/NV):
*Aandeel = een deel van het eigen vermogen van de bv of nv.
*Aandeelhouder = eigenaar van een aandeel.
Aandelen van een bv staan op naam. Deze mogen dus ook niet zonder toestemming van de
bv aan andere verkocht/geschonken worden. Aan andere aandeelhouders ervan wel.
Bv is meest gekozen rechtsvorm in Nederland. Bv’s  meestal kleine ondernemingen.
Aandelen onder kleine groep mensen en directeur is ook aandeelhouder.
*Aandeel aan toonder = een aandeel zonder naam. Het mag ook vrij verhandeld worden. Dit
zijn aandelen van nv’s. Nv  meestal groot bedrijf. Hun vermogensbehoefte kan namelijk
meestal niet door één of enkele eigenaren worden verkregen.
Omdat aandelen van nv’s door iedereen gekocht kunnen worden, zouden ze overgenomen
kunnen worden door de concurrentie. Dit wordt voorkomen door certificaten van aandelen.
Dit zijn aandelen zonder stemrecht in de aandeelhoudersvergadering.
Aandeelhouders  eigenaren van bv/nv. Zij kunnen invloed op de vennootschap hebben via
de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA).
AVA  moet minstens één keer per jaar zijn. Dit is ook de hoogste orgaan in de
vennootschap.
In de vergadering kan het volgende gedaan worden:




Directie benoemen.
Statuten wijzigen.
Besluiten om nieuwe aandelen uit te geven.
De winstverdeling en de jaarrekening vaststellen.
*Directie = (ook wel Raad van Bestuur). Deze heeft dagelijks de leiding van de bv/nv.
Directie houdt zich bezig met: voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van het
ondernemingsbeleid. Voor beslissingen is vaak toestemming van AVA of Raad van
Commissarissen nodig.
*Raad van Commissarissen (RvC): deze wordt benoemd door de AVA.
Houd zich bezig met:


Toezicht op de werkzaamheden van de directie;
Geeft de directie advies.
Een nv/bv hebben een beperkt risico. Het is namelijk een rechtspersoon. De aandeelhouders
en directie kunnen dus niet privé aansprakelijk gesteld worden. Het ingebrachte verhogen
kan wel verloren gaan bij een faillissement. Ook is de continuïteit gewaarborgd. Als er een
aandeelhouder of directeur wegvalt, blijft de vennootschap bestaan.
Oprichting van bv/nv  moeten aan wettelijke eisen voldoen  moet via notariële akte die
ingeschreven wordt bij de Kamer van Koophandel.
In de akte staan de statuten. Dit is het belangrijkste stuk bij de oprichting.
In de statuten moeten worden vastgelegd:





De naam van de vennootschap.
De gemeente van vestiging.
Het doel.
Een regeling voor de benoeming van het bestuur.
Tot welk bedrag er aandelen kunnen worden uitgegeven.
De minister van Justitie moet verder verklaring van geen bezwaar afgeven. Deze wordt
alleen afgewezen als men denkt dat de onderneming ongeoorloofde zaken gaat doen.
Bij een bv moet er ook €18.000,- gestort worden, bij een nv is het minimum bedrag
€45.000,Als er niet aan al deze eisen worden voldaan, zijn de bestuurders persoonlijk
verantwoordelijk!
Eenmaal per jaar moet een bv/nv hun financiële situatie openbaar maken. Dit doen ze door
de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel af te geven.
*Jaarrekening = bevat de belangrijkste financiële stukken van een vennootschap: de balans,
de winst-en-verliesrekening en de toelichting op beide stukken.
Voorschriften publicaties: grote nv’s/bv’s moeten meer financiële gegevens openbaar
maken.
De jaarrekening moet gecontroleerd worden door een registeraccountant. Deze kijkt of het
aan wettelijke voorwaarden voldoet.
Bovendien moeten nv’s en bv’s over hun winst vennootschapsbelasting betalen.
§9.5 Vereniging:
*Vereniging = een samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen die een bepaald doel
willen verwezenlijken.
Het doel mag niet in strijd zijn met de wet. Het mag geen winst nastreven, maar mag dus wel
winst maken. De winst mag niet onder leden worden verdeeld, maar moet goed gebruikt
worden voor het gemeenschappelijke doel.
Een Vereniging moet minstens uit twee personen bestaan. Anders is er geen samenwerking.
Er zijn twee verschillende soorten verenigingen:
1. Formele vereniging: dit is een vereniging met een notariële akte. Hierin moeten ook
statuten staan met daarin de naam van de vereniging en het doel. Verder staan er
ook de belangrijkste afspraken in vast. De notariële akte moet ingeschreven worden
bij de Kamer van Koophandel. Hierdoor is de vereniging een rechtspersoon en zijn de
bestuursleden dus niet privéaansprakelijk voor de schulden.
2. Informele vereniging: deze hebben beperkte rechtsbevoegdheid. Er zijn hiervoor
amper wetten en de oprichting gebeurd ‘mondeling/door een onderhandse akte’.
Hierin lopen de bestuursleden wel risico. Ze zijn namelijk aansprakelijk voor
schulden.
Bij verenigingen is de algemene ledenvergadering de hoogste macht. Ieder lid kan hierin zijn
stem uitbrengen. Bij grote verenigingen (zoals ANWB) kiezen leden dan afgevaardigden die
samen de algemene ledenvergadering vormen.
In de ledenvergadering worden de bestuursleden benoemd. Dit zijn minstens drie personen:
1. Een voorzitter;
2. Een secretaris;
3. Een penningmeester.
Het bestuur heeft ook eenmaal per jaar een jaarverslag. Dit is voor goedkeuring van de
leden. In het verslag staan verenigingsactiviteiten, maar ook de inkomsten en uitgaven.
De penningsmeester let in een vereniging op de uitgaven.
Als een vereniging betalingsproblemen krijgt, kan deze in het uiterste geval failliet worden
verklaard. Verder kan een vereniging ook opgeheven worden als er geen leden meer zijn of
als het haar doelstelling bereikt heeft.
§9.6 Stichting:
Doel stichting streven naar bepaalde idealen
Stichting=rechtspersoon zonder leden die met behulp van een vermogen een bepaald doel
wil bereiken
Stichtingen meestal voor liefdadigheidsdoelen, maar tegenwoordig ook op terrein van
maatschappelijk welzijn.
Stichting mag niet naar winst streven of uitkeringen doen aan de oprichters of bestuurders.
Stichting kan je uitsluiten oprichten bij notariële akte. Hierin worden statuten van de
stichting opgenomen (hierin staat: naam stichting, gemeente van vestiging, doel, wijze van
benoeming en ontslag van bestuurders en regeling wat er eventueel resterend vermogen
moet gebeuren)
Stichting moet zich registreren bij de Kamer van Koophandel.
Stichting kent wel een bestuur maar geen leden. Bestuur houdt zich bezig met het realiseren
van de doelstelling en vertegenwoordigt naar buiten toe de stichting.
Bestuur benoemt soms directie die zich bezighoudt met de dagelijkse gang van zaken.
Stichting is een rechtspersoon met rechten en plichten, dus de bestuurders zijn alleen bij
wanbedrag persoonlijk aansprakelijk.
Stichting is een democratische organisatie. Bestuur hoef geen rekening en verantwoording
aan anderen af te leggen. Er is geen controlerend orgaan. Als bestuurders wegvallen,
benoemt het bestuur zelf zijn opvolgers (coöptatie).
Stichting is afhankelijk van geldbronnen als donaties, subsidies en leningen.
Bestuur kan besluiten stichting op te heffen als de doelstelling is bereikt of er onvoldoende
vermogen is. Stichting kan ook failliet gaan.
§9.7 Financiering van niet-commerciële organisaties:
Belangrijkste vormen van financiering voor niet commerciële organisaties:
 Budgetfinanciering: komt voor bij overheidsinstellingen. Overheidsinstellingen
maken elk jaar begroting, berust op gemaakte afspraken. Instellingen ontvangen
bedragen van de overheid.
Instellingen geeft plannen en kosten door aan overheid en krijgt in gunstige geval
toestemming om plannen uit te voeren. Meestal wijzigt de overheid sommige
dingen. Vervolgens mag de organisatie plannen uitvoeren binnen het daarvoor
aangegeven budget.



Lumpsumfinanciering: vooral in onderwijs. School ontvangt elk jaar som geld van
overheid afhankelijk van het aantal leerlingen. In de besteding heeft de school een
redelijk grote vrijheid. Grotere scholen hebben financieel meer mogelijkheden dan
kleinere scholen, daarom zijn er vaak fusies met andere scholen.
Subsidies: er zijn regels waar een organisatie zich aan moet aan houden om in
rekening te komen voor een subsidie. Organisatie moet voor een deel zelf ook nog
zelf zorgen voor de inkomsten. Alle sportbonden in Nederland ontvangen subsidies.
Leningen, contributies en giften: niet commerciële organisaties sluiten in een groot
aantal situaties leningen af, bijvoorbeeld als ze besluiten te verbouwen zonder dat ze
al subsidies hebben gekregen. De kans is dan aanwezig dat de subsidie geheel of
gedeeltelijk niet wordt toegekend. Voor de kredietverstrekker is het risico van
leningen erg groot. Als laatste bestaat een belangrijke inkomstenbron voor een nietcommerciële organisatie uit contributies en giften.
Download